ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHDHA:2017:1555

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:GHDHA:2017:826

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:GHDHA:2014:1430

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHARL:2017:1064

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Uitspraak van 26 maart 2014 [X] te [Z], belanghebbende, de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond,

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:GHDHA:2016:1495

ECLI:NL:GHDHA:2016:30

ECLI:NL:GHDHA:2019:80

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477


de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 juni 2017, nr. SGR 16/2060.

ECLI:NL:GHARL:2015:3296

Gerechtshof Den Haag BK-15_ Belastingrecht. Hoger beroep. Rechtspraak.nl FutD

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

NTFR 2010/203 met annotatie van Castelijn FutD V-N 2009/65.1.1

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO5161

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2015:10274, Bekrachtiging/bevestiging

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4%

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:GHARL:2015:20

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:GHDHA:2017:1125

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

ECLI:NL:GHDHA:2015:387

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:GHARL:2013:8747

Negatieve uitgaven voor inkomensvoorziening bij overdracht lijfrenteverplichting aan niet toegelaten aanbieder ECLI:NL:GHDHA:2016:4037

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHAMS:2017:2886 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00546

ECLI:NL:GHSGR:2004:AP1225

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

ECLI:NL:GHARN:2005:AT7887

ECLI:NL:GHDHA:2013:3122

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:GHARN:2011:BP8393

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI1981 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/00054

ECLI:NL:RBNHO:2017:1493

ECLI:NL:GHARL:2016:1535

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:GHARN:2006:AW2040

ECLI:NL:GHDHA:2018:1190

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2016:8053, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2353

ECLI:NL:GHARL:2015:708

/ Belastingrecht. Hoger beroep

ECLI:NL:GHARL:2015:814

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ5928

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725


ECLI:NL:RBLEE:2007:BC2679

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:GHARL:2015:536

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

ECLI:NL:GHDHA:2014:3508

ECLI:NL:GHLEE:2012:BV0713 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 april 2016, nummer Awb 15/2747, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

Transcriptie:

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 29-03-2017 Datum publicatie 02-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00505 Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2016:12366, Bekrachtiging/bevestiging Belastingrecht Hoger beroep Tussen partijen is evenals voor de Rechtbank in geschil of de navorderingsaanslag en de beschikkingen revisie- en belastingrente terecht is opgelegd onderscheidenlijk zijn gegeven. Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende een pensioenaanspraak had in verband waarmee een voorziening is gevormd. Vindplaatsen Rechtspraak.nl FutD 2017-1360 V-N Vandaag 2017/1267 Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Team Belastingrecht meervoudige kamer nummer BK-16/00505 Uitspraak van 29 maart 2017 in het geding tussen: [X] te [Z], belanghebbende, en de inspecteur van de Belastingdienst kantoor Den Haag,, de Inspecteur, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 12 oktober 2016, nummer SGR 16/254, betreffende de onder 1.1 vermelde aanslag en beschikkingen.

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg 1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 22 augustus 2015 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen IB/PVV 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 102.118 (de navorderingsaanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is 4.441 aan belastingrente en 16.087 aan revisierente in rekening gebracht (de beschikkingen belasting- en revisierente). 1.2. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren ongegrond verklaard. 1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake is een griffierecht van 46 geheven. 1.4. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard. Loop van het geding in hoger beroep 2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake is griffierecht van 124 geheven. 2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. 2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 februari 2017. Partijen zijn verschenen. Deze zaak is gezamenlijk behandeld met het hoger beroep van [Y] kenmerk BK-16/00504. Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt. Vaststaande feiten 3. Met inachtneming van wat de rechtbank heeft vastgesteld, gaat het Hof uit van de volgende feiten: 3.1. Belanghebbende was directeur groot aandeelhouder (DGA) van [A] BV (de Holding). De Holding participeerde in de werkmaatschappij [B] B.V. De werkmaatschappij is medio 2012 gefailleerd. 3.2. De Holding heeft vanaf 2006 bedragen voor een pensioenvoorziening op de balans geboekt. Op 21 december 2012 bedroeg de pensioenvoorziening 51.546. 3.3. De Holding had op 21 december 2012 een rekening-courantvordering op belanghebbende ten bedrage van 269.958. 3.4. De algemene vergadering van aandeelhouders (ava) van de Holding heeft op 21 december 2012 besloten tot ontbinding van de vennootschap. Daarbij is bepaald dat de vordering van de Holding op belanghebbende ten laste van het resultaat wordt afgeboekt en dat de pensioenverplichting ten gunste van het resultaat wordt geboekt.

Oordeel van de Rechtbank 4. De Rechtbank heeft het volgende overwogen: 9. Artikel 19b van de Wet LB bepaalt, voor zover hier van belang: 1. Ingeval op enig tijdstip: a. een aanspraak ingevolge een pensioenregeling niet langer als zodanig is aan te merken; b. een aanspraak ingevolge een pensioenregeling wordt afgekocht of vervreemd dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid, anders dan ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990, wordt; c. een aanspraak ingevolge een pensioenregeling waarvan als verzekeraar optreedt een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen d of e, dan wel een lichaam als bedoeld in artikel 36b, wordt prijsgegeven, behoudens voor zover de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is; d. ( ) wordt op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip de aanspraak aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking van de werknemer of gewezen werknemer dan wel, indien deze is overleden, van de gerechtigde tot de aanspraak. 10. Uit het verslag van de buitengewone ava van de Holding gehouden op 21 december 2012, waarbij aanwezig waren [belanghebbende] en zijn gemachtigde, blijkt dat aldaar is besloten dat de Holding in verband met het teniet gaan van de deelneming in [B] BV per 31 december 2012 zal worden ontbonden. De opgebouwde voorzieningen (pensioen en deelnemingsvoorziening) worden ten gunste van het resultaat afgeboekt. De vordering van de Holding op [belanghebbende] wordt ten laste van het resultaat afgeboekt. 11. Niet in geschil is dat de Holding in de jaren 2006 tot en met 2011 bedragen ten behoeve van een pensioenvoorziening heeft gedoteerd. Gelet op de positie van [belanghebbende] in de Holding kan het niet anders zijn dan dat deze voorziening is getroffen teneinde voor [belanghebbende] een pensioenvoorziening te treffen. [Belanghebbende] had derhalve eind 2012 een aanspraak ingevolge een pensioenregeling op de Holding. Dat er geen formele overeenkomst of pensioenbrief is aangetroffen, maakt dit niet anders. [De Inspecteur] heeft de waarde in het economisch verkeer van de aanspraak berekend op een overdrachtswaarde van 80.438. Namens [belanghebbende] is erkend dat dit bedrag juist is. Bij de ontbinding op 31 december 2012 is [belanghebbendes] pensioenaanspraak verrekend met zijn schuld in rekening-courant aan de Holding. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het afkopen of vervreemden van [belanghebbendes] pensioenaanspraak als bedoeld in artikel 19b, [lid 1] onder b, van de Wet LB. [De Inspecteur] heeft dan ook terecht de pensioenaanspraak van [belanghebbende] aangemerkt als loon uit vroegere arbeid in het jaar 2012. 12. De stelling van [belanghebbende] dat aan het afzien van deze aanspraken geen financiële transactie ten grondslag ligt en er geen voordeel is genoten miskent de feitelijke gang van zaken.

Naast het afboeken van [belanghebbendes] pensioenaanspraak is immers ook zijn schuld aan de Holding afgeboekt. [Belanghebbende] heeft tegen de in rekening gebrachte revisie- en heffingsrente geen afzonderlijke grieven aangevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze bedragen overeenkomstig de wettelijke bepalingen en op juiste wijze berekend. Hetgeen voorts nog door of namens [belanghebbende] is aangevoerd behoeft verder geen bespreking. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen 5.1. Tussen partijen is evenals voor de Rechtbank in geschil of de navorderingsaanslag en de beschikkingen revisie- en belastingrente terecht is opgelegd onderscheidenlijk zijn gegeven. Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende een pensioenaanspraak had in verband waarmee een voorziening is gevormd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend. 5.2. Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken. Conclusies van partijen 6.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar alsmede tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en de beschikkingen revisie- en belastingrente. 6.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Beoordeling van het hoger beroep 7.1. De Rechtbank heeft het beroep terecht ongegrond verklaard. Het Hof maakt deze beslissing en de daartoe door de Rechtbank gebezigde gronden tot de zijne. 7.2. In hoger beroep heeft belanghebbende nog aangevoerd dat hij in een nadeliger positie wordt geplaatst dan belastingplichtigen die onder het toekomstige, fiscale pensioenregime hun in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraken mogelijk kunnen afkopen (het voorstel Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale maatregelen). Deze stelling wat er overigens van zij kan belanghebbende niet baten omdat zij niet is gebaseerd op huidig recht, maar op mogelijk

toekomstig recht. 7.3. Het vorenstaande leidt het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is. Proceskosten 8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Beslissing Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.J.J. Engel, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.W.P. van Oosten. De beslissing is op 29 maart 2017 in het openbaar uitgesproken. aangetekend aan partijen verzonden: Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd. 2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: - - de naam en het adres van de indiener; - - de dagtekening; - - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; - - de gronden van het beroep in cassatie. Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in

de proceskosten.