1 Federale Feedback MVG 1998 1. Introductie Dit document dient als toelichting bij de tabellen en grafieken van de «federale feedback» zoals hij nu beschikbaar is op het internet onder de vorm van HTML pages. De inhoud verschilt in essentie niet van degene die de ziekenhuizen op papier hebben toegestuurd gekregen. Er zijn aanpassingen gedaan om het consulteren te vergemakkelijken en de leesbaarheid en het gebruik van de HTML pages te verhogen. Eerst behandelen we bondig de methodologie van de verwerking van de MVG gegevens, en daarna volgt de inhoudsopgave van de federale feedback. Om de lezer toe te laten enkel specifieke paragrafen te consulteren, is dit document opgebouwd aan de hand van een aantal sleutelwoorden : de gegevens de verzorgingsitems in klassen verdelen de riditscores de vingerafdrukken de boxplots de projectie op de nationale MVG kaart de onderverdeling in 28 zones de inhoud van de federale feedback 2. De gegevens MVG staat voor Minimale Verpleegkundige Gegevens. Het is een federaal registatiesysteem dat sedert 1988 in voege is. De MVG registraties bevatten volgende informatie : de verpleegkundige zorgen die dagelijks aan de patiënten worden gegeven (samengevat in 23 items) ; het personeel aanwezig in de verpleegeenheden (aantal personen en aantal gepresteerde uren voor de verschillende personeelscategorieën). 3. De verzorgingsitems in klassen onderverdelen Vanuit statistisch oogpunt zijn de verzorgingsitems onder te brengen in vier types variabelen : de e variabelen ; de nominale variabelen ; de ordinale variabelen ; de metrische variabelen of s.
2 De onderverdeling in klassen gaat als volgt. Eerst worden een aantal verzorgingsitems ontdubbeld en daarna worden de s omgezet in interval variabelen (maximum 10 niveaus). Men bekomt dan 27 items uitsluitend e of ordinale variabelen (zie onderstaande tabel). v1 v2 v3 v4 v5 v6 v7 v8 v9 v10 v11 v12 v13 v14 v15 v16 v17 v18 v19 v20 v21 v22 v23 v24 Items zorgen m.b.t. hygiëne zorgen m.b.t. mobiliteit zorgen m.b.t. uitscheiding zorgen m.b.t. voeding sondevoeding bijzondere mondzorg decubituspreventie d.m.v. wisselhouding hulp bij dagkleding tracheacanule of endotracheale tube verpleegkundig anamneseverslag zelfstandigheidstraining opvang van emotionele crisis zorg aan gedesoriënteerde patiënt afzonderingsmaatregelen (contaminatie) registratie van vitale parameters registratie van fysische parameters toezicht tractie/gipsverband/ext.fixator afnemen van bloedstaal toediening van medicatie I.M./S.C./I.D. toediening van medicatie I.V. toezicht permanent intraveneus infuus zorgen aan een chirurgische wonde zorg aan traumat. wonde (oppervlak) zorg aan traumat. wonde () Vòòr transformatie nominaal (3 ) nominaal (3 ) nominaal (3) Na transformatie niveau 1 tot 8 niveau 1 tot 8 niveau 1 tot 9 niveau 1 tot 9 4. De riditscores Het berekenen van de riditscores gebeurt in verschillende stappen. Vooreerst bepaalt men de referentiepopulatie : de nationale referentie, d.w.z. het totaal aantal verpleegdagen van alle Belgische ziekenhuizen gedurende een heel jaar. Men berekent vervolgens de riditscores voor een selectie van observaties, zoals een verpleegdag, of een groep patiënten, of een verpleegeenheid, of een bedkenletter (C, D, I enz.). Deze riditscores worden berekend voor ieder verzorgingsitem en geven een aanduiding van meer of minder toegediende verpleegkundige zorgen dan het geval zou zijn voor de referentiepopulatie.
3 De riditscores worden berekend op variabelen met ordinale klassen. Dat is de reden waarom we overgaan tot de eerste transformatie van de gegevens (de verzorgingsitems in klassen onderverdelen). Voorbeeld van de berekening van een riditscore 1. Berekening van de riditscores van de referentiepopulatie De riditscore van een klasse wordt berekend door de som te maken van het relatieve aandeel van de verpleegdagen in de lagere categorieën en de helft van het relatieve aandeel van de verpleegdagen in de eigen categorie (zie onderstaande tabel). Hygiëne Aantal dagen Berekening Ridit Geen hulp Ondersteunende hulp Gedeeltelijke hulp Volledige hulp 40 20 15 25 (0+20)/100 (40+10)/100 (60+7,5)/100 (75+12,5)/100 0,20 0,50 0,675 0,88 100 2. Berekening van de riditscores van de verpleegdagen De riditscore (een score voor elk item) van een verpleegdag stemt overeen met de riditscore van de referentiepopulatie van de klasse waarin de verpleegdag zich bevindt. 3. Berekening van de riditscores en van de gemiddelde ridit van een verpleegeenheid Om de riditscores van een verpleegeenheid te bekomen, moet men het relatief aandeel van de verpleegdagen in elke klasse vermenigvuldigen met de riditscore van de referentiepopulatie van de desbetreffende klasse. Men bekomt de gemiddelde ridit door de som te maken van de waarden die voor de verschillende klassen werden bekomen (zie onderstaande tabel). Hygiëne Geen hulp Ondersteunende hulp Gedeeltelijke hulp Volledige hulp Aantal dagen Rel. aandeel dagen Ridit referentie Ridit VE 4 0,20 0,20 0,040 7 0,35 0,50 0,175 5 0,25 0,675 0,169 4 0,20 0,88 0,176 20 1,00 0,560 De interpretatie van een ridit is als volgt: de waarschijnlijkheid om een patiënt aan te treffen in deze verpleegeenheid die meer zorgen nodig heeft dan een patiënt in de referentiepopulatie is 0,56.
4 De belangrijkste kenmerken van ridit scores zijn : een riditscore ligt altijd tussen 0 en 1 ; de gemiddelde ridit van een referentiepopulatie bedraagt 0,5 ; een riditwaarde hoger dan 0,5 betekent dat er meer verzorging wordt verstrekt dan in de referentiepopulatie ; een riditwaarde lager dan 0,5 betekent dat er minder verzorging wordt gegeven dan in de referentiepopulatie. 5. De vingerafdrukken Om de interpretatie van de resultaten te vergemakkelijken, maakt men gebruik van grafische voorstellingen, in eerste instantie van vingerafdrukken die het profiel van de verpleegkundige verzorging schetsen. Een vingerafruk is een diagram met opeenvolgende staafjes die het mogelijk maken om bijvoorbeeld de afwijkingen tussen het profiel van een verpleegeenheid en de nationale referentie in beeld te brengen. Er is een staafje voor ieder verzorgingsitem. De staafjes worden van boven naar beneden onder elkaar geplaatst. Op elke staafje wordt de afwijking uitgezet tussen de berekende waarde en de gemiddelde ridit van de referentiepopulatie (0,5). De verticale lijn stelt de nationale referentie voor. Hoe groter het horizontale staafje is, hoe groter de afwijking is tussen de berekende ridit en de ridit van de referentie. De afwijkingen naar rechts betekenen meer verzorging dan het geval is bij de referentie (eigenlijk de waarschijnlijkheid om in de verpleegeenheid een patiënt aan te treffen die meer verzorging nodig heeft dan in de referentiepopulatie). De afwijkingen naar links, daarentegen, betekenen minder verzorging. 6. Boxplots Boxplots geven indicaties betreffende de verdeling van de afwijkingen tussen de ridits van de verpleegeenheden en de ridit van de referentiepopulatie. Zij geven een visuele voorstelling van de voornaamste percentielen van een verdeling (P10, P25, P50, P75, P90). Om de percentielen te bepalen, classificeert men de ridits van de verpleegeenheden in stijgende volgorde van laag naar hoog. De 10 percentiel (P10) bijvoorbeeld is zodanig gekozen dat 10 percent van de verpleegeenheden een lagere of gelijke riditwaarde hebben en 90 % van de verpleegeenheden een hogere riditwaarde. De 50 percentiel (P50) of mediaan bevindt zich precies in het midden van de verdeling, vermits 50 % van de verpleegeenheden een lagere of gelijke waarde hebben en 50 % van de verpleegeenheden een hogere riditwaarde. Een boxplot is een grafische weergave in de vorm van een met horizontale lijnen verlengde rechthoek. De fijne lijn links begint bij percentiel 10. De dikke lijn links begint bij percentiel 25
5 en eindigt bij percentiel 75. De fijne lijn rechts eindigt bij percentiel 90. De verticale lijn komt overeen met percentiel 50 (mediaan). Om de interpretatie van een boxplot te vergemakkelijken, onthouden we best dat hoe breder de boxplot uitdeint des te groter de variabiliteit is tussen de verpleegeenheden onderling. Wanneer een boxplot symmetrisch is (de verticale streep bevindt zich dan in het midden van de rechthoek en de fijne lijnen links en rechts hebben dezelfde lengte) betekent dit dat de verdeling van de ridits van de verpleegeenheden ook symmetrisch is. Omgekeerd, komt een asymmetrische boxplot (de verticale streep staat niet in het midden van de rechthoek en de fijne lijnen links en rechts hebben een ongelijke lengte) overeen met een asymmetrische verdeling. 7. De projectie op de nationale MVG kaart Om het profiel van verstrekte zorgen van al de verpleegeenheden van heel België met elkaar te vergelijken, zou men de vingerafdrukken van grosso modo 2000 verpleegeenheden naast elkaar moeten leggen om hun verschillen in kaart te krijgen. Mathematisch beschouwd, vormen de te verwerken gegevens een matrix met 27 kolommen (de verzorgingsitems na ridittransformatie) en meer dan 2000 rijen (de verpleegeenheden). Elke verpleegeenheid is herkenbaar door haar verpleegkundig profiel, samengevat in de 27 riditwaarden. Dit komt overeen met een punt in een ruimte van 27 dimensies (of assen). Om gelijktijdig al de informatie voor te stellen, zou men dus 2000 punten moeten plaatsen in een systeem met 27 assen. Dat is praktisch onmogelijk en dat is dan ook de reden waarom de gegevens aan een gesofistikeerde statistische analyse worden onderworpen. De principale componentenanalyse (PCA) toegepast op kwalitatieve variabelen (prinqual transformatie) maakt het mogelijk om het aantal dimensies, die gelijktijdig dienen bestudeerd te worden, te beperken. Bovendien, beoogt men zoveel mogelijk informatie te behouden. Men bekomt uiteindelijk assen (ook wel composanten of factoren genoemd), die telkens een lineaire combinatie zijn van de oorspronkelijke variabelen (de items). Door de verpleegeenheden op de eerste twee assen van de prinqual te projecteren, kan men een grafische voorstelling maken van de relatieve positie van deze verpleegeenheden. Men bekomt dan de «nationale MVG kaart». Het centrale punt van deze kaart (op de intersectie van de assen) is de meest neutrale positie die overeenkomt met de meest normale (fictieve) verpleegeenheid, d.w.z. waarvan de scores voor de 27 items een compromis inhouden tussen al de verpleegeenheden van België over een heel jaar. De verwijdering van dit centrale punt geeft een afwijking aan ten opzichte van deze neutrale situatie en laat toe om specifieke verpleegeenheden te localiseren, d.w.z. verpleegeenheden met afwijkende scores voor welbepaalde items.
6 8. De zones van de nationale kaart Door het verband te onderzoeken tussen de assen en de items, kan men tot een interpretatie van de verpleegkundige praktijk komen. De eerste dimensie gaat van de zorg besteed aan de patient om zoveel als mogelijk zichzelf te behelpen, links op de horizontale as tot volledige hulp van het verpleegkundig personeel uiterst rechts op de as. Deze as komt dus overeen met de mate van hulp die door het verpleegkundig personeel wordt gegeven. De tweede dimensie gaat van basisverzorging bovenaan de verticale as tot de technische zorgen onderaan diezelfde as. Deze as weerspiegelt dus de aard van de verstrekte verpleegkundige zorgen. Het is dan meteen ook duidelijk waarom specifieke verpleegeenheden gegroepeerd zitten in specifieke zones van de grafiek. Dit heeft uiteraard te maken met de aard van de toegediende zorgen. De verpleegeenheden intensieve zorgen, bijvoorbeeld bevinden zich rechtsonderaan (technische zorgen + volledige hulp). De nationale MVG kaart met de indeling in 28 zones wordt in diverse toepassingen gebruikt. Elke zone heeft haar eigen profiel van verpleegkundige verzorging en tevens een specifieke personeelsstructuur en -kwalificatie. In elke zone komen een aantal verpleegeenheden en verpleegdagen terecht na projectie. De vingerafdruk van elke zone (verzorgingsprofiel) wordt bekomen op basis van de verpleegdagen binnen elke zone. 9. Inhoudsopgave van de federale feedback De federale feedback bevat negen delen : 1. Een tabel met voor elke kenletter het aantal bedden, verpleegeenheden en verpleegdagen. 2. Een tabel met de onderverdeling in 28 zones van de nationale MVG kaart voor elkeen van de kenletters C, D, E, G, H*, I, N*, NI, M, MI, S1, S2, S3, S4, S5, S6, S9, S en SP. 3. Twee tabellen met de onderverdeling in 28 zones van de nationale MVG kaart, de ene tabel voor alle kenletters tesamen en de andere tabel voor de kenletters C D H* I E tesamen. 4. Een grafiek van de nationale MVG kaart met de onderverdeling in 28 zones. 5. De vingerafdrukken voor elkeen van de kenletters C, D, E, G, H*, I, N*, NI, M, MI, S1, S2, S3, S4, S5, S6, S9. De vingerafdrukken voor de kenletters SP, S, en L zijn er niet bij omwille van een onvoldoende aantal observaties en verpleegeenheden. 6. De boxplots voor de kenletters C, D, E, G, H*, I, N*, NI, M, S1, S2, S3, S4, S6 et S9. De boxplots voor de andere kenletters zijn er niet bij vermits het aantal verpleegeenheden te klein is.
7 7. De vingerafdrukken van de 28 zones van de nationale MVG kaart. De vingerafdruk van iedere zone wordt bekomen op basis van de verpleegdagen binnen elke zone. 8. Grafieken met de projectie van de verpleegeenheden op de nationale MVG kaart met de verdeling van de kaart in 28 zones. Er is een grafiek voor elkeen van volgende kenletters : C, D, E, G, H*, I, N*, NI, M, MI, S1, S2, S3, S4, S5, S6, en S9. 9. Eén grafiek met de projectie op de nationale MVG kaart van alle verpleegeenheden ongeacht hun kenleter, zonder de onderverdeling in 28 zones.