W E R K D O C U M E N T DE PLANNING AAN TENNISBANEN IN WIJK I EN 2 VAN LELYSTAD 1976-261 Bbr november R I J K S D I E N S T V O O R. D E I J S S E L M E E R P O L D E R S S M E D I N G H U I S L E L Y S T A D
De planning aan tennisbanen in wijk I en 2 van Lelystad I. Inleiding In deze notitie wordt de behoefte aan tennisbanen in wijk I en 2 berekend en worden de ruimtelijke consequenties aangegeven. In principe wordt de behoefte berekend t/m 1985, aangeiien de woningbouwplanning, opgesteld door H.S.O.W., tot dat jaar loopt. Bovendien zullen wijk 1 en 2 rond 1985 vrijwel gereed zijn, zodat er op dat moment sprake is van een eindsituatie. Het gebied 0.1. en 0.2. (noordelijk deel centrumzone) en gebied 1.2.4. (mede opgenomen in de programering van wijk 4) worden in deze berekeningen tot wijk I gerekend. De ontwikkeling rond de Houtribhoogte is voorlopig buiten beschouwing gelaten omdat hier nog weinig definitiefs van bekend is. 2. Uitgangspunten a. - 9evolking1) ------- 31 december wijk I + 0 "noord" wijk 2 totaal 1976 15.517 7.021 22.538 1977 16.246 13.053 29.299 1978 17.610 17.578 35.188 1979 18.637 22.419 41.056 1980 19.680 25.648 45.328 1981 20.109 27.622 47.731 1982 20.509 28.992 49.501 1983 20.909 30.467 51.376 1984 21.309 30.883 52.192 1985 = 21.709 30.883 52.592 eindsituatie I) Gebaseerd op A- en B-rapportage woningbouwplanning H.S.O.W. d.d. 24-9-1976. b. Normen ------ a. behoefte: 1 tennisbaan per 2000 inwoners2) (specifiek voor Lelystad vastgesteld, zie bijlage). b. rekening houdend met.het functioneren van een vereniging kan gesteld worden dat het aantal banen per complex varieert van 5-9. c. ruimtebehoefte: netto = baan + uitloopruimte bruto = netto + toeschouwersruimte + kantine/kleedacc. + ontsluitinglparkeerruimte + het voor de sport benodigde groen verhouding netto : bruto = I : 2. enkele baan dubbele baan drie naast elkaar gelegen banen netto ruimtebehoefte 0,07 ha 0,13 ha 0,18 ha 2, Onder een baan wordt verstaan een verenigingsbaan of een commercieel geexploiteerde baan.
'. 3. Behoeftebepaling op basis van uitgangspunten 31 december wijk 1 wijk 2 1976 8 4 1977 8 7 1978 9 9 1979 9 I I 1980 10 13 1981 10 14 1982 10 14 1983 10 15 1984 I I 15 I985 I I 15 totaal 12 15 18 20 2 3 24 24 2 5 2 6 2 6 4. Huidige situatie Sportpark Langezand Sportcomplex 2.2.7. : 9 banen Zuid (gereed medio 1977): 4 banen 5. Noodzakelijke uitbreiding Uit confrontatie van de behoeftebepaling met de huidige situatie blijkt dat voor wijk I nog 2 tennisbanen dienen te worden aangelegd. Voor wijk 2 bedraagt dit aantal I I banen. 6. Voorstel - Aanleg van 2 extra banen op het complex 2.2.7. (reeds ruimte gereserveerd). - Aanleg van 6 tennisbanen op het geplande sportcomplex 2.3.7. - Aanleg van voorlopig 3 banen op het geplande sportcomplex ten noorden van wijk 2 (tussen 2.1.3. en de Houtribhoogte). Opmerkingen I. Het tekort in wijk I van 2 banen zal t.z.t. worden gecompenseerd door de aanleg van tennisbanen in het tussenwijkpark 1.4. 2. Het uiteindelijke aantal banen op het complex ten noorden van wijk 2 is afhankelijk van de ontwikkeling van de Houtribhoogte. 3. De in wijk 2.4. geplande openbare banen (verhard) zijn niet meegerekend, daar deze banen een ander karakter hebben en daardoor bij deze behoeftebepaling buiten beschouwing dienen te worden gelaten (zie bij lage). 7. Fasering Rekening houdend met een voorbereidings- en aanlegperiode volgt hierna een op bovenstaande gegevens gebaseerde fasering: complex start besteks- operationeel vourlrrridiug 2.2.7. (uitbreiding,) begin 1977 voorjaar 1978 2.3.7. (le fase-4 banen) begin 1979 voorj aar 1979 2.3.7. (2e fase-2 banen) begin 1979 voorj aar 1980 ten noorden van wijk 2 begin 1980 voorj aar 1981 tussenwijkpark begin 1981 voorjaar 1982
Bij lage De behoefte aan tennisbanen In onderstaande tabel zijn opgenomen: het aantal bij de K.N.L.T.B. geregistreerde leden van tennisverenigingen, het aantal leden van de L.T.V.L., de bevolkingscijfers en de deelnernerspercentages voor Nederland en Lelystad. aantal leden inw. Nederl. deeln. aantal leden inw. Lelv- deeln. Seizoen KNLTB (~1000)(x 10') % LTV-Lelystad sthd (~1000)% 1) 2) 1) Opm. uitbr. tot 6 banen 1976 ca. 249 13,8 1,8 ca. 1000 24 4,2 1) Einde seizoen (okt.) 2) einde jaar tijdelijke ledenstop uitbr. tot 9 banen Uit de tabel blijkt dat het deelnemerspercentage in Nederland beduidend lager ligt dan in Lelystad. Dit zal 0.a. het gevolg zijn van het feit dat in Nederland niet iedereen in de gelegenheid is om op redelijke afstand van zijn woonplaats te gaan tennissen (het toegerekende aantal inwoners is dus aan de hoge kant). Bovendien zegt het aantal leden van de K.N.L.T.B. niets over het aantal recreatietennissers, die gebruik maken van openbare- of commercieel opgezette banen en die niet bij de bond staan geregistreerd. Deze laatste groep is over het algemeen ook niet bij een tennisvereniging aangesloten. Aangezien in Lelystad tennis op dit moment nog alleen mogelijk is in verenigingsverband bestaat het ledenbestand van de L.T.V.L. ook voor een groot deel uit recreatietennissers. Een en ander wordt bevestigd door het feit dat minstens 50% van de leden van de L.T.V.L. niet zijn aangesloten bij de K.N.L.T.B. Bij de K.N.L.T.B. bestaat geen duidelijk beeld hoe dit percentage landelijk ligt, maar het streven van de bond is dat alle verenigingsleden zijn aangesloten bij de K.N.L.T.B. Een deel van het verschil in het deelnemerspercentage tussen Lelystad en Nederland kan uiteraard worden toegeschreven aan de typische bevolkingsopbouw in Lelystad. Na vergelijking van de deelnemerspercentages van Nederland en Lelystad wordt voor de bepaling van de behoefte aan tennisbanen een deelnemerspercentage van 4% aangehouden. Hierbij hebben de volgende overwegingen een rol gespeeld: - het landelijk deelnernerspercentage zal nog een behoorlijke stijging ondergaan, enerzijds door de popularisering van de tennissport, anderzijds doordat ook kleinere plaatsen de beschikking krijgen over tennisbanen. - de popularisering van de tenniss~ort zal ook in Lelystad van invloed zijn op het aantal tennissers, daarnaast echter zullen de mogelijkheden om andere sporten te bedrijven (zaalsporten, golf, etc.) steeds toenernen, zodat rnensen die thans "noodgedwongen" tennissen t.z.t. een andere sport gaan bedrijven.
- het vastgestelde deelnemerspercentage is inclusief de recreatietennissers die na verloop van tijd overwegend gebruik gaan maken van comercieel opgezette banen (buiten verenigingsverband). 2. Aantal tennissers per baan Het maximum aantal tennissers per baan is afhankelijk van de frequentie waarmee men tennist. Dit is 0.a. afhankelijk van leeftijd, trainingsbehoefte etc. Een verlichtingsinstallatie kan de capaciteit van een baan belangrijk verhogen. De N.S.F. en de K.N.L.T.B. gaan uit van een norm van 50-80 tennissers per baan. Alhoewel als gevolg van de popularisering van de tennissport en de oververtegenwoordiging van de jeugdleden waarschijnlijk een extra trainingsbehoefte bestaat wordt voor de bepaling van de behoefte aan tennisbanen toch uitgegaan van een norm van maximaal 80 leden per baan. Dit lijkt verantwoord daar mag worden aangenomen dat de frequentie waarmee de recreatietennisser van een baan gebruik maakt lager ligt dan dat bij bondsleden het geval zal zijn. Er is echter we1 vanuit gegaan dat een gedeelte van de banen over een verlichtingsinstallatie beschikt. 3. Norm Uitgaande van het vastgestelde deelnemerspercentage en de norm voor het maximaal aantal tennissers per baan kan een norm worden opgesteld voor het aantal inwoners per baan. Onder een baan wordt hier verstaan een verenigingsbaan of een comkercieel geexploiteerde baan. Niet bedoeld wordt een eventueel in een wijk gesitueerde verharde baan (meer te vergelijken met een trapveldje t.0.v. een voetbalveld). De opgestelde norm bedraagt: 1 baan per 2000 inwoners (80 x 100).