Bijlage 6 Lijst der geldelijke regelingen op basis van de Wet inrichting landelijk gebied 1. Een deel van de kosten van herverkaveling komt ten laste van de gezamenlijke eigenaren (art. 90 lid 2). 1 Deze kosten zijn door de overheid voorgefinancierd. De kosten worden over de eigenaren omgeslagen zoals bepaald in de lijst der geldelijke regelingen (LGR). Iedere eigenaar is schuldplichtig voor de over hem omgeslagen kosten (art. 90 lid 3). 2. Teneinde te bepalen hoe groot de landinrichtingsschuld van elke eigenaar is, vindt er ingevolge de wet een zogenaamde tweede schatting plaats. In het kader van die tweede schatting wordt voor elke eigenaar de waardeverandering geschat die de onroerende goederen van die eigenaar hebben ondergaan als gevolg van de landinrichting (art. 68 lid 1 sub a). De bepaling van de waardeverandering geschiedt overeenkomstig artikel 25 van het Besluit inrichting landelijk gebied aan de hand van de zogenaamde objectieve factoren ontsluiting en waterbeheersing en aan de hand van een aantal subjectieve factoren de verkavelingssituatie betreffende. Het gaat in wezen om factoren die van invloed zijn op de agrarische exploitatie van de gronden. Uit de geschatte waardeverandering vloeien de kosten voor de betrokken eigenaren voort. In het jargon van de landinrichtingspraktijk worden dit de basiskosten genoemd. 3. De door de eigenaren te betalen waardeverandering is relatief van aard. Zij wordt namelijk bepaald door de omvang van de door de gezamenlijke eigenaren op te brengen kosten. Het gaat derhalve niet om een waardeverandering in absolute zin maar om een verdeelsleutel. De waardeverandering wordt doorgaans uitgedrukt in punten. Een punt staat voor een evenredig deel van de op te brengen kosten. Overeenkomstig het tweede lid van artikel 31 van het Besluit inrichting landelijk gebied wordt de waarde van een punt omgerekend in een geldbedrag door het totaal van de aan de eigenaren toe te rekenen kosten te delen door het totaal van de aan de eigenaren toe te rekenen punten. 4. Voorts worden in het kader van de tweede schatting eveneens ingevolgde de wet diverse verrekenposten geschat ten gunste en ten laste van elke eigenaar (art. 68 lid 1 sub b). Deze verrekenposten hangen rechtstreeks samen met de uitruil van de gronden en liggen doorgaans in de vermogenssfeer. Zij kunnen onderscheiden worden in enerzijds verrekenposten tussen afgaande en opkomende eigenaren onderling en anderzijds verrekenposten tussen individuele eigenaren aan de ene kant en de gezamenlijke eigenaren (herverkavelingskas) aan de andere kant. Het voordelige of nadelige saldo van de verrekenposten vormt een post van de rekening van de door de gezamenlijke eigenaren op te brengen landinrichtingskosten. 5. De LGR bestaat voor een gedeelte uit de overzichtelijke weergave van de resultaten van de tweede schatting en de verwerking daarvan. Dit betreft de reeds genoemde basiskosten (art. 62 lid 1 De in deze notitie aangehaalde wetsartikelen verwijzen naar de Wet inrichting landelijk gebied, tenzij anders is aangegeven. Pagina 1 van 5
1 sub a juncto art. 68 lid 1 sub a) en verrekenposten (art. 62 lid 1 sub b juncto art. 68 lid 1 sub b). Verder worden vele andere financiële zaken die eerder in de procedure aan de orde zijn geweest eerst hier definitief afgehandeld (art. 62 lid 1 sub c en d). Dit betreft eveneens verrekenposten. 6. Overeenkomstig het eerste lid van artikel 31 van het Besluit inrichting landelijk gebied vermeldt de LGR per eigenaar de omslag van de kosten, bestaande uit de som van het saldo van de verrekenposten en het totaal van de basiskosten, uitgedrukt in een geldbedrag. In de praktijk bestaat de lijst der geldelijke regelingen aldus uit een groot aantal lijsten per eigenaar (Rnummer). 7. De LGR wordt bij besluit van gedeputeerde staten 2 (GS) vastgesteld (art. 47). Daarbij dient bedacht te worden dat bij de LGR geen sprake is van een bundel losse beschikkingen, maar van gebundelde lijsten die tezamen de LGR vormen. De in de LGR opgenomen rechtsbeslissingen kunnen immers niet los van elkaar worden gezien. 3 Op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een LGR is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing (artikel 67). Dit betekent dat het ontwerp van de LGR ter inzage wordt gelegd en dat op grond van art. 3:15 lid 1 Awb alleen belanghebbenden hun zienswijze naar voren kunnen brengen. De wet schrijft niet voor dat de LGR een gespecificeerde opgave bevat van de kosten van landinrichting die ten laste van de gezamenlijke eigenaren komen. 4 Wel kunnen de eigenaren gedurende de periode van terinzagelegging van de LGR verlangen dat hen informatie wordt verschaft omtrent de kosten die ten grondslag liggen aan de LGR, en kunnen die eigenaren eventuele bezwaren tegen die lijst mede baseren op de stelling dat de voor rekening van de gezamenlijke eigenaren komende kosten onjuist zijn berekend. 5 8. Na afronding van de voorbereidingsprocedure nemen GS het definitieve besluit tot vaststelling van de LGR. 6 Tegen dit besluit kunnen belanghebbenden bij verzoekschrift in beroep komen bij de rechtbank. 7 Belanghebbende is degene wiens belang rechtsreeks bij het besluit is betrokken (art. 1:2 lid 1 Awb). Dat is in ieder geval de eigenaar voor zover het betreft zijn individuele lijst. Een beroep tegen een individuele lijst kan bij gegrondverklaring een rechtstreeks gevolg hebben voor de individuele lijsten van andere eigenaren. Dit doet zich voor bij een gegrond beroep tegen een verrekenpost tussen opkomend en afgaand eigenaar. Om die reden zijn deze eigenaren belanghebbenden bij de behandeling van het verzoekschrift (art. 70 lid 1). De gegrondverklaring van een beroep kan ook leiden tot een hogere puntwaarde, waardoor de basiskosten voor alle individuele eigenaren zullen stijgen. In dat geval zijn bij de behandeling van het beroep de 2 GS kunnen de aan hen toekomende bevoegdheden delegeren aan een bestuurscommissie (art. 2 lid 1). 3 Dit blijkt ook uit het voorschrift in art. 70 lid 2 dat de beroepen tegen de LGR gezamenlijk worden behandeld. 4 HR 19 februari 2010, NJ 2010, 114 (Jannink c.s./ruilverkaveling Haaksbergen). 5 HR 20 november 2009, NJ 2009, 582 (Moeskops/ruilverkaveling St. Oedenrode). 6 De vaststelling van een LGR is een ambtshalve besluit, dat wil zeggen een besluit waaraan geen aanvraag van een belanghebbende ten grondslag ligt. De Awb geeft geen beslistermijn voor het nemen van ambtshalve besluiten. 7 Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld (art. 6:13 Awb). Pagina 2 van 5
belangen van een blok 8 als geheel betrokken en is het de taak van GS om die belangen in het oog te houden en zich tegen het beroep te verzetten voor zover de gerechtvaardigde belangen van het blok als geheel dat vereisen. 9 9. De rechtbank beslist omtrent de wijze waarop de LGR wordt gewijzigd (art. 70 lid 1) en zendt een afschrift van de beschikking aan de opgeroepen belanghebbenden en aan GS (art. 71 lid 1). Tegen een beschikking van de rechtbank is geen hoger beroep toegelaten (art. 70 lid 3). Voor belanghebbenden, waaronder verzoeker, die voor de rechtbank zijn verschenen en voor GS staat beroep in cassatie open. Het beroep in cassatie moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak (art. 70 lid 3). 10. De werking van een besluit tot vaststelling van de LGR wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist (art. 72 lid 2). Een beroep in cassatie heeft geen opschortende werking. De geldelijke gevolgen van een beroep in cassatie worden door de provincie gedragen. 11. In die gevallen waarin de rechtbank heeft beslist dat de LGR moet worden gewijzigd, wijzigen GS de LGR overeenkomstig de beschikking van de rechtbank. GS moeten dit doen dit nadat de eindbeschikking van de rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan (art. 71 lid 2). De term eindbeschikking wordt door rechtbanken verschillend uitgelegd. Zo hoeft volgens de stafjurist van de rechtbank Oost-Brabant geen (alomvattende) eindbeschikking te worden genomen, maar dient iedere individuele eindbeschikking op de ingediende verzoekschriften als eindbeschikking te worden beschouwd. 10 De rechtbank Overijssel daarentegen neemt een afzonderlijke eindbeschikking, waarbij de rechtbank aangeeft welke beroepen zijn ingesteld tegen de vastgestelde LGR en of deze wijziging behoeft in verband met de beschikkingen van de rechtbank. Ook de rechtbank Noord- Nederland neemt een afzonderlijke eindbeschikking. De eindbeschikking wordt genomen op verzoek van GS. 12. Onder eindbeschikking als bedoeld in art. 71 lid 1 kan ook worden verstaan de beschikking waarmee op de laatste nog lopende beroepszaak is beslist. Wanneer deze laatste beschikking in kracht van gewijsde is gegaan wijzigen GS (zonodig) het vaststellingsbesluit. Een beschikking krijgt kracht van gewijsde indien de termijn voor het inzetten van een gewoon rechtsmiddel 11 onbenut is verstreken of indien partijen in de beschikking hebben berust. Dit betekent dat de cassatietermijn van drie maanden moet worden aangehouden, te rekenen van de dag van de laatste uitspraak, alvorens de LGR zonodig wordt gewijzigd. Dit is overigens slechts relevant indien in de beschikking een wijziging van de LGR is voorgeschreven. Deze wijziging zal niet worden meegenomen indien tegen de beschikking beroep in cassatie is ingesteld. 8 Herverkaveling vindt plaats binnen een te herverkavelen blok. De kosten worden omgeslagen over de eigenaren in het blok. 9 Zie in dit verband HR 10 maart 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AU0846; Vriescheloo). 10 Brief stafjurist rechtbank d.d. 14-08-2013. 11 Onder de gewone rechtsmiddelen schaart men de rechtsmiddelen van verzet, hoger beroep en cassatie. Pagina 3 van 5
13. Na ommekomst van de opschortingstermijn als bedoeld in art. 72 lid 2 treedt de LGR in werking. Dit is voor wat betreft de onderdelen waartegen geen beroep is ingesteld het moment waarop de beroepstermijn is verstreken. Voor wat betreft de onderdelen waartegen beroep is ingesteld treedt de LGR in werking als op het beroep is beslist. Als beroep is ingesteld beslist de rechtbank omtrent de wijze waarop de LGR wordt gewijzigd (art. 70 lid 1). GS moeten deze wijziging verwerken in de LGR (art. 71 lid 2). Uit de redactie van art. 72 lid 2 volgt dat deze wijziging in werking treedt op het moment waarop de rechtbank op het beroep heeft beslist. Hierdoor is afzonderlijke bekendmaking van de wijziging geen constitutief vereiste voor inwerkingtreding. Het besluit is immers reeds bekendgemaakt en de door de rechtbank gestipuleerde wijziging is reeds aan alle belanghebbenden bij beschikking toegezonden. Deze belanghebbenden hebben bovendien het rechtsmiddel van cassatie aan kunnen wenden en als zij dat gedaan hebben zal de beslissing van de rechtbank niet in de LGR verwerkt worden. 14. De LGR zoals deze ter inzage wordt gelegd is gebaseerd op een voorlopige kostenopgave. De wet spreekt van een zo nauwkeurig mogelijke opgave van de basiskosten (art. 62 lid 1 sub a). De definitieve hoogte van de landinrichtingskosten staat in een later stadium pas vast, namelijk nadat de uit te voeren werken gereed zijn en de geldelijke gevolgen van de bezwarenbehandeling tegen de LGR bekend zijn. Dit betekent dat na inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de LGR een correctie moet plaatsvinden op de basiskosten. De basiskosten die over de eigenaren worden omgeslagen worden gecorrigeerd met een correctiefactor, zijnde het quotiënt van de definitieve kosten en de oorspronkelijk in de LGR opgenomen kosten (art. 90 lid 4). Bij de vaststelling van de definitieve kosten moet worden uitgegaan van de voorlopige kostenopgave die ten grondslag ligt aan de LGR, te verminderen met financiële meevallers en te verhogen met de financiële gevolgen van de bezwarenbehandeling. Verhoging van de kosten om andere redenen dan het verwerken van de uitkomsten van de bezwarenbehandeling is niet toegestaan. 12 De wetgever heeft de correctiefactor in de wet opgenomen, nadat de Hoge Raad had overwogen dat het feit dat er geen bezwaar mogelijk is tegen de uiteindelijke definitieve kosten een lacune in de rechtsbescherming betekent. Met de vaststelling van een correctiefactor wordt de mogelijkheid van bezwaar geboden. 13 15. De correctiefactor wordt bij afzonderlijk besluit door GS 14 vastgesteld. Overeenkomstig de Awb kunnen belanghebbenden bezwaar maken bij GS tegen het vaststellingsbesluit, eventueel gevolgd door beroep bij de bestuursrechter: in eerste instantie de rechtbank, in hoger beroep de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het instellen van bezwaar en/of beroep heeft geen schorsende werking (art. 6:16 Awb). Dat betekent dat het bestuursorgaan mag overgaan tot de tenuitvoerlegging van het besluit, tenzij een tot schorsing strekkende voorziening als bedoeld in art. 8:81 Awb is verkregen. 16. Na toepassing van de correctiefactor staat de landinrichtingsschuld voor iedere eigenaar vast. 12 HR 10 maart 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AU0846; Vriescheloo). 13 Kamerstukken II 2012/13, 33 441, nr. 3, p. 24-26 (MvT). 14 GS kunnen deze bevoegdheid niet delegeren (art. 2 lid 1). Pagina 4 van 5
Conclusies - De onderdelen van de LGR waartegen geen beroep is ingesteld treden in werking op het moment waarop de beroepstermijn is verstreken. - De onderdelen van de LGR waartegen beroep is ingesteld treden in werking op het moment waarop door de rechtbank op het beroep is beslist. - De rechtbank beslist over de wijze waarop de LGR moet worden gewijzigd. - GS verwerken de door de rechtbank voorgeschreven wijziging van de LGR, tenzij tegen de beslissing van de rechtbank beroep in cassatie is ingesteld. - Omdat een beschikking waartegen beroep in cassatie is ingesteld niet wordt verwerkt in de LGR houden GS een cassatietermijn aan van drie maanden, te rekenen van de dag van de laatste uitspraak waarin een aanpassing is voorgeschreven, alvorens de LGR te wijzigen. - Een afzonderlijke eindbeschikking is niet noodzakelijk voor de inwerkingtreding van de LGR. - Afzonderlijke bekendmaking van de wijziging van de LGR is niet vereist. - Na inwerkingtreding van de (gewijzigde) LGR wordt de correctiefactor vastgesteld. - Na toepassing van de correctiefactor staat de landinrichtingsschuld voor iedere eigenaar vast. 1 september 2017 / Johan Heinen Pagina 5 van 5