GHP Reactor Steerby-Wire

Vergelijkbare documenten
GHP Compact Reactor Hydraulic configuratiehandleiding

REACTOR 40 STEER-BY- WIRE Installatie-instructies

GHP Reactor Hydraulisch

GHP Reactor Mechanisch

GHP Reactor SmartPump

GHP 10V installatie-instructies

REACTOR 40 COMPACT HYDRAULISCH Installatie-instructies

Installatie-instructies voor de stuurautomaat GHP 20

GHP Compact Reactor Hydraulic

GHP 20 SmartPump - Installatieinstructies

Hydraulische pomp 1,2 L en 2,0 L - Installatie-instructies

Hydraulische pomp 2,1 L - Installatieinstructies

VHF 110/210 AIS SERIE Installatie-instructies

GHP 10 Installatie-instructies

GPSMAP 500/700 serie en echomap 50/70 serie installatieinstructies

GHP 12 - Installatie-instructies

Marifoon uit de VHF 100/200-serie - Installatie-instructies

CL7 SCHERM. Installatie-instructies. Belangrijke veiligheidsinformatie

GPS repeater. Inleiding

GPSMAP 8500 installatie-instructies

Fusion MS-RA70/MS-RA70N installatie-instructies

Installatie & Snelstart Gids BOATraNET

FUSION MS-RA70/MS-RA70N installatie-instructies

GPSMAP 8000 serie installatieinstructies

FUSION MS-ARX70 I N S T R U C T I E S NEDERLANDS

GMR 420/620/1220 xhd2 serie installatie-instructies

BC 35 DRAADLOZE ACHTERUITRIJCAMERA. Gebruikershandleiding

Garmin Nautix. Gebruikershandleiding

Installatiehandleiding Precision-9

Installatie & Snelstart Gids iais Wireless(draadloos) AIS Ontvanger en NMEA Server

echo - Installatie-instructies

nüvi verkorte handleiding

PDM-8-MB POM (VOEDING OVER MODBUS) Montage & gebruiksvoorschriften

Montage-instructie. Rolpoort. RV55 - RV77 - Vision Door

Installatie & Snel Start Gids Aqua PC Serie AquaPro Versie

Montage-instructie. Rolluik RV40 - RV41

Montage-instructie. Rolpoort RV55 - RV77

Installatie & Snel Start Gids AIS200N2 Tri-Output AIS Ontvanger

Montage-instructie Rolluik

Inhoud. 1. Veiligheidsinstructies

Wind, Sun & Rain Sensor Instructions

Inbedrijfstelling - Evolutionstuurautomaat

ilmo 50 WT Ref B

Elektrische muurbeugel

MONTAGE HANDLEIDING ROLLUIK

HP Power Distribution Rack

Lumination TM LED-verlichting (BL-serie Optie ononderbroken bedrading)

GPRS-A. Universele monitoringsmodule. Quick start. De volledige handleiding is verkrijgbaar op Firmware versie 1.00 gprs-a_sii_nl 02/18

Switch. Handleiding

Wij beschermen mensen

MONTAGEHANDLEIDING. :metselwerk of beton

VHF 300-serie - Installatie-instructies

MONTAGEHANDLEIDING WINDBEVEILIGING EOLIS 2

GMR Fantom 4/6. Installatie-instructies. Belangrijke veiligheidsinformatie

MOTOPLAT VC-09ST. Handleiding Versie

1. Installatie van de e-thermostaat Installatie van de hub 8

Trilset voor hopper ProPass topdresser en materiaalleveringseenheid MH-400

Handbedieningsset voor vierwielaandrijving Groundsmaster 4000 en 4010 serie cirkelmaaiers

Montagehandleiding: Rolluiken

Sensoren bereik. Display status

Montage-instructie. Screens. V599 Ritz V599R Ritz V599 Ritz XL

DUTCH Document number: Date:

Montagehandleiding voor wasbak Oblong en Cuboid Type: wandmontage voor een metselwerk- of betonmuur

Instructies voor gebruik

Nederlandse handleiding My GPS inbouw Tracker

PACK TYXIA 541 et 546

Nederlandse handleiding Guard 3.1

Alle rechten voorbehouden. Volgens copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in zijn geheel of gedeeltelijk worden gekopieerd zonder schriftelijke

Inhoud Inhoud... 1 Veiligheidsinstructies... 1

EM e-domotica rookmelder

FACILA DP091, DP092. Buitenpost opbouw met camera. Montage- en gebruikershandleiding

Montage-instructies Rolpoorten Alu 55 - Alu 77

Montagehandleiding voor SolidDutch wasbakken Type: wandmontage voor een metselwerk- of betonmuur

Uw gebruiksaanwijzing. HP COMPAQ D230 MICROTOWER DESKTOP PC

De inhoud van de verpakking controleren

STAP 1. Legschema STAP 2

Montage-instructie. Ritzscreen V540 V599 V599R V599 L V599 XL

Calortrans M55. Handleiding

Montage-instructie. Screens. V599R Ritz V599 Ritz XL

Montage-instructie. Rolluik. RV40 - RV41 ecoline - RV49 Safe

Montagehandleiding voor wasbak Oblong en Cuboid Type: wandmontage voor een cellenbeton- of gipsblokkenmuur

GMI 10. verkorte handleiding

FACILA DP091, DP092. Buitenpost opbouw met camera. Montage- en gebruikershandleiding

INTELLISTART 4 INSTALLATIE

Contents Inhoud. Wind, Zon & Regen Sensor Instructies. Inhoud: Sensor Functies:

MONTAGEHANDLEIDING. :cellenbeton of gipsblokken

EM /100Mbps USB Netwerkadapter

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

EM7050 esata/sata harde schijf behuizing

EMXXXX Product Title from CMS EW1228 Webcamera 2.0 megapixel met microfoon

Quality Heating elektrische vloerverwarmingsfolie

Calortrans M55. Handleiding.

Quality Heating elektrische vloerverwarming

installatiehandleiding CO2 SENSOR MCOHome MH9-CO2-WD MH9-CO2-WA

Alleen voor Trip 2, 2L, 3 en 5W Gebruikershandleiding. NEDERLANDS

ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR VERLICHTINGSARMATUREN

Kit code: KT XTI Configuratie: Kit inhoud: Geschikt voor:

Aan de slag met Anna. versie PW 1.5

GEBRUIKSAANWIJZING PLASTIMO KOMPASSEN

TECHNISCHE HANDLEIDING

Transcriptie:

GHP Reactor Steerby-Wire Installatie-instructies Belangrijke veiligheidsinformatie WAARSCHUWING Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie. U bent verantwoordelijk voor de veilige en voorzichtige besturing van uw vaartuig. De stuurautomaat is een hulpmiddel waarmee u de boot beter kunt besturen. Dit ontheft u echter niet van uw verantwoordelijkheid om de boot veilig te besturen. Voorkom gevaarlijke navigatie en zorg ervoor dat het roer nooit onbemand is. Wees altijd in staat om snel de handmatige besturing van uw boot over te nemen. Oefen de bediening van de stuurautomaat op kalm en open water dat vrij is van gevaren. Wees voorzichtig met het bedienen van de stuurautomaat in de buurt van gevaren op het water, zoals dokken, palen en andere boten. LET OP Pas tijdens het gebruik op voor hete motoronderdelen en elektromagnetische onderdelen en voorkom beklemming tussen bewegende onderdelen. Het niet in overeenstemming met deze instructies installeren en onderhouden van dit toestel kan leiden tot schade of letsel. Om schade aan uw boot te voorkomen, moet de stuurautomaat door een gekwalificeerde nautische installateur worden gemonteerd. Voor een juiste installatie is speciale kennis van hydraulische stuurinrichtingen en nautische elektronische systemen vereist. De installatie voorbereiden De stuurautomaat bestaat uit diverse onderdelen. Lees alle aandachtspunten betreffende de montage en aansluiting van de onderdelen goed door voordat u met de installatie begint. Om de installatiewerkzaamheden op de boot goed te plannen, moet u weten hoe de onderdelen samenwerken. Raadpleeg de schema's (Schema voedings-/ gegevensaansluiting) voor een beter begrip van de aandachtspunten bij montage en aansluiting. Leg bij het plannen van de installatie alle onderdelen op hun plaats op de boot om te controleren of uw kabels lang genoeg zijn om elk onderdeel te bereiken. Zo nodig zijn verlengkabels (afzonderlijk te koop) voor verschillende onderdelen verkrijgbaar bij uw Garmin dealer of op www.garmin.com. Noteer het serienummer van elk onderdeel ten behoeve van de registratie en garantie. Benodigd gereedschap Veiligheidsbril Boormachine en boren 90 mm (3,5 in.) gatenzaag of slijptol Draadtangen/strippers Kruiskop- en platte schroevendraaiers Kabelbinders Waterdichte draadconnectors (draadmoeren) of krimpkousen en een brander Watervaste kit Draagbaar of handheld kompas (voor testen op magnetische interferentie) Smeermiddel tegen vastlopen (optioneel) OPMERKING: Bij de hoofdonderdelen van de stuurautomaat worden montageschroeven geleverd. Als de schroeven niet geschikt zijn voor het montageoppervlak, moet u zelf voor de juiste schroeven zorgen. Overwegingen bij montage en aansluiting De onderdelen van de stuurautomaat zijn via de meegeleverde kabels aangesloten op elkaar en op de voeding. Controleer of voor elk onderdeel de juiste kabel is gekozen en of elk onderdeel op een goede plaats staat voordat u de onderdelen monteert of aansluit. Overwegingen betreffende de montage van de roerbediening Dit toestel dient te worden gemonteerd op een locatie die niet wordt blootgesteld aan extreme temperaturen of omstandigheden. Het temperatuurbereik voor dit toestel wordt vermeld in de productspecificaties. Langdurige blootstelling aan temperaturen boven het opgegeven temperatuurbereik, in opslag- of gebruiksomstandigheden, kan tot storingen in het toestel leiden. Schade door extreme temperaturen en gerelateerde gevolgen vallen niet onder de garantie. Het montageoppervlak moet vlak zijn, zodat het toestel niet wordt beschadigd wanneer het is gemonteerd. Met de meegeleverde hardware en sjabloon kunt u het toestel verzonken monteren op het dashboard. Als u het toestel op een andere manier wilt monteren waarbij het scherm op gelijke hoogte als het dashboard ligt, moet u een pakket voor vlakke montage (installatie door een deskundige aanbevolen) aanschaffen bij uw Garmin dealer. Houd rekening met deze overwegingen wanneer u een montagelocatie selecteert. De montagelocatie moet zich op of onder ooghoogte bevinden voor optimaal zicht tijdens het besturen van het vaartuig. De montagelocatie moet gemakkelijk toegang bieden tot de knoppen op het toestel. Het montageoppervlak moet sterk genoeg zijn om het gewicht van het toestel te dragen en het te beschermen tegen overmatige trillingen of schokken. Teneinde interferentie met een magnetisch kompas te voorkomen, mag het toestel niet dichter bij een kompas worden geïnstalleerd dan op de kompasveilige afstand die is vermeld in de productspecificaties. Het gebied achter de montageplaats moet voldoende ruimte bieden voor plaatsing en aansluiting van de kabels. Januari 2015 Gedrukt in Taiwan 190-01766-75_0A

Aandachtspunten bij de aansluiting van de roerbediening De roerbediening moet worden aangesloten op het NMEA 2000 netwerk. Optionele NMEA 0183 toestellen, zoals windsensors, watersnelheidsensors of GPS-toestellen, kunnen met een gegevenskabel worden aangesloten op de roerbediening (Overwegingen betreffende NMEA 0183 verbinding). Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de CCU De CCU is de primaire sensor van de GHP Reactor Steer-by- Wire stuurautomaat. Kies voor de beste prestaties een montageplaats aan de hand van deze aandachtspunten. U moet een handkompas gebruiken om op magnetische interferentie te testen in de zone waar u de CCU wilt monteren. Als op de plaats waar u van plan bent de CCU te installeren de naald van het handkompas beweegt, is daar sprake van magnetische interferentie. Kies een andere plaats en voer de controle opnieuw uit. De CCU dient voor optimale prestaties op een solide ondergrond te worden gemonteerd. Hoewel de CCU op uw boot in elke richting kan worden geplaatst, kunt u het instellen van het noorden in de installatieprocedure overslaan als u bij het kiezen van een montageplaats (optioneel) de volgende punten in acht neemt. De connectors op de CCU moeten in de richting van de boeg wijzen. De voet van de CCU moet loodrecht op de roll- en pitch-as van de boot staan. De CCU moet dicht bij het draaipunt van de boot worden geplaatst, zo nodig iets dichter bij de voorkant. De CCU-kabel verbindt de CCU met de stuurinrichting en is 3 m (9 ft.) lang. Als de CCU-stuurautomaat niet op 3 m (9 ft.) van de stuurinrichting kan worden geïnstalleerd, kunt u verlengkabels aanschaffen bij uw lokale Garmin dealer of op www.garmin.com. Deze kabel mag niet worden ingekort. De beste montageplaats bepalen 1 Maak een lijst van alle geschikte montageplaatsen voor de CCU, waar zich binnen een afstand van 60 cm (2 ft.) geen ijzeren onderdelen, magneten of hoogspanningsdraden bevinden. Binnen een afstand van 1,5 m (5 ft.) van deze locaties mogen zich geen grote magneten, zoals van een subwoofer of luidspreker, bevinden. 2 Bepaal het draaipunt van de boot en meet de afstand tussen het draaipunt en elk van de geschikte montageplaatsen op de in stap 1 gemaakte lijst. 3 Selecteer de locatie die het dichtst bij het draaipunt is gelegen. Als er meer locaties zijn op ongeveer dezelfde afstand van het draaipunt, kiest u de locatie die het best voldoet aan al deze aandachtspunten. De beste locatie is de locatie die zich het dichtst bij het draaipunt van de boot bevindt. De beste locatie is de laagst mogelijke locatie in de boot. De beste locatie is de locatie die iets meer naar de voorkant van de boot toe ligt. Overwegingen bij montage en aansluiting van het alarm Monteer het alarm in de buurt van de primaire bediening. Het alarm kan onder het dashboard worden gemonteerd. De bedrading van het alarm kan indien nodig worden verlengd met een 28 AWG (0,08 mm 2 )-draad. Aandachtspunten bij de NMEA 2000 verbinding De CCU en de roerbediening moeten op een NMEA 2000 netwerk worden aangesloten. Als er nog geen NMEA 2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de meegeleverde NMEA 2000 kabels en connectors (Een standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat opzetten). U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat gebruiken door optionele NMEA 2000 toestellen, zoals een windsensor, een watersnelheidsensor of een GPS-toestel, aan te sluiten op het NMEA 2000 netwerk. Schema voedings-/gegevensaansluiting WAARSCHUWING Verwijder bij het aansluiten van de voedingskabel niet de geïntegreerde zekeringhouder. Om het risico van letsel of schade aan het product door brand of oververhitting te voorkomen, dient de juiste zekering te worden gebruikt, zoals vermeld in de productspecificaties. Als de voedingskabel wordt aangesloten zonder gebruik van de juiste zekering, vervalt de garantie op het product. Onderdeel Beschrijving À Roerbediening Á Gegevenskabel roerbediening  NMEA 2000 voedingskabel Belangrijke aandachtspunten Installeer deze kabel alleen als u de stuurautomaat aansluit op optionele NMEA 0183 toestellen, zoals een windsensor, een watersnelheidsensor of een GPS-toestel (Overwegingen betreffende NMEA 0183 verbinding). Installeer deze kabel alleen als u een NMEA 2000 netwerk opzet. Gebruik deze kabel niet als uw boot beschikt over een bestaand NMEA 2000 netwerk. De NMEA 2000 voedingskabel moet worden aangesloten op een voedingsbron van 9-16 V gelijkstroom. 2

Onderdeel Beschrijving à NMEA 2000 netwerk Belangrijke aandachtspunten De roerbediening en de CCU moeten worden aangesloten op een NMEA 2000 netwerk via de meegeleverde T- connectors (Aandachtspunten bij de NMEA 2000 verbinding). Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, kunt u zelf een netwerk opzetten met de meegeleverde kabels en connectors (Een standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat opzetten). Ä CCU De CCU kan in een willekeurige richting worden bevestigd op een droge locatie nabij het midden van de boot (Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de CCU). Plaats de CCU niet in de buurt van magnetische interferentie. Å Aansluiting op de motor De CCU wordt direct op de motorregeling aangesloten of via een adapter. Bij de adapter worden aanvullende instructies geleverd. Æ Alarm Het alarm geeft geluidssignalen van de stuurautomaat, en moet nabij de roerbediening worden geïnstalleerd (Het alarm installeren). Installatieprocedures LET OP Draag altijd een veiligheidsbril, oorbeschermers en een stofmasker tijdens het boren, zagen en schuren. 3 Als u het gat met een slijptol wilt maken in plaats van met een gatenzaag van 90 mm (3,5 in.), moet u een boor van 10 mm (3/8 in.) gebruiken voor het voorboorgat, als beginpunt voor het uitslijpen van het montageoppervlak. 4 Zaag met de gatenzaag of slijptol het montageoppervlak uit langs de binnenkant van de streepjeslijn op de sjabloon. 5 Gebruik indien nodig een vijl en schuurpapier om het gat heel precies op maat te krijgen. 6 Plaats de roerbediening in de opening en controleer of de vier gaten op de sjabloon goed zijn afgetekend. 7 Als de montagegaten niet correct zijn, markeer dan de juiste locaties voor de vier montagegaten. 8 Haal de roerbediening uit de opening. 9 Boor de vier voorboorgaten van 2,8 mm ( 7 / 64 in.). Als u de bediening monteert op een glasvezeloppervlak, wordt aanbevolen om een kleine verzinkboor te gebruiken. 10Verwijder de rest van de sjabloon. 11Installeer de meegeleverde pakking aan de achterzijde van het toestel. U kunt rond de pakking watervaste kit aanbrengen om lekkage achter het dashboard te voorkomen (optioneel). 12Plaats de bediening in de opening. 13Draai de bediening goed vast op de montageplaats met de meegeleverde schroeven. Als u de bediening monteert op een glasvezeloppervlak, wordt aanbevolen om een zuurvrij smeermiddel te gebruiken. 14Klik de decoratieve ring À op zijn plaats. Controleer voordat u gaat boren of zagen wat zich aan de andere kant van het oppervlak bevindt. Wanneer u de installatie van de stuurautomaat hebt gepland en aan alle vereisten voor montage en bedrading van uw specifieke installatie hebt voldaan, kunt u de onderdelen monteren en aansluiten. Bediening installeren Installeer de bediening verzonken in het dashboard naast het roer en sluit deze aan op een NMEA 2000 netwerk. U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat gebruiken als u optionele NMEA 2000 compatibele of NMEA 0183 compatibele toestellen, zoals een windsensor, watersnelheidsensor of GPS toestel, aansluit op het NMEA 2000 netwerk of aansluit op de bediening via NMEA 0183. De roerbediening monteren Als u het toestel op glasvezel monteert, is het raadzaam om bij het boren van de vier gaten met een kleine verzinkboor alleen in de bovenste gellaag een kleine verdieping aan te brengen. U voorkomt hiermee dat er scheuren in de gellaag ontstaan als de schroeven worden aangedraaid. Roestvrijstalen schroeven kunnen zich gaan binden wanneer ze in het glasvezel worden geschroefd en te strak worden aangedraaid. Garmin raadt het aanbrengen van zuurvrij smeermiddel op schroeven aan voordat u deze installeert. Kies eerst de plaats waar u de roerbediening wilt monteren (Overwegingen betreffende de montage van de roerbediening). 1 Knip de sjabloon voor verzonken montage op maat en controleer of deze past op de gekozen montageplaats. De sjabloon voor verzonken montage wordt meegeleverd in de verpakking van de roerbediening. 2 Bevestig de sjabloon op de gekozen montageplaats. De CCU monteren 1 Kies de bevestigingsplek. 2 Gebruik de CCU als sjabloon en markeer de twee voorboorgaten op het montageoppervlak. 3 Gebruik een boor van 3 mm ( 1 / 8 in.) om de gaatjes te boren. 4 Gebruik de meegeleverde schroeven om de CCU op het montageoppervlak te bevestigen. De CCU aansluiten 1 Leid het connectoruiteinde van de CCU-kabel naar de aansluiting van de stuurinrichting of de CAN-bus en sluit de kabel aan. 2 Leid de oranje en blauwe draden van het gestripte kabeldeel van de CCU-kabel naar de plaats waar u het alarm wilt installeren (Het alarm installeren). Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de betreffende draden verlengen door middel van een draad met een dikte van 0,08 mm 2 (28 AWG). Aansluiting op de stuurinrichting van de boot Sluit de besturingscontrollerkabel niet aan op een NMEA 2000 netwerk. De stuurautomaat vereist een CAN-bus met voeding om te kunnen communiceren met de besturingscontroller. Zorg ervoor 3

dat de CAN-bus van de besturingscontroller over een geschikte voeding en aansluiting beschikt. Neem indien nodig contact op met de fabrikant van de boot. Dankzij de besturingscontrollerkabel kan de stuurautomaat communiceren met de stuurinrichting van de boot via de CANbus van de besturingscontroller. Bij de CAN-bus worden aanvullende instructies geleverd. Raadpleeg indien nodig de fabrikant van de boot voor hulp bij het lokaliseren van de toegang tot de stuurinrichting. 1 Zoek de locatie van de toegang tot de stuurinrichting voor uw boot. 2 Sluit de besturingscontrollerkabel van de CCU aan op de stuurinrichting via de meegeleverde CAN-bus van de besturingscontroller. OPMERKING: Zo nodig kan de besturingscontrollerkabel worden verlengd met een NMEA 2000 verlengkabel. Het alarm installeren Voordat u het alarm kunt bevestigen, moet u een montageplaats kiezen (Overwegingen bij montage en aansluiting van het alarm). 1 Leid de alarmkabel naar het gestripte draadeinde van de CCU-kabel. Als de kabel niet lang genoeg is, kunt u de desbetreffende draden verlengen met een draad van 0,08 mm 2 (28 AWG). 2 Verbind de kabels volgens het schema in deze tabel. Kleur van alarmdraad Wit (+) Oranje (+) Zwart (-) Blauw (-) Kleur van draad CCU-kabel 3 Soldeer en isoleer alle gestripte draadeinden. 4 Bevestig het alarm met kabelbinders of andere bevestigingsmaterialen (niet bijgeleverd). NMEA 2000 en de stuurautomaatonderdelen Als u beschikt over een bestaand NMEA 2000 netwerk op uw boot, hoort dit reeds te zijn aangesloten op de voeding. Sluit de NMEA 2000 voedingskabel niet op een bestaand NMEA 2000 netwerk aan omdat er slechts één voedingsbron mag worden aangesloten op een NMEA 2000 netwerk. U kunt de roerbediening via een bestaand NMEA 2000 netwerk aansluiten op de CCU. Als er geen bestaand NMEA 2000 netwerk op uw boot is geïnstalleerd, zijn alle benodigde onderdelen voor het netwerk meegeleverd in het stuurautomaatpakket (Een standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat opzetten). Om de geavanceerde functies van de stuurautomaat te gebruiken, kunt u optionele NMEA 2000 toestellen, zoals een GPS-toestel, aansluiten op het NMEA 2000 netwerk. Als u niet vertrouwd bent met NMEA 2000, kunt u het beste het hoofdstuk 'NMEA 2000 Network Fundamentals' van de Technical Reference for NMEA 2000 Products lezen. Als u dit document wilt downloaden, selecteert u Handleidingen op de productpagina voor uw toestel op www.garmin.com. Een standaard NMEA 2000 netwerk voor de stuurautomaat opzetten Als u een NMEA 2000 voedingskabel installeert, moet u deze verbinden met de contactschakelaar van de boot of via een andere onderbrekingsschakelaar. NMEA 2000 toestellen zullen uw accu leegtrekken indien de NMEA 2000 voedingskabel rechtstreeks is aangesloten op de accu. 1 Verbind de drie T-connectors À met elkaar zoals getoond. 2 Sluit de meegeleverde NMEA 2000 voedingskabel Á aan op een 9 tot 12 VDC voedingsbron  via een schakelaar Ã. Sluit de voedingskabel zo mogelijk aan op de contactschakelaar van de boot, of leid de kabel via een inline schakelaar (niet meegeleverd). OPMERKING: De omvlochten aardedraad (blank) van de NMEA 2000 voedingskabel moet worden verbonden met dezelfde aarding als de zwarte draad van de NMEA 2000 voedingskabel. 3 Sluit de NMEA 2000 voedingskabel aan op een van de T- connectors. 4 Sluit een van de meegeleverde NMEA 2000 netwerkkabels Ä aan op een van de T-connectors en de roerbediening Å. 5 Sluit de andere meegeleverde NMEA 2000 netwerkkabel aan op de andere T-connector en de CCU Æ. 6 Sluit de mannelijke en vrouwelijke afsluitweerstanden Ç aan op de uiteinden van de gecombineerde T-connectors. De stuurautomaatonderdelen verbinden met het bestaande NMEA 2000 netwerk 1 Bepaal waar u de roerbediening À en de CCU Á wilt aansluiten op uw bestaande NMEA 2000 backbone Â. 2 Koppel op de plaats waar u de roerbediening wilt aansluiten één kant van een NMEA 2000 T-connector à los van het netwerk. 3 Sluit zo nodig een NMEA 2000 backboneverlengkabel (niet bijgeleverd) aan op de kant waar de T-connector is losgekoppeld, als de NMEA 2000 netwerkbackbone moet worden verlengd. 4 Koppel een bijgeleverde T connector voor de roerbediening aan op de NMEA 2000 backbone door deze aan te sluiten op de kant waar de T-connector is losgekoppeld of op de backboneverlengkabel. 4

5 Leid de bijgeleverde netwerkkabel Ä naar de roerbediening en naar de onderkant van de T-connector die u in stap 4 hebt toegevoegd. Als de bijgeleverde netwerkkabel niet lang genoeg is, kunt u een netwerkkabel van maximaal 6 m (20 ft.) gebruiken (niet bijgeleverd). 6 Sluit de netwerkkabel aan op de roerbediening en de T- connector. 7 Herhaal de stappen 2 tot en met 6 voor de CCU. Optionele NMEA 2000 toestellen aansluiten op de stuurautomaat U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat gebruiken door optionele NMEA 2000 compatibele toestellen, zoals een windsensor, een watersnelheidsensor of een GPStoestel, aan te sluiten op het NMEA 2000 netwerk. OPMERKING: Optionele toestellen die niet NMEA 2000 compatibel zijn, kunt u aansluiten op de roerbediening via NMEA 0183 (Overwegingen betreffende NMEA 0183 verbinding). 1 Voeg een extra T-connector (niet meegeleverd) toe aan het NMEA 2000 netwerk. 2 Volg de instructies die bij het toestel zijn geleverd om het optionele NMEA 2000 toestel aan te sluiten op de T- connector. De stuurautomaat configureren De stuurautomaat moet worden geconfigureerd en afgesteld op de dynamiek van uw boot. Gebruik voor de configuratie van de stuurautomaat de Dockside Wizard en de Sea Trial Wizard op de bediening. Volg de instructies in deze wizards om de vereiste configuratiestappen te voltooien. De Dockside Wizard Als u de Dockside Wizard uitvoert terwijl uw boot op het droge ligt, moet u zorgen dat het roer vrij kan bewegen om schade aan het roer of andere voorwerpen te voorkomen. U kunt de Dockside Wizard zowel in het water als op het droge uitvoeren. Als de boot in het water ligt, moet deze stationair draaien terwijl u de wizard uitvoert. De Dockside Wizard uitvoeren Als uw boot stuurbekrachtiging heeft, schakelt u de stuurbekrachtiging in voordat u de Dockside Wizard uitvoert. Zo voorkomt u beschadiging van de stuurinrichting. 1 Schakel de stuurautomaat in. Als u de stuurautomaat voor het eerst inschakelt, wordt u gevraagd om een korte configuratieprocedure uit te voeren. 2 Als de Dockside Wizard na de configuratieprocedure niet automatisch wordt opgestart, selecteert u Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat > Wizards > Dockside Wizard. 3 Selecteer het type vaartuig. 4 Test de stuurrichting (De stuurrichting testen). 5 Selecteer indien nodig de snelheidsbron (De bron van de snelheid selecteren). 6 Controleer indien nodig de tachometer (De tachometer controleren). 7 Bekijk de resultaten van de Dockside Wizard (Het resultaat van de Dockside Wizard bekijken). De stuurrichting testen 1 Selecteer en, terwijl u op lage snelheid vaart. Als u selecteert, moet het roer de boot naar links sturen. Als u selecteert, moet het roer de boot naar rechts sturen. 2 Selecteer Doorgaan. 3 Selecteer een optie: Als de boot tijdens de test in de juiste richting vaart, selecteert u Ja. Selecteer Nee als de boot bij de test van de stuurrichting in de tegenovergestelde richting vaart en herhaal stap 1 t/m 3. De bron van de snelheid selecteren Selecteer een optie: Als u een NMEA 2000 compatibele motor (of motoren) op het NMEA 2000 netwerk hebt aangesloten, selecteert u Tach. - NMEA 2000 of eigen. Als er geen NMEA 2000 tachometergegevens beschikbaar zijn of als deze onbruikbaar zijn, selecteert u GPS als bron van snelheid. Als u geen NMEA 2000 tachometer of GPS-toestel als bron van snelheid hebt aangesloten, selecteert u Geen. OPMERKING: Als de stuurautomaat met de instelling Geen als bron van snelheid niet goed werkt, raadt Garmin u aan een tachometer aan te sluiten via het NMEA 2000 netwerk of een GPS-toestel te gebruiken als de bron van snelheid. De tachometer controleren Deze procedure wordt niet weergegeven als GPS of Geen is geselecteerd als de snelheidsbron. Hiermee kunt u bij draaiende motor(en) de RPM-waarden op de bediening vergelijken met die op de tachometer (of tachometers) op het dashboard van uw boot. Als de RPM-waarden niet overeenkomen, is er mogelijk een probleem met de NMEA 2000 snelheidsbron of de aansluiting. Het resultaat van de Dockside Wizard bekijken De bediening geeft de waarden aan die u in de Dockside Wizard hebt geselecteerd. 1 Bekijk het resultaat van de Dockside Wizard. 2 Selecteer eventuele onjuiste waarden en kies Selecteer. 3 Corrigeer de waarde. 4 Herhaal de stappen 2 en 3 voor elke waarde die u wilt corrigeren. 5 Selecteer OK als u klaar bent. De Sea Trial Wizard Met de Sea Trial Wizard configureert u de belangrijkste sensoren op de stuurautomaat. Het is heel belangrijk om de wizard uit te voeren onder omstandigheden die geschikt zijn voor uw boot. Belangrijke overwegingen met betrekking tot de Sea Trial Wizard De Sea Trial Wizard moet in kalm water worden uitgevoerd. Wat kalm water is, hangt af van de grootte en vorm van uw boot. Voordat u begint met de Sea Trial Wizard, moet de boot zich dan ook op een geschikte locatie bevinden. De boot mag niet schommelen terwijl deze stil ligt of zeer langzaam vaart. De boot mag geen last hebben van de wind. Terwijl u de Sea Trial Wizard uitvoert, moet u op de volgende punten letten. Het gewicht op de boot moet in balans zijn. Terwijl u de stappen van de Sea Trial Wizard uitvoert, mag u niet rondlopen op de boot. De Sea Trial Wizard uitvoeren 1 Vaar met de boot naar een open stuk kalm water. 5

2 Selecteer Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat > Wizards > Sea Trial Wizard. 3 Configureer indien nodig de RPM bij planeren. Deze stap geldt alleen voor motorboten met planerende romp waarvan de snelheidsbron is ingesteld op Tach. - NMEA 2000 of eigen. 4 Configureer indien nodig de planeersnelheid. Deze stap geldt alleen voor motorboten met planerende romp waarvan de snelheidsbron is ingesteld op GPS. 5 Configureer indien nodig de hoge RPM-limiet. Deze stap geldt alleen voor motorboten waarvan de snelheidsbron is ingesteld op Tach. - NMEA 2000 of eigen of GPS. 6 Configureer indien nodig de maximumsnelheid. Deze stap geldt alleen voor motorboten waarvan de snelheidsbron is ingesteld op GPS. 7 Kalibreer het kompas (Het kompas kalibreren). 8 Voer de procedure Automatisch afstemmen uit (De procedure Automatisch afstemmen uitvoeren). 9 Stel Noord (Het noorden instellen) in als GPSkoersinformatie beschikbaar is, of stel de instelling voor de voorliggende koers bij (De koersinstelling aanpassen) als er geen GPS-koersinformatie beschikbaar is. Het kompas kalibreren 1 Selecteer een optie: Als u de kalibratie uitvoert als onderdeel van de Sea Trial Wizard, selecteert u Begin. Als u de kalibratie niet uitvoert als onderdeel van de Sea Trial Wizard, selecteert u vanuit het koersscherm Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat > Kompas instellen > Kalibreer kompas > Begin. 2 Volg de instructies op de roerbediening op tot de kalibratie is voltooid. Zorg er daarbij voor dat u de boot zo stabiel en vlak mogelijk houdt. Zorg dat de boot tijdens het kalibreren niet overhelt. 3 Selecteer een optie: Selecteer OK als de kalibratie is voltooid. Als het kalibratieproces niet met succes is voltooid, selecteert u Opnieuw en herhaalt u stap 1 t/m 3. Als de kalibratie is voltooid, worden kalibratiewaarden weergegeven. U kunt deze waarden gebruiken om de kwaliteit van het kalibratieproces te bepalen. Kompaskalibratiewaarden Als het kompaskalibratieproces is voltooid, kunt u aan de hand van de resultaten op de roerbediening bepalen hoe succesvol de kalibratie is. Magnetische omgeving: Geeft de mate van vervorming van het aardmagneetveld op de montageplaats aan. Een waarde van 100 geeft aan dat het toestel geen magnetische interferentie ondervindt op de montageplaats. Als deze waarde laag is, moet u de CCU mogelijk verplaatsen en het kompas nogmaals kalibreren. Een waarde van 100 is ideaal, maar is niet noodzakelijk voor een juiste werking van de stuurautomaat. Als de CCU is geïnstalleerd op een optimale locatie op uw boot, kunt u verder gaan met het configureren van de stuurautomaat en de werking ervan later nogmaals evalueren. Kalibratiekwaliteit: Geeft aan hoe vlak de ligging van de boot was tijdens het kalibreren van het kompas. Een waarde van 100 geeft aan dat de boot volkomen vlak heeft gelegen tijdens het kalibreren van het kompas. Als deze waarde laag is, moet u het kompas mogelijk opnieuw kalibreren. De procedure Automatisch afstemmen uitvoeren Voer deze procedure uit op open water. 1 Pas uw snelheid aan zodat de boot op normale kruissnelheid vaart zodat u goed kunt corrigeren. 2 Selecteer een optie: Als u de kalibratie uitvoert als onderdeel van de Sea Trial Wizard, selecteert u Begin. Als u de kalibratie niet uitvoert als onderdeel van de Sea Trial Wizard, selecteert u vanuit het koersscherm Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat > Stuurautomaat afstemmen > Automatisch afstemmen > Begin. De boot voert een aantal zigzagbewegingen uit terwijl Automatisch afstemmen wordt uitgevoerd. 3 Nadat de procedure is voltooid, volgt u de instructies op het scherm. 4 Selecteer een optie: Als de procedure Automatisch afstemmen niet met succes is voltooid en u de maximale kruissnelheid nog niet hebt bereikt, verhoogt u de snelheid en herhaalt u stap 1 t/m 3 tot de procedure Automatisch afstemmen met succes is voltooid. Als de procedure Automatisch afstemmen niet met succes is voltooid en u wel de maximale kruissnelheid hebt bereikt, verlaagt u de snelheid tot de initiële snelheid voor Automatisch afstemmen en selecteert u Alt. automatisch afstemmen om een alternatieve procedure te starten. Als de procedure Automatisch afstemmen is voltooid, worden de versterkingswaarden weergegeven. Aan de hand van deze waarden kunt u de kwaliteit van de procedure Automatisch afstemmen bepalen. Versterkingswaarden voor automatisch afstemmen Als de procedure voor automatisch afstemmen is voltooid, kunt u op de roerbediening de versterkingswaarden bekijken. U kunt deze getallen noteren en raadplegen als u de procedure voor automatisch afstemmen later wilt uitvoeren of als u de versterkingsinstellingen handmatig wilt aanpassen (niet aanbevolen) (Instellingen stuurautomaatversterking aanpassen). Versterking: Stelt in hoe strak de stuurautomaat de voorliggende koers vasthoudt en hoe snel koerswijzigingen worden gemaakt. Tegencorrectie: Stelt in hoe snel de stuurautomaat oversturing na een koerswijziging corrigeert. Het noorden instellen Voer deze procedure uit op open water. OPMERKING: Als u de instructies hebt gevolgd bij het installeren van de CCU, is deze procedure wellicht niet nodig (Aandachtspunten bij de montage en aansluiting van de CCU). Deze procedure wordt weergegeven als op de stuurautomaat een optioneel GPS-toestel is aangesloten (Optionele NMEA 2000 toestellen aansluiten op de stuurautomaat) en dit toestel een GPS-positie heeft verkregen. Tijdens deze procedure wordt de koersinformatie van de GPS gebruikt om op de stuurautomaat het noorden te kalibreren. Als u geen GPS-toestel hebt aangesloten, wordt u gevraagd om de instelling voor de voorliggende koers bij te stellen (De koersinstelling aanpassen). 1 Breng uw boot op kruissnelheid en vaar in een rechte lijn. 2 Selecteer een optie: Als u de kalibratie uitvoert als onderdeel van de Sea Trial Wizard, selecteert u Begin. 6

Als u deze procedure niet uitvoert als onderdeel van de Sea Trial Wizard, selecteert u vanuit het koersscherm Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat > Kompas instellen > Noord instellen > Begin. 3 Blijf met de boot op kruissnelheid in een rechte lijn varen en volg de instructies op het scherm. 4 Selecteer een optie: Selecteer OK als de kalibratie is voltooid. Als de kalibratie niet met succes is voltooid, herhaalt u stap 1 t/m 3. De koersinstelling aanpassen Deze procedure wordt alleen weergegeven als op uw stuurautomaat geen optioneel GPS-toestel is aangesloten (Optionele NMEA 2000 toestellen aansluiten op de stuurautomaat). Als op de stuurautomaat een GPS-toestel is aangesloten dat een GPS-positie heeft verkregen, wordt u gevraagd om in plaats daarvan het noorden in te stellen (Het noorden instellen). 1 Zoek het noorden met een handkompas. 2 Selecteer een optie: Als u deze procedure uitvoert als onderdeel van de Sea Trial Wizard, past u de koersinstelling aan totdat het noorden gelijk staat met het noorden op het magnetische kompas. Als u de kalibratie niet uitvoert als onderdeel van de Sea Trial Wizard, selecteert u vanuit het koersscherm Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat > Kompas instellen > Kleine koersaanpassing en stelt u de instelling voor de voorliggende koers bij tot deze overeenkomt met het noorden op het magnetische kompas. 3 Selecteer OK. De configuratie testen en aanpassen Test de stuurautomaat bij een lage snelheid. Nadat de stuurautomaat is getest en ingesteld bij een lage snelheid, dient u de stuurautomaat bij een hogere snelheid te testen om normale gebruiksomstandigheden te simuleren. 1 Vaar de boot in één richting met de stuurautomaat ingeschakeld (in Heading Hold). De boot kan licht schommelen, maar niet bovenmatig. 2 Draai de boot in één richting met de stuurautomaat en let op hoe de boot zich houdt. De boot moet rustig draaien, niet te snel of te langzaam. Als u de boot draait met de stuurautomaat, moet de boot op de gewenste koers komen met minimale overschrijding en schommelingen van de koers. 3 Selecteer een optie: Als de boot te snel of te traag draait, past u de acceleratiebeperking van de stuurautomaat aan (Instellingen voor acceleratiebeperking aanpassen). Als de koers te zeer schommelt of als de boot de koerswijziging niet corrigeert, moet u de stuurautomaatversterking aanpassen (Instellingen stuurautomaatversterking aanpassen). Als de boot rustig draait, de koers slechts lichtjes of helemaal niet schommelt en de boot goed koers houdt, dan is de configuratie goed en hoeft u verder geen instellingen te wijzigen. Instellingen voor acceleratiebeperking aanpassen 1 Schakel Dealermodus in (De dealerconfiguratie inschakelen). 2 Selecteer Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat > Stuurautomaat afstemmen > Snelheidsbegrenzer. 3 Selecteer een optie: Verhoog de waarde als de stuurautomaat te snel draait. Verlaag de waarde als de stuurautomaat te langzaam draait. Als u de acceleratiebeperking handmatig aanpast, moet u relatief kleine aanpassingen maken. Test de wijziging voordat u verdere aanpassingen uitvoert. 4 Test de configuratie van de stuurautomaat. 5 Herhaal de stappen 3 en 4 totdat de stuurautomaat naar wens werkt. Instellingen stuurautomaatversterking aanpassen 1 Schakel Dealermodus (De dealerconfiguratie inschakelen) in. 2 Selecteer Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat > Stuurautomaat afstemmen > Roerversterking. 3 Selecteer een optie op basis van het type boot: Als u een motorboot met waterverplaatsende romp of een motorboot waarvan de snelheidsbron is ingesteld op Geen hebt, selecteert u Versterking en stelt u in hoe strak het roer de voorliggende koers vasthoudt en koerswijzigingen maakt. Als u deze waarde te hoog instelt, kan de stuurautomaat overactief reageren door bij de geringste afwijking voortdurend te proberen om de voorliggende koers aan te passen. Een overactieve stuurautomaat kan de accu sneller dan normaal leegtrekken. Als u een motorboot met waterverplaatsende romp of een motorboot waarvan de snelheidsbron is ingesteld op Geen hebt, selecteert u Tegencorrectie en stelt u in hoe nauwkeurig het roer het doorschieten bij het draaien corrigeert. Als u deze waarde te laag instelt, kan de stuurautomaat bij het corrigeren van de oorspronkelijke draai de boot opnieuw laten doorschieten bij het draaien. Als u een motorboot met planerende romp hebt waarvan de snelheidsbron is ingesteld op Tach. - NMEA 2000 of eigen of GPS, selecteert u Lage snelheid of Hoge snelheid en stelt u in hoe nauwkeurig het roer de voorliggende koers vasthoudt en bij een lage of hoge snelheid draait. Als u deze waarde te hoog instelt, kan de stuurautomaat overactief reageren door bij de geringste afwijking voortdurend te proberen om de voorliggende koers aan te passen. Een overactieve stuurautomaat kan de accu sneller dan normaal leegtrekken. Als u een motorboot met planerende romp hebt waarvan de snelheidsbron is ingesteld op Tach. - NMEA 2000 of eigen of GPS, selecteert u Tegencorr. lage snelh. of Tegencorr. hoge snelh. en stelt u in hoe nauwkeurig het roer het doorschieten bij het draaien corrigeert. Als u deze waarde te laag instelt, kan de stuurautomaat bij het corrigeren van de oorspronkelijke draai de boot opnieuw laten doorschieten bij het draaien. 4 Test de configuratie van de stuurautomaat en herhaal de stappen 2 en 3 totdat de stuurautomaat naar wens werkt. Geavanceerde configuratie Onder normale omstandigheden zijn er geen geavanceerde configuratieopties beschikbaar op de bediening. Als u geavanceerde configuratie-instellingen voor de stuurautomaat wilt gebruiken, moet u eerst Dealermodus inschakelen (De dealerconfiguratie inschakelen). De dealerconfiguratie inschakelen 1 Selecteer in het startscherm Menu > Stel in > Systeem > Systeeminformatie. 2 Houd de centertoets gedurende 5 seconden ingedrukt. Dealermodus wordt geactiveerd. 3 Selecteer Terug > Terug. 7

De procedure is voltooid als de optie Dealerinstelling stuurautomaat beschikbaar is in het instelscherm. Geavanceerde configuratie-instellingen U kunt zonder wizards de procedure voor automatisch afstemmen uitvoeren, het kompas kalibreren en het noorden bepalen op de stuurautomaat. U kunt ook elke instelling afzonderlijk maken, zonder de configuratieprocedures te doorlopen. De geautomatiseerde configuratieprocedures handmatig uitvoeren 1 Schakel Dealermodus (De dealerconfiguratie inschakelen) in. 2 Selecteer in het koersscherm Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat. 3 Selecteer een automatisch proces: Selecteer Kompas instellen > Kalibreer kompas om de kompaskalibratieprocedures te starten (Het kompas kalibreren). Selecteer Kompas instellen > Noord instellen om de procedures voor het instellen van het noorden te starten (Het noorden instellen). Selecteer Stuurautomaat afstemmen > Automatisch afstemmen om de procedures voor automatische afstemming van de stuurautomaat te starten (De procedure Automatisch afstemmen uitvoeren). 4 Volg de instructies op het scherm. Handmatig afzonderlijke configuratie-instellingen maken Wanneer u bepaalde configuratie-instellingen maakt, is het soms nodig andere instellingen te wijzigen. Zie het gedeelte over gedetailleerde configuratie-instellingen (Gedetailleerde configuratie-instellingen) voordat u een instelling wijzigt. 1 Schakel Dealermodus in (De dealerconfiguratie inschakelen). 2 Selecteer in het startscherm Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat. 3 Selecteer een instellingscategorie. 4 Selecteer een instelling die u wilt wijzigen. Een beschrijving van alle instellingen vindt u in de appendix (Gedetailleerde configuratie-instellingen). 5 Wijzig de waarde van de instelling. Appendix NMEA 0183 aansluitingsschema's Deze bedradingsschema's zijn voorbeelden van verschillende situaties die u kunt tegenkomen tijdens het aansluiten van uw NMEA 0183 toestel op de bediening. Overwegingen betreffende NMEA 0183 verbinding Raadpleeg de installatie-instructies die bij uw NMEA 0183 compatibele toestel zijn geleverd voor informatie over het herkennen van de polen A (+) en B (-) van de zendende (Tx) en de ontvangende draad (Rx). Als u NMEA 0183 toestellen aansluit met twee zendende en twee ontvangende draden, is het niet nodig om de NMEA 2000 bus en het NMEA 0183 toestel op een gemeenschappelijke aarding aan te sluiten. Als u een NMEA 0183 toestel met slechts één zendende draad (Tx) of slechts één ontvangende draad (Rx) aansluit, moeten de NMEA 2000 bus en het NMEA 0183 toestel wel op een gemeenschappelijke aarding worden aangesloten. Tweerichtings NMEA 0183 communicatie À NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening) Á Voedingsbron van 12 Vdc  Bediening à NMEA 0183 compatibel toestel Draad Kleur en functie van draad bediening Functie van draad NMEA 0183 compatibel toestel Ê n.v.t. Voeding Ë n.v.t. NMEA 0183 aarde Ì Blauw Tx/A (+) Rx/A (+) Í Wit Tx/B (-) Rx/B (-) Î Bruin Rx/A (+) Tx/A (+) Ï Groen Rx/B (-) Tx/B (-) OPMERKING: Als u een NMEA 0183 toestel aansluit met twee zendende en twee ontvangende leidingen, is het niet nodig om de NMEA 2000 bus en het NMEA 0183 toestel op een gemeenschappelijke aarding aan te sluiten. Slechts één ontvangende draad Als uw NMEA 0183 compatibele toestel slechts één ontvangende draad (Rx) heeft, moet deze worden aangesloten op de blauwe draad (Tx/A) van de stuurautomaat, en moet de witte draad (Tx/B) van de stuurautomaat niet worden aangesloten. À NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening) Á Voedingsbron van 12 Vdc  Bediening à NMEA 0183 compatibel toestel Draad Kleur en functie van draad bediening Functie van draad NMEA 0183 compatibel toestel Ê n.v.t. Voeding Ë n.v.t. NMEA 0183 aarde Ì Blauw Tx/A (+) Rx Í Wit niet aangesloten n.v.t. Î Bruin Rx/A (+) Tx/A (+) Ï Groen Rx/B (-) Tx/B (-) OPMERKING: Als u een NMEA 0183 toestel met slechts één ontvangende draad (Rx) aansluit, moeten de NMEA 2000 bus en het NMEA 0183 toestel op een gemeenschappelijke aarding worden aangesloten. 8

Slechts één zendende draad Als uw NMEA 0183 compatibele toestel slechts één zendende draad (Tx) heeft, moet deze worden aangesloten op de bruine draad (Rx/A) van de bediening. Sluit de groene draad (Rx/B) van de bediening aan op NMEA 0183 aarde. À NMEA 2000 netwerk (levert voeding aan de bediening) Á Voedingsbron van 12 Vdc  Bediening à NMEA 0183 compatibel toestel Draad Kleur en functie van draad besturing Functie van draad NMEA 0183 compatibel toestel Ê n.v.t. Voeding Ë Groen Rx/B (-) (aansluiten op NMEA 0183 aarde NMEA 0183 aarde) Ì Blauw Tx/A (+) Rx/A (+) Í Wit Tx/B (-) Rx/B (-) Î Bruin Rx/A (+) Tx/A (+) OPMERKING: Als u een NMEA 0183 toestel met slechts één zendende draad (Tx) aansluit, moeten de NMEA 2000 bus en het NMEA 0183 toestel op een gemeenschappelijke aarding worden aangesloten. Specificaties CCU Specificatie Afmetingen (L B H) Gewicht Temperatuurbereik Materiaal Waterbestendigheid Lengte CCU-kabel NMEA 2000 ingangsspanning NMEA 2000 LEN Waarde 170 x 90 x 50 mm (6,7 x 3,5 x 2 in.) 200 g (7 oz.) Van -15 tot 70 C (van 5 tot 158 F) Volledig afgedicht, schokbestendig kunststof IEC 60529 IPX7* 3 m (9 ft.) Van 9 tot 16 V gelijkstroom 4 (200 ma) *Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating. Bediening Specificatie Afmetingen zonder zonneklep (H B D) Afmetingen met zonneklep (H B D) Gewicht zonder zonneklep Gewicht met zonneklep Temperatuurbereik Kompasveilige afstand Waarde 110 x 115 x 30 mm (4,33 x 4,53 x 1,18 in.) 115 x 120 x 35,5 mm (4,53 x 4,72 x 1,40 in.) 247 g (8,71 oz.) 283 g (9,98 oz.) Van -15 tot 70 C (van 5 tot 158 F) 209 mm (8,25 inch) Specificatie Materiaal Waterbestendigheid Stroomverbruik Max. voedingsspanning NMEA 2000 ingangsspanning NMEA 2000 (LEN) Waarde Behuizing: Volledig afgedicht polycarbonaat Lens: Glas met antireflecterende behandeling IEC 60529 IPX7* 2,5 W max. 32 V gelijkstroom 9 tot 16 V gelijkstroom 6 (300 ma bij 9 V gelijkstroom) *Het toestel is bestand tegen incidentele blootstelling aan water tot een diepte van 1 meter gedurende maximaal 30 minuten. Ga voor meer informatie naar www.garmin.com/waterrating. Alarm Specificatie Afmetingen (L diameter) Gewicht Temperatuurbereik Kabellengte NMEA 2000 PGN-informatie CCU Afmetingen 23 25 mm ( 29 / 32 1 inch) 68 g (2,4 oz.) Van -15 tot 60 C (5 tot 140 F) 3,0 m (10 ft.) Type PGN Beschrijving Zenden en ontvangen Alleen zenden Alleen ontvangen Bediening 059392 ISO bevestiging 059904 ISO aanvraag 060928 ISO adresreservering 126208 NMEA: Opdracht/Aanvraag/Bevestiging (groepfunctie) 126464 PGN-lijst verzenden en ontvangen (groepfunctie) 126996 Productinformatie 127257 Gedragsgegevens zenden/ontvangen 127251 Draaisnelheid zenden/ontvangen 127250 Voorliggende koers van vaartuig 127258 Magnetische variatie 127488 Motorparameters: Snelle update 128259 Watersnelheid 129025 Positie: Snelle update 129026 COG en SOG: Snelle update 129283 Koersfout 129284 Navigatiegegevens 130306 Windgegevens Type PGN Beschrijving Zenden en ontvangen Alleen zenden 059392 ISO Bevestiging 059904 ISO Aanvraag 060928 ISO Adresreservering 126208 NMEA - Opdracht/Aanvraag/Bevestiging (groepfunctie) 126464 PGN List Group-functie verzenden/ ontvangen 126996 Productinformatie 128259 Watersnelheid 129025 Positie - Snelle update 129026 COG & SOG - Snelle update 129283 Koersafwijking 129284 Navigatiegegevens 9

Type PGN Beschrijving Alleen ontvangen 129540 GNSS-satellieten in weergavemodus 130306 Windgegevens 127245 Roergegevens 127250 Koers van schip 127488 Motorparameters - Snelle update 128259 Watersnelheid 129025 Positie - Snelle update 129029 GNSS-positiegegevens 129283 Koersafwijking 129284 Navigatiegegevens 129285 Navigatie - Route/WP-gegevens 130306 Windgegevens 130576 Status kleine vaartuigen NMEA 0183 informatie Als optionele NMEA 0183 compatibele toestellen op de stuurautomaat zijn aangesloten, worden op de stuurautomaat de volgende NMEA 0183 telegrammen gebruikt. Type Zenden Ontvangen Telegram hdg wpl gga grme gsa gsv rmc bod bwc dtm gll rmb vhw mwv xte Fout- en waarschuwingsberichten Foutbericht Oorzaak Actie van stuurautomaat Lage ECU-spanning Stuurautomaat ontvangt geen navigatiegegevens. Stuurautomaat heeft vaste voorliggende koers. Geen verbinding met stuurautomaat De pompvoedingsspanning is langer dan 6 seconden tot lager dan 10 V gelijkstroom gedaald. De stuurautomaat ontvangt geen geldige navigatiegegevens tijdens het uitvoeren van een Route-naar-manoeuvre. Dit bericht wordt ook weergegeven als de navigatie wordt gestopt op een kaartplotter voordat de stuurautomaat wordt gedeactiveerd. De roerbesturing heeft geen verbinding meer met de CCU. Er klinkt een alarm gedurende 5 seconden De normale werking wordt hervat Er klinkt een alarm gedurende 5 seconden Stuurautomaat schakelt over naar vaste voorliggende koers N.v.t. Foutbericht Oorzaak Actie van stuurautomaat Geen windgegevens (alleen zeilboot) Fout: Communicatie tussen ECU en CCU verbroken (bij ingeschakelde stuurautomaat) De stuurautomaat ontvangt geen geldige windgegevens meer. Time-out van communicatie tussen de CCU en de pomp. Er klinkt een alarm gedurende 5 seconden Stuurautomaat schakelt over naar vaste voorliggende koers De roerbesturing piept en de stuurautomaat schakelt over naar stand-by. Gedetailleerde configuratie-instellingen Hoewel de configuratie meestal met een wizard wordt uitgevoerd, kunt u elke instelling handmatig wijzigen om de stuurautomaat af te stellen. Geavanceerde configuratie-instellingen zijn alleen beschikbaar als u Dealermodus gebruikt (De dealerconfiguratie inschakelen). Gebruikersinstellingen zijn beschikbaar tijdens normale activiteit van de stuurautomaat. Zie voor meer informatie het gedeelte over configuratie in de gebruikershandleiding die bij de stuurautomaat is geleverd. OPMERKING: Afhankelijk van de configuratie van de stuurautomaat, zijn bepaalde instellingen niet beschikbaar. OPMERKING: Als u op een motorboot de instelling Bron snelheid inschakelt, moet u de van toepassing zijnde instellingen voor Controleer tachometer, Lage RPM-limiet, Hoge RPM-limiet, Planeer-RPM, Planeersnelheid of Maximum snelheid controleren voordat u de stuurautomaat automatisch afstemt (De procedure Automatisch afstemmen uitvoeren). Instellingen voor het afstemmen van de stuurautomaat Selecteer Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat om het scherm met de instellingen voor het afstemmen van de stuurautomaat te openen. Snelheidsbegrenzer: Hiermee beperkt u de snelheid waarmee de stuurautomaat koerswijzigingen maakt. Verhoog het percentage om de snelheid van koerswijzigingen te beperken. Verlaag het percentage om de snelheid van koerswijzigingen te verhogen. De bron van de snelheid instellen OPMERKING: De bron van de snelheid kan alleen voor motorboten worden ingesteld. Selecteer Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat > Bron snelheid instellen om het scherm met instellingen te openen. Bron snelheid: Hiermee kunt u de gewenste bron selecteren. Controleer tachometer: Hiermee kunt u de RPM-waarden op de bediening vergelijken met die van de tachometers op het dashboard van uw boot. Planeer-RPM: Hiermee past u de RPM-waarden op de bediening aan als uw boot overgaat van verplaatsing naar planeersnelheid. Als de waarde niet overeenkomt met de waarde op de bediening, kunt u deze waarde aanpassen. Planeersnelheid: Hiermee past u de planeersnelheid van uw boot aan. Als de waarde niet overeenkomt met de waarde op de bediening, kunt u deze waarde aanpassen. Lage RPM-limiet: Hiermee past u het laagste RPM-punt van uw boot aan. Als de waarde niet overeenkomt met de waarde op de bediening, kunt u deze waarde aanpassen. Hoge RPM-limiet: Hiermee past u het hoogste RPM-punt van uw boot aan. Als de waarde niet overeenkomt met de waarde op de bediening, kunt u deze waarde aanpassen. 10

Maximum snelheid: Hiermee past u de maximumsnelheid van uw boot aan. Als de waarde niet overeenkomt met de waarde op de bediening, kunt u deze waarde aanpassen. Instellingen voor de roerversterking OPMERKING: Als u deze waarde te hoog of te laag instelt, kan de stuurautomaat overactief reageren door bij de geringste afwijking voortdurend te proberen om de voorliggende koers aan te passen. Een overactieve stuurautomaat zorgt voor snelle slijtage van de pomp en trekt ook de accu sneller leeg dan normaal. Selecteer Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat > Roerversterking. OPMERKING: Deze instellingen gelden uitsluitend voor zeilboten, motorboten met waterverplaatsende romp en motorboten waarvan de bron van snelheid is ingesteld op Geen. Versterking: Hiermee stelt u in hoe strak het roer de voorliggende koers vasthoudt en koerswijzigingen maakt. Tegencorrectie: Hiermee stelt u in hoe strak het roer een overschrijding van de koerswijziging corrigeert. Als u een te hoge waarde instelt, kan de stuurautomaat een koerswijziging overschrijden bij een poging de oorspronkelijke koerswijziging te corrigeren. OPMERKING: Deze instellingen gelden uitsluitend voor motorboten met planerende romp waarvan de snelheidsbron is ingesteld op Tach. - NMEA 2000 of eigen of GPS. Lage snelheid: Hiermee kunt u de roerversterking bij lage snelheden instellen. Deze instelling is van toepassing als het vaartuig onder de planeersnelheid vaart. Tegencorr. lage snelh.: Hiermee kunt u de tegencorrectie voor de roerversterking bij lage snelheden instellen. Deze instelling is van toepassing als het vaartuig onder de planeersnelheid vaart. Hoge snelheid: Met deze instelling kunt u de roerversterking bij hoge snelheden instellen. Deze instelling is van toepassing als het vaartuig boven de planeersnelheid vaart. Tegencorr. hoge snelh.: Met deze instelling kunt u de tegencorrectie voor de roerversterking bij hoge snelheden instellen. Deze instelling is van toepassing als het vaartuig boven de planeersnelheid vaart. De besturing instellen Selecteer Menu > Stel in > Dealerinstelling stuurautomaat > Stuursysteem instellen om het scherm met instellingen te openen. Control. stuurrichting: Hiermee stelt u de richting in waarin het roer moet bewegen om het vaartuig naar bakboord en naar stuurboord te draaien. U kunt de stuurrichting vervolgens testen en omdraaien. Het toestel registreren Vul de onlineregistratie nog vandaag in, zodat wij u beter kunnen helpen. Ga naar http://my.garmin.com. Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op een veilige plek. Contact opnemen met Garmin Product Support Ga naar www.garmin.com/support en klik op Contact Support voor ondersteuningsinformatie in uw regio. Bel in de VS met (913) 397.8200 of (800) 800.1020. Bel in het VK met 0808 2380000. Bel in Europa met +44 (0) 870.8501241. 11