FIG-puntencode Dubbele minitrampoline 2017 / 2020

Vergelijkbare documenten
FIG Code of Points Trampoline Gymnastics TRAMPOLINE GYMNASTICS

2006 I 10 jaar 2005 A 11 jaar B 11 JAAR C 11 JAAR 2004 A 12 jaar B 12 JAAR C 12 JAAR A jaar B JAAR C JAAR

WEDSTRIJDSTRUCTUUR...

FIG WEDSTRIJDREGLEMENT Code of Points Dubbel Mini-Trampoline. Geldig van

Technisch Reglement. Tumbling - wedstrijdsport GymFed

FIG WEDSTRIJDREGLEMENT Code of Points Trampoline (augustus 2013) NIVEAU 1

Nederlandse vertaling van het F.I.G. WEDSTRIJDREGLEMENT PER , editie januari 2011

Nationaal Verplichte sprongen in verplichte oefening Max. Mlh. Instap/benjamins salto a.o. C of barani C

6 e editie. Jump O lientje. Zaterdag 16 november Reglementen. Interclub Turnkring Ontvoogding

PROGRAMMA Trampoline

15 de AKTIVA CUP. Zaterdag 22 JUNI 2019 DUBBEL MINI TRAMPOLINE TUMBLING

FIG WEDSTRIJDREGLEMENT Code of Points Trampoline (februari 2017) NIVEAU cop 17-20

Trampoline, Dubbele minitrampoline en Minitrampoline

11 de AKTIVA CUP. Zaterdag 27 JUNI 2015 DUBBEL MINI TRAMPOLINE TUMBLING

Nederlandse vertaling van het F.I.G. WEDSTRIJDREGLEMENT CODE OFF POINTS

13 de AKTIVA CUP. Zaterdag 24 JUNI 2017 DUBBEL MINI TRAMPOLINE TUMBLING

Reglement Trampoline en Luchttumbling

INDIVIDUEEL SPRINGEN ZWN

FIG WEDSTRIJDREGLEMENT Code of Points Trampoline (februari 2017)

WEDSTRIJDSTRUCTUUR TRAMPOLINE INDIVIDUEEL OVERZICHT ALGEMEENHEDEN MINIMALE EN MAXIMALE MOEIILIJKHEDEN...

Reglement Minitrampoline (groepsspringen)

Nederlandse Studenten Turnbond. Reglementen Individueel Springen

Reglement Minitrampoline (groepsspringen)

Nederlandse Studenten Turnbond

INDIVIDUEEL SPRINGEN RAYON ROTTERDAM ZUID

INDIVIDUEEL SPRINGEN RAYON ROTTERDAM ZUID

Minitrampoline Reglement: Groepsspringen

INDIVIDUEEL SPRINGEN DISTRICT OOST

PROGRAMMA RECREA DMT MINITRAMPOLINE - TRAMPOLINE

Wedstrijdreglement Acrobatische Gymnastiek Aanvulling op A-B-C niveau. Pupillen reglement Versie oktober 2016

Bijlage. Activiteitenboek. Regionale Technische Commissie Turnen Dames Midden Nederland

Trampoline Workplan V.1 13/11/2014 (Voorlopig)

Nederlandse Studenten Turn Bond

TECHNISCHE REGLEMENT NOORDELIJKE KAMPIOENSCHAPPEN MICROTEAMGYM 2018

Lange Mat, Tumbling en Airtrack

De leerlijn kan daarnaast ook een uitstekend evaluatiemiddel of motivatie-instrument zijn, omdat er een duidelijke lange termijnlijn in zit.

s-hertogenbosch, Nederland 27 mei 2017

GROEPSSPRINGWEDSTRIJDEN D+E REGIO MIDDEN NEDERLAND

Reglement airtumblingspringen individueel

Deze wedstrijd is toegankelijk voor zowel sporters met als zonder wedstrijdpaspoort.

NTS Helpdesk Voorgeschreven Oefenstof

De derde editie van de Jeugd Olympische Spelen worden van 1 tot en met 12 Oktober gehouden in Buenos Aires, Argentinië.

BIJLAGE 4 TECHNISCH REGLEMENT GROEPSSPRINGEN. D/E reglement WEDSTRIJDREGLEMENT

LEERLIJN TUMBLING LEVEL 2 Vertaling leerlijn GBR (level 2)

Acrobatische gymnastiek, Vertaling FIG nieuwsbrieven nummer 1, 2, 3 en 4 cyclus 13 EN aanvulling voor in Nederland

Grote prijs Knokke-Heist. DOUBLETTEN TORNOOI Alle categorieën 4 rondes MAX 50 ploegen

Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 4,5

Praktijkdag Sprong - Brug TD1 Jurycursus NTS Voorgeschreven Oefenstof Niveau D2/D3

Nederlandse Studenten Turn Bond

Nederlandse Studenten TurnBond

Toestelturnen. De Recreatoernooien werden uitgewerkt voor de clubs van de Gymnastiekfederatie Vlaanderen.

REK Meisjes / Jongens

Nederlandse Studenten TurnBond. Technisch Reglement Groepsspringen

4.7.1 Wedstrijd 1&2&3 bij 5 wedstrijden (wedstrijd 1&2 bij 4 wedstrijden): E-groep D-groep C-groep B-groep A - groep Masters

Nieuwsbrief 3 Oktober 2018

BMX FREESTYLE REGLEMENT 2018 ROADMAP CONTESTS BELGIUM

1. REEKSINDELING 2 2. OPMAAK KLASSEMENT 2. Competitieregels 7 tegen 7 3

Voorjaarstornooi 50+

SPRONG Meisjes / Jongens

SPRONG Meisjes / Jongens

Uitnodiging. 23 November -25 November 2018 Breda-NEDERLAND. 7 th international Breda Open Acrobatics Cup. Acrobatic Gymnastics

De wedstrijd zal gehouden worden in sporthal de Rusheuvel, Rusheuvelsestraat te Oss.

32.3 Het klokken van de muziek start bij het begin van de muziek en eindigt aan het eind van de muziek.

BIJLAGE 3 TECHNISCH REGLEMENT GROEPSSPRINGEN. Micro Teamgym WEDSTRIJDREGLEMENT

Recreatief Toestelturnen E-NIVEAU HERENBRUG jongens Oefeningen 1, 2, 3

Kracht- en Coördinatiecircuit

Recreatief Toestelturnen E-NIVEAU BALK Meisjes Oefeningen 1, 2, 3

TRICKSPARTY. De algemene regels van een wedstrijd: ALGEMENE VOORWAARDEN

HELPDESK keuze oefenstof

Voorwoord 4 1. Algemene bepalingen 5 Deelname en leeftijd 5 Aanmelding en inschrijfgeld 5 Leiding 5 Hulpverlenen 5 Kleding en sieraden 5 Balletvormen

VERKORT REGLEMENT K1

BIJLAGE 1 TECHNISCH REGLEMENT GROEPSSPRINGEN WEDSTRIJDREGLEMENT. Algemeen

BIJLAGEN BIJ TECHNISCH REGLEMENT TRAMPOLINESPRINGEN

WEDSTRIJDSTRUCTUUR...

BIJLAGE 3 TECHNISCH REGLEMENT. GROEPSSPRINGEN Micro Teamgym WEDSTRIJDREGLEMENT

Stadsbeker REGLEMENT.

15 de Cup Michel Wanten 2018.

VJF REGLEMENT KATA Tornooien.

BIJLAGE 3 TECHNISCH REGLEMENT GROEPSSPRINGEN. Micro Teamgym WEDSTRIJDREGLEMENT

Tornooi reglement B.E.D.F.

Nederlandse Studenten TurnBond

2.) Heg springen : Uitvoeringsfouten ( -1 per fout ) Beoordeling ( +2 per uitvoering ) 3.) Smalle doorgang : Reglement Cross Challenge TREC:

Dames 6 Uitleg & voorbeeldoefeningen

Rayon Delfland. Oefenstof. Recreatie Wedstrijd

Recreatief Toestelturnen D-NIVEAU BALK Meisjes Oefeningen 4, 5

Nederlandse Studenten TurnBond

Uitnodiging POWERPLUS- CUP 2019

HELPDESK. Keuze oefenstof

Hoogte: 260 cm vanaf de bovenkant mat, 280 cm vanaf de vloer

Acrobatic Gymnastics Workplan V.1 01/11/2014 (Voorlopig)

Programma. Introductiebijeenkomst TD1 Jurycursus NTS Voorgeschreven Oefenstof Niveau D2/D3. Opbouw van de cursus. Programma.

BIJLAGE 1 TECHNISCH REGLEMENT GROEPSSPRINGEN WEDSTRIJDREGLEMENT. Algemeen

Technisch Reglement. Rhönradturnen

REGLEMENT JEUGD CUP DRESSUUR 2010

1. Overzicht programma

Vloer - Elementen. FIG Code of Points Vertaling LTC Turnen

INHOUD INHOUDSOPGAVE Teamcup... 3 Algemeen kwalificatiewedstrijd Per team - ToestelFInales Teamfinales... 5

NIVEAU D : 8 punten. Lange Mat Voorgeschreven oefeningen versie augustus Niveau D 8 ptn : oefening 1

Nieuwsbrief 6 ( FIG september 2014 ) In AcroNieuwsbrief Nederland december 2014 ) Nieuwsbrief 7 ( FIG december 2014 ) Acronieuwsbrief december 2014

in te schrijven in het loket van de KNGU. Het inschrijfgeld bedraagt 25,00 per team.

Transcriptie:

FIG-puntencode Dubbele minitrampoline 2017 / 2020

INHOUDSTAFEL DEEL I - PUNTENCODE... 3 A. ALGEMENE REGELS... 3 1 Individuele wedstrijd... 3 2 Ploegenwedstrijd... 3 3 (-)... 4 4 Winnaars... 4 5 Doorgangen... 4 6 Kledij voor deelnemers en spotters... 4 7 Wedstrijdkaarten... 5 8 Dubbele Minitrampoline... 5 9 Veiligheidsvoorschriften... 5 10 Secretariaat... 6 11 Hoofdjury & Arbitragejury... 6 B. WEDSTRIJDVERLOOP... 6 12 Opwarming... 6 13 Begin van een doorgang... 6 14 Vereiste houding tijdens een doorgang... 7 15 Herhaling van elementen... 7 16 Onderbreking van een doorgang... 7 17 Beëindigen van een doorgang... 8 18 Beoordeling... 8 C. HET JURYPANEL... 10 19 Jurypanels... 10 20 Taken van de voorzitter van het jurypanel... 10 21 Taken van de jury voor uitvoering... 11 22 Taken van de jury voor moeilijkheid... 11 DEEL II - LEIDRAAD VOOR JURYLEDEN... 12 1. INTERPRETATIE VAN DE REGELS... 12 A Interpretaties met betrekking tot Trampoline en Dubbele Minitrampoline... 12 D Interpretatie van de Puntencode Dubbele Minitrampoline... 14 2. TEKENINGEN... 16 DEEL III - APPENDICES... 22 H Moeilijkheid Dubbele Minitrampoline - Voorbeelden... 22 I FIG Numeriek Systeem Trampoline - DMT... 23 K FIG-Terminologie... 23 2013 www.gymfed.be Pagina 1 van 23 Versie 01.01.2013

Erkenning Alle leden van het FIG Technische Comité werkten mee aan de voorbereidingen van de trampoline Code of Points 2013-2016. President Mr. Horst Kunze GER 1 st Vice President Mr. Christophe Lambert FRA 2 nd Vice President Mr. Stéphan Duchesne CAN Member Mr. Liu Xing CHN Member Mrs. Tetiana Shuiska UKR Member Mr. Nikolai Makarov RUS Member Mr. Dmitri Poliaroush BLR Athlete Representative Mr. Nuno Merino POR Dit document is een vertaling van de FIG Code of Points Trampoline (Goedgekeurd door het Uitvoerend Comité van de FIG mei 2016). In geval van twijfel zal de, op dat moment geldende, Engelse versie steeds primeren. 2016 www.gymfed.be Pagina 2 van 23 Versie 01.01.2017

DEEL I - PUNTENCODE A. ALGEMENE REGELS 1 INDIVIDUELE WEDSTRIJD 1.1 Een DMT-wedstrijd bestaat uit vier doorgangen met twee elementen in elke doorgang. 1.1.1 Een DMT-doorgang wordt gekenmerkt door hoge, continue, ritmische voet-tot-voet elementen met rotaties, zonder aarzelingen of tussenstreksprongen. 1.1.2 Een DMT-doorgang moet zo gepland zijn dat er een verscheidenheid aan voorwaartse en rugwaartse elementen met of zonder schroeven in verwerkt zit. De reeks moet blijk geven van goede controle, vorm, uitvoering, hoogte en behoud van hoogte. 1.1.3 In een doorgang mag er maximaal drie keer contact zijn met het trampolinebed zonder tussensprongen tussen de verschillende elementen. 1.1.4 Elke doorgang moet eindigen met een dismountelement dat moet uitgevoerd worden vanuit de spotter/dismountzone naar het landingsoppervlak. 1.2 De kwalificatieronde 1.2.1 De kwalificatieronde bestaat uit twee doorgangen. 1.2.2 De startvolgorde voor de kwalificatieronde wordt bepaald door lottrekking. De gymnasten worden verdeeld in groepen (= blokken) van niet meer dan 16 per groep. Elke groep werkt eerst de eerste en tweede doorgang af voor de volgende groep aan de kwalificatieronde begint. 1.2.2.1 De startvolgorde van de tweede doorgang is gelijk aan die van de eerste doorgang. 1.2.2.2 De kwalificatieronde geldt zowal als kwalificatie voor de individuele als voor de ploegenfinale. De startvolgorde en groepen worden bepaald zoals beschreven in het FIG technisch reglement Reg. 4.3.1.1, sectie 4 1.3 De finale 1.3.1 Er worden twee doorgangen gesprongen in de individuele finale, en één doorgang in de ploegenfinale. 1.3.2 De deelnemers met de hoogste 8 scores in de kwalificatieronde gaan door naar de finale. 1.3.2.1 Indien een geselecteerde gymnast niet kan deelnemen aan de finale door blessure of dergelijke, kan de volgende gymnast in de rangschikking deelnemen aan de finale. Dit moet zo snel mogelijk gemeld en aangekondigd worden. 1.3.3 De startvolgorde voor de finale wordt bepaald door de score in de kwalificatieronde. De deelnemer met de laagste score in de kwalificatieronde springt als eerste. In geval van gelijke scores, zie regel 4.4.6 van de Technical Regulations, sectie 4. 2 PLOEGENWEDSTRIJD 2.1 Een ploeg bestaat uit minimum drie en maximum vier dames of heren (niet gemengd). 2.2 Ieder lid van een ploeg voert twee doorgangen uit zoals in 1.2.1. en één doorgang zoals in 1.3.1. 2.3 Scoringssysteem 2016 www.gymfed.be Pagina 3 van 23 Versie 01.01.2017

2.3.1 De ploegscore voor elke kwalificatiereeks is de som van de hoogste drie scores behaald door de ploegleden in elke kwalificatiereeks. De vijf hoogst geklasseerde ploegen gaan door naar de ploegenfinale. In de finale tellen de drie hoogste scores. 3 (-) 4 WINNAARS 4.1 De winnaar is de deelnemer of de ploeg met de hoogste totaalscore in de finale. 4.2 Medailles worden uitgereikt zoals beschreven in het technisch reglement. 5 DOORGANGEN 5.1 Elke doorgang bestaat uit twee elementen: één mount- of spotterelement en één dismountelement. 5.1.1 Een gestrekte mountsprong zonder schroeven wordt niet beschouwd als zijnde een element. Indien een streksprong gebruikt wordt als spotter- of dismountsprong, wordt de doorgang onderbroken ( 16.1.8). 5.2 Een mountelement of een gestrekte insprong moet beginnen vanuit de mountzone en eindigen in de spotter/dismountzone. Een spotterelement moet beginnen en eindigen in de spotter/dismountzone. Een dismountelement moet beginnen in de spotter/dismountzone en eindigen in het landingsoppervlak. Elke overtreding van 5.2 zal resulteren in een onderbreking van de doorgang (zie 16.1.7). 5.3 Elementen mogen enkel herhaald worden wanneer ze in een ander deel van de doorgang uitgevoerd worden. Bijvoorbeeld als mount, als spotter en als dismount. 5.4 Tweede pogingen bij doorgangen zijn niet toegelaten. 5.4.1 Wanneer een deelnemer duidelijk gestoord wordt tijdens een doorgang (slecht materiaal of duidelijke uitwendige invloeden), kan de voorzitter van het jurypanel een tweede poging toelaten. Kledij van gymnast kan niet als "materiaal" beschouwd worden. 5.4.2 Geluid van toeschouwers, applaus en dergelijke kunnen normaal gezien niet als storend worden beschouwd. 6 KLEDIJ VOOR DEELNEMERS EN SPOTTERS 6.1 Mannelijke deelnemers: Mouwloos maillot of maillot met korte mouwen Turnshort Witte trampolineschoenen, eventueel met witte sokjes 6.2 Vrouwelijke deelnemers: Turnpak of unitard met of zonder mouwen (moet nauwaansluitend zijn); Lange broeken mogen gedragen worden (moeten nauwaansluitend en in dezelfde kleur al het turnpak zijn) Gelijk welk ander kledingstuk dat niet nauwaansluitend is, is verboden. Uit veiligheidsoverwegingen is het niet toegestaan het hoofd of gezicht af te dekken. Trampolineschoenen en/of witte sokjes. 6.3 Het dragen van juwelen of uurwerken is niet toegelaten tijdens de wedstrijd. Ringen zonder edelsteentjes mogen gedragen worden wanneer ze ingetapet zijn. Verbanden of braces moeten de huidskleur zo dicht mogelijk benaderen. Ondergoed mag niet zichtbaar zijn. 2016 www.gymfed.be Pagina 4 van 23 Versie 01.01.2017

6.4 Elke overtreding van 6.1, 6.2 en 6.3 kan bestraft worden met een aftrek van 0.2 pt van de totaalscore van de reeks waarin de overtreding voorkomt. Bij extreme overtredingen kan de deelnemer gediskwalificeerd worden. De voorzitter van het jurypanel neemt de beslissing. 6.5 Ploegen De ploegleden moeten uniform gekleed zijn. Elke overtreding van deze regel zal bestraft worden met diskwalificatie uit de ploegenwedstrijd. De voorzitter van het jurypanel neemt de beslissing. 6.6 Nationaal embleem of embleem van de federatie Op FIG-wedstrijden moet een nationale identificatie of een nationaal embleem op het turnpak te zien zijn (conform de FIG-reglementen). Zo niet, dan worden 0.2 ptn van de totaalscore afgetrokken voor elke reeks waarin de overtreding zich voordoet. De voorzitter van het jurypanel neemt de beslissing. 6.7 Spotters Trainingspak en sportschoenen of gelijkwaardig. 7 WEDSTRIJDKAARTEN 7.1 Elke doorgang, mét de moeilijkheidsscore van elk element, moet op de wedstrijdkaart ingevuld worden. 7.1.1 Bij het invullen van de wedstrijdkaarten mag enkel de numerieke FIG-code gebruikt worden om de elementen op de wedstrijdkaart te beschrijven. Zo niet, wordt de kaart niet aanvaard. (zie deel III: H en I) 7.2 De wedstrijdkaarten moeten afgegeven worden op de plaats en tijd bepaald door het organisatiecomité, anders kan de deelname aan de wedstrijd ontzegd worden. De wedstrijdsecretaris zorgt ervoor dat de wedstrijdkaarten ten laatste 2 uur vóór het begin van de wedstrijd bij de juryleden voor moeilijkheid aanwezig zijn. 7.3 Veranderingen aan de sprongen of aan de volgorde waarop ze neergeschreven zijn op de wedstrijdkaart zijn toegelaten, maar ze moeten neergeschreven worden op de wedstrijdkaart door de jury voor moeilijkheid. 7.3.1 Bij teamfinales wordt de uitgevoerde doorgang door de juryleden voor moeilijkheid op de wedstrijdkaart genoteerd. Elementen en doorgangen uit de kwalificatieronde mogen herhaald worden in gelijk welke springzone. ( 15.2). 8 8.1 De gebruikte toestellen moeten voldoen aan de FIG-Normen. 9 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 9.1 De hoogte van de hal waarbinnen de wedstrijden plaatsvinden moet minstens 6 meter zijn. 9.2 Er moeten rondom de DMT matten voorzien zijn die voldoen aan de FIG-normen. 9.3 Een gymnast mag één spotter (coach) bij zich hebben. 9.4 Een spottermatje mag enkel gebruikt worden door de eigen spotter van de gymnast. 9.5 Een gymnast moet zijn doorgang zonder hulp van buitenaf uitvoeren. De VJP beslist of hulp geboden door een spotter, noodzakelijk was. 2016 www.gymfed.be Pagina 5 van 23 Versie 01.01.2017

10 SECRETARIAAT 10.1 Er moet een goedgekeurd computerprogramma gebruikt worden voor het invoeren en printen van de resultaten. 10.2 Bij FIG en internationale wedstrijden moet een volledige kopie van de resultaten naar het secretariaat van de FIG gestuurd worden. 10.3 Taken van de wedstrijdsecretaris: 10.3.1 Ophalen en uitdelen van de wedstrijdkaarten zoals in 7.2 en de trekking van de startvolgorde uitvoeren. (zie ook 1.2.2 & 1.3.3) 10.3.2 De andere leden van het secretariaat superviseren. 10.3.3 De startvolgorde voor elke reeks en voor de opwarmingsgroepen bepalen. 10.3.4 De scores van uitvoering, synchronisatie en moeilijkheid invoeren, evenals alle bestraffingen. 10.3.5 De berekeningen op de scorebladen controleren. 10.3.6 Zorgen dat voor elke deelnemer de afzonderlijke scores per jurylid, de bestraffingen en de totale score van de reeks getoond worden. 10.3.7 Een lijst opmaken van de resultaten met minstens de totaalscore, de score voor moeilijkheid, de score voor uitvoering en het totaal aan bestraffingen voor elke reeks, de plaats in het klassement en het eindtotaal. 11 HOOFDJURY & ARBITRAGEJURY 11.1 Zie Reg. 7.8.1 en 7.8.3 van het technisch reglement (FIG), sectie 1. 11.2 Bij DMT-wedstrijden is er enkel een hoofdjury op Wereldkampioenschappen en Wereldspelen. B. WEDSTRIJDVERLOOP 12 OPWARMING 12.1 Het wedstrijdmateriaal moet tenminste twee uur vóór de aanvang van de competitie opgesteld worden in de wedstrijdhal om de deelnemers de kans te geven op te warmen op het wedstrijdmateriaal. 12.2 Onmiddellijk voorafgaand aan de kwalificatieronde en de individuele finale krijgt elke gymnast twee doorgangen opwarming op het wedstrijdmateriaal en één doorgang opwarming voor de ploegenfinale. In geval van misbruik van deze opwarmingstijd kan de voorzitter van het jurypanel de wedstrijdsecretaris 0.3 ptn laten aftrekken van de totaalscore van de eerstvolgende doorgang van de overtredende deelnemer ( 20.12). 12.2.1 Het opwarmen op het wedstrijdmateriaal tijdens de eigenlijke wedstrijd kan vermeden worden wanneer evenwaardig materiaal voorhanden is in een aangrenzende zaal, die minstens ook 6 meter hoog is. 13 BEGIN VAN EEN DOORGANG 13.1 Een gymnast mag slechts starten op het teken van de voorzitter van het jurypanel. 13.2 Nadat het teken ( 13.1) gegeven is, moet de gymnast het eerste element inzetten binnen de 20 seconden, zoniet krijgt hij een aftrek van 0.3 pt. van de voorzitter van het jurypanel ( 20.12). Indien 2016 www.gymfed.be Pagina 6 van 23 Versie 01.01.2017

deze tijdslimiet overschreden wordt als gevolg van slecht materiaal of andere buitengewone redenen zal geen aftrek volgen. De voorzitter van het jurypanel neemt de beslissing. 13.3 Wanneer de deelnemer bij een valse start de DMT niet aangeraakt heeft, mag hij zonder bestraffing opnieuw starten op teken van de voorzitter van het jurypanel. 13.4 Tijdens een doorgang zal een eenmalige aftrek van 0.9 ptn toegepast worden wanneer een coach tegen de gymnast praat of hem signalen geeft. Deze aftrek wordt toegepast door de voorzitter van het jurypanel. 14 VEREISTE HOUDING TIJDENS EEN DOORGANG 14.1 In elke houding, behalve bij spreidsprongen, moeten de voeten en benen samen gehouden worden en moeten de voeten en tenen gestrekt zijn. 14.2 Afhankelijk van de vereisten van het element moet het lichaam gehurkt, gehoekt of gestrekt zijn. 14.3 In de gehurkte en gehoekte positie moeten de dijen dicht bij het bovenlichaam gehouden worden, behalve in de schroeffase van meervoudige salto s. (zie 14.7) 14.4 In de gehurkte positie moeten de handen de benen onder de knieën raken, behalve in de schroeffase van meervoudige salto s. (zie 14.7) 14.5 De armen moeten, wanneer mogelijk, gestrekt en/of tegen het lichaam gehouden worden. 14.6 Het volgende definieert de minimumvereisten voor een bepaalde lichaamshouding: 14.6.1 Gestrekte positie: de hoek tussen het bovenlichaam en de dijen moet groter zijn dan 135. 14.6.2 Gehoekte positie: de hoek tussen het bovenlichaam en de dijen moet kleiner of gelijk zijn aan 135 en de hoek tussen boven- en onderbenen moet groter zijn dan 135 14.6.3 Gehurkte positie: de hoek tussen het bovenlichaam en de dijen moet kleiner of gelijk zijn aan 135 en de hoek tussen boven- en onderbenen moet kleiner of gelijk zijn aan 135 14.7 In meervoudige salto s met schroeven mogen de hurk- en hoekpositie veranderd worden tijdens de schroeffase zoals beschreven in Deel II - 2. Tekeningen. (puck & hoek schroefposities). 15 HERHALING VAN ELEMENTEN 15.1 Een element wordt als een herhaling beschouwd wanneer hij tijdens een van de vier doorgangen meer dan één keer als een mount-, spotter- of dismountelement uitgevoerd wordt ( 5.3). De moeilijkheidswaarde van de herhaling wordt niet meegeteld. 15.2 Bij ploegenwedstrijden mogen de doorgangen of elementen van de kwalificatieronde herhaald worden in de ploegenfinale. 15.3 Elementen met hetzelfde aantal rotaties maar uitgevoerd in gehurkte, gehoekte of gestrekte positie worden beschouwd als zijnde verschillende elementen en bijgevolg geen herhalingen. 15.3.1 Gehurkte en puck positie worden als dezelfde positie beschouwd. 15.4 Meervoudige salto s (720 of meer) met hetzelfde aantal schroeven en salto's worden niet als herhaling beschouwd wanneer de schroeven in een andere fase van het element uitgevoerd worden. (zie Deel II: 1. A) 16 ONDERBREKING VAN EEN DOORGANG 16.1 Een doorgang wordt onderbroken wanneer de gymnast 16.1.1 duidelijk niet gelijktijdig op beide voeten landt op het trampolinebed. 2016 www.gymfed.be Pagina 7 van 23 Versie 01.01.2017

16.1.2 de elasticiteit van het trampolinebed na de landing niet gebruikt voor de onmiddellijke verderzetting van het volgende element. 16.1.3 aangeraakt wordt door een spotter of een spottermat. 16.1.4 tijdens de doorgang de DMT verlaat ten gevolge van onzekerheid. 16.1.5 met gelijk welk ander lichaamsdeel dan de voeten landt op het trampolinebed. 16.1.6 tijdens de doorgang op een ander deel dan het trampolinebed landt. 16.1.7 een mount-, spotter- of dismountelement niet uitvoert vanuit of naar de correcte zone ( 5.2). 16.1.8 een streksprong uitvoert als spotter of als dismount ( 5.1.1). 16.2 Er wordt geen score toegekend voor het element waarin de onderbreking voorkomt zoals in 16.1.1-16.1.8. 16.3 Aangezien het toestel niet breed is, is het mogelijk dat een ander deel van het bed aangeraakt wordt tijdens de doorgang. Dit veroorzaakt geen onderbreking van de reeks, maar wordt wel bestraft met een aftrek van 0.3 ptn, toegepast door de voorzitter van het jurypanel ( 20.12). 16.4 Een doorgang wordt enkel gejureerd op het aantal elementen waarbij men op de beide voeten geland is. 16.5 De voorzitter van het jurypanel bepaalt de maximumscore. 17 BEËINDIGEN VAN EEN DOORGANG 17.1 Na het dismountelement moet de doorgang eindigen met beide voeten in het landingsoppervlak en in een gecontroleerde, rechtopstaande positie, zo niet wordt het dismountelement niet meegeteld. 17.2 De gymnast moet na zijn dismount gedurende ongeveer drie seconden stil rechtop staan, zoniet krijgt hij een aftrek voor gebrek aan stabiliteit (zie 21.3.2). 18 BEOORDELING Er worden twee types van scores gebruikt: - het 'D-type' is de score voor de moeilijkheidswaarde van een doorgang ; - het 'E-type' is de score per jurylid voor uitvoering voor een doorgang. De totale score per doorgang zal bestaan uit één D-score en drie E-scores 18.1 Moeilijkheidsgraad. In principe is de moeilijkheidswaarde van elke doorgang vrij. Voor de jeugd- en juniorwedstrijden zal de moeilijkheidswaarde per element beperkt zijn tot 4.6 pt. Elementen met een hogere waarde zijn toegelaten, maar de gymnast zal enkel het maximum van 4.6 pt worden toegekend. Viervoudige salto s zijn in jeugd- en juniorenwedstrijden niet toegestaan en zullen leiden tot diskwalificatie. De moeilijkheidsgraad van elk element wordt als volgt berekend: 18.1.1 Enkel sprongen die eindigen op de voeten, worden beoordeeld. 18.1.2 Elke ½ schroef (180 ) (met uitzondering van 18.1.4.2)... 0.2 ptn 18.1.3 Elke volledige salto (360 )... 0.5 ptn 18.1.4 Enkelvoudige salto's: 18.1.4.1 Enkelvoudige salto's uitgevoerd in een gehoekte of gestrekte positie, zonder schroeven, krijgen een bonus van 0.1 pt. 18.1.4.2 Bij enkelvoudige salto's met meer dan 1 schroef (360 ), wordt de moeilijkheid van het aantal schroeven als volgt bepaald: elke ½ schroef meer dan 1 schroef (360 )... 0.3 ptn elke ½ schroef meer dan 2 schroeven (720 )... 0.4 ptn 2016 www.gymfed.be Pagina 8 van 23 Versie 01.01.2017

elke ½ schroef meer dan 3 schroeven (1180 )... 0.5 ptn elke ½ schroef meer dan 4 schroeven (1440 )... 0.6 ptn 18.1.5 Zijwaartse salto's en sprongen zonder salto- of schroefrotaties hebben geen moeilijkheidswaarde. 18.1.6 Meervoudige salto's - met of zonder schroeven: 18.1.6.1 Dubbele salto's, uitgevoerd in gehoekte positie krijgen een bonus van 0.4 ptn en drievoudige salto's uitgevoerd in de gehoekte positie krijgen een bonus van 0.8 ptn. 18.1.6.2 Dubbele salto's, uitgevoerd in gestrekte positie krijgen een bonus van 0.8 ptn en drievoudige salto's uitgevoerd in de gestrekte positie krijgen een bonus van 1.6 ptn. 18.1.6.3 Bij dubbele salto's wordt de waarde van het element, inclusief het aantal schroeven, verdubbeld. De bonus voor hoek of strek wordt daarna toegevoegd om zo de totale waarde van het element te bekomen. 18.1.6.4 Bij drievoudige salto's wordt de waarde van het element, inclusief het aantal schroeven, verdrievoudigd. De bonus voor hoek of strek wordt daarna toegevoegd om zo de totale waarde van het element te bekomen. 18.1.6.5 Bij viervoudige salto's wordt de waarde van het element, inclusief het aantal schroeven, verviervoudigd. De bonus voor hoek of strek wordt daarna toegevoegd om zo de totale waarde van het element te bekomen. 18.1.7 In sprongen waar salto's en schroeven gecombineerd worden, worden de moeilijkheidswaarden van de salto's en de schroeven bij elkaar opgeteld. 18.2 Beoordelingsmethode. 18.2.1 De beoordeling van de uitvoering en moeilijkheid gebeurt in tienden van punten. 18.2.2 Juryleden moeten hun punten onafhankelijk van elkaar neerschrijven. 18.2.3 Op het teken van de voorzitter van het jurypanel moeten de juryleden voor uitvoering hun scores gelijktijdig tonen. 18.2.4 Wanneer op het teken van de voorzitter van het jurypanel een jurylid voor uitvoering zijn score niet toont, wordt het gemiddelde van de andere scores genomen als waarde voor de ontbrekende score(s). De voorzitter van het jurypanel neemt de beslissing. 18.2.5 De score voor uitvoering (E): 18.2.5.1 De aftrek voor slechte uitvoering ( 21.3) worden afgetrokken van de maximumscore, i.e. 10.0 ptn of de score bepaald door de voorzitter van het jurypanel. (zie 16.4) 18.2.5.2 Voor elke volledige doorgang moeten de juryleden voor uitvoering 8.0 ptn bij hun score tellen om zo een score op 10 te bekomen. Voor doorgangen met slecht een element, tellen we 6.0 ptn bij om zo een score op 7 te bekomen. 18.2.5.3 De hoogste en de laagste score van de vijf uitvoeringsjuryleden af. Het totaal van de drie overblijvende scores is de score voor uitvoering (E+E+E). Wanneer mogelijk, afhankelijk van de beschikbare hard- en software, zal de som van de drie middelste aftrekken van de 5 juryleden voor uitvoering per element, gelden als de aftrek voor dat element. Daarna wordt de maximumscore (max. 30 ptn) verminderd met die aftrekken. 18.2.6 De moeilijkheidswaarde (D): 18.2.6.1 De juryleden voor moeilijkheid berekenen de moeilijkheidswaarde van een doorgang (zie 15, 16 en 18.1) en schrijven die neer op het wedstrijdblad. 18.2.7 De totale score per doorgang: 2016 www.gymfed.be Pagina 9 van 23 Versie 01.01.2017

18.2.7.1 Elke doorgang wordt afzonderlijk gequoteerd en een totaal van uitvoering en moeilijkheid wordt berekend voor elke doorgang. 18.2.7.2 De leden van het secretariaat berekenen de totaalscore door 3 E-scores (uitvoering) en 1 D-score (moeilijkheid) bij elkaar op te tellen, min de bestraffingen uit 6.4, 6.6, 12.2, 13.2, 13.4 en 16.3. Score = E (max. 30 ptn) + D - Penalty 18.2.8 Alle scores worden afgerond op drie cijfers na de komma. Deze afronding gebeurt enkel bij de totaalscore per doorgang. 18.2.9 De secretaris moet de scores op de resultatenlijst controleren. 18.2.10 De voorzitter van het jurypanel is verantwoordelijk voor de geldigheid van het eindtotaal. C. HET JURYPANEL 19 JURYPANELS 19.1 Samenstelling: 19.1.1 Voorzitter van het jurypanel (VJP) 1 19.1.2 Jury s voor uitvoering (nrs. 1-5) 5 19.1.3 Jury s voor moeilijkheid (nrs. 6 & 7) 2 19.1.4 Totaal 8 19.2 Juryleden 1-7 moeten apart zitten, 5 meter van de zijkant van de DMT verwijderd. 19.3 Wanneer een jurylid zijn taken niet naar behoren uitvoert, moet hij vervangen worden. Deze beslissing wordt genomen door de hoofdjury. Wanneer geen hoofdjury aanwezig is, neemt de voorzitter van het jurypanel de beslissing. 19.3.1 Wanneer een uitvoeringsjurylid vervangen wordt, kan de voorzitter van het jurypanel beslissen dat al zijn vorige punten worden vervangen door de gemiddelden van de andere punten. (zie 18.2.4) 20 TAKEN VAN DE VOORZITTER VAN HET JURYPANEL 20.1 Controle van de faciliteiten. 20.2 Organiseren van de juryvergadering en de proefjurering. 20.3 Alle juryleden, spotters en de leden van het secretariaat plaatsen en controleren. 20.4 De wedstrijd leiden. 20.5 De juryleden bijeenroepen. 20.6 Beslissen of een tweede poging toegelaten is. ( 5.4) 20.7 De kledij van de deelnemers controleren (zie 6). 20.8 Beslissen of hulp geboden door een spotter noodzakelijk was. 20.9 De maximumscore bepalen bij een onderbroken doorgang (zie 16). 20.10 De volgende bestraffingen toepassing: 20.10.1 Landen in zone B (zie deel II - Jurygids)... 0.9 ptn 20.10.2 Landen in zone C (zie deel II - Jurygids)... 1.5 ptn 20.10.3 Stappen van zone A naar B of C of van B naar C... 0.3 ptn 20.11 Beslissen of een jurylid zijn punten al dan niet direct toont. ( 18.2.4) 20.12 Beslissen over bestraffingen van 6.4, 6.6, 12.2, 13.2, 16.3 en 20.10. 2016 www.gymfed.be Pagina 10 van 23 Versie 01.01.2017

20.13 Alle scores, berekeningen en eindtotalen superviseren en controleren en ingrijpen wanneer hij duidelijke telfouten ontdekt. 20.14 Een beslissing nemen voor het einde van de ronde, wanneer aangesproken door een officiële vertegenwoordiger van een club of federatie of een jurylid over duidelijke fouten in de berekening van de moeilijkheidsscore of telfouten bij de uitvoeringsscore. (zie deel II, 1 A) 21 TAKEN VAN DE JURY VOOR UITVOERING 21.1 De uitvoering beoordelen van 0.0 tot 0.5 volgens 21.3 en de aftrekken neerschrijven. 21.2 De maximumscore verminderen met het totaal van de aftrekken. De maximumscore wordt aangegeven door de voorzitter van het jurypanel. (zie 16.4). 21.3 Aftrekken voor uitvoering. 21.3.1 gebrek aan vorm, hoogte en controle in elke sprong... 0.1-0.5 pt. 21.3.2 gebrek aan stabiliteit na de dismount, enkel de grootste bestraffing telt: 21.3.2.1 niet stil en stabiel rechtop staan gedurende ongeveer 3 seconden... 0.1-0.3 pt. 21.3.2.2 Na landing de DMT of de matten aanraken met één of twee handen... 0.5 pt. 21.3.2.3 Na landing vallen op of raken met knieën of handen en knieën, zitvlak, rug of buik op het landingsoppervlak... 1.0 pt. 21.3.2.4 Na de landing hulp krijgen van de trainer of spotter... 1.0 pt. 21.3.2.5 Na landing in het landingsoppervlak, het oppervlak verlaten of iets aanraken buiten het landingsoppervlak of de vloer met gelijk welk deel van het lichaam of vallen tegen de DMT... 1.0 pt. 21.4 Hun uitvoeringsscore tonen. 22 TAKEN VAN DE JURY VOOR MOEILIJKHEID 22.1 De wedstrijdkaarten ophalen bij de secretaris ten minste twee uur vóór het begin van de wedstrijd. 22.2 De elementen en de moeilijkheidswaarde op de wedstrijdkaarten controleren. 22.3 Alle uitgevoerde element benoemen en op de wedstrijdkaart neerschrijven, samen met de moeilijkheidsscore (gebruik makende van het FIG numeriek systeem). 22.3.1 Aangeven (openbaar) indien een gymnast een andere sprong dan op de wedstrijdkaart uitvoert en de wijzigingen in een doorgang en de herhalingen noteren. 22.4 De moeilijkheidswaarde tonen. 2016 www.gymfed.be Pagina 11 van 23 Versie 01.01.2017

1. INTERPRETATIE VAN DE REGELS DEEL II - LEIDRAAD VOOR JURYLEDEN NOOT: deze interpretaties werden opgesteld door de trampolinecommissie van de FIG, dit om de juryleden te leiden en te helpen. In alle gevallen van onenigheid bij het interpreteren van de regels heeft de voorzitter van het jurypanel het laatste woord. De tekeningen in deel 2 zijn enkel een leidraad en mogen in geen geval te letterlijk opgevat worden. A INTERPRETATIES MET BETREKKING TOT TRAMPOLINE EN 1.2.2 - Startgroepen 16 gymnasten is het maximum per groep, het TC Trampoline raadt echter 8-12 gymnasten per groep aan. 6 - Kledij De haren moeten dicht tegen het hoofd vastgemaakt worden. Springen met losse haren is op eigen risico. Losse haren kunnen een gevaar vormen voor de springer en kunnen resulteren in een onderbreking van de reeks zoals beschreven in 16.1.3 van de puntencode. 7.3 - Wedstrijdkaarten In geval van onvolledige reeksen zullen de aftrekken voor ontbrekende elementen enkel toegepast worden wanneer het duidelijk is dat deze elementen niet meer hadden kunnen uitgevoerd worden op de niet gesprongen plaatsen. 14 - Vereiste houdingen Algemene beschouwingen: Om de lichaamshouding tijdens een element (gehurkt, gehoekt of gestrekt) te bepalen, zullen de juryleden voor moeilijkheid in het algemeen de minst moeilijke positie (strek wordt beschouwd als de moeilijkste en hurk als de minst moeilijke) in de middenfase van het element voor de positie van het hele element aannemen. Bij meervoudige salto s, zie ook 15 verder in deze leidraad. 14-5 Armen Om de schroefrotatie te stoppen is het toegelaten de armen weg van het lichaam te brengen. De maximale hoeken tussen de armen en de romp zijn: - bij ½ schroef, barani, full, meervoudige salto's met ½ uit-bewegingen: 45 - meer dan 1/1 schroef en alle andere meervoudige saltobewegingen: 90 15 - Herhalingen Wanneer een element uitgevoerd wordt in verschillende lichaamshoudingen, worden twee factoren in beschouwing genomen om te beslissen over al dan niet herhaling van een element - hoeveelheid en fase van schroeven en hoeveelheid salto s. 1. Schroeven van 0 tot 180 Er zijn drie houdingen mogelijk op voorwaarde dat er 270 of meer saltorotatie is. Voorbeeld: 2016 www.gymfed.be Pagina 12 van 23 Versie 01.01.2017

¾ salto achterwaarts (schroef = 0, salto = 270 ) 3 mogelijke pos. ½ schroef tot stand (schroef = 180, salto = 90 ) 1 mogelijke pos. 1¼ voorw. met ½ schroef (Barani ball out) (schroef = 180, salto = 450 ) 3 mogelijke pos. 2. Schroeven van 360 of meer Drie houdingen zijn mogelijk enkel wanneer er meer dan 450 saltorotatie is. Voorbeeld: 1¼ voorw. met 1½ schroef (rudy ball out) (schroef = 540, salto = 450 ) 1 mogelijke pos. 1/1 salto aw. met 1/1 schroef (full) (schroef = 360, salto = 360 ) 1 mogelijke pos. 2/1 salto aw. met 2/1 schroef (full in full out) (schroef = 720, salto = 720 ) 3 mogelijke pos. 3. Meervoudige salto s In meervoudige salto s mag de deelnemer slechts één lichaamshouding per element opeisen: hurk, hoek of strek. De juryleden voor moeilijkheid zullen de positie met de minste moeilijkheidswaarde aannemen als zijnde de positie gedurende het hele element, bv. Barani out Triffis: wanneer de eerste salto gehoekt en de tweede gehurkt is zal de jury de sprong waarderen als een gehurkte sprong. NOOT: Dezelfde criteria worden gehanteerd bij de synchroonwedstrijden. Een paar mag een ½ schroef tot stand uitvoeren en er zal toch geen onderbreking van de reeks zijn als de ene dit in een gehurkte positie doet en de andere gestrekt blijft. In een barani, daarentegen, zijn verschillende posities mogelijk en daarom moeten beide partners dezelfde positie aanhouden, anders worden de sprongen aangerekend als verschillend en wordt de reeks onderbroken. ( 16.1.6) 4. Schroeven in verschillende fasen van de salto In salto s van 540 of minder wordt slechts één fase erkend en een sprong zal aanschouwd worden als een herhaling wanneer het niet voldoet aan de hierboven genoemde criteria. Bij salto s tussen 630 tot 900 zijn 2 fasen te herkennen - vroege en late schroef. Alle dubbele salto s met meervoudige schroeven in gestrekte of gehoekte positie met hetzelfde aantal schroefrotatie, uitgevoerd zonder herkenbare pauze tijdens het schroeven of zonder goed definieerbare positie, zullen als herhalingen beschouwd worden wanneer ze meer dan één keer gebruikt worden. 17 - Onderbreking en beëindigen van de doorgang Met landen op beide voeten bedoelt men op de voetzolen. Wanneer een gymnast het bed aanraakt met de voeten tijdens de landing maar nooit een herkenbare landingsvoorbereiding toont en in één beweging door op het gezicht, de knieën, de handen en knieën, de buik, de rug valt, zal het element niet geteld worden. Er is geen extra aftrek voor de val. 18.1 - Moeilijkheid In geval van onenigheid tussen de moeilijkheidsjuryleden neemt de voorzitter van het jurypanel de uiteindelijke beslissing. Voor enkelvoudige salto s moeten de juryleden de houding beoordelen vanaf het vertrek tot aan de resterende 135 (voor landing). Voor meervoudige salto s moeten de juryleden de houding beoordelen na het vertrek: rugwaartse elementen: tussen 90 en de resterende 180 (voor de landing) voorwaartse elementen: tussen 135 en de resterende 180 (voor de landing) 2016 www.gymfed.be Pagina 13 van 23 Versie 01.01.2017

Bij de landing van schroefsalto s geldt dat bij een rotatie van meer dan ¼ schroef (90 ) dit als een ½ schroef wordt aanzien. Bij meer dan ¾ (270 ) schroef wordt dit als een 1/1 schroef aanzien, enz. 20.14 - Taken van de voorzitter van het jurypanel In geval van duidelijke vergissingen in verband met het berekenen van de moeilijkheid- of uitvoeringsscores moet een jurylid, gymnast, coach of een andere official de voorzitter van het jurypanel vóór het einde van de ronde hiervan op een professionele en vriendelijke manier op de hoogte brengen zodat hij dit voor de start van de volgende ronde in orde kan brengen. 21.3.1 - Evaluatie van de uitvoering (vorm, behoud van hoogte en controle in elk element) Rotatie- of vluchtfase: positie van de armen... 0.0-0.1 ptn positie van de benen... 0.0-0.2 ptn (inclusief gebogen knieën, voeten, open benen, ) positie van het lichaam... 0.0-0.2 ptn Openings- en landingsfase: openen uit de salto en de gestrekte positie aanhouden... 0.0-0.3 ptn (inclusief het beëindigen van de schroef op 90 ) geen opening... 0.3 ptn NOOT: In geen enkel geval mag de aftrek voor uitvoering de 0.5 ptn overschrijden! 21.3.2 - Bijkomende aftrekken Er zullen geen bijkomende aftrekken gelden voor de landing van onderbroken doorgangen. D INTERPRETATIE VAN DE PUNTENCODE Algemene definitie van de mount- en dismountzone: Middenzone (3) Eindemarkeringen (4+5) De mountzone is de middenzone samen met de zone ervoor (4+1+3). De spotter/dismountzone is de middenzone samen met de zone erachter (3+2+5). 5.1 & 5.2 - Mount, spotter, dismount Een gestrekte mountsprong of een mountelement moet vertrekken in de mountzone en eindigen in de spotter/dismountzone. 2016 www.gymfed.be Pagina 14 van 23 Versie 01.01.2017

De spotterelement moet vertrekken en eindigen in de spotter/dismountzone. Wanneer één van deze sprongen (mount of spotter) in de verkeerde zone gesprongen wordt heeft de doorgang geen waarde. (Score 0.0) Een dismount niet uitgevoerd na een mount of spotter is niet geldig. Voorbeeld: Mount- of spotterelementen die correct uitgevoerd worden van en naar de correcte zones van de DMT worden ALTIJD beschouwd als elementen ongeacht wat met de dismount gebeurt (stoppen, terug landen op de DMT, niet landen op beide voeten in de landingszone, streksprong,...). 16.1.6 - Landen op of aanraken van iets anders dan het trampolinebed Gezien de engte van het DMT-bed is het mogelijk dat de deelnemer iets anders dan het bed aanraakt met gelijk welk deel van het lichaam ook al landen de voeten op het bed zoals gewenst, hier geldt 16.3. Echter, wanneer een deel van de voet buiten het bed landt (frame, beschermranden) wordt de doorgang onderbroken zoals in 16.1.6. 21.3.2 - Landingszone - definitie De buitenste grens van de zone of het oppervlak, bakent de bedoelde landingszone af. Indien gelijk welk deel van het lichaam iets aanraakt buiten de landingszone of het landingsoppervlak, dan zullen de bestraffingen van 20.10 of de aftrekken van 21.3 toegepast worden. 21.3.2 - Gebrek aan stabiliteit na een volledige reeks Wanneer de deelnemer vergeet stil te staan en het landingsoppervlak verlaat binnen ongeveer drie seconden na de landing, zal de voorzitter van het jurypanel beslissen of dit te wijten was aan gebrek aan stabiliteit (aftrek van 0.5-1.0) of dat hij enkel vergat stil te staan (0.3 aftrek). Voorbeelden van aftrekken: beweging van de armen bij stand op het landingsoppervlak 0.1 pt stappen of sprongen 0.1-0.3 ptn niet rechtopstaan met de benen samen 0.1 pt rechtstaan met de voeten breder uiteen dan schouderbreedte 0.1 pt draaien en groeten naar de jury vooraleer volledig stabiel stil te staan 0.1 pt NB: De bestraffing is niet gerelateerd aan de grootte van de stap of sprong, maar aan het aantal. Wanneer een stap wordt gezet (aftrek 0.1 pt of meer) leidt het terugzetten van dezelfde voet om tot een rechtopstaande stabiele positie met de benen samen te komen niet tot een bijkomende aftrek. 21.4.1-3 - Landingen 2016 www.gymfed.be Pagina 15 van 23 Versie 01.01.2017

2. TEKENINGEN 2016 www.gymfed.be Pagina 16 van 23 Versie 01.01.2017

2016 www.gymfed.be Pagina 17 van 23 Versie 01.01.2017

2016 www.gymfed.be Pagina 18 van 23 Versie 01.01.2017

2016 www.gymfed.be Pagina 19 van 23 Versie 01.01.2017

2016 www.gymfed.be Pagina 20 van 23 Versie 01.01.2017

2016 www.gymfed.be Pagina 21 van 23 Versie 01.01.2017

DEEL III - APPENDICES H MOEILIJKHEID - VOORBEELDEN Voorwaartse elementen Rugwaartse elementen Voorwaartse salto (4 -) o 0.5 Rugwaartse salto (4 -) o 0.5 Voorwaartse salto (4 -) < 0.6 Rugwaartse salto (4 -) < 0.6 Voorwaartse salto (4 -) / 0.6 Rugwaartse salto (4 -) / 0.6 Barani (4 1) o 0.7 Full (4 2) / 0.9 Barani (4 1) < 0.7 Double full (4 4) / 1.5 Barani (4 1) / 0.7 Triple full (4 6) 8 2.3 Rudolph (4 3) / 1.2 4 x full (4 8) 8 3.3 Randolph (4 5) / 1.9 5 x full (4 10) / 4.5 Adolph (4 7) / 2.8 dubbele salto rw. (8 - -) o 2.0 Half out (8-1) o 2.4 dubbele salto rw. (8 - -) < 2.4 Half out (8-1) < 2.8 dubbele salto rw. (8 - -) / 2.8 Half out (8-1) / 3.2 Half in half out (8 1 1) o 2.8 Half in (8 1 -) o 2.4 Half in half out (8 1 1) < 3.2 Half in (8 1 -) < 2.8 Half in half out (8 1 1) / 3.6 Half in (8 1 -) / 3.2 Full in (8 2 -) o 2.8 Full in half out (8 2 1) o 3.2 Full in (8 2 -) < 3.2 Full in half out (8 2 1) < 3.6 Full in (8 2 -) / 3.6 Full in half out (8 2 1) / 4.0 Full out (8-2) o 2.8 Rudy out (8-3) o 3.2 Full out (8-2) / 3.6 Rudy out (8-3) < 3.6 Full in full out (8 2 2) o 3.6 Rudy out (8-3) / 4.0 Full in full out (8 2 2) / 4.4 Full in rudy out (8 2 3) o 4.0 Half in rudy out (8 1 3) o 3.6 Full in rudy out (8 2 3) < 4.4 Half in rudy out (8 1 3) < 4.0 Full in rudy out (8 2 3) / 4.8 Half in rudy out (8 1 3) / 4.4 Randy out (8-5) o 4.0 Full in double full out (8 2 4) o 4.4 Randy out (8-5) < 4.4 Full in double full out (8 2 4) / 5.2 Half out triffis (12 - - 1) o 5.1 Half in randy out (8 1 5) o 4.4 Half out triffis (12 - - 1) < 5.9 Half in randy out (8 1 5) < 4.8 Double full in double full out (8 4 4) o 5.2 Double full in double full out (8 4 4) / 6.0 Drievoudige salto rw. (12 - - -) o 4.5 Drievoudige salto rw. (12 - - -) < 5.3 Drievoudige salto rw. (12 - - -) / 6.1 Full in triple (12 2 - -) o 5.7 Full in triple (12 2 - -) < 6.5 Half in half out triffis (12 1-1) o 5.7 Half in half out triffis (12 1-1) < 6.5 Full full full (12 2 2 2) o 8.1 2016 www.gymfed.be Pagina 22 van 23 Versie 01.01.2017

I FIG NUMERIEK SYSTEEM TRAMPOLINE - DMT Enkel het FIG numeriek systeem wordt aanvraad voor het invullen van de wedstrijdkaarten. Het eerste cijfer staat voor het aantal salto s in kwartjes ( ¼ ). De volgende cijfers beschrijven de plaats en hoeveelheid ½ schroeven in elke salto. De houding van de sprong wordt op het einde beschreven d.m.v. een o of niets voor gehurkt, een < voor gehoekt en / voor gestrekt. Element ¼ salto s ½ schroeven Pos. MW Half out Triffis, tucked 12 - - 1 o 5.1 Half in Rudy out, piked 8 1 3 < 4.0 Full in Half out, straight 8 2 1 / 4.0 Half in Rudy out, tucked 8 1 3 o 3.6 Double back, tucked 8 - - o 2.0 Half out, tucked 8-1 o 2.4 Rudy 4 3 / 1.2 Double-full 4 4 / 1.5 K FIG-TERMINOLOGIE BACK FRONT FLIFFIS TRIFFIS QUADRIFFIS IN OUT MIDDLE BARANI HALF FULL DOUBLE FULL TRIPLE FULL RUDOLPH (RUDY) RANDOLPH (RANDY) ADOLPH Rugwaartse salto Voorwaartse salto Eender welke dubbele salto met schroef Eender welke drievoudige salto met schroef Eender welke viervoudige salto met schroef Duidt aan dat het aantal schroeven gedraaid wordt in het eerste deel van de sprong Duidt aan dat het aantal schroeven gedraaid wordt in het laatste deel van de sprong Duidt aan dat het aantal schroeven gedraaid wordt in het middelste deel van de sprong Voorwaartse salto met een halve schroef Halve schroef uitgevoerd in een dubbele salto (zie verder) Een rugwaartse salto met volledige schroef Een rugwaartse salto met twee volledige schroeven Een rugwaartse salto met drie volledige schroeven Een voorwaartse salto met anderhalve schroef Een voorwaartse salto met twee en een halve schroef Een voorwaartse salto met drie en een halve schroef Voorbeelden: Aantal salto s Aantal schroeven Verdeling Terminologie 2 ½ Out half out fliffis 2 ½ + ½ In & Out half in half out fliffis 3 1 + ½ Middle & Out full middle half out triffis 2 ½ + 1 ½ In & Out half in rudy out fliffis 2016 www.gymfed.be Pagina 23 van 23 Versie 01.01.2017