Nationale Beoordelingsrichtlijn

Vergelijkbare documenten
Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

Nationale beoordelingsrichtlijn

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Datum Oktober 2017 GASTEC QA ALGEMENE EISEN

Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

Nationale beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL 0501

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL 2813

Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Nationale beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL 0503

Technische gegevens. Gigant architectonisch beton. België en Nederland

Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL 5060

Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL 4702

Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL

Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL 2815

Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL K905/02

Beoordelingsrichtlijn

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL 2202 (zonwerend)(warmtereflecterend) isolerend dubbelglas voor thermische isolatie 31 december 2014

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL 5023 d.d

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Zand uit dynamische wingebieden. Spaansen Grondstoffen en Logistiek B.V. Niveau I: zout zand uit maritieme wingebieden Niveau III: ontzilt zand

Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL

Beoordelingsrichtlijn

VOOR DE AFGIFTE VAN EEN

attest-met-productcertificaat Geldig tot Onbepaald Pagina 1 van 5

Beoordelingsrichtlijn

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

KOMO attest-met-productcertificaat K23863/05

Beoordelingsrichtlijn

Nationale Beoordelingsrichtlijn

BRL 9600 Nationale Beoordelingsrichtlijn

attest-met-productcertificaat Nummer K42673/03 Vervangt K42673/02 Uitgegeven d.d Geldig tot Onbepaald Pagina 1 van 8

Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

KOMO. kwaliteitsverklaring. EPS platen voor thermische isolatie

attest-met-productcertificaat

BEOORDELINGSRICHTLIJN WIJZIGINGSBLAD

Nummer K4084/03 Vervangt K4084/02. Uitgegeven d.d Geldig tot Onbepaald Pagina 1 van 5

KOMO. B.V. De Meteoor. attest-met-productcertificaat. Stelcon vloeistofdichte bedrijfsvloerplaten van

Nationale Beoordelingsrichtlijn

BEOORDELINGSRICHTLIJN VOOR DE KOMO KWALITEITSVERKLARING VOOR RONDHOUTPALEN VAN EUROPEES NAALDHOUT

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL

attest-met-productcertificaat Nummer K23791/05 Vervangt K23791/04 Uitgegeven d.d Geldig tot Onbepaald Pagina 1 van 6

Beoordelingsrichtlijn

attest-met-productcertificaat Nummer K23858/04 Vervangt K23858/03 Uitgegeven d.d Geldig tot Onbepaald Pagina 1 van 6

Nummer K55009/02 Vervangt K55009/01. Uitgegeven D.d Geldig tot Onbepaald Pagina 1 van 4

Geldigheid productcertificaten De productcertificaten die op basis van de BRL 9901 d.d zijn afgegeven behouden hun geldigheid.

KOMO productcertificaat

Wijzigingsblad BRL

BRL april 2004

Wijzigingsblad BRL

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Vervang de inhoud van de volgende paragrafen in de BRL door de aangegeven tekst.

GASTEC QA. Keuringseis 53. Voor het Gastec QA productcertificaat aangaande hulpstukken van slagvast polyvinylchloride (slagvast PVC)

Geldigheid kwaliteitsverklaringen De productcertificaten die op basis van de BRL 9903 d.d zijn afgegeven behouden hun geldigheid.

attest-met-productcertificaat Nummer K23863/06 Vervangt K23863/05 Uitgegeven d.d Geldig tot Onbepaald Pagina 1 van 6

GASTEC QA juli 2015 Beoordelingsrichtlijn. voor het Gastec QA product certificaat voor. Enkelwandige aluminium afvoerpijpen en hulpstukken.

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

KOMO productcertificaat K7530/09

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL 0511 Verankeringen voor betonnen sandwichconstructies

Wijzigingsblad BRL 2502

KOMO Productcertificaat K24860/08

KOMO productcertificaat

Beoordelingsrichtlijn

KOMO. Rockwool B.V. kwaliteitsverklaring. Platen en dekens van minerale wol voor thermische isolatie

Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

KOMO. CBS Beton BVBA. kwaliteitsverklaring

BEOORDELINGSRICHTLIJN WIJZIGINGSBLAD

Wijzigingsblad BRL

VOOR DE AFGIFTE VAN EEN

KOMO. Mantos Betonwaren Industrie B.V. kwaliteitsverklaring

Transcriptie:

Inclusief wijzigingsblad d.d. 31 december 2014 BRL 5211 1 januari 2009 Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO productcertificaat voor Elementen voor lijnafwateringen Vastgesteld door CvD (Leidingsystemen - Ontwerp, Productie en Uitvoering) d.d. 1 december 2008 Aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit d.d. 11 december 2008 Uitgave: Kiwa Nederland B.V.

BRL 5211 1 januari 2009 Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO productcertificaat voor Elementen voor lijnafwateringen Vastgesteld door CvD (Leidingsystemen - Ontwerp, Productie en Uitvoering) d.d. 1 december 2008 Aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit d.d. 11 december 2008 Uitgave: Kiwa Nederland B.V.

Voorwoord Kiwa Deze Nationale Beoordelingsrichtlijn is opgesteld door het College van Deskundigen Leidingsystemen - Ontwerp, Productie en Uitvoering van Kiwa, waarin belanghebbende partijen op het gebied van Elementen voor lijnafwateringen zijn vertegenwoordigd. Dit college begeleidt ook de uitvoering van certificatie en stelt zonodig deze Nationale Beoordelingsrichtlijn bij. Waar in deze Nationale Beoordelingsrichtlijn sprake is van College van Deskundigen is daarmee bovengenoemd college bedoeld. Deze Nationale Beoordelingsrichtlijn zal door Kiwa worden gehanteerd in samenhang met het Kiwa-Reglement voor Productcertificatie. In dit reglement is de door Kiwa gehanteerde werkwijze vastgelegd bij de uitvoering van het onderzoek ter verkrijging van het productcertifcaat, alsmede de werkwijze bij de externe controle. Deze BRL moet tenminste iedere 5 jaar door het beherende College van Deskundigen Leidingsystemen - Ontwerp, Productie en Uitvoering opnieuw worden vastgesteld doch uiterlijk voor (datum 5 jaar na bindend verklaring). Informatie betreffende de publiekrechtelijke producteisen en bepalingsmethoden, voortvloeiend uit de Europese regelgeving, is opgenomen in hoofdstuk 5 van deze beoordelingsrichtlijn. Bindend verklaring Deze beoordelingsrichtlijn is door Kiwa bindend verklaard per 1 januari 2009. Kiwa Nederland B.V. Sir W. Churchill-laan 273 Postbus 70 2280 AB RIJSWIJK Tel. 070 414 44 00 Fax 070 414 44 20 www.kiwa.nl 2009 Kiwa Nederland B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Onverminderd de aanvaarding van de Beoordelingsrichtlijn door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit als Nationale Beoordelingsrichtlijn berusten alle rechten bij Kiwa. Het gebruik van deze Beoordelingsrichtlijn door derden, voor welk doel dan ook, is uitsluitend toegestaan nadat een schriftelijke overeenkomst met Kiwa is gesloten waarin het gebruiksrecht is geregeld.

Inhoud Voorwoord Kiwa 3 Inhoud 4 1 Inleiding 7 1.1 Algemeen 7 1.2 Toepassingsgebied 7 1.3 CE-markering 7 1.4 Acceptatie van door de leverancier geleverde onderzoeksrapporten 7 1.5 Certificaat 7 2 Terminologie 8 2.1 Definities 8 2.2 Symbolen 8 3 Procedure voor het verkrijgen van een kwaliteitsverklaring 9 3.1 Toelatingsonderzoek 9 3.2 Certificaatverlening 9 4 Besluit bodemkwaliteit gerelateerde eisen en bepalingsmethoden 10 4.1 Algemeen 10 4.2 Elementen voor lijnafwateringen van beton 10 4.3 Elementen voor lijnafwateringen van polymeerbeton 10 5 Overige eisen en bepalingsmethoden 11 5.1 Algemeen 11 5.2 Eisen gerelateerd aan annex ZA van NEN-EN 1433 voor CE markering die niet worden aangestuurd door het Bouwbesluit 11 5.2.1 Waterdichtheid, NEN-EN 1433, annex ZA 11 5.2.2 Sterkte, NEN-EN 1433, annex ZA 11 5.2.3 Duurzaamheid, NEN-EN 1433, annex ZA 11 5.2.4 CE markering, NEN-EN 1433, annex ZA 12 5.3 Eisen gerelateerd aan NEN-EN 1433 die geen deel uitmaken van de annex ZA 12 5.3.1 Afmetingen en toleranties 12 5.3.2 Verval 12 5.3.3 Hoogteverschil in de bodem tussen 2 elementen (sprong) 12 5.3.4 Inlegdiepte, NEN-EN 1433 12 5.3.5 Oplegging rooster en deksel 12 5.3.6 Contactvlakken met verkeer 13 5.3.7 (Zekere) ligging rooster en deksel 13 5.3.8 Afmetingen van inlaatopeningen 13 5.3.9 Vuilemmers 13

5.3.10 Juiste positionering van roosters en deksels 13 5.3.11 Oppervlakte eigenschappen roosters en deksels 13 5.3.12 Openingshoek van roosters en deksels 13 5.3.13 Verwerkingsrichtlijnen 14 5.4 Eisen uit normatieve documenten en door het CvD opgestelde eisen die niet onder de CPD vallen 14 5.4.1 Materialen 14 5.4.2 Milieuklasse 14 5.4.3 Afmetingen en toelaatbare afwijkingen 14 5.4.3.1 Haaksheid kopvlakken 14 5.4.3.2 Wanddikte 14 5.4.3.3 Bodemdikte 15 5.4.3.4 Vlakheid bovenzijde elementen 15 5.4.4 Zandvang 15 5.4.5 Aanvullende eisen voor explosieveilige toepassing 15 5.4.5.1 Explosieveilige uitvoering 15 5.4.6 Aanvullende eisen voor vloeistofdichte verhardingen 15 5.4.6.1 Algemeen 15 5.4.6.2 Verbinding van de elementen onderling 15 5.4.6.3 Vloeistofdichtheid elementen 16 5.4.6.4 Vloeistofindringing 16 5.5 Certificatiemerk 17 6 Eisen aan het kwaliteitssysteem 18 6.1 Algemeen 18 6.2 Beheerder van het kwaliteitssysteem 18 6.3 Interne kwaliteitsbewaking/kwaliteitsplan 18 6.4 Procedures en werkinstructies 18 7 Samenvatting onderzoek en controle 19 7.1 Onderzoeksmatrix 19 8 Eisen aan de certificatie-instelling 20 8.1 Algemeen 20 8.2 Certificatiepersoneel 20 8.2.1 Kwalificatie-eisen 20 8.2.1.1 Kwalificatie-eisen voor het uitvoerende certificatiepersoneel van een CI die voldoet aan de in EN 45011 gestelde eisen 21 8.2.1.2 Kwalificatie-eisen voor het uitvoerende certificatiepersoneel van een CI die door het College van Deskundigen aanvullend zijn vastgesteld voor het onderwerp van deze BRL 21 8.2.2 Kwalificatie 21 8.3 Rapport toelatingsonderzoek 22 8.4 Beslissing over certificaatverlening 22 8.5 Uitvoeringsvorm kwaliteitsverklaring 22 8.6 Aard en frequentie van externe controles 22 8.7 Rapportage aan College van Deskundigen 22 8.8 Interpretatie van eisen 22 8.9 Specifieke door het College van Deskundigen vastgestelde regels 22

9 Lijst van vermelde documenten 23 9.1 Publiekrechtelijke regelgeving 23 9.1.1 Besluit bodemkwaliteit 23 9.2 Normen / normatieve documenten: 23 Bijlage 1: Model certificaat Bijlage 2: Raamschema IKB Bijlage 3: Voorbeeld berekening levensduur vloeistofdichte constructie

1 Inleiding 1.1 Algemeen De in deze beoordelingsrichtlijn opgenomen eisen worden door certificatie-instellingen, die hiervoor erkend zijn door de Raad voor Accreditatie, gehanteerd bij de behandeling van een aanvraag voor c.q. de instandhouding van een productcertificaat voor Elementen voor lijnafwateringen. De af te geven kwaliteitsverklaring wordt aangeduid als KOMO productcertificaat. Het techniekgebied van de BRL is: H7, Betonproducten Naast de eisen die in deze beoordelingsrichtlijn zijn vastgelegd, stellen de certificatie- en attesteringsinstellingen aanvullende eisen, in de zin van algemene procedure-eisen van certificatie en attestering, zoals vastgelegd in het algemeen certificatie- en attesteringsreglement van de betreffende instelling. Deze beoordelingsrichtlijn vervangt BRL 5211 d.d. 15-07-1996 en wijzigingsblad d.d. 15-04-2004. De kwaliteitsverklaringen die op basis van die beoordelingsrichtlijn zijn afgegeven verliezen in elk geval hun geldigheid op 01-07-2009. Bij de uitvoering van certificatiewerkzaamheden zijn de certificatie-instellingen gebonden aan de eisen die in het hoofdstuk Eisen aan certificatie-instellingen zijn vastgelegd. 1.2 Toepassingsgebied De producten zijn bestemd om te worden toegepast als onderdeel van een lijnafwatering voor het inzamelen en transporteren van afvalwater in de volgende toepassingsgebieden: Voetgangersgebieden en gebieden met verkeersbelasting; Voetgangersgebieden en gebieden met verkeersbelasting op plaatsen met explosiegevaar; Vloeistofdichte verhardingen voor motorbrandstoffen en smeermiddelen; Vloeistofdichte verhardingen voor motorbrandstoffen en smeermiddelen op plaatsen met explosiegevaar. Deze BRL is van toepassing op geprefabriceerde elementen voor lijnafwateringen. 1.3 CE-markering Relatie Bouwbesluit en Europese Richtlijn Bouwproducten (CPD 89/106/EEC): Op een deel van de producten vallende onder deze beoordelingsrichtlijn is de geharmoniseerde Europese norm NEN-EN 1433 van toepassing. Deze producten dienen te zijn voorzien van CE-markering zoals beschreven in de desbetreffende norm. 1.4 Acceptatie van door de leverancier geleverde onderzoeksrapporten Indien door de leverancier rapporten van onderzoekinstellingen of laboratoria worden overgelegd om aan te tonen dat aan de eisen van de BRL wordt voldaan, zal moeten worden aangetoond dat deze zijn opgesteld door een instelling die voldoet aan de van toepassing zijnde accreditatienorm, te weten: NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor laboratoria; NEN-EN-ISO/IEC 17020 voor inspectie-instellingen; NEN-EN 45011 voor certificatie-instellingen die producten certificeren; NEN-EN ISO/IEC 17021 voor certificatie-instellingen die systemen certificeren; NEN-EN-ISO/IEC 17024 voor certificatie-instellingen die personen certificeren. De instelling wordt geacht aan deze criteria te voldoen wanneer een accreditatiecertificaat kan worden overgelegd, afgegeven door de Raad voor Accreditatie (RvA) of een accreditatie-instelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten. Deze accreditatie moet betrekking hebben op het voor deze BRL vereiste onderzoek. Indien geen accreditatiecertificaat kan worden overgelegd, zal de certificatie-instelling zelf verifiëren of aan de accreditatienorm is voldaan, of het desbetreffende onderzoek opnieuw zelf (laten) uitvoeren. 1.5 Certificaat Het model van het op basis van deze BRL af te geven KOMO productcertificaat is als bijlage bij deze BRL opgenomen.

2 Terminologie 2.1 Definities In deze beoordelingsrichtlijn wordt verstaan onder: Leverancier: de partij die er voor verantwoordelijk is dat producten bij voortduring voldoen aan de eisen waarop de certificatie is gebaseerd; IKB-schema: een beschrijving van de door de leverancier uitgevoerde kwaliteitscontroles, als onderdeel van zijn kwaliteitssysteem. Zandvang: een constructie voor het opvangen van bezinkbare delen uit het afvalwater. Onder de relevante Engelse begrippen uit NEN-EN 1433 wordt verstaan: Drainage channel: Lijnafwatering; Grid unit: Open afwateringsgoot-element met een rooster of deksel; Grating: Rooster; Cover: Deksel; Slot unit: Dicht afwateringsgoot-element met een doorgaande of onderbroken sleufinlaatopening bovenin (verholen goot); Kerb unit: Dicht afwateringsgoot-element, in een trottoirbandprofiel, met doorgaande of onderbroken inlaatopeningen; Nominal size: Nominale afmeting overeenkomstig de inwendige afmeting van het element; Seatings: Rooster of dekseloplegging in de omranding; Contact surface and trafficked edges: Contactvlakken, en met verkeer in aanraking komende randen; Depth of insertion: Inlegdiepte van het rooster of deksel; Edge protection: Bescherming van randen en contactvlakken tussen het element en rooster/deksel; Clear area: Het oppervlak van de inlaat van het element tussen de opleggingen; Clear opening: Dagmaat van een element in een lijnafwatering; Mass per unit area: Het gewicht van het rooster of deksel per oppervlakte; Cushioning insert: Tussenlaag uit elastisch materiaal tussen randbescherming en deksel of rooster; Test load: Proefbelasting; Dirt buckets: Vuilemmer; Waterway area: Totale oppervlakte van de roosteropeningen; Step of invert: Hoogteverschil (sprong) in de bodem tussen 2 elementen; Place of installation: Verkeersgebied waarin de elementen worden geplaatst; Locking device: Vergrendeling roosters c.q. deksels; Gradiënt: Verval; 2.2 Symbolen b nom vereiste voegbreedte in mm (artikel 5.4.6.1) d v diepte voeg in mm (artikel 5.4.6.1) d k dikte kitlichaam in mm (artikel 5.4.6.1) d r werkende hoogte rugvulling in mm (artikel 5.4.6.1) e gemiddelde indringdiepte in mm (artikel 5.4.6.4) e 144 gemiddelde indringdiepte van de vloeistof na 144 uur belasting in mm, bepaald volgens de CUR Aanbeveling 63 of uit bekende indringingskarakteristiek (artikel 5.4.6.4) t rep representatieve belastingduur in uren (artikel 5.4.6.4) L d Levensduur vloeistofdichte elementen (bijlage 3)

3 Procedure voor het verkrijgen van een kwaliteitsverklaring 3.1 Toelatingsonderzoek Het door de certificatie-instelling uit te voeren toelatingsonderzoek vindt plaats aan de hand van de in deze beoordelingsrichtlijn opgenomen prestatie- en producteisen inclusief beproevingsmethoden en omvatten, afhankelijk van de aard van het te certificeren product: (Monster)onderzoek, om vast te stellen of de producten voldoen aan de product- en/of prestatie-eisen; Beoordeling van het productieproces; Beoordeling van het kwaliteitssysteem en het IKB-schema; Toetsing op de aanwezigheid en het functioneren van de overige vereiste procedures. Beoordeling van de verwerkingsvoorschriften van de leverancier. 3.2 Certificaatverlening Na afronding van het toelatingsonderzoek worden de resultaten voorgelegd aan de beslisser. Deze beoordeeld de resultaten en stelt vast of het certificaat kan worden verleend of dat aanvullende gegevens en/of onderzoeken nodig zijn voordat het certificaat kan worden verleend.

4 Besluit bodemkwaliteit gerelateerde eisen en bepalingsmethoden 4.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de aan het Besluit bodemkwaliteit gerelateerde prestatie-eisen opgenomen, waaraan elementen voor lijnafwateringen in zijn toepassing moet voldoen, evenals de bepalingsmethoden om vast te stellen dat aan de eisen wordt voldaan. 4.2 Elementen voor lijnafwateringen van beton Voor elementen van beton gelden met betrekking tot het Besluit bodemkwaliteit de eisen die zijn vastgelegd in BRL 5070. 4.3 Elementen voor lijnafwateringen van polymeerbeton Voor elementen van polymeerbeton gelden met betrekking tot het Besluit bodemkwaliteit de eisen die zijn vastgelegd in BRL 5076.

5 Overige eisen en bepalingsmethoden 5.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de overige prestatie-eisen opgenomen, waaraan elementen voor lijnafwateringen moet voldoen, evenals de bepalingsmethoden om vast te stellen dat aan de eisen wordt voldaan. Dit betreft: 1. Eisen gerelateerd aan annex ZA van NEN-EN 1433 voor CE markering die niet worden aangestuurd door het Bouwbesluit. 2. Eisen gerelateerd aan NEN-EN 1433 die geen deel uitmaken van de annex ZA 3. Eisen uit normatieve documenten en door het CvD opgestelde eisen die niet onder de CPD vallen. 5.2 Eisen gerelateerd aan annex ZA van NEN-EN 1433 voor CE markering die niet worden aangestuurd door het Bouwbesluit De eisen zullen onderdeel uitmaken van de technische specificatie van het product, die wordt opgenomen in het productcertifcaat. 5.2.1 Waterdichtheid, NEN-EN 1433, annex ZA De waterdichtheid van de verbindingen tussen de elementen moet voldoen aan artikel 7.5.1 van NEN-EN 1433. De waterdichtheid van de verbindingen moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.3.6 van NEN-EN 1433. Productcertifcaat In het KOMO productcertifcaat worden de typen opgenomen die voldoen aan de waterdichtheidseis. 5.2.2 Sterkte, NEN-EN 1433, annex ZA De sterkte van de lijnafwateringselementen en de sterkte van roosters en deksels moet voldoen aan artikel 7.15 van NEN-EN 1433. De blijvende vervorming van roosters en deksels moet voldoen aan artikel 7.16 van NEN-EN 1433. De sterkte van de lijnafwateringselementen moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.1.4.1 van NEN-EN 1433. De sterkte en blijvende vervorming van roosters en deksels moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.1.4.2 van NEN-EN 1433. Productcertifcaat In het KOMO productcertifcaat worden de typen opgenomen die voldoen aan de sterkte-eis. 5.2.3 Duurzaamheid, NEN-EN 1433, annex ZA De toegepaste materialen moeten voldoen aan artikel 6 van NEN-EN 1433. De druksterkte van beton moet voldoen aan artikel 6.3.3.1 van NEN-EN 1433. De waterabsorptie van beton moet voldoen aan artikel 6.3.3.3 van NEN-EN 1433. De buigtreksterkte en druksterkte van polymeerbeton moet voldoen aan artikel 6.3.4 van NEN-EN 1433. De buigtreksterkte en druksterkte van vezelbeton moet voldoen aan artikel 6.3.5 van NEN-EN 1433. De druksterkte en waterabsorptie van beton moeten bepaald worden overeenkomstig artikel 9.2.1 van NEN-EN 1433. De buigtreksterkte en druksterkte van polymeerbeton moeten bepaald worden overeenkomstig artikel 9.2.2 van NEN-EN 1433. De buigtreksterkte van vezelbeton moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.2.3 van NEN-EN 1433. De sterkte en blijvende vervorming van roosters en deksels moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.1.4.2 van NEN-EN 1433.

Productcertifcaat In het KOMO productcertifcaat worden de typen opgenomen die voldoen aan de duurzaamheidseis. 5.2.4 CE markering, NEN-EN 1433, annex ZA De CE markering moet worden aangebracht conform Annex ZA van NEN-EN 1433 en Guidence paper D CE marking under the Construction Products Directive. 5.3 Eisen gerelateerd aan NEN-EN 1433 die geen deel uitmaken van de annex ZA De eisen zullen onderdeel uitmaken van de technische specificatie van het product, die wordt opgenomen in het productcertifcaat. 5.3.1 Afmetingen en toleranties De toelaatbare tolerantie op de lengte, breedte en hoogte van de elementen moet voldoen aan artikel 7.2 van NEN-EN 1433. Bepaal de gemiddelde lengte van het element uit metingen langs de beide zijden van het element in de bovenste 50 mm. Bepaal de inwendige breedte van de elementen door meting ter plaatse van de beide uiteinden in de bovenste 50 mm van het element. Bepaal bij verholen goten de breedte ter plaatse van de beide uiteinden op het breedste punt. Bepaal de hoogte van elementen met ingebouwd verval aan de beide uiteinden van het element. Bepaal bij de overige elementen de hoogte als het gemiddelde van de metingen aan beide uiteinden van het element. Bij elementen met een bodemprofiel moet de hoogte per uiteinde bepaald worden op het diepste punt. Bij elementen met een vlakke bodem moet de hoogte per uiteinde bepaald worden uit 2 metingen. 5.3.2 Verval Elementen met een ingebouwd verval moeten voldoen aan artikel 7.4 van NEN-EN 1433. Het verval moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.3.4 van NEN-EN 1433. 5.3.3 Hoogteverschil in de bodem tussen 2 elementen (sprong) Het hoogteverschil tussen 2 elementen moet voldoen aan artikel 7.5.2 van NEN-EN 1433. Het hoogteverschil tussen 2 elementen moet bepaald worden overeenkomstig artikel 7.5.2 van NEN-EN 1433. 5.3.4 Inlegdiepte, NEN-EN 1433 De inlegdiepte van roosters en deksels moet voldoen aan artikel 7.6 van NEN-EN 1433. De speling tussen de rand(bescherming) en het rooster of deksel moet voldoen aan artikel 7.6 van NEN-EN 1433. De inlegdiepte moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.3.7 van NEN-EN 1433. Bepaal voor de speling de breedte tussen de rand(bescherming), boven de oplegvlakken, ter plaatse van het begin en eind van elk rooster of deksel. 5.3.5 Oplegging rooster en deksel De oplegging voor het rooster of deksel moet voldoen aan artikel 7.7 van NEN-EN 1433. De oplegging voor het rooster of deksel moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.3.8 van NEN-EN 1433.

5.3.6 Contactvlakken met verkeer De contactvlakken met verkeer moeten voldoen aan artikel 7.8 van NEN-EN 1433. De randbescherming moet vast verbonden zijn met het element of met de omliggende constructie in het werk. De afmetingen en de hechting van de randbescherming moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.3.9 van NEN-EN 1433. 5.3.7 (Zekere) ligging rooster en deksel De (zekere) ligging van roosters en deksels moet voldoen aan artikel 7.9 van NEN-EN 1433. De (zekere) ligging van roosters en deksels moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.3.10 van NEN-EN 1433. 5.3.8 Afmetingen van inlaatopeningen De afmetingen van inlaatopeningen moet voldoen aan artikel 7.10 van NEN-EN 1433. De afmetingen van inlaatopeningen moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.3.11 van NEN-EN 1433. 5.3.9 Vuilemmers Vuilemmers moeten voldoen aan artikel 7.11 van NEN-EN 1433. De afwatering en ontluchting bij het gebruik van vuilemmers moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.3.12 van NEN-EN 1433. 5.3.10 Juiste positionering van roosters en deksels De juiste positionering van roosters moet voldoen aan artikel 7.12 van NEN-EN 1433. De juiste positionering van roosters en deksels moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.3.13 van NEN-EN 1433. 5.3.11 Oppervlakte eigenschappen roosters en deksels De oppervlakte eigenschappen van roosters moet voldoen aan artikel 7.13 van NEN-EN 1433. De oppervlakte eigenschappen van roosters en deksels moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.3.14 van NEN-EN 1433. 5.3.12 Openingshoek van roosters en deksels De openingshoek van roosters moet voldoen aan artikel 7.14 van NEN-EN 1433. De openingshoek van roosters en deksels moet bepaald worden overeenkomstig artikel 9.3.15 van NEN-EN 1433.

5.3.13 Verwerkingsrichtlijnen De verwerkingsrichtlijnen moeten voldoen aan artikel 7.17 van NEN-EN 1433. In aanvulling op artikel 7.17 geldt dat de elementen zodanig in het werk gesteld moeten worden dat de bovenzijde minimaal gelijk ligt met de onderzijde van de vellingkant van de aansluitende verharding en maximaal 20 mm onder de bovenzijde van de aansluitende verharding. Bij vloeistofdichte toepassing wordt met betrekking tot de verwerking verwezen naar BRL 2319, BRL 2362 en BRL 2372. 5.4 Eisen uit normatieve documenten en door het CvD opgestelde eisen die niet onder de CPD vallen Dit betreft eisen vastgesteld door het CvD Leidingsystemen Ontwerp, Productie en Uitvoering. De eisen zullen onderdeel uitmaken van de technische specificatie van het product, die wordt opgenomen in het productcertifcaat. 5.4.1 Materialen In aanvulling op artikel 6 van NEN-EN 1433 geldt dat de gebruikte materialen moeten voldoen aan de daarvoor geldende productnormen c.q. CUR-Aanbevelingen. Indien gietijzeren delen beschermd moeten worden, anders dan uit visueel oogpunt, moet dit in overleg met de opdrachtgever geschieden. De gebruikte beschermlaag moet voldoen aan het Besluit PAK-houdende coatings en producten milieubeheer (Stb. 1996, 304 met wijzigingen Stb. 1998, 235; Stb. 2003, 104, 360; Stb. 2008, 160). Toelichting: Uit milieutechnisch oogpunt is het beschermen van gietijzeren delen niet aan te bevelen, aangezien dit voor normale toepassing niet noodzakelijk is. 5.4.2 Milieuklasse In aanvulling op artikel 6.3.3 en 6.3.5 van NEN-EN 1433 geldt dat de betonsamenstelling moet voldoen aan milieuklasse XF2 volgens NEN-EN 206-1 en NEN 8005. Voor elementen toegepast in explosieveilige of vloeistofdichte toepassing moet de betonsamenstelling moet voldoen aan milieuklasse XA3. 5.4.3 Afmetingen en toelaatbare afwijkingen 5.4.3.1 Haaksheid kopvlakken De afwijking van de haaksheid van de kopvlakken van het element mag niet meer bedragen dan: 2 mm bij elementen met nominale lengte 1000 mm; 4 mm bij elementen met 1000 < nominale lengte 4000 mm; 5 mm bij elementen met nominale lengte > 4000 mm Bepaal de haaksheid aan de kopvlakken in de bovenste 50 mm, indien mogelijk, onder de aanwezige randbescherming, met behulp van een winkelhaak. Meet de grootste afwijking tussen de winkelhaak en het element. De winkelhaak dient hierbij aan te liggen aan de lange zijde van het element. 5.4.3.2 Wanddikte De maximaal toelaatbare afwijking op de nominale wanddikte van het element mag niet meer bedragen dan: - 2 mm bij een nominale wanddikte 50 mm; - 3 mm bij een nominale wanddikte > 50 mm. De plus-tolerantie is vrij. Het verschil in dikte van de tegenover elkaar gelegen wanden mag niet meer bedragen dan: 4 mm bij een nominale wanddikte 50 mm; 6 mm bij een nominale wanddikte > 50 mm.

Bepaal de wanddikte van het element aan de uiteinden van het element in de bovenste 50 mm, indien mogelijk, onder de aanwezige randbescherming. Bepaal de wanddikte bij verholen goten aan de uiteinden van het element ter plaatse van de kleinste wanddikte. 5.4.3.3 Bodemdikte De maximaal toelaatbare afwijking op de nominale bodemdikte van het element bedraagt: + 4/- 2 mm bij elementen volgens type M van NEN-EN 1433; +/- 5 mm bij elementen volgens type I van NEN-EN 1433. Bepaal de bodemdikte op het dunste punt aan de beide uiteinden van het element. 5.4.3.4 Vlakheid bovenzijde elementen De maximaal toelaatbare afwijking op de vlakheid van de bovenzijde van het element gemeten in langsrichting bedraagt ± 3 mm per individuele meting. Bepaal de vlakheid van de bovenzijde van de wand of randconstructie langs beide zijden van het element. 5.4.4 Waterdichtheid zandvang De zandvang moet waterdicht zijn. Daar waar een zandvang uit meerdere delen is opgebouwd moet het samenbouwen van de elementen volgens de verwerkingsrichtlijnen van de producent worden uitgevoerd. Na beproeving zijn zweetplekken aan de buitenzijde van de elementen toelaatbaar. Bepaal de waterdichtheid door de zandvang tot de bovenzijde te vullen met water en na 24 uur visueel te beoordelen op lekkage. 5.4.5 Aanvullende eisen voor explosieveilige toepassing 5.4.5.1 Explosieveilige uitvoering Bij explosieveilige toepassing moet de lijnafwatering voorzien zijn van een waterslot met een hoogte van 500 mm. 5.4.6 Aanvullende eisen voor vloeistofdichte verhardingen 5.4.6.1 Algemeen Indien elementen voor lijnafwateringen vervaardigd zijn van grijs gietijzer moet dit ten minste de kwaliteit EN-GLJ-220 (GG20) volgens NEN-EN 1561, met een fosforgehalte lager dan 0,9 % zijn. Indien elementen voor lijnafwateringen vervaardigd zijn van plaatstaal moet dit ten minste van de kwaliteit S235JR volgens NEN-EN 10025 zijn. Het plaatstaal moet zijn verzinkt conform NEN-EN-ISO 1461. Het gebruik van PVC is niet toegestaan. 5.4.6.2 Verbinding van de elementen onderling De onderlinge verbindingen van de samenstellende elementen van de lijnafwatering moeten zijn voorzien van een aparte kitsponning. De maatvoering van de kitsponning moet zijn vastgelegd in een door de producent geautoriseerde tekening. b nom voegvullingsmassa rugvulling d r d k d v

De breedte van de voeg moet voldoen aan: 8 mm b nom 20 mm. De diepte van de voeg moet voldoen aan: d v d r + hoogte vellingkant + d k. Bij polymeerbeton is een vellingkant niet noodzakelijk De dikte van de voegvullingsmassa moet voldoen aan: d k = (b nom / 3) + 6 mm. De voegvullingsmassa tussen de onderlinge verbindingen van de samenstellende elementen van de lijnafwatering moet ononderbroken verbonden zijn met de voegvullingsmassa van de vloeistofdichte verharding. De voegvullingsmassa moet voldoen aan BRL 2825. Na de beproeving mogen de verbindingen geen lekkage vertonen. Bepaal de afmetingen van de kitsponning door middel van metingen. Ter beoordeling van het ontwerp van de verbindingen moet een type-test uitgevoerd worden op vloeistofdichtheid. Plaats 3 elementen met een door de producent opgegeven en vastgelegde maximale hoekverdraaiing, waarbij alle verbindingen tussen de elementen zijn afgekit met een voegvullingsmassa conform BRL 2825. Bij horizontale verbindingen moeten samenstellende elementen op elkaar gestapeld worden en vloeistofdicht met elkaar verbonden worden. Vul de elementen tot de bovenzijde met water en beoordeel de verbindingen na 24 uur. 5.4.6.3 Vloeistofdichtheid elementen Eis De elementen inclusief ingestorte randbescherming en/of aansluitstukken moeten vloeistofdicht zijn. Na de beproeving zijn druppels of zweetplekken aan de buitenzijde niet toelaatbaar. Bestaan het element en de in te storten delen uit verschillende materialen dan moet de constructie zodanig worden uitgevoerd dat de te verwachten temperatuursinvloeden, alsmede de invloed van het te transporteren medium en de daaruit volgende verschillen in uitzetting volledig ondervangen worden. De producent moet de toegepaste in te storten onderdelen in een geautoriseerd fabrieksdocument vastleggen, een en ander is ter beoordeling van de certificatie-instelling. Vul de elementen tot de bovenzijde met water. Beoordeel de elementen na 24 uur. 5.4.6.4 Vloeistofindringing Eis Beton: Per productielijn en betonsamenstelling moet de vloeistofindringingskarakteristiek van vloeistofdichte prefab elementen van beton bepaald worden. De vloeistofindringingskarakteristiek moet grafisch worden weergegeven. De grafiek geeft de gemiddelde indringdiepte in mm na 144 uur ( 144) als functie van de wortel uit de verhouding oppervlaktespanning/viscositeit ( /ŋ) van de vloeistof weer (zie voorbeeld in bijlage 2). Toelichting: Voor het ontwerpen van een vloeistofdichte constructie is het noodzakelijk de vloeistofindringingskarakteristiek voor verschillende vloeistoffen te kennen. De fysische eigenschappen van de toegepaste vloeistof(fen) worden gekarakteriseerd door de oppervlaktespanning ( ) en viscositeit (ŋ). De opdrachtgever bepaalt in welke mate de constructie met vloeistof(fen) zal worden belast. Hij moet op basis van zijn kennis over en beheersing van het proces, een zo goed mogelijke inschatting maken van de tijd dat de constructie effectief in contact zal zijn met de betreffende vloeistof(fen). De representatieve belastingduur (t rep) is de tijd dat beton effectief in contact zal zijn met de betreffende vloeistof(fen). In onderstaande tabel is voor een aantal situaties een representatieve belastingduur opgenomen. Type bodembeschermende voorziening Representatieve belastingsduur (% van referentieperiode) Continu belaste situaties Verharding zoals tankstations, overslag en vulinstallaties ( druppel belasting) Opvangbakken voor opslagtanks (calamiteitenbelasting) Opslagplaats onder afschot voor vaten (incidentele belasting) Referentieperiode met een maximum van 100 maal beproevingsduur 3% 0,1% of duur calamiteit 0,05% of duur calamiteit

Opmerking De representatieve belastingduur is vaak moeilijk vast te stellen. Voor continu belaste voorzieningen zijn er weinig ervaringscijfers over de werkelijke indringing. Mede bepalende factor van de indringing is hier vaak het vochtgehalte in het beton. Voor continu belaste voorzieningen kan worden gekozen voor een langere beproevingsduur of het bepalen van de werkelijke indringing na 2 jaar in gebruik te zijn geweest. Op basis van deze gegevens kan met de bovenstaande formule de resterende referentieperiode met betrekking tot vloeistofdicht worden berekend. Voor niet continu belaste situatie (druppel-, mors- of incidentele belasting) geldt, dat op basis van ervaring uit de praktijk is gebleken dat bij tankstations een representatieve belastingsduur geldt van 3% van de referentieperiode. In de ontwerpfase kan gebruik worden gemaakt van de bovenstaande waarde of kan een inschatting worden gemaakt door de verwachte belasting te vergelijken met een gemiddeld tankstation. Ook kan gekozen worden voor een worst case benadering. In het ontwerp wordt de representatieve belastingduur overeengekomen. Polymeerbeton: Per polymeerbetonsamenstelling moet de vloeistofdichtheid voldoen aan artikel 5.2.2 van CUR Aanbeveling 64. Beton: De vloeistofindringingskarakteristiek wordt bepaald overeenkomstig CUR Aanbeveling 63 Bepaling van de vloeistofindringing in beton door de capillaire absorptieproef. De proefstukken worden vervaardigd uit drie aselect getrokken monsters van één dagproductie. Proefstukken mogen ook op een wijze vervaardigd worden welke aantoonbaar representatief is aan de vervaardiging van het vloeistofdichte prefab element van beton. De proefstukken worden geconditioneerd overeenkomstig CUR Aanbeveling 63 paragraaf 4.2.1. De vloeistofindringingskarakteristiek wordt voor drie vloeistoffen, n-butanol, ethanol en n-heptaan, met verschillende verhoudingen tussen oppervlaktespanning en viscositeit bepaald. Per vloeistof wordt de gemiddelde indringing bepaald. Op basis van de gemiddelde indringing van de genoemde vloeistoffen wordt door berekening de ideale lineaire regressielijn berekend. Middels deze lijn ligt de vloeistofindringingskarakteristiek voor alle vloeistoffen vast. De levensduur (l d) van de vloeistofdichte elementen moet berekend worden uit de volgende vergelijkingen: t rep = (12 * e /e 144) 2 e = h /1,5 L d = 100 / % van referentieperiode * t rep In bijlage 2 is een voorbeeldberekening opgenomen. Polymeerbeton: De vloeistofindringing van polymeerbeton moet bepaald worden conform artikel 8.1 van CUR Aanbeveling 64. In afwijking van artikel 8.1.1 worden de proefstukken vervaardigd met een diameter van ten minste 125 mm. De hoogte van de proefstukken moet overeenkomen met de dunste wand of bodemdikte van de elementen voor lijnafwatering. 5.5 Certificatiemerk In aanvulling op artikel 8 van NEN-EN 1433 moeten de navolgende merken en aanduidingen op deugdelijke en duidelijke wijze op elk product zijn aangebracht: fabrieksnaam en/of gedeponeerd handelsmerk (op afdekking); productiedatum of -codering; type aanduiding (op goot); aanduiding verkeersklasse volgens NEN-EN 1433 (op afdekking); KOMO -beeldmerk en certificaatnummer. Indien van toepassing: volgorde van de elementen bij ingebouwd verval (op goot).

6 Eisen aan het kwaliteitssysteem 6.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen waaraan het kwaliteitssysteem van de leverancier moet voldoen. 6.2 Beheerder van het kwaliteitssysteem Binnen de organisatiestructuur moet een functionaris zijn aangewezen die belast is met het beheer van het kwaliteitssysteem. 6.3 Interne kwaliteitsbewaking/kwaliteitsplan De leverancier moet beschikken over een door hem toegepast schema van interne kwaliteitsbewaking (IKB-schema). In dit IKB-schema moet aantoonbaar zijn vastgelegd: welke aspecten door de leverancier worden gecontroleerd; volgens welke methoden die controles plaatsvinden; hoe vaak deze controles worden uitgevoerd; hoe de controleresultaten worden geregistreerd en bewaard. Dit IKB-schema moet overeenkomen met het in de bijlage opgenomen model-raam-ikb-schema. 6.4 Procedures en werkinstructies De leverancier moet kunnen overleggen: procedures voor: o wijzigingen in productietekeningen en specificaties; o de behandeling van producten met afwijkingen; o corrigerende maatregelen bij geconstateerde tekortkomingen; o de behandeling van klachten over geleverde producten en/of diensten; de gehanteerde werkinstructies en controleformulieren. een werkinstructie voor de gebruiker met betrekking tot het stellen en installeren van de elementen voor de lijnafwatering, waarin minimaal de eisen genoemd in bijlage 3 zijn opgenomen.

7 Samenvatting onderzoek en controle Hieronder is de samenvatting gegeven van het bij certificatie uit te voeren: Toelatingsonderzoek: het onderzoek om vast te stellen dat aan alle in de BRL gestelde eisen wordt voldaan; Controleonderzoek: het onderzoek dat na certificaatverlening wordt uitgevoerd om vast te stellen dat de gecertificeerde producten bij voortduring aan de in de BRL gestelde eisen voldoen; daarbij is tevens aangegeven met welke frequentie controleonderzoek door de certificatie-instelling (CI) moet worden uitgevoerd; Controle op het kwaliteitssysteem: controle op de naleving van het IKB-schema en de procedures. 7.1 Onderzoeksmatrix Omschrijving eis Prestatie-eisen en bepalingsmethoden Besluit bodemkwaliteit Publiekrechtelijke eisen NEN-EN 1433 (Annex ZA) Producteisen en bepalingsmethoden Eisen gerelateerd aan NEN-EN 1433 Overige eisen Artikel BRL 4 5.2 5.3 5.4 Onderzoek in kader van Toelatingsonderzoek Toezicht door CI na certificaatverlening 1) Controle 2) Frequentie Ja Ja Ja Ja Ja 1) Ja 1) Ja Ja 2x Ieder bezoek Ieder bezoek Ieder bezoek CE X Eisen kwaliteitssysteem 6 Ja Ja Ieder bezoek Certificatiemerk Ja Ieder bezoek 1) Bij significante wijzigingen, ter beoordeling door de CI, in het productieproces dienen de producteisen opnieuw te worden getoetst. 2) door de inspecteur of door de leverancier in aanwezigheid van de inspecteur worden alle producteigenschappen bepaald die binnen de bezoektijd (maximaal 1 dag) kunnen worden uitgevoerd. Indien dit niet mogelijk is zal voor dit aspect tussen CI en leverancier afspraken worden gemaakt op welke wijze controle plaats zal vinden.

8 Eisen aan de certificatie-instelling 8.1 Algemeen De certificatie-instelling moet voldoen aan de in EN 45011 gestelde eisen. Bovendien moet de instelling voor het onderwerp van deze BRL zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie of een daaraan gelijkwaardige instelling (een accreditatie-instelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten). De certificatie-instelling moet beschikken over een reglement, of een daaraan gelijkwaardig document, waarin de algemene regels zijn vastgelegd die bij certificatie worden gehanteerd. In het bijzonder zijn dit: De algemene regels voor het uitvoeren van het toelatingsonderzoek, te onderscheiden naar: o De wijze waarop leveranciers worden geïnformeerd over de behandeling van een aanvraag; o De uitvoering van het onderzoek; o De beslissing naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek De algemene regels ten aanzien van de uitvoering van controles en de daarbij gehanteerde controleaspecten; De door de certificatie-instelling te treffen maatregelen bij tekortkomingen; De regels bij beëindiging van een certificaat; De mogelijkheid tot het instellen van beroep tegen beslissingen of maatregelen van de certificatie-instelling. 8.2 Certificatiepersoneel Het bij certificatie betrokken personeel is te onderscheiden naar: Auditoren: belast met het uitvoeren van het toelatingsonderzoek en de beoordeling van de rapporten van inspecteurs; Inspecteurs: belast met de uitvoering van de externe controle bij de leverancier; Beslissers: belast met het nemen van beslissingen naar aanleiding van uitgevoerde toelatingsonderzoeken, voortzetting van certificatie naar aanleiding van uitgevoerde controles en beslissingen over de noodzaak tot het treffen van corrigerende maatregelen. 8.2.1 Kwalificatie-eisen Onderscheiden wordt naar: 8.2.1.1 Kwalificatie-eisen voor het uitvoerende certificatiepersoneel van een CI die voldoet aan de in EN 45011 gestelde eisen. 8.2.1.2 Kwalificatie-eisen voor het uitvoerende certificatiepersoneel van een CI die door het College van Deskundigen aanvullend zijn vastgesteld voor het onderwerp van deze BRL.

8.2.1.1 Kwalificatie-eisen voor het uitvoerende certificatiepersoneel van een CI die voldoet aan de in EN 45011 gestelde eisen De kwalificatie voor het uitvoerende certificatiepersoneen van een CI dient te voldoen aan hoofdstuk 5 van EN 45011. In het handboek van de CI dient beschreven te zijn hoe de kwalificatie van het certificatie personeel wordt uitgevoerd. EN45011 Auditor initiële productbeoordeling en beoordeling van de productielocatie Inspecteur beoordeling productlocatie, veld en projecten na certificaatverlening Beslisser betreffende certificaatverlening en -uitbreiding Opleiding Algemeen Opleiding Specifiek Ervaring Algemeen Ervaring Specifiek Relevante techn. HBO denk- en werkniveau Interne training certificatie en Kiwabeleid Training auditvaardigheden op BRL toegespitste opleiding specifieke cursussen en trainingen (kennis en vaardigheden) 1 jaar relevante werkervaring met minimaal 4 onderzoeken waarvan: zelfstandig onder toezicht 1 volledig toelatingsonder-zoek kennis van BRL op detail niveau en 4 onderzoeken betrekking hebbend op de specifieke BRL of op BRL s die aan elkaar verwant zijn Techn. MBO werk- en denkniveau Interne training certificatie en Kiwabeleid Training auditvaardigheden op BRL toegespitste opleiding specifieke cursussen en trainingen (kennis en vaardigheden) 1 jaar relevante werk ervaring met minimaal 4 onderzoeken waarvan 1 zelfstandig onder toezicht kennis van BRL op detail niveau en 4 onderzoeken betrekking hebbend op de specifieke BRL of op BRL s die aan elkaar verwant zijn HBO denk- en werkniveau Interne training certificatie en Kiwabeleid Training auditvaardigheden n.v.t. 4 jaar werkervaring waarvan tenminste 1 jaar m.b.t. certificatie kennis van de specifieke BRL op hoofdlijnen 8.2.1.2 Kwalificatie-eisen voor het uitvoerende certificatiepersoneel van een CI die door het College van Deskundigen aanvullend zijn vastgesteld voor het onderwerp van deze BRL Certificatiepersoneel Opleiding Ervaring Auditor HBO-niveau in een van de volgende disciplines: Weg- en Waterbouw (of gelijkwaardig) 2 jaar Inspecteur Beslisser MBO-niveau in een van de volgende disciplines: Weg- en Waterbouw (of gelijkwaardig) HBO-niveau in een van de volgende disciplines: Weg- en Waterbouw (of gelijkwaardig) 2 jaar Minimaal 10 inspectiedagen in het kader van product- en procescertificering 4 jaar Managementervaring 8.2.2 Kwalificatie Certificatiepersoneel moet aantoonbaar zijn gekwalificeerd door toetsing van opleiding en ervaring aan bovenvermelde eisen. Indien kwalificatie plaats vindt op grond van afwijkende criteria, moet dit schriftelijk zijn vastgelegd. De bevoegdheid om te kwalificeren ligt bij: Beslissers: kwalificatie van auditors en inspecteurs Management van de certificatie-instelling: kwalificatie van beslissers.

8.3 Rapport toelatingsonderzoek De certificatie-instelling legt de bevindingen van het toelatingsonderzoek vast in een rapport. Het rapport moet aan de volgende eisen voldoen: Volledigheid: het rapport doet een uitspraak over alle in de beoordelingsrichtlijn gestelde eisen; Traceerbaarheid: de bevindingen waarop uitspraken zijn gebaseerd moeten traceerbaar zijn vastgelegd; Basis voor beslissing: de beslisser over certificaatverlening moet zijn beslissing kunnen baseren op de in het rapport vastgelegde bevindingen. 8.4 Beslissing over certificaatverlening De beslissing over certificaatverlening moet plaats vinden door een daartoe gekwalificeerde beslisser, die niet zelf bij het certificaatonderzoek betrokken is geweest. De beslissing moet traceerbaar zijn vastgelegd. 8.5 Uitvoeringsvorm kwaliteitsverklaring Het productcertificaat moet zijn uitgevoerd conform het als bijlage opgenomen model. 8.6 Aard en frequentie van externe controles De certificatie-instelling moet controle uitoefenen bij de leverancier op de naleving van zijn verplichtingen. Over de aan te houden controlefrequentie beslist het College van Deskundigen. Bij de inwerkingtreding van deze beoordelingsrichtlijn is de frequentie vastgesteld op 6 controlebezoeken per jaar. Controles zullen in ieder geval betrekking hebben op: De in het certificaat vastgelegde productspecificatie Het productieproces van de leverancier; Het IKB-schema van de leverancier en de resultaten van door de leverancier uitgevoerde controles; De juiste wijze van merken van de gecertificeerde producten; De naleving van de vereiste procedures. De bevindingen van elke uitgevoerde controle zullen door de certificatie-instelling naspeurbaar worden vastgelegd in een rapport. 8.7 Rapportage aan College van Deskundigen De certificatie-instelling rapporteert ten minste jaarlijks over de uitgevoerde certificatiewerkzaamheden. In deze rapportage moeten de volgende onderwerpen aan de orde komen: Mutaties in aantal certificaten (nieuw/vervallen); Aantal uitgevoerde controles in relatie tot de vastgestelde frequentie; Resultaten van de controles; Opgelegde maatregelen bij tekortkomingen; Ontvangen klachten van derden over gecertificeerde producten. 8.8 Interpretatie van eisen Het College van Deskundigen mag de interpretatie van in deze beoordelingsrichtlijn gestelde eisen vastleggen in één afzonderlijk interpretatiedocument. De certificatie-instelling is verplicht zich op de hoogte te stellen of er een interpretatiedocument is vastgesteld en, indien dit het geval is, de daarin vastgelegde interpretaties te hanteren. 8.9 Specifieke door het College van Deskundigen vastgestelde regels Door het College van Deskundigen zijn de volgende specifieke regels vastgelegd, die bij uitvoering van certificatie door de certificatie-instelling moeten worden gevolgd: Procedure Corrigerende maatregelen bij tekortkomingen ; Procedure Vaststellen bezoekfrequentie.

9 Lijst van vermelde documenten 9.1 Publiekrechtelijke regelgeving 9.1.1 Besluit bodemkwaliteit Besluit bodemkwaliteit Stb. 2007, 469 en de Regeling bodemkwaliteit Stcrt. 2007, 247. 9.2 Normen / normatieve documenten: NEN 8005:2008 NEN-EN 206-1:2001 NEN-EN 1561:1997 NEN-EN 1433:2002 NEN-EN 10025:2004 Nederlandse invulling van NEN-EN 206-1: Beton - Deel 1: Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit Beton - Deel 1: Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit met wijzigingsblad A1:2004 en A2:2005 Gieterijtechniek - Grijs gietijzer Afwateringsgoten voor verkeersgebieden - Classificatie, ontwerp- en beproevingseisen, merken en conformiteitsbeoordeling met wijzigingsblad A1:2005 en correctieblad C1:2005 Warmgewalste producten van constructiestaal - Deel 1: Algemene technische leveringsvoorwaarden NEN-EN-ISO 1461:1999 Door thermisch verzinken aangebrachte deklagen op ijzeren en stalen voorwerpen - Specificaties en beproevingen BRL 2319:2000 BRL 2362:1998 BRL 2372:2003 BRL 2825:1999 BRL 5070:2008 BRL 5076:2008 Aanleg vloeistofdichte voorzieningen met prefab verhardingselementen van beton met wijzigingsblad 2006 Aanleg vloeistofdichte voorzieningen in ter plaatse gestort beton met wijzigingsblad:2006 Aanleg vloeistofdichte voorzieningen in asfalt met wijzigingsblad:2006 Wegdekvoegmassa's (deel 1: algemene eisen, deel 2: toepassingspecifieke eisen) Vooraf vervaardigde elementen van beton Vooraf vervaardigde elementen van polymeerbeton CUR-Aanbeveling 63:1998 Bepaling van de vloeistofindringing in beton door de capillaire absorptieproef CUR-Aanbeveling 64:2004 Vloeistofdichte kunstharsgebonden systemen

KOMO productcertificaat Bijlage 1 Model certificaat Nummer Vervangt Uitgegeven d.d. Geldig tot Onbepaald Pagina 1 van @ <Producent> <<Titel>> VERKLARING VAN CI Dit productcertificaat is afgegeven op basis van BRL "" d.d. 2008-01-01, conform het Kiwa-Reglement voor Productcertificatie. CI verklaart dat het gerechtvaardigd vertrouwen bestaat, dat de/het door de certificaathouder geleverde naam product bij aflevering voldoet aan de in dit productcertificaat vastgelegde technische en milieuhygiënische specificaties, mits naam product voorzien is van het KOMO -merk op een wijze als aangegeven in dit productcertificaat. CI verklaart, dat met inachtneming van het bovenstaande, naam product voldoen aan de relevante eisen van het Besluit bodemkwaliteit. In het kader van dit productcertificaat voert Kiwa geen controle uit op de meldings- en/of informatieplicht van de gebruiker aan het bevoegd gezag. Voor het Besluit bodemkwaliteit is dit een door de ministers van VROM en V&W erkend certificaat, indien het certificaat is opgenomen in het Overzicht van erkende kwaliteitsverklaringen in de bouw op de website van SBK: www.bouwkwaliteit.nl en de website van Bodem+: www.bodemplus.nl. directeur CI Certificaathouder Adres Tel. Fax www. Besluit bodemkwaliteit Is voorzien van CE Beoordeeld is: kwaliteitssysteem product Periodieke controle is een collectief merk van Stichting Bouwkwaliteit.

TECHNISCHE EN MILIEUHYGIËNISCHE SPECIFICATIE Productspecificatie Omschrijving van het product en de milieuhygiënische eigenschappen van de door de certificaathouder geleverde naam product die kunnen worden toegepast in bouwwerken die in contact kunnen komen met hemelwater, grondwater en/of oppervlaktewateren. Milieuhygiënische specificatie De gemiddelde samenstellingswaarden bepaald overeenkomstig AP 04-SB en de gemiddelde emissie bepaald overeenkomstig AP04-U voldoen voor het beoogde toepassingsgebied aan bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit. Toepassingsvoorwaarden De naam product dient te worden toegepast in overeenstemming met artikel 5, 6, 7 en 33 van het Besluit bodemkwaliteit (functionaliteit, zorgplicht en herneembaarheid). Merken en aanduidingen op de afleverdocumenten De producten worden gemerkt met het KOMO -merk De uitvoering van dit merk is als volgt: Invullen KXX Het merk en de productiedatum worden geplaatst op het product en/of verpakking en/of afleverdocumenten Op de afleverdocumenten dient óf het KOMO -merk vermeld te worden, óf dat het product voldoet aan het Besluit bodemkwaliteit. WENKEN VOOR DE AFNEMER Inspecteer bij aflevering of: - geleverd is wat is overeengekomen; - het merk en de wijze van merken juist zijn; - de producten geen zichtbare gebreken vertonen als gevolg van transport en dergelijke. Indien u op grond van het hiervoor gestelde tot afkeuring overgaat, neem dan contact op met: - Leverancier te Plaats; en zo nodig met: - CI Raadpleeg voor de juiste wijze van opslag, transport en verwerking de verwerkingsvoorschriften van de certificaathouder. Overhandig het bewijsmiddel (afleverbonnen/grondbewijs en certificaat) aan de opdrachtgever. Dit geldt niet bij levering aan natuurlijke personen anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf. WENKEN VOOR DE OPDRACHTGEVER Houdt het bewijsmiddel (afleverbonnen en eventueel het certificaat) ten minste 5 jaar ter beschikking voor inzage door het bevoegd gezag. Dit geldt niet bij levering aan natuurlijke personen anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf. LIJST VAN VERMELDE DOCUMENTEN* BRL 5211 Elemenen voor lijnafwateringen AP04 Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit AP04, versie 3, SIKB, Gouda. Besluit bodemkwaliteit Besluit bodemkwaliteit, Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 2007, nr. 469. Regeling bodemkwaliteit Regeling bodemkwaliteit, Staatscourant 2007, nr. 247. * Voor de juiste versie van de vermelde documenten wordt verwezen naar het laatste versie van BRL 5211 Bijlage 2 Model IKB-schema of raam-ikb-schema Onderwerpen Aspecten Methode Frequentie Registratie

Laboratorium- en meetapparatuur Doseer- en mengapparatuur Controle en opslag van materialen (Polymeer)Beton Productie Gereed product

Bijlage 3: Voorbeeld berekening levensduur vloeistofdichte constructie Voorbeeld vloeistofindringingskarakteristiek 70 Indringingsdiepte in mm na 144 uur (e144) 60 50 40 30 20 10 Regressielijn 0 1 2 3 4 5 6 7 8 ( /ŋ) ( n-butanol) ( oppervlaktespanning N/m) ( ethanol) ( ŋ viscositeit N.s/m 2 ) ( n-heptaan) Voorbeeld berekening levensduur van vloeistofdichte prefab elementen van beton. De te verwachten indringing wordt berekend uit de volgende formule: e = e144 trep/144 waarin: e is gemiddelde indringdiepte, in mm e 144 is gemiddelde indringdiepte van de vloeistof na 144 uur belasting, bepaald volgens CUR Aanbeveling 63 of uit een bekende vloeistofindringingskarakteristiek, in mm is representatieve belastingduur in uren t rep De representatieve belastingduur (t rep) is de tijd dat beton effectief in contact zal zijn met de betreffende vloeistof(fen). In paragraaf 5.4.6.4 is in de tabel een aantal belastingduren opgenomen. Voor vloeistofdichte prefab elementen van beton is de levensduur (L d), bij een representatieve belastingduur (t rep) van de constructie, van belang. Deze wordt berekend uit de formule: trep= (12 e / e144) 2 waarin: e is de dikte van het element, in mm e 144 is gemiddelde indringdiepte van de vloeistof na 144 uur belasting, bepaald volgens CUR Aanbeveling 63 of uit een bekende vloeistofindringingskarakteristiek, in mm is representatieve belastingduur in uren ( bij continu belaste situatie) t rep