WAARNEMINGSVELD WINTERGERST Proefopzet Perceelsgegevens Waarnemingen... 12

Vergelijkbare documenten
Voorwoord 1. DEEL 1 :WINTERGERST 5 1. RASSENPROEF WINTERGERST Proefopzet Perceelsgegevens Waarnemingen...

Wintertarwe. Resultaten rassenproef Uitzaai Roel Van Avermaet LTCW

..- ' Rekening houden met rnaximaal aantal toepassingen per handels: Wintertarwe ten aanzien van bladziekten. Ziektebestrijdi ng granen.

-1- BEZOEKERSGIDS :WINTERGERST RASSENPROEF WINTERGERST... 5

1 : WINTERGERST RASSENPROEF WINTERGERST : WINTERTARWE RASSENPROEF WINTERTARWE LCG... 14

-2- Inhoudsopgave. Voorwoord 1

Project Fonds voor Landbouw en Visserij

RASSENPROEF WINTERGERST...

Inhoudsopgave. Voorwoord 4

BEZOEKERSGIDS

Fungicideproef wintertarwe Morgan Carlens Technisch onderzoeksmedewerker Pibo-Campus vzw

Inhoudsopgave DEEL 1 :WINTERGERST

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2013

Geïntegreerde aanpak van aarfusarium in granen en het effect op mycotoxinen

Geïntegreerde aanpak van aarfusarium in granen en het effect op mycotoxinen

Graanvergadering Wintergerst Rassenproef Algemeenheden van de rassen wintergerst Opbrengstresultaten vzw

Wintertarwe. Resultaten rassenproef Uitzaai Roel Van Avermaet LTCW

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2014

Rassenonderzoek in een moeilijk tarwejaar

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2016

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2015

Praktijknetwerk Fusarium Onderwerpen. Aarfusarium. relevante mycotoxinen in graan. risicofactoren aarfusarium.

WINTERGERST. Cultuurtechniek

Praktijknetwerk aarfusarium

-1- vzw PIBO-campus Graanbrochure

Perceelsgegevens Pagina 9

Rassenproef wintergerst Nico Luyx Technisch onderzoeksmedewerker vzw-pibo Campus

Bezoekersgids rondgang 2017

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.04, 5 maart 2013

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.31, 14 september 2013

CerDis; Graan adviesmodule Praktijk Netwerk Fusarium

Resultaten en succes, daar zijn kampioenen voor!

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

ALFONS. Wintertarwe Maaltarwe. NIEUW! Midden laat rijp Stevig en gezond Uitermate geschikt na maïs. Teeltadvies. Raseigenschappen Alfons

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2011

Proefresultaten wintergranen september 2018 Martine Peumans vzw PIBO-campus

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland

Studieavond GRAANTEELT 19 september 2018 VTI Poperinge

Copyright Boerenbond. Uitzaai Welk tarweras kiezen?

- 1 - Inhoud DEEL 1: WINTERGERST... 4

IMPRESSION Vroege baktarwe!

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2017

1 Weeroverzicht voorjaar Wintertarwe Inleiding Rassenproef wintertarwe LCG Proefopzet 6

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.02, 8 februari 2013

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.30, 8 augustus 2014

1 Inleiding Weeroverzicht seizoen Zaadontsmetting met neonicotinoïden weldra verboden : Wat nu? 7. 2 Wintertarwe 8. 2.

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot

Wintergranengids

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.32, 11 september 2014

Resultaten uit de rassenproeven tarwe en gerst, oogst Johan De Koker, LTCW

AVEVE-zaaigranen, voorsprong van bij de zaai!

KWS SMART HENRIK SAHARA. AVEVE-zaaigranen, de eerste stap richting topresultaat!

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland

BORODINE De gezondste

Zaaigranen van AVEVE, de keuze van de professionals!

1 RASSENONDERZOEK WINTERTARWE

AVEVE-zaaigranen, maakt het verschil!

DEEL 1: WINTERGERST...4

Super krachtig. La nouvelle génération de SDHI. Nieuwe SDHI generatie Nieuwe dimensie in de ziektebestrijding Nieuwe referentie voor opbrengst

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Graanbericht Nr G.32, 14 september 2013

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

Wintertarwe Zuid-Nederland

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland

Praktijknetwerk aarfusarium

Rassenadvies Wintertarwe Noordwest-Nederland

- 1 - Inhoud. Blz. INHOUD... 1 DEEL 1: WINTERGERST... 4

AVATAR Breed inzetbaar tarwe ras!

Copyright Boerenbond. Hoe scoorden de wintertarwe- rassen dit seizoen?

Zijn aarfusarium en de gerelateerde mycotoxinen te voorspellen in wintertarwe?

Superieur in graanziektebestrijding. De juiste chemie voor de hoogste opbrengst

Groenbemesters. Virtueel proefveldbezoek: Nitraatresidu beheersen in de akkerbouw: een permanente uitdaging!

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/

Koolzaadbericht nr 03 mei 2013 Koolzaadsnuitkever -Sclerotinia

Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vzw Akkerbouwbericht Nr G.03, 6 maart 2012

OVERZICHTSTABEL KWALITEIT - VROEGRIJPHEID

Rassenadvies. Wintertarwe Zuid-Nederland

Groenbemesters. Virtueel proefveldbezoek: Nitraatresidu beheersen in de akkerbouw: een permanente uitdaging!

Wintertarwe in het voorjaar. komen. GEÏNTEGREERDE BESTRIJDING VAN BLADLUIZEN MOET SCHADE BEPERKEN

Zzoom Hybride gerst. toleranties. teelttechniek

Resultaten praktijkproeven GRAANGEWASSEN 2018

Een vloeibaar middel voor brede schimmelbestrijding in de vollegrondsgroenteteelt. Wat doet Amistar Top?

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot

Resultaten uit de rassenproeven tarwe en gerst, oogst Johan De Koker LTCW

De beste genetica wel!

Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering

SUIKERBIETEN. Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker. Productie: ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Onderzoek naar blad- en aarziektenbestrijding in wintertarwe 2010

Resultaten over toepassing van fungiciden in graszaad vnl. Italiaans raaigras

Rassenadvies: Wintertarwe

CREATIVE De gerstcreatie!

TOLALG14SPZ_BM08 (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt Tarwe.

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. SPNA ziektebestrijding in wintertarwe 2011

Teeltsystemen voor concurrerende teelt van wintertarwe EH 0412 Door: Henk Floot (SPNA) en Ruud Timmer (PPO)

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt

WORTEL wortelvliegbestrijding 2015

Welke info? weersfactoren!! vatbaarheid gewas besmettingsbronnen. IPM: eerst info, dan fyto. Netwerk van 48 automatische weerstations in Vlaanderen

Transcriptie:

-1-1. WINTERGERST 5 1.1 RASSENPROEF WINTERGERST... 5 1.1.1 Proefopzet... 5 1.1.2 Perceelsgegevens... 5 1.1.3 Waarnemingen... 6 1.1.4 Eigenschappen per ras... 8 1.2 FUNGICIDENPROEF WINTERGERST... 10 1.2.1 Proefopzet... 10 1.2.2 Perceelsgegevens... 10 1.2.3 Proefobjecten... 11 1.3 WAARNEMINGSVELD WINTERGERST 12 1.3.1 Proefopzet... 12 1.3.2 Perceelsgegevens... 12 1.3.3 Waarnemingen... 12 2. WINTERTARWE 13 2.1 RASSENPROEF WINTERTARWE LCG... 13 2.1.1 Proefopzet... 13 2.1.2 Perceelsgegevens... 13 2.1.3 Waarnemingen wintertarwe... 15 2.1.4 N-Tester... 16 2.1.5 Eigenschappen per ras... 17 2.2 FUNGICIDENPROEF BLADZIEKTEN WINTERTARWE LCG... 20 2.2.1 Proefopzet... 20 2.2.2 Perceelsgegevens... 20 2.2.3 Schema s bladbehandeling... 21 2.3 FUNGICIDENPROEF AARZIEKTEN WINTERTARWE LCG... 22 2.3.1 Proefopzet... 22 2.3.2 Perceelsgegevens... 22 2.3.3 Schema s aarbehandeling... 22 2.4 FUNGICIDE PROEF WINTERTARWE 3 BEHANDELINGEN... 23 2.4.1 Proefopzet... 23 2.4.2 Perceelsgegevens... 23 2.4.3 Schema s fungicidenbehandeling... 23 2.4.4 Aarbehandeling... 24 2.4.5 Fungiciden aarbehandeling... 24 2.4.6 Bestrijding van aarfusarium... 27 2.4.7 Landbouwcentrum Granen Vlaanderen. Gevoeligheid voor aarfusarium van wintertarwe rassen 1.... 29

-2-2.5 ZWAVELBEMESTINGSPROEF WINTERTARWE... 33 2.5.1 Proefopzet... 33 2.5.2 Perceelsgegevens... 33 2.6.1 zwavel bemestingsschema s... 34 1.1.3. Waarnemingen... 35 3. SUIKERBIETEN 36 3.1 IPM-PROEF SUIKERBIETEN... 36 3.1.1 Proefopzet... 36 3.1.2 Perceelsgegevens... 36 3.1.3 Proefplan... 38 3.2 ROOIKWALITEIT EN BEWARING SUIKERBIETEN OP LANGE TERMIJN... 40 3.2.1 Proefopzet... 40 3.2.2 Perceelsgegevens... 40 3.3 PLOEGLOOS SUIKERBIETEN TELEN... 41 3.3.1 Proefopzet... 41 3.3.2 Perceelsgegevens... 41 3.3.3 Objecten:... 41 3.3.4 Opkomsttellingen... 42 3.4 WAARNEMINGSVELDEN EN SITUATIE VAN DE BIETEN... 43 3.4.1 Inleiding... 43 3.4.2 Proefopzet... 44 3.4.3 Perceelsgegevens waarnemingsveld Tongeren... 44 3.4.4 Perceelsgegevens waarnemingsveld Horpmaal... 44 3.4.5 Situatie van de bieten de eerste bietenmaanden van 2013... 45 4. AARDAPPELEN 48 4.1 RASSENPROEF AARDAPPELEN... 48 4.1.1 Proefopzet... 48 4.1.2 Perceelsgegevens... 48 4.2 INNOVERENDE BEMESTINGSTECHNIEKEN IN AARDAPPELEN ADLO... 50 4.2.1 Proefopzet... 50 4.2.2 Perceelsgegevens... 50 5. ERWTEN 52 5.1 RASSENPROEF ERWTEN... 52 5.1.1 Proefopzet... 52 5.1.2 Perceelsgegevens... 52

-3-6. CICHOREI 53 6.1 PROEF TEELTTECHNIEK... 54 6.1.1 Proefopzet... 54 6.1.2 Perceelsgegevens... 54 6.1.3 Waarnemingen en tellingen... 55 6.2 KWALITEITSPROEF CICHOREI... 56 6.2.1 Proefopzet... 56 6.2.2 Perceelsgegevens... 56 6.2.3 Waarnemingen... 57 6.3 ONKRUIDBESTRIJDINGSPROEF... 59 6.3.1 Proefopzet... 59 6.3.2 Perceelsgegevens... 59 6.3.3 Proefprotocol onkruidbestrijding... 59 6.3.4 Weersgegevens... 61 6.3.5 Waarnemingen... 61 6.4 SCHIETERSPROEF... 62 6.4.1 Proefopzet... 62 6.4.2 Perceelsgegevens... 62 6.5 RASSENPROEF CICHOREI... 63 6.5.1 Proefopzet... 63 6.5.2 Perceelsgegevens... 63 7. MAÏS 65 7.1 RASSENPROEF KORRELMAÏS... 65 7.1.1 Proefopzet... 65 7.1.2 Perceelsgegevens... 65 7.1.3 Rassen... 66 7.2 ZAAI- EN OOGSTTIJDSTIPPENPROEF MAÏS... 67 7.2.1 Proefopzet... 67 7.2.2 Perceelsgegevens... 67 7.2.3 Proefobjecten... 67 7.3 ONKRUIDBESTRIJDINGPROEF MAÏS... 68 7.3.1 Proefopzet... 68 7.3.2 Perceelsgegevens... 68 7.3.3 Onkruidbestrijdingsschema s... 69 7.3.4 Waarnemingen en Tellingen... 70 7.4 MAÏS BEMESTEN: OUDE PRINCIPES, NIEUWE TECHNIEKEN... 71 7.4.1 Proefopzet... 71 7.4.2 Perceelsgegevens... 71 7.4.3 Objecten... 72

-4-8. ALTERNATIEVE TEELTEN 73 8.1 DOELSTELLING... 73 8.1.1 Rassenproef... 73 8.1.2 Bemesting soja... 73 8.1.3 Mengteelten... 73 9. IPM 75

-5-1. WINTERGERST 1.1 Rassenproef wintergerst Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum granen, de Vlaamse overheid-afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (Ir. J.L. Lamont en Y. Lambrechts) en landbouwer Jos Vanvinckenroye. 1.1.1 Proefopzet Vijftien verschillende rassen werden behandeld met één fungicide, ze worden met elkaar vergeleken i.v.m. opkomst, uitstoeling, groei, bloei, ziektedruk, aarschuiven, productie en kwaliteit. Alle rassen werden behandeld met Argento. De proef gebeurt voor elk ras in vier herhalingen. 1.1.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: wintertarwe b. Zaaidatum: 01.10.12 c. Zaaidichtheid: 250 korrels per m² klassieke rassen 200 korrels per m² hybride rassen d. Onkruidbestrijding: naopkomst: Herold 0,6 l/ha 24.10.12 e. Bladluisbestrijding: zaaizaadbehandeling (Argento) / f. Bemesting: - Chemische: stikstof: - stikstofindex: 144 (normaal) - stikstofbehoefte: 133 eenheden per ha - De stikstof wordt gefractioneerd toegediend bij de volgende ontwikkelingsstadia van de wintergerst: eerste fractie: 72 eenheden per ha bij de uitstoeling 28.03.13 tweede fractie: 61 eenheden per ha bij de stengelstrekking 01.05.13 g. Fungicide: Behandeld 1e 2 e knoop (Stereo 2 l/ha) Niet uitgevoerd wegens te lage ziektedruk Laatste blad (15/05/13) Skyway Xpro 1 l/ha h. Halmverkorter: Meddax top 0,8 l/ha 24.04.13 i. Halmversteviger: ethefon 1 l/ha 15.05.13 j. Grootte van de percelen: 25m x 3,2 m = 80m²

-6- Tellingen 1.1.3 Waarnemingen Tabel 1: geeft per ras de mandataris, het duizendkorrelgewicht in gram, de uitgezaaide hoeveelheid zaad in kg per ha, de opkomst in aantal planten per m² en de strolengte in cm. De opkomsttellingen werden uitgevoerd op 24.10.2012, de strolengte werd gemeten op 23.05.13. De vroegheid werd genoteerd op 15.05.13. De standaardrassen zijn grijs gearceerd. Nr. Ras Mandataris DKG kg/ha 250 korrels/m ² pl/m² stand Strolengte in cm (22.05.13) Vroegheid 1 Meridian Aveve 40 100 240 83 Baard 1 à 2 cm 2 Basalt 3 Paso 4 Saskia Limagrain Belgium Limagrain Belgium Limagrain Belgium 42 105 248 95 Aren 80 % uit 35 87,5 252 95 Baard 5 cm 38 95 250 86 Aren 25 % uit 5 Hercule Jorion S.A. 40 100 232 81 Aren 25 % uit 6 Proval Jorion S.A. 40 100 224 86 Laatste blad 7 Bivouac Philip Seeds 50 125 224 90 Baard 5 cm 8 Gigga Philip Seeds 42 105 232 90 Aren 80 % uit 9 Unival Jorion S.A. 40 100 255 95 Baard 0 à 1 cm 10 Casino Philip Seeds 42 105 224 86 Aren 50 % uit 11 KWS Tenor Rigaux 48 120 216 93 Baard 1 à 2 cm 12 Tout en val Jorion S.A. 50 125 250 81 Scheuren van Bladschede Baard 5 cm 13 Zzoom* Quartes 40 79 232 92 Aren 25 % uit 14 Tatoo* 15 Hobbit* * hybride rassen Syngenta Seeds Syngenta Seeds 38 76 224 90 Aren 50 % uit 44 87 200 86 Baard 2 cm

-7- Ziektetelling Voor alle aangelegde rassen, nl. de vijftien rassen uit de officiële proef, werd de relatieve ziekteresistentie per ras bepaald. Hiervoor werd een schaal van 1 tot 9 gehanteerd. De ziektetellingen werden uitgevoerd in op 15.05.13 voor het uitvoeren van de fungicidebehandeling. Tabel 2 : Geeft de resultaten weer van de ziektetellingen. Behandeld Bladvlekken Netvlekken Witziekte Dwergroest Meridian 9 7 7 8 Basalt 8 6 7 7 Paso 9 7 7 9 Saskia 9 8 8 8 Hercule 9 8 7 8 Proval 9 8 8 8 Bivouac 8 8 6 8 Gigga 9 8 7 8 Unival 9 7 7 8 Casino 9 7 7 8 KWS Tenor 9 8 9 8 Tout en val 9 7 8 6 Zzoom* 9 8 9 7 Tatoo* 9 7 8 9 Hobbit* 9 8 9 7 (9 = geen aantasting; 1 = zeer zware aantasting), * hybride rassen

1.1.4 Eigenschappen per ras -8- Meridian (Aveve) Half vroeg ras Weinig gevoelig voor blad- en netvlekken Weinig gevoelig voor witziekte Vrij kort ras Basalt (Limagrain Belgium) Half vroeg ras, brouwgerst Matige gevoelig voor blad- en netvlekken Tamelijk gevoelig voor witziekte en dwergroest Tamelijk legervast Paso (Limagrain Belgium) Halfvroeg ras Weinig gevoelig voor netvlekken, witziekte en dwergroest Tamelijk gevoelig voor bladvlekken Legervast Saskia (Limagrain Belgium) Halfvroeg ras Weinig gevoelig voor net- en bladvlekken Weinig gevoelig voor witziekte en dwergroest Gemiddeld wat betreft lengte, legervast Hercule (Jorion S.A.) Vroeg ras Weinig gevoelig voor bladvlekken en witziekte Matig gevoelig voor netvlekken en dwergroest Gemiddeld wat betreft lengte, tamelijk legervast Proval (Jorion) Laat ras Weinig gevoelig voor netvlekken, witziekte, bladvlekken en dwergroest, Lang ras, behoolijk legervast ras Biovouac (Philip Seeds) Half vroeg ras, Weinig gevoelig voor blad en netvlekken Matig gevoelig voor witziekte en dwergroest Gemiddeld wat betreft lengte Gigga (Philip Seeds) Vroeg ras, Weinig gevoelig voor bladvlekken Matig gevoelig voor netvlekken, witziekte en dwergroest Gemiddeld wat betreft lengte Unival (Jorion S.A.) Laat ras Matig gevoelig voor bladvlekken Weinig gevoelig voor netvlekken, witziekte en dwergroest Lang ras Casino (Philip Seeds) Vroeg ras Weinig gevoelig voor blad- en netvlekken en dwergroest Tamelijk gevoelig voor witziekte Gemiddeld wat betreft lengte, legervast

-9- KWS Tenor (Rigaux) Halflaat ras Weinig gevoelig voor bladvlekken, witziekte en dwergroest Tamelijk gevoelig voor netvlekken Gemiddeld tot lang wat betreft lengte, legervast Tout en Val (Jorion S.A.) Half vroeg ras Weinig gevoelig voor blad- en netvlekken en witziekte Tamelijk gevoelig voor dwergroest Gemiddeld tot lang wat betreft lengte, behoorlijk legervast Zzoom (Quartes) Half vroeg ras Tamelijk gevoelig voor blad- en netvlekken Weinig gevoelig voor witziekte en dwergroest Behoorlijk legervast Tatoo (Syngenta Seeds) Half laat ras Weinig gevoelig voor blad- en netvlekken en witziekte Tamelijk gevoelig voor dwergroest Gemiddeld wat betreft lengte, legervast Hobbit (Syngenta Seeds) Laat ras Tamelijk gevoelig voor bladvlekken en witziekte Weinig gevoelig voor dwergroest en netvlekken Gemiddeld wat betreft lengte, tamelijk legervast * hybride rassen

-10-1.2 Fungicidenproef wintergerst Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum granen, de Vlaamse overheid-afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (Ir. J.L. Lamont en Y. Lambrechts) en landbouwer Jos Vanvinckenroye. 1.2.1 Proefopzet Acht verschillende fungicidenbehandelingen en één controle worden uitgetest op één ras (Basalt). In vier objecten werd één fungicidenbehandeling toegepast, in de vier overige objecten werden telkens twee fungicidenbehandelingen toegepast. De proef gebeurt in vier herhalingen. 1.2.2 Perceelsgegevens Zie perceelsgegevens rassenproef wintergerst = hetzelfde perceel.

-11- Object 1.2.3 Proefobjecten Behandeling Stadium 1 Controle / Datum Richtprijs/ha (excl btw) 2 Adexar 1,25 l Laatste blad 15 mei 70 3 Librax 1,25 l laatste blad 15 mei 70 4 Evora Xpro 1 l Laatste blad 15 mei 65 5 Bontima 2 l Laatste blad 15 mei 73 6 7 8 9 Granovo 1,25 l 1ste-2e knoop 24 april Librax 1,25 l laatste blad 15 mei Stereo 2 l 1ste-2e knoop 24 april Evora Xpro 1 l Laatste blad 15 mei Stereo 2 l 1ste-2e knoop 24 april Bontima 2 l laatste blad 15 mei Bumper P 1,25 l 1ste-2e knoop 24 april Priori Xtra 0,75 l + input 1 l Laatste blad 15 mei 117 117 125 129

-12-1.3 Waarnemingsveld wintergerst Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum granen, de Vlaamse overheid Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ir. Jean-Luc Lamont & Yvan Lambrechts) en landbouwer Jadoul. 1.3.1 Proefopzet Voor het Cervoise werd in de herfst en in het voorjaar de bladluizenaantasting nagegaan. 1.3.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: Wintertarwe b. Zaaidatum: 01.10.2012 c. Zaaidichtheid: 250 korrels per m² 1.3.3 Waarnemingen Tellingen en bespreking Tellingen werden uitgevoerd in een onbeschut gelegen onbehandeld object op bladluizen die de vergelingsvirusziekte bij de gerst kunnen verspreiden. Datum van de telling Stadium 15.10.2012 Geen bladluizen aanwezig 1 e blad 22.11.2012 Geen bladluizen aanwezig 2 e blad 05.11.2012 Geen bladluizen aanwezig 3 e blad Uit de tellingen op de waarnemingsvelden blijkt dat er na de matige bladluisdruk van de zomer er een lage druk in de herfst was. Aangezien de behandelingsdrempel van 5% niet overschreden werd op het waarnemingsveld was een behandeling niet noodzakelijk. Gunstige omstandigheden voor bladluisaantasting zijn: - Vroege zaai - Aanhoudend zacht weer - Beschut gelegen percelen - Graanpercelen in de nabijheid van maïsvelden Uit de eerste waarnemingen in het voorjaar bleek dat er geen bladluizen aanwezig waren als gevolg van de strenge vorstperiode

-13-2. WINTERTARWE 2.1 Rassenproef Wintertarwe LCG Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum granen ( LCG ) en de Vlaamse overheid-afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (Ir. J.L. Lamont en Y. Lambrechts). 2.1.1 Proefopzet Vergelijking van vierentwintig rassen behandeld volgens het adviessysteem EPIPRE, er wordt ook een strook als controle gehouden voor het beoordelen van de ziektegevoeligheid van het ras. Er worden in het groeiseizoen verschillende tellingen uitgevoerd, zowel in de controle als in de behandelde percelen. Het zaaizaad van alle rassen werden behandeld met fungiciden tegen o.a steendbrand. De proef gebeurt in vier herhalingen. 2.1.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: cichorei b. Zaaidatum: 23.10.12 c. Zaaidichtheid: 350 korrels per m² d. Onkruidbestrijding: na-opkomst: Lexus XPE 20 gr/ha + Biathlon 70 gr/ha 22.04.13 e. Opkomsttelling: werd uitgevoerd in het 2-3 bladstadium 22.11.12 f. Bemesting: Ontledingsuitslag van de bouwlaag op 22.09.2010: Bepaling Uitslag ontleding Streefzone Beoordeling Grondsoort 40 Leem ph-kcl 6,6 6,7 7,3 Tamelijk Laag C in % (humus) 1,1 1,2 1,6 Tamelijk Laag Fosfor (P) 24 12 19 Tamelijk hoog Kalium (potas) (K) 20 14 21 Normaal Magnesium (Mg) 9 9 15 Normaal Calcium (Ca) 221 162 355 Normaal Natrium (Na) 1.3 3,1 6,1 Laag chemische: stikstof: - stikstofindex: 163( lager dan normaal ) - stikstofbehoefte: 189 eenheden per ha - 1e fractie: 67 eenheden per ha bij de uitstoeling 27.03.13-2 e fractie: 60 eenheden per ha bij de stengelstrekking 03.05.13-3 e fractie: 62 eenheden per ha bij het voor laatste blad / g. Halmverkorter: Moddus 0,45 l/ha 25.04.13

-14- h. Fungicide : Bladbehandeling (18.05.13) Aarbehandeling (datum) Voorlaatste blad Aar volledig verschenen Granovo 1,7 l Ceriax 1,75 l i. Grootte van de oogstpercelen: 25m x 3,2 m = 80 m²

-15-2.1.3 Waarnemingen wintertarwe 2.1.3.1 Tellingen nr. Ras Mandataris DKG kg/ha aan 350 korrels/m² Opkomsttelling pl/m² 22/11/ 12 % Opkomst 1 Sahara Aveve 45 158 341 97 2 Kws Ozon Aveve 46 161 302 86 3 Henrik Aveve 57 200 308 88 4 Intro 5 Elixer 6 Homeros Limagrain Belgium Limagrain Belgium Limagrain Belgium 50 175 301 86 42 145 345 99 48 166 320 91 7 Avatar Jorion S.A. 42 145 317 91 8 Linus Philip Seeds 47 165 318 91 9 Spirit Phytosystem 40 140 337 96 10 Expert Scam 47 165 325 93 11 Kws Meilo Aveve 40 140 330 94 12 Edgar Aveve 44 154 339 97 13 Colonia Aveve 50 175 328 94 14 Rubisko 15 Cellule 16 Tobak 17 Tabasco Limagrain Belgium Limagrain Belgium Limagrain Belgium Limagrain Belgium 44 154 322 92 44 154 348 99 45 158 277 79 44 154 254 73 18 Vasco Jorion S.A. 56 196 211 60 19 Memory Jorion S.A. 47 165 328 94 20 Bergamo Philip Seeds 42 147 267 76 21 Relay Philip Seeds 44 154 277 79 22 Salomo Quartes 42 145 336 96 23 JB Asano Rigaux 55 193 297 85 24 SY Bascule Syngenta Seeds 42 147 337 96

-16-2.1.4 N-Tester Vlak voor het toedienen van de tweede en derde stikstoffractie worden metingen uitgevoerd met behulp van de Yara N-tester. De N-tester metingen geven een absoluut N-advies. Om een N-advies te verkrijgen voor de verschillende rassen zijn standaardwaarden noodzakelijk. Daarom wordt voor de verschillende rassen vlak voor de tweede en derde fracties richtwaarden van het chlorofylgehalte genoteerd. nr. Ras Mandataris Tweede fractie (23/04/2013) 1 Sahara Aveve 689 2 Kws Ozon Aveve 620 3 Henrik Aveve 707 4 Intro Limagrain Belgium 588 5 Elixer Limagrain Belgium 531 6 Homeros Limagrain Belgium 641 7 Avatar Jorion S.A. 673 8 Linus Philip Seeds 630 9 Spirit Phytosystem 647 10 Expert Scam 657 11 Kws Meilo Aveve 588 12 Edgar Aveve 630 13 Colonia Aveve 662 14 Rubisko Limagrain Belgium 634 15 Cellule Limagrain Belgium 591 16 Tobak Limagrain Belgium 708 17 Tabasco Limagrain Belgium 702 18 Vasco Jorion S.A. 711 19 Memory Jorion S.A. 719 20 Bergamo Philip Seeds 607 21 Relay Philip Seeds 609 22 Salomo Quartes 687 23 JB Asano Rigaux 675 24 SY Bascule Syngenta Seeds 700

2.1.5 Eigenschappen per ras -17- Sahara ( Aveve) Half laat ras, kruising van claire Weinig gevoelig voor septoria, gele en bruine roest Matig gevoelig voor meeldauw Goed legervast KWS Ozon ( Aveve ) A tarwe, half vroeg Weinig gevoelig voor witziekte,gele en bruine roest en aarfusarium Matig gevoelig voor bladseptoria Legervast Henrik ( Aveve ) Voedertarwe, half vroeg ras Weinig gevoelig voor witziekte en aarfusarium Matig gevoelig voor bladseptoria en bruine roest Gevoelig voor gele roest. Goed legervast Intro ( Limagrain ) A baktarwe, kruising met Tommi Weinig gevoelig voor witziekte en aarfusarium Tamelijk gevoelig voor gele en bruine roest en bladseptoria Legervast Elixer ( Limagrain Belgium ) Voedertarwe, halfvroeg ras Weinig gevoelig voor bruine roest, bladseptoria en aarfusarium. Tamelijk gevoelig voor witziekte en gele roest Behoorlijk legervast Homeros ( Limagrain Belgium ) Voedertarwe, half laat ras Weinig gevoelig voor witziekte, bladseptoria en bruine roest Gevoelig voor gele roest Matig gevoelig voor aarfusarium Tamelijk legervast Avatar ( Jorion S.A. ) Voedertarwe, halflaat ras Weining gevoelig voor gele roest en bladseptoria Matig gevoelig voor bruine roest en aarziekten Gevoelig voor witziekte Behoorlijk legervats Linus ( Philip Seeds ) Baktarwe, halflaat Weinig gevoelig voor witziekte, gele en bruine roest en aarfusarium Matig gevoelig voor bladseptoria Legervast

-18- Spirit ( Phytosystem ) Voedertarwe, vroeg ras Weinig gevoelig voor gele en bruine roest en aarfusarium Matig gevoelig voor witziekte en bladseptoria Behoorlijk legervast Expert (Scam) BP baktarwe, halflaat ras Weinig gevoelig voor witziekte en septoria Tamelijk gevoelig voor aarfusarium en bruine roest Gevoelig voor gele roest Legervast KWS Meilo (Aveve) Voedertarwe, halfvroeg ras Weinig gevoelig voor gele roest en witziekte Matig gevoelig voor bruine roest, bladseptoria en aarfusarium Legervast Edgar ( Aveve ) Baktarwe, vroeg ras Weinig gevoelig voor gele en bruine roest, bladseptoria en aarfusarium Matig gevoelig voor witziekte Legervast Colonia (Aveve) Baktarwe, halfvroeg ras Weinig gevoelig voor gele en bruine roest, bladseptoria en witziekte Matig gevoelig voor aarziekten Legervast Rubisko (Limagrain Belgium) BP tarwe, zeer vroeg ras Weinig gevoelig voor gele en bruine roest aarfusarium Matig gevoelig voor witziekte en bladseptoria Kort en legervast Cellule (Limagrain Belgium) Voedertarwe, vroeg ras Weinig gevoelig voor gele roest Matig gevoelig voor witziekte, bladseptoria en aarfusarium Gevoelig voor bruine roest Kort en legervast Tobak ( Limagrain Belgium ) Baktarwe, halflaat ras Weinig gevoelig voor witziekte, gele en bruine roest en bladseptoria Tamelijk gevoelig voor aarfusarium. Goed legervast

-19- Tabasco ( Limagrain Belgium ) Voedertarwe,half laat ras Weinig gevoelig voor gele en voor bruine roest, Weinig gevoelig voor witziekte, bladseptoria en aarfusarium Zeer goed legervast Vasco (Jorion S.A.) Voedertarwe Weining ziektegevoelig Behoorlijk legervast Memory (Jorion S.A.) Voedertarwe Bergamo (Philip Seeds) Baktarwe, halfvroeg Weinig gevoelig voor gele en bruine roest Matig gevoelig voor witziekte, bladseptoria en aarfusarium Behoorlijk legervast Relay ( Philip Seeds ) Voedertarwe, halfvroeg Weinig gevoelig voor gele roest en aarfusarium Matig gevoelig voor witziekte, bruine roest en bladseptoria Goed legervast Salomo ( Quartes ) Voedertarwe, halflaat Weinig gevoelig voor bruine roest en aarfusarium Matig gevoelig voor witziekte, gele roest en bladseptoria Behoorlijk legervast JB Asano (Rigaux) Baktarwe, vroeg ras Weinig gevoelig voor witziekte, bruine roest en aarfusarium Matig gevoelig voor gele roest en bladseptoria Matig legervast SY Bascule (Syngenta Seeds) Voedertarwe, halflaat Weinig gevoelig voor witziekte en gele roest Matig gevoelig voor bruine roest, bladseptoria en aarfusarium Matig legervast

-20-2.2 Fungicidenproef bladziekten wintertarwe LCG Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum granen, de Vlaamse overheid Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ir. Jean-Luc Lamont & Yvan Lambrechts). 2.2.1 Proefopzet Zeven verschillende fungicidenbehandelingen en twee controle objecten worden uitgetest op het ras Viscount voor het onderzoek naar de doeltreffendheid van fungiciden ten aanzien van bladziekten. De proef gebeurt in vier herhalingen. 2.2.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: aardappelen b. Zaaidatum: 24.10.12 c. Ras: Viscount d. Zaaidichtheid: 350 korrels per m² e. Onkruidbestrijding: Lexus XPE 20 gr/ha + Capri 200 gr/ha + olie 1 l/ha 16.04.13 f. Bemesting: Ontledingsuitslag bouwlaag 21.09.10 Bepaling Uitslag ontleding Streefzone Beoordeling Grondsoort 45 Zware Leem ph-kcl 6.6 6,7-7,3 Tamelijk Laag C in % (humus) 0,7 1,2-1,6 Zeer Laag Fosfor (P) 22 11-18 Tamelijk hoog Kalium (potas) (K) 25 13-20 Tamelijk hoog Magnesium (Mg) 11 8-14 Normaal Calcium (Ca) 257 157-344 Normaal Natrium (Na) 2,4 3,0 5.9 Tamelijk Laag Bepaling Uitslag ontleding Streefzone Beoordeling Minerale stikstof: - stikstofindex: 191 (normaal) - stikstofbehoefte: 169 EN/ha 1 e fractie: 52 EN/ha bij de uitstoeling 27.03.13 2 e fractie: 60 EN/ha bij de stengelstrekking 03.05.13 3 e fractie: EN/ha bij het laatste blad g. Halmverkorter: CCC 1l/ha 06.05.13 h. Fungicide: - bladbehandeling: schema 19.05.13 - aarbehandeling: Acanto 0,8 l/ha + Prosaro 1 l/ha i. Grootte van de oogstpercelen: 25 m x 3,20 m = 80 m² /

-21-2.2.3 Schema s bladbehandeling Tabel 1: Geeft de schema s weer die opgenomen waren in de proef voor het onderzoek naar de doeltreffendheid van het gebruik van fungiciden ten aanzien van bladziekten bij toepassing in het 2 e -3 e knoop stadium, samen met een richtprijs van de bladbehandeling uitgedrukt in per ha. Object Behandeling 2 e 3 e knoopstadium Datum: 19.05.13 /ha* (excl btw) 1 Controle (enkel aarbehandeling) / 2 Granovo 1,7 l 64 3 Osiris 2 l + Comet 0,3 l 67 4 Input 1,25 l 65 5 Bumper P 1 l + Opus plus 1 l 69 6 Cherokee 1,25 l + Opus 0,8 l 72 9 Rubric 1 l + Taoline 1 l 59 10 Palazzo 1,6 l 64 11 Volledig Onbehandeld / *De vermelde prijzen zijn richtprijzen voor de bladbehandeling.

-22-2.3 Fungicidenproef aarziekten wintertarwe LCG Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum granen en de Vlaamse overheid Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ir. Jean-Luc Lamont & Yvan Lambrechts). 2.3.1 Proefopzet Zeven verschillende fungicidenbehandelingen en één controle objecten worden uitgetest op het ras Viscount voor het onderzoek naar de doeltreffendheid van fungiciden ten aanzien van aarziekten. De proef gebeurt in vier herhalingen. 2.3.2 Perceelsgegevens a. Zie perceelsgegevens wintertarwe bladziekten fungicidenproef. b. Bladbehandeling: Input 1,25 l/ha 20.05.13 2.3.3 Schema s aarbehandeling Tabel 1: geeft de schema s weer die opgenomen waren in de proef voor het onderzoek naar de doeltreffendheid van het gebruik van fungiciden ten aanzien van aarziekten bij toepassing in het stadium volle bloei, samen met een richtprijs van de aarbehandeling uitgedrukt in per ha. Object Behandeling aarstadium Datum: / Richtprijs/ha (excl btw) 12 Enkel bladbehandeling (o.b.v. Epipre, Input 1,25 l/ha) / 13 Adexar 1,5 l 83 14 Librax 1,5 l 83 15 Aviator Xpro 1,25 l 83 16 Skyway Xpro 1,25 l 83 17 Acanto 0,8 l + Prosaro 1 l 103 18 Ceriax 1,75 l 83 19 Priori Xtra 1 l + Panax 3 l 84 *De vermelde prijzen zijn richtprijzen voor de aarbehandeling

-23-2.4 Fungicide proef wintertarwe 3 behandelingen 2.4.1 Proefopzet Twee verschillende fungicidenbehandelingen waarbij drie behandelingen zijn uitgevoerd (T0, T1 en T2) worden uitgetest op het ras Viscount voor het onderzoek naar de doeltreffendheid van fungiciden ten aanzien van verschillende ziekten. De proef gebeurt in vier herhalingen. De drie behandelingen zullen vergeleken worden met de dubbele behandeling Input + Adexar en Input + XPro 2.4.2 Perceelsgegevens Zie perceelsgegevens wintertarwe bladziekten fungicidenproef. 2.4.3 Schema s fungicidenbehandeling Tabel 1: geeft de schema s weer die opgenomen waren in de proef voor het onderzoek naar de doeltreffendheid van het gebruik van fungiciden bij drie toepassingen, samen met een richtprijs van de behandeling uitgedrukt in per ha. Object Behandeling aarstadium Richtprijs/ha (excl btw) 20 21 T0: Palazzo 1,2 l/ha => 24.04.13 T1: Input 1,25 l/ha => 20.05.13 T2: Adexar 1,5 l/ha T0: Cherokee 2 l/ha => 24.04.13 T1: Input 1,25 l/ha => 20.05.13 T2: Xpro 1,25 l/ha *De vermelde prijzen zijn richtprijzen voor de aarbehandeling 197 202

2.4.4 Aarbehandeling Tijdstip aarbehandeling -24- TIJDSTIP AARBEHANDELING Om een goede bestrijding van de aarziekten te bekomen dient de behandeling ingezet te worden in het stadium alle aren uit. Hierbij dient een polyvalente behandeling ingezet te worden tegen zowel blad- als aarziekten. Men moet er zich evenwel van bewust zijn dat een fungicidenbehandeling uitgevoerd vóór het stadium aren 100% uit geen afdoende bestrijding geeft van de aarziekten. 2.4.5 Fungiciden aarbehandeling De aarbehandeling kan uitgevoerd worden met een fungicide op basis van een strobilurine of een carboxamide. Bij de fungicidekeuze kan ook rekening gehouden worden met de werkzaamheid van de werkzame stoffen ten aanzien van bladziekten (zie hiervoor 4.4.3 Bladbehandeling eerder in dit hoofdstuk). FUNGICIDEN AARBEHANDELING 1. KEUZEMOGELIJKHEDEN FUNGICIDEN Van de in de hierna volgende tekst vermelde werkzame stoffen kunnen er soms nog andere handelsproducten beschikbaar zijn dan deze vermeld in de hierna volgende tekst. a. FUNGICIDEN OP BASIS VAN EEN STROBILURINE (*) IN COMBINATIE MET EEN CURATIEF WERKEND FUNGICIDE Strobilurinen dienen steeds gebruikt te worden in combinatie met een curatief werkend fungicide (onder de vorm van een samengesteld handelsproduct of door menging). Eén van de eigenschappen van de strobilurinen is de preventieve werking. In combinatie met bijvoorbeeld een triazool wordt tevens een curatieve werking bekomen. Fungiciden op basis van een strobilurine dienen correct gebruikt te worden! Zie 4.4.1 Fungiciden op basis van een strobilurine correct gebruiken eerder in dit hoofdstuk. - azoxystrobine (*): - Amistar 0,8 l/ha (azoxystrobine 200 g/ha) te gebruiken in menging met een curatief werkend fungicide. Amistar bezit enkel een preventieve werking! - Olympus 1,5 l tot 2 l/ha of Amistar Opti 1,8 l tot 2 l/ha (azoxystrobine 120 g tot 160 g/ha + chloorthalonil 600 g tot 800 g/ha) te gebruiken in menging met een triazool. - Priori Xtra 0,75 l/ha of Amistar Xtra 0,75 l/ha (azoxystrobine 150 g/ha + cyproconazool 60 g/ha) te gebruiken in menging met een triazool. - dimoxystrobine (*): - Swing Gold 1,25 l/ha (dimoxystrobine 166,25 g/ha + epoxiconazool 62,50 g/ha) in menging met Caramba 0,8 l/ha (metconazool 48 g/ha) of met Opus Plus 0,75 l/ha (epoxiconazool 62,25 g/ha) - fluoxastrobine (*): - Fandango 1,5 l/ha (fluoxastrobine 150 g/ha + prothioconazool 150 g/ha) - Fandango Pro 2 l/ha (fluoxastrobine 100 g/ha + prothioconazool 200 g/ha) Beide handelsproducten bezitten voornamelijk een preventieve werking! Prothioconazool bezit voornamelijk een preventieve werking, naast het strobilurine (fluoxastrobine) met enkel een preventieve werking.

-25- - kresoxim-methyl (*): - Allegro 1 l/ha (kresoxim-methyl 125 g/ha + epoxiconazool 125 g/ha). Uiterste datum gebruik Allegro is 31 oktober 2014. FUNGICIDEN AARBEHANDELING (vervolg) - picoxystrobine (*): - Acanto 0,8 l/ha (picoxystrobine 200 g/ha) te gebruiken in menging met een curatief werkend fungicide. Acanto bezit enkel een preventieve werking! - Credo 1,5 l/ha (picoxystrobine 150 g/ha + chloorthalonil 750 g/ha) te gebruiken in menging met een triazool (bv. Opus 0,8 l/ha of Prosaro 0,8 l/ha). - pyraclostrobine (*): - Diamant 1,75 l/ha (pyraclostrobine 200 g/ha + epoxiconazool 75 g/ha + fenpropimorf 375 g/ha). De fenpropimorf aanwezig in Diamant is bedoeld om meeldauw te bestrijden. Diamant is niet mengbaar met producten op basis van de halmversteviger ethefon (Ethefon, Terpal, ). - Comet (pyraclostrobine 250 g/l) te gebruiken in menging met een curatief werkend fungicide zoals Osiris, Granovo of Venture. Ter bestrijding van aarfusarium en de reductie van het mycotoxinegehalte aanvullen met Caramba 0,8 l/ha - trifloxystrobine (*): - Delaro 1 l/ha (trifloxystrobine 150 g/ha + prothioconazool 175 g/ha) Delaro bezit voornamelijk een preventieve werking! Prothioconazool bezit voornamelijk een preventieve werking, naast het strobilurine (trifloxystrobine) met enkel een preventieve werking. - Twist 500 SC 0,35 l/ha (trifloxystrobine 175 g/ha) te gebruiken in menging met een curatief werkend fungicide. Twist 500 SC bezit enkel een preventieve werking! b. FUNGICIDEN OP BASIS VAN EEN CARBOXAMIDE OF SDHI (bixafen, boscalid, xemium of fluxapyroxad) IN COMBINATIE MET EEN TRIAZOOL: - bixafen (chemische groep: pyrazool-carboxamiden): - Aviator Xpro 1,25 l/ha (bixafen 93,75 g/ha + prothioconazool 187,5 g/ha) - Evora Xpro 1,25 l/ha (bixafen 93,75 g/ha + prothioconazool 125 g/ha + tebuconazool 125 g/ha) - Skyway Xpro 1,25 l/ha (bixafen 93,75 g/ha + prothioconazool 125 g/ha + - tebuconazool 125 g/ha) Naast het fungicide-effect kunnen (onder normale groeiomstandigheden) bij het gebruik van bixafen de bladeren langer groen blijven, het zogenaamde groeneffect. nieuw - boscalid (chemische groep:pyridine-carboxamiden): - Behandeling op basis van Granovo (boscalid 140 g/l + epoxiconazool 50 g/l): Granovo 1,25 l + Comet 0,25 l (strobilurine) + Caramba 0,8 l/ha - Behandeling op basis van Viverda (boscalid 140 g/l + epoxiconazool 50 g/l + pyraclostrobine 60 g/l)): Viverda 1,25 l/ha + Caramba 0,8 l/ha - Behandeling op basis van Venture (boscalid 233 g/l + epoxiconazool 67 g/l) (als versterker op septoria): Venture 1 l + Comet 0,4 l (strobilurine) + Caramba 0,8 l/ha nieuw - xemium of fluxapyroxad (chemische groep: pyrazool-carboxamiden; xemium of fluxapyroxad is een nieuwe 3 e generatie carboxamide of SDHi):

-26- - Adexar 1,5 l/ha (fluxapyroxad 93,75 g/ha + epoxiconazool 93,75 g/ha) - Ceriax 1,75 l/ha (fluxapyroxad 72,8 g/ha + epoxiconazool 72,8 g/ha + pyraclostrobine 116,55 g/ha) - Librax 1,5 l/ha (fluxapyroxad 93,75 g/ha + metconazool 67,5 g/ha) Naast het fungicide-effect kunnen (onder normale groeiomstandigheden) bij het gebruik van xemium een aantal fysiologische effecten optreden (zoals het zogenaamde groen-effect ). FUNGICIDEN AARBEHANDELING (vervolg) Aanbevolen toepassingsmodaliteiten carboxamiden (of SDHi) (Bron: naar Arvalis Institut du végétal, Choisir Céréales 2, Octobre 2011 et Novembre 2012): - preventief toepassen (want carboxamiden bezitten een preventieve werking) - een ziektebestrijdingsprogramma met opéénvolgende splitbehandelingen aan verlaagde dosis kan een selectie naar resistente stammen veroorzaken en wordt daarom afgeraden - indien mogelijk het gebruik van een carboxamide-bevattend fungicide beperken tot 1 behandeling per teeltseizoen, om het risico op het optreden van resistente stammen te beperken; maximaal 2 behandelingen c. BEHANDELING OP BASIS VAN PROSARO (prothioconazool 125 g/l + tebuconazool 125 g/l): Prosaro 1 l/ha in menging met een strobilurine (bv. Twist 500 SC 0,25 l/ha) d. BEHANDELING OP BASIS VAN OSIRIS (epoxiconazool 37,5 g/l + metconazool 27,5 g/l); toepassingsmogelijkheden: - Osiris 2 l tot 2,5 l /ha in menging met een strobilurine (vb. Comet 0,4 l/ha) - Osiris 3 l/ha 2. BIJ DE FUNGICIDENKEUZE IS HET EVENEENS BELANGRIJK DE BESTRIJDING VAN AARFUSARIUM NIET UIT HET OOG TE VERLIEZEN. Zie hierna 4.4.5 Bestrijding van aarfusarium. Zie ook het samenvattend overzicht van de proefresultaten van de LCG-Aarziektebestrijdingsproeven wintertarwe 2012 eerder in dit hoofdstuk op blz. 109 (4.3.5 Samenvattend overzicht aarziektebestrijdingsproeven wintertarwe 2012) Raadpleeg de LCG-website voor de actuele lijsten van de erkende gewasbeschermingsmiddelen in alle granen. Thans zijn er een aantal fungiciden op de markt met een nieuwe formuleringstechnologie met specifieke adjuventen, zoals Stick & Stay formuleringen (Adexar, Capalo, Ceriax, Granovo, Librax, Opus Plus, Osiris, Palazzo, Viverda) en Leafshield formuleringen (Aviator Xpro, Evora Xpro, Skyway Xpro).

-27-2.4.6 Bestrijding van aarfusarium Inleiding G. Haesaert 1, S. Landschoot 1, V. Derycke 1, B. Heremans 1, K. Audenaert 1 D. Wittouck 2 Een aantasting van aarfusarium heeft niet alleen een negatieve impact op de opbrengst, maar zorgt tevens voor de aanwezigheid van mycotoxinen in de tarwekorrel. Vooral DON (Deoxynivalenol) wordt na een Fusarium besmetting terug gevonden bij tarwe. De EU richtlijn slaat enkel op tarwe voor menselijke voeding, toch is het duidelijk dat met DON gecontamineerd voeder de zoötechnische prestaties bij varkens en pluimvee negatief beïnvloedt worden. Varkens zijn duidelijk gevoeliger dan pluimvee: een concentratie van 300 tot 500 µg/kg DON veroorzaakt bij vleesvarkens reeds groeiremmingen en werkt immunodepressief waardoor de dieren gevoeliger worden voor infectieziekten. Sinds 2006 de EU-richtlijn van kracht is die stelt dat tarwe met een DON gehalte van 1250 µg/kg niet marktgeschikt is voor menselijke consumptie, wordt bij de ziektebestrijding in wintertarwe meer en meer rekening gehouden met aarfusarium. Naast DON kunnen de bij tarwe voorkomende Fusarium soorten nog andere mycotoxinen produceren o.a. Zearalenone (ZEN), Nivalenol (NIV), e.a. Voor een aantal van deze mycotoxinen zijn echter nog geen normen of richtlijnen opgesteld. Aarfusarium is een ziektecomplex waarbij verschillende Fusarium soorten betrokken zijn Aarfusarium wordt veroorzaakt door verschillende Fusarium schimmels. Ze kunnen afzonderlijk doch ook naast elkaar voorkomen. Populatieonderzoek gaf aan dat in NW Europa Fusarium graminearum, Fusarium culmorum, Fusarium avenaceum en Fusarium poae de meest voorkomende soorten zijn. Ook Microdochium nivale (vroegere benaming Fusarium nivale) komt voor in het Fusarium ziektecomplex. Visueel veroorzaakt deze schimmel dezelfde symptomen als Fusarium schimmels doch produceert geen mycotoxinen. De samenstelling van de Fusarium populatie varieert wel van jaar tot jaar en van locatie tot locatie. Weersomstandigheden tijdens en na de bloei, maar ook perceelskenmerken (vruchtwisseling, bodembewerkingen, ) zijn hiervan de oorzaak. Over de jaren heen kunnen bepaalde tendensen waargenomen worden waarbij bepaalde soorten (bv. F. poae) belangrijker worden, terwijl andere op de achtergrond verdwijnen (bv. F.culmorum). Het geproduceerde mycotoxine patroon is soort afhankelijk. Zo zal bv. F. graminearum vooral DON produceren terwijl F. poae o.a. T2/HT2- toxines, diacetoxyscripenol, neosolaniol en fusarenon-x kan produceren. Preventie: een noodzaak voor het voorkomen van aarfusarium en DON Diverse factoren beïnvloeden het voorkomen van Fusarium spp. en de geassocieerde mycotoxinen. Regen vóór, tijdens en na de bloei is veruit de voornaamste factor, maar uiteraard niet te sturen. Vaak wordt echter vergeten dat regen slechts zorgt voor de verspreiding en kieming van de aanwezige sporen; de beperking van inoculum (schimmeldraden en sporen) mag dan ook gezien worden als de voornaamste preventiemaatregel die kan worden genomen. 1 Hogeschool Gent, Faculteit Toegepaste Bio-ingenieurswetenschappen, Gent 2 Inagro vzw, afdeling Akkerbouw, Rumbeke-Beitem

-28- - Vruchtwisseling Hoe wordt het Fusarium inoculum opgebouwd? Fusarium schimmels zijn ten dele saprofystische schimmels en kunnen dus gemakkelijk overleven op gewasresten van geïnfecteerde waardplanten. Op deze gewasresten ontstaan geslachtelijke en ongeslachtelijke sporen die via regen en wind verspreid worden. Regendruppels kunnen de sporen tot meer dan 1 m hoogte laten opspatten. De wind zorgt voor een horizontale verplaatsing.vruchtwisseling heeft dan ook een grote invloed op de aanwezigheid en de omvang van inoculum; gewasresten van maïs bieden Fusarium schimmels een uitstekende voedselbasis voor groei en sporulatie. Ook tarwe na tarwe verhoogt het risico op een groter inoculum. Fusarium schimmels hebben echter ook een groot aantal waardplanten. De meeste grassen (windhalm, straatgras, duist, e.a.) zijn waardplanten en kunnen dus dienen als contaminatiebron voor tarwe. De Fusarium schimmels uit het aarziektecomplex kunnen ook voetziekten veroorzaken (dit kan zelfs door rechtstreeks contact met schimmeldraden). Op het aangetast stengelweefsel ontstaan na een tijdje sporen die wederom via opspattend water op de aar kunnen terecht komen. Vooral bij rotaties met veel tarwe en maïs treedt dit op. - Bodembewerking Een kerende grondbewerking verkleint in aanzienlijke mate de aanwezigheid van aarfusarium, zeker in combinatie met een gevoelige voorvrucht. Het onderwerken van gewasresten reduceert de sporenvorming; schimmels hebben immers zuurstof nodig om te groeien en te ontwikkelen. Het aantal gevormde sporen op gewasresten van maïs verkleint met circa 95% wanneer deze gedurende een jaar zijn ondergewerkt. Kuilmaïs is door de beperkte hoeveelheid gewasresten duidelijk minder risicovol dan korrelmaïs. Er dient wel opgewezen te worden dat Fusarium schimmels in staat zijn een soort duurspore te produceren (chlamydosporen) die kunnen achterblijven in de bodem en als nieuwe infectiebron dienen (bv. bij het opnieuw bovenploegen van eventuele gewasresten). Een gevoelige voorvrucht (bv. maïs) in combinatie met een niet kerende grondbewerking verhoogd aanzienlijk het risico op aarfusarium. Wanneer dus ploegloos geboerd wordt dient men te kiezen voor een niet Fusarium gevoelige voorvrucht! - Rassen Tussen de huidige tarwerassen bestaan aanzienlijke verschillen qua gevoeligheid voor aarfusarium. Geen enkel ras bezit echter een absolute resistentie. Dit bekent dat alle rassen kunnen aangetast worden en dat onder hoge ziektedruk en ideale weersomstandigheden voor de schimmel, zelfs tolerante rassen nog altijd kunnen worden geïnfecteerd. Tabel 4.1 klasseert de rassen die zijn uitgetest door het LCG vzw in vier klassen: gevoelig, matig gevoelig, matig tolerant en tolerant. De rassen werden geëvalueerd in speciaal daartoe aangelegde infectieproeven. Enkel de rassen die tenminste 2 jaar in proef werden opgenomen zijn weergegeven en getoetst aan buitenlandse referenties. Rassen uit de gevoelige of matig gevoelige groep worden best gemeden bij hoge risico s op aarfusarium (bv. korrelmaïs of tarwe als voorvrucht en gewasresten onvoldoende ingewerkt).

-29-2.4.7 Landbouwcentrum Granen Vlaanderen. Gevoeligheid voor aarfusarium van wintertarwe rassen 1. Gevoelig Matig gevoelig Matig tolerant Tolerant Alsace Azzerti Altigo Akteur Anthus Belcast Altos Apache Caphorn Biscay Celebration Carenius Lexus Challenger Centenaire Henrik Nemocart Deben Contender Melkior Oakley Dekan Corvus Omart Robigus Einstein Edgar Sahara Rosario Evasion Elixer Winnetou Tobak Expert Hattrick Zohra Toisondor Florett Hourra Tuscan Homeros Impression Horatio Hyperion Istabraq Katart Manager Mulan Ozon Pepidor Premio Razzano Rollex Scor Selekt Smuggler SW Tataros Vivant Waldorf Inspiration Intro Julius Kaspart Koreli Lear Limes Lincoln Lion Linus Louisart Matrix Ortop Patrel Profilus Pulsar Radius Tabasco Tulsa Unicum 1 Enkel rassen die 2 jaar werden getest in speciaal daartoe aangelegde proeven zijn opgenomen d. Inzet van fungiciden: juiste productkeuze en tijdstip van behandeling. Bij verhoogd risico op Fusarium infectie (maïs of tarwe als voorvrucht, gevoelig ras, ) is het aan te raden een fungicidenbehandeling specifiek naar Fusarium toe uit te voeren. Hierbij dient men rekening te houden met het behandelingstijdstip en de fungicidenkeuze. Best is te spuiten 3 dagen vóór tot 3 dagen na de infectie. In de praktijk komt dit overeen met een behandeling juist vóór bloei.

-30- Microdochium nivale reageert gevoelig op strobilurinen. Vooral azoxystrobine (Amistar), pyraclostrobine (Opera, Diamant, Comet) en dimoxystrobine (Swing Gold) bestrijden goed Microdochium nivale. Strobilurinen hebben echter onvoldoende werking tegen de Fusarium groep. Wel werd de laatste groeiseizoenen zowat overal in Europa een verminderde werking van de strubilurinen t.a.v. Microdochium nivale vastgesteld. Prothioconazool werkt als triazole goed tegen Microdochium nivale en vormt een waardvol alternatief voor de strobilurinen. De Fusarium groep dient bestreden te worden met metconazool (Caramba), tebuconazool (o.a. Horizon EW), prothioconazool (Prosaro, Fandango, Fandango Pro) en dimoxystrobine (Swing Gold). In mindere mate zijn ook epoxiconazool + kresoxim-methyl (Allegro) en fluquinconazool effectief, beide fungiciden vertonen een belangrijke nevenwerking. Gezien moeilijk kan voorspeld worden welke Fusarium soort aanwezig zal zijn en op het veld de soorten niet te onderscheiden zijn is het best om rond de bloei te spuiten met een mengsel van een triazool (Horizon EW of Caramba) met een strobilurine (Amistar of Diamant), hetzij met een mengsel van Swing Gold met Caramba, hetzij met een mengsel van Prosaro met een strobilurine, hetzij met Fandango of Fandango Pro, hetzij met een mengsel van Comet met Osiris; hierbij is het belangrijk de dosis van de fungiciden te respecteren, dit zowel voor de bestrijding van aarfusarium als voor de reductie van het DON-gehalte in het graan. Suboptimale doseringen (lagere doseringen) kunnen zelfs aanleiding geven tot een verhoging van het DON gehalte. De inzet van de meest effectieve fungiciden op het ideale tijdstip zal nooit volledig aarfusarium bestrijden. Een efficiëntie van 80 tot 90% wordt als het best haalbare gezien voor wat betreft de schimmel. De DON-reductie is meestal nog iets geringer. Een combinatie van maatregelen blijft dus belangrijk. Op risicopercelen kan best van bij de start van de schimmelbestrijding rekening gehouden worden met de extra Fusarium bespuiting. Door o.a. een ziektetolerant ras te kiezen en de zaaidichtheid en stikstofbemesting te optimaliseren, kan een eerste bespuiting uitgesteld worden tot bijvoorbeeld het stadium voorlaatste laatste blad en kan de aarbespuiting uitgevoerd worden op een voor Fusarium optimaal tijdstip. e. Hoe DON detecteren? De standaard analysemethoden voor DON (HPLC en massaspectrometrie) zijn tijdrovend en vragen gesofistikeerde apparatuur. Derhalve zijn ze niet bruikbaar voor een routinecontrole bij de graanhandelaar. De ELISA kits werken specifiek en bepalen op een kwantitatieve en accurate wijze de hoeveelheid DON. De Hogent beschikt eveneens over een unieke analyse appartuur (Bayer Quality analyser) die vier toxines in zeven minuten kan meten. Deze analysetechnieken vereisen echter nog steeds een laboratorium en gespecialiseerd personeel. Recent zijn echter sneltesten op de markt gekomen. Deze testen bepalen kwalitatief (al of niet boven een bepaalde grenswaarde) of kwantitatief het mycotoxine. Dit kan in een tijdsbestek van 15 à 20 minuten. De kwantitatieve bepaling vraagt echter wel het gebruik van een leestoestel.

-31- SAMENGEVAT: BESTRIJDING VAN AARFUSARIUM Preventieve maatregelen bij de aanvang van de teelt Van bij de start van de wintertarweteelt is het belangrijk waakzaam te zijn ten aanzien van alle factoren die aanleiding kunnen geven tot het optreden van Fusarium soorten vanaf de aanvang van de teelt. Een aantal preventieve maatregelen kunnen aldus genomen worden: - ruime vruchtafwisseling en geen granen of maïs als voorvrucht - ploegen; zorgvuldig inwerken van stro en stoppelresten van graan en maïs; bij ploegloos boeren kiest men als voorvrucht vóór tarwe dus best geen Fusarium waardplant (met andere woorden geen maïs of tarwe als voorvrucht vóór de tarwe nemen). - vermijden van een overvloedige organische bemesting of minerale stikstofbemesting vóór het zaaien - een zo regelmatig mogelijke zaaizaadontsmetting; bovendien is een voorafgaande zorgvuldige triage noodzakelijk welke het klein graan, dat de grootste kans heeft op Fusarium contaminatie, verwijdert. - uitzaai van minder gevoelige rassen ten aanzien van aarfusarium (zie Tabel 4.1) Bevorderlijke factoren voor het optreden van aarfusarium - Klimaat: aanhoudende regen gedurende meerdere dagen of een langdurige regenachtige periode met hoge relatieve vochtigheid rond de aarvorming begin bloei van de tarwe - Voorvrucht maïs (toename van Fusarium graminearum, hierbij is korrelmaïs het meest bevorderlijk) en voorvrucht tarwe - Niet ploegen of slecht inwerken van gewas- en stoppelresten vóór de teelt van tarwe (vooral na maïs, toename van Fusarium graminearum; en ook na tarwe) - Tarweras gevoelig voor aarfusarium (zie Tabel 4.1: gevoelige en matig gevoelige rassen) Bestrijding van aarfusarium via gewasbespuiting - Tijdstip - Fungiciden Behandeling juist vóór de bloei Zie de toelichting omtrent de juiste fungicidekeuze op de voorgaande twee bladzijden d. Inzet van fungiciden: juiste productkeuze en tijdstip van behandeling. Indien de aarbehandeling uitgevoerd werd vóór het aarstadium (met andere woorden vóór het optimale tijdstip om aarfusarium te bestrijden) kan er in situaties met risico voor aarfusarium, juist vóór de bloei een behandeling uitgevoerd worden met: Caramba 1 l/ha of Prosaro 1 l/ha Bij deze toepassing dient de nawerking ten aanzien van bruine roest opgevolgd te worden, zeker bij hoge bruine roestdruk en bij rassen die zeer gevoelig zijn voor bruine roest.

-32- AANDACHT! Het verband tussen de aantastingsgraad van aarfusarium en het DON-gehalte in het graan is niet altijd duidelijk. Bij eenzelfde aantastingsgraad van aarfusarium kan een verschillend DON-gehalte vastgesteld worden naar gelang het ras. Ook bij de fungicidebehandeling in het aarstadium, kan bij eenzelfde aantastingsgraad van aarfusarium een verschillend DON-gehalte vastgesteld worden naar gelang het toegepaste fungicide op hetzelfde ras.

-33-2.5 Zwavelbemestingsproef wintertarwe Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum granen en de bodemkundige dienst van Belgïe (Jan Bries en Wendy Odeurs). 2.5.1 Proefopzet Tien verschillende objecten worden aangelegd in 4 herhalingen. Elk object kenmerk zich door een specifieke S bemesting op een bepaald tijdstip. Hierdoor kan men nagaan wat de invloed is van de S bemesting op de kwaliteit en opbrengst van de tarwe. Deze proef ligt aan op 3 locaties verspreid over de verschillende bodemtypes in Vlaanderen en zal drie jaar achter mekaar herhaald worden. Ook zal door middel van bodemanalyses de zwaveltoestand van de proefpercelen in kaart gebracht worden en zal de invloed van de verschillende bemestingsschema s hierop worden bekeken. Voor elk object wordt de opbrengst (kg bij 15 % vocht), het vochtgehalte, hectolitergewicht, eiwitgehalte en zwavelgehalte van tarwe bepaald. 2.5.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: Wintertarwe b. Zaaidatum: 22.10.12 c. Ras: Sahara d. Zaaidichtheid: 350 korrels per m² e. Onkruidbestrijding: Na opkomst : Lexus XPE 20 gr/ha + Capri twin 200 gr/ha + vegetop 1l/ha 20.04.13 f. Bemesting: Bouwlaag analyse : 08/02/2013 Bepaling Uitslag ontleding Streefzone Beoordeling Grondsoort 40 Leem ph-kcl 6,4 6,7-7,3 Tamelijk Laag C in % (humus) 1,23 1,2-1,6 Normaal Fosfor (P) 25 12 19 Tamelijk Hoog Kalium (potas) (K) 20 14 21 Normaal Magnesium (Mg) 13 9 15 Normaal Calcium (Ca) 193 164-359 Normaal Natrium (Na) 1,6 3,1 6,2 Laag

-34- Tabel 1: Geeft de N ontleding van de bodem weer op 19/2/2012. Diepte in cm Grondsoort Nitrische Stikstof In kg/ha Ammoniakale Stikstof in kg N /ha 0-30 cm 40 leem 10.9 8.5 30-60 cm 40 leem 8.1 7.5 60-90 cm 40 leem 33.1 6.6 ph - KCL 6.3 Tamelijk laag Koolstof In % 1.0 g. Minerale stikstof: - stikstofindex: 140 (lager dan normaal) - stikstofbehoefte: 208 EN/ha volgens mestdecreet 195 E N/ha 1 e fractie: 80 EN/ha bij de uitstoeling 28.03.13 2 e fractie: 55 EN/ha bij de stengelstrekking 03.05.13 3 e fractie: 60 EN/ha bij het laatste blad / h. Halmverkorter: CCC 1 l/ha 06.05.13 i. Fungicide: - Bladbehandeling: Citadelle 1,2 l/ha + Osiris 1,5 l/ha - Aarbehandeling: j. Grootte van de oogstpercelen: 25 m x 3,20 m = 80 m² 2.6.1 zwavel bemestingsschema s Uit analyse bleek het bemestingsadvies 208 kg N/ha: 85 + 56+ 67. Uitgaande van de maximum normen van de vlm kunnen we de volgende fracties toedienen: 80 + 55+ 60 totaal: 195 E N uit kunstmest Object Schema 1 Nulbemesting geen N en geen S 2 Geen S, N volgens advies, chloorkali volgens protocol 3 35 E SO3/ ha bij F1, N volgens advies => 195E 4 70 E SO3/ ha bij F1, N volgens advies => 195E 5 35 E SO3/ ha bij F2, N volgens advies =>195E 6 70 E SO 3 /ha bij F2, N volgens advies => 195E 7 35 E SO 3 /ha bij F1 en F2, N volgens advies => 195E 8 Epso top F2 en F3, N volgens advies => 195E 9 yara sulfan bij F1, N Volgens advies gift => 195E 10 yara sulfan bij F1 en F3, N volgens advies => 195E 11 N tester => F1 80 E F2 70 F3?? afhankelijk van de test 12 Timac:N - Advies + Fertileader Trio 3,5 l/ha 13 Timac: F1 70E, F2 Sulfano 30 90E, F3 Kas 27% 30E + fertileader trio 3,5l/ha 14 Controle Timac N volgens advies zonder chloorkali Fertileader toegepast samen met de halmverkorters Epsotop meespuiten met F2 en F3 Datum toepassing:

-35- Opdeling datum 1e fractie Vaste N + zwavelbemesting 27/03/13 2e fractie Vloeibare N + zwavelbemesting 03/05/13 3e fractie Korrel (KAS meststof) / / Fertileader Samen met halmverkorter 06.05.13 Sulfamo 30 Traagwerkende kunstmeststof 17.04.13 1.1.3. Waarnemingen 2.6.1.1 N- Tester Object N-tester tweede fractie (25/04/2013) 1 522 2 605 3 613 4 597 9 690 10 690 11 604 13 701 14 640

-36-3. SUIKERBIETEN 3.1 IPM-proef suikerbieten Proef in samenwerking met het KBIVB, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (Ir. A Demeyere). Zie 9.IPM 3.1.1 Proefopzet 3.1.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: wintertarwe gevold door Gele mosterd b. Groenbemester maaien 20.11.12 c. Ploegen tijdens de winter 13.12.12 d. Afslepen akker 02.04.13 e. Zaaidatum: 04.04.13 f. Zaaiafstand: 21 x 45 cm g. Onkruidbestrijding: - vooropkomst: 2 l/ha Pyramin (niet IPM) 08.04.13 - naopkomst: 1 e Dianal 160 0,75 l/ha + Treto 500 0,2 l/ha + Metatron SC 0,5 l/ha + Vegelux 0,5 l/ha 25.04.13 2 e Dianal 160 1 l/ha + Treto 500 0,3 l/ha + Metatron SC 0,5 l/ha + Vegelux 0,5 l/ha 02.05.13 3 e Dianal 160 1,2 l/ha + Treto 500 0,3 l/ha + Metatron SC 0,75 l/ha + Vegelux 0,5 l/ha + Aminomix 0,5 l/ha 11.05.13 4 e Betanal Elite 1 l/ha + Metatron SC 0,5 l/ha + Frontier Elite 0,5 l/ha + Aminomix 0,5 l/ha 19.05.13 h. Bemesting: - inzaai van bladrammenas, goed ontwikkeld 19.08.12 - chemische stikstof: - Kali 60% K2O 300E 22.11.12 - stikstofindex: 145 (normaal) - stikstofbehoefte: 154 E/ha (norm 150 E/ha) - stikstofgift vlak voor zaai 150 E/ha 03.04.13

-37- Ontledingsuitslag van de bouwlaag op 22/09/2010 Bepaling Uitslag ontleding Streefzone Beoordeling Grondsoort 35 Leem ph-kcl 6.4 6,5-7,0 Gunstig C in % (humus) 1.3 1,2-1,6 Normaal Fosfor (P) 20 13-19 Normaal Kalium (potas) (K) 25 15-23 Normaal Magnesium (Mg) 12 9-16 Tamelijk hoog Calcium (Ca) 190 176-387 Normaal Natrium (Na) 2.0 3,4 6,7 Laag Boor (B) --- h. Insectenbestrijding: zaadontsmetting - IPM-proef: Deel 1 = geen fungicide, matig ziektegevoelig ras, zonder Poncho Beta zaadonstmetting Deel 2 = niet-ipm, matig ziektegevoelig ras, 1 band met Poncho Beta en 1 band zonder PB Deel 3 = IPM, weinig ziektegevoelig ras met Poncho Beta zaadontsmetting - in niet-ipm proefgedeelte: Karate Zeon 125 cc/ha door aanwezigheid aardvlooien op 19.05.13

BP IPM Niet IPM Niet IPM Onbehandeld Onbehandeld Timothea Kassia Husky Baloo BP 3.1.3 Proefplan 3.1.3.1 Proefplan perceel -38-13,5 m 13,5 m 13,5 m 13,5 m 13,5 m 13,5 m 13,5 m 13,5 m 13,5 m 13,5 m 21,6 m ROOIPROEF IPM-PROEF 3.1.3.2 Proefopzet IPM-proef Onbehandeld Onbehandeld Niet IPM Niet IPM IPM Zaad - gn fungicide - gn insecticide -wel fungicide - gn insecticide - wel fungicide - insecticide bij aanwezigheid plaag - wel fungicide - insecticide bij aanwezigheid plaag - fungicide - selectief insecticide voor nuttige insecten Herbi VO - - + + - Herbi Na + + + (++) + (++) + Insecticide - - + Nt selectief + Nt selectief Advies selectief Fungicide - - (2)x (2)x Advies N + + + + + Rhizomanie ras Rhizomanie ras Nematoden ras Nematoden ras Nematoden ras

-39- Opmerkingen: - getuigen= onbehandeld: enkel onkruidbestrijding, geen fungicide en insecticide op zaad = standaard rhizomanie ras - niet IPM en IPM: eerste 50 m wordt niet behandeld met bladinsecticide en fungicide - niet-ipm ras matig ziektegevoelig, commercieel advies in na-opkomst, 1 x fungicide voor bereiken schadedrempel, herhaling fungicide 3 à 4 weken later = nematoden ras - IPM is weinig ziektegevoelig, enkel behandeling op bereiken schadedrempel - elke band is 13,5 m breed = nematoden ras ziektegevoeligheid cercospora ramularia witziekte roest Onbehandeld ras 3.3 4.5 4.3 6.5 Niet-IPM ras 4.5 4.7 3.3 5.0 IPM ras 6.9 7.0 7.3 7.7 Schaal ziektegevoeligheid Een hoog cijfer duidt op gezond blad

-40-3.2 Rooikwaliteit en bewaring suikerbieten op lange termijn Proef in samenwerking met het KBIVB en de Vlaamse overheid - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (Ir. A Demeyere). 3.2.1 Proefopzet Sinds 2008 doet het KBIVB onderzoek naar de bewaring van bieten op lange termijn (periode van 30 tot 60 dagen). Dit onderzoek heeft aangetoond dat de bieten bewaren met een minimum verlies aan suiker tot een drempel van ongeveer 300 graaddagen (dit is bijvoorbeeld 60 dagen aan 5 C), op voorwaarde dat ze correct onkopt werden en gerooid met een minimum aan kwetsuren en wortelpuntbreuk. Tot deze drempel is het suikerverlies voornamelijk te wijten aan de ademhaling van de biet en aan het herstellen van de kwetsuren door de rooi in de dagen die volgen op de oogst. In dit geval zijn de verliezen in de hoop kleiner dan 5% van het suikergewicht ten opzichte van het oorspronkelijke suikergewicht. Dit komt overeen met bijvoorbeeld 4 t bieten voor een oogst van 80 t aan 16% suiker, met een constant suikergehalte. Dit komt in de praktijk overeen met minder dan 2,5% verlies aan wortelgewicht, met een variabel verlies aan suikergehalte. Tot deze drempel en in optimale rooiomstandigheden, is er geen verschil tussen de rassen. Boven de drempel van 300 graaddagen kunnen de suikerverliezen exponentieel worden door de ontwikkeling van bewaarschimmels. Deze schimmels zullen meer aanwezig zijn naargelang de ontkopping groter is en de verwondingen en puntbreuk groter zijn. De rooikwaliteit is van essentieel belang voor de bewaring van bieten op lange termijn. Doel van de proef KBIVB - PIBO 2013 - Beoordelen van de bewaarverliezen als gevolg van een rooi in de praktijk of als gevolg van een standaard evaluatie van verwondingen en wortelbreuk - Beoordelen van de verschillen tussen 4 rassen Beproevingsmethode KBIVB - PIBO 2013 - Proeven in parallelle banden - 4 rassen: 2 RTNT + 2 RT: Baloo, Husky, Kassia, Timothea - 2 mechanische rooien PIBO: «soft» en «hard» - 2 manuele rooien + turbine KBIVB: «soft» en «hard» - 2 bewaartermijnen (OUT): 300 en 450 GD in bakken van 50 kg op het KBIVB + 50 kg bij het begin (IN) - 4 herhalingen voor de analyses IN en OUT 3.2.2 Perceelsgegevens Zie perceelsgegevens IPM-proef

-41-3.3 Ploegloos suikerbieten telen Proef met de ondersteuning van de provincie Limburg en landbouwer Christian Vanvinckenroye. 3.3.1 Proefopzet De bodem is een samenhangend complex, waarbij de volgende zaken van belang zijn: bodemvruchtbaarheid (fysisch, chemisch en biologisch), bodemweerbaarheid en bodembiodiversiteit. In het huidige Vlaamse beleid worden de verschillende bodemaspecten nog te vaak afzonderlijk belicht. Duurzaam bodembeheer is nog onvoldoende gekend en de praktijktoepassing ervan kan nog sterk verbeterd worden. De doelstelling is om in dit project na te gaan of de recent ontwikkelde machines voor onze regio s een compromis kunnen bieden tussen bestrijding van erosie enerzijds en bodemverdichting anderzijds door enkel de grond los te maken in de zaailijn waar er gezaaid wordt ook wel strip tillage genoemd. Strip tillage werd tot nu toe enkel toegepast in droge gebieden van Brazilië, Argentinië en USA. Recent worden machines om deze techniek toe te passen ook aangeboden in onze gebieden. Uit dit project zal blijken of deze techniek perspectieven biedt voor de Limburgse akkerbouwers. 3.3.2 Perceelsgegevens a. Zaai: 09.04.13 b. Zaaiafstand: 21 cm c. Variëteit: Adler 3.3.3 Objecten: - Ploegen 15.01.13 - Beperkte grondbewerking met traditionele cultivator 15.01.13 - Beperkte grondbewerking zonder voorbewerking in de wintermaanden - Beperkte grondbewerking met een specifieke machine die de grond enkel bewerkt in de zaailijn waar de bieten zullen gezaaid worden (Strip Tillage najaar) 15.01.13

-42-3.3.4 Opkomsttellingen Object Opkomstpercentage (22/05/2013) Ploegen 88 Vaste tand 86 Striger 95 Geen bewerking 74

-43- KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT TOT VERBETERING VAN DE BIET VZW PVBC Programma Voorlichting Bieten Cichorei info@kbivb.be - www.irbab-kbivb.be met de steun van de Vlaamse overheid - DLV Departement Landbouw en Visserij; ADLO - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling - Voorlichting 3.4 Waarnemingsvelden en situatie van de bieten 3.4.1 Inleiding Het KBIVB beschikt dit jaar opnieuw over een netwerk van waarnemingsvelden. Een veertigtal waarnemingsvelden voor bieten en een twintigtal waarnemingsvelden voor cichorei. De waarnemingen worden wekelijks uitgevoerd vanaf de zaai en de gegevens hiervan worden rechtstreeks doorgestuurd naar het KBIVB via hun website. Een groot deel van de waarnemingen wordt uitgevoerd door externe waarnemers. Geïnteresseerden kunnen zich inschrijven via info@kbivb.be of ons contacteren op 0496/55.75.03. De locaties, zaaidata en opkomstpercentages opgemaakt volgens de gegevens die werden doorgegeven door de waarnemers van het netwerk van waarnemingsvelden van het KBIVB, kunnen worden bekeken op een kaart toegankelijk via internet. Dit systeem van cartografische illustratie werd ontwikkeld om het toezicht op de gezondheidsproblematiek in de bieten en cichorei te bewaren. De verschillende cartografische voorstellingen zullen beschikbaar zijn, in de loop der maanden, via de website van het KBIVB (cfr. Welkompagina > Waarnemingsvelden > Cartografie). Voorbeeld: kaart met percentage gezaaide bieten en opkomst

-44- Gelijkaardige kaarten worden opgesteld voor de cichoreiteelt. 3.4.2 Proefopzet De meeste waarnemingsvelden zijn gewone praktijkvelden waarin tellingen en waarnemingen door de landbouwers of derden worden uitgevoerd. 3.4.3 Perceelsgegevens waarnemingsveld Tongeren Zie perceelsgegevens IPM-proef Tongeren 3.4.4 Perceelsgegevens waarnemingsveld Horpmaal a. Voorvrucht: Wintertarwe b. Groenbemester = gele mosterd zeer sterk ontwikkeld 14.08.12 c. Ploegen jan 2013 d. Zaaidatum: 07.04.13 e. Zaaiafstand: 20 cm x 45 cm f. Ras: Husky g. Onkruidbestrijding: - grondbewerking: Pyramin 3 l/ha 05.04.13 - naopkomst: 1 e : Dianal 160 1 l/ha + Treto 500 250 cc/ha + Metatron SC 0,5 l/ha + Actirob 0,5 l/ha 27.04.13 2 e : Dianal 160 1 l/ha + Treto 500 250 cc/ha + Metatron SC 0,5 l/ha + Actirob 0,5 l/ha 04.05.13 3 e : Dianal 160 1 l/ha + Treto500 300 cc/ha + Goltix 0,5 l/ha + Pyramin 0,5 l/ha 07.05.13 4 e : Dianal 160 1 l/ha + Treto500 300 cc/ha + Goltix 0,75 l/ha + Venzar 0,15 l/ha + Frontier Elite 0,4 l/ha 22.05.13

-45- h. Insectenbestrijding: Poncho Beta i. Bemesting: 10 ton/ha runderstalmest 20 ton/ha runderdrijfmest op de akker 16.03.12 50 EN/ha vloeibare N voor zaaibedbereiding 20.03.12 Bron: KBIVB 3.4.5 Situatie van de bieten de eerste bietenmaanden van 2013 3.4.5.1 Zaai en opkomst Februari 2013 werd gekenmerkt door een lange periode van koude en vorst (16 dagen vorst te Ukkel). Toch was de koude minder intens dan in 2012. Hierdoor waren in het voorjaar nog talrijke gronden zeer koud en/of nat onder de oppervlakte. Tijdens de vorstperiode van januari en februari werden nog enkele percelen geploegd wat resulteerde in een algemene goede bodemtoestand. Het herfstploegen is daarentegen afgeplat door de hevige regens van december 2012. Tijdens de tweede week van maart werd nog een koudeperiode waargenomen met hevige sneeuwval en minima aan de grond tot - 10 C afhankelijk van de plaats. In verschillende bietenstreken van het land werd de allereerste zaai uitgevoerd op woensdag 6 maart. Tijdens de eerste week van maart werden aan de Kust en in de Antwerpse polders een honderdtal hectaren bieten gezaaid. Door de bijzonder moeilijke weersomstandigheden (hevige sneeuwval en algemene nachtvorst) van half maart konden de zaaiwerkzaamheden noch de grondbewerkingen aangevat worden. In de laatste week van maart werden daar waar de grond het toeliet slechts enkele honderden hectaren gezaaid en dit in koude omstandigheden. Op 2 april waren er ongeveer 360 ha suikerbieten uitgezaaid wat overeenstemt met minder dan 1% van de voorziene oppervlakte voor 2013. Het droge weer van begin april heeft talrijke landbouwers aangezet om de zaai van hun bieten te hervatten in vrijwel alle bietenstreken. Toch was het ook tijdens deze periode nog vrij koel (gem. temperatuur te Ukkel: 2,8 C) met op sommige plaatsen lichte nachtvorst en een zwakke tot matige wind uit het Noorden, Noord-Oosten. Op maandag 8 april waren er in totaal ongeveer 35.395 ha uitgezaaid, dit is ± 57% van de voorziene oppervlakte voor 2013. De 50-zaaidatum (50% van de oppervlakte gezaaid) valt in 2013 op 07/04. De gemiddelde 50-zaaidatum van de laatste twintig jaar is ongeveer 11 april. De 50-zaaidata van de laatste 5 jaar zijn: 28/03 in 2012, 27/03 in 2011, 15/04 in 2010, 05/04 in 2009 en 20/04 in 2008. Vanaf 9 april waren er opnieuw doortochten van regens waardoor de zaaiwerkzaamheden in alle streken werden vertraagd. Op maandag 15 april waren er in totaal ± 43.920 ha wat overeenkomt met 71,5% van de voorziene oppervlakte voor 2013. De bieten die begin maart gezaaid werden bereikten op 15/04 ongeveer 100 graaddagen en bevonden zich op dat moment in het stadium gekiemd in de grond, maar nog niet opgekomen. De allereerste opkomsten van de bieten alsook de opkomst van de eerste onkruiden waren vanaf 15 april goed zichtbaar vanwege de optimale kiemingsomstandigheden gekend tijdens het weekend van 13-14 april. De eerste FAR-interventie moet voor onkruiden gebeuren in het stadium witte draad of niet ontplooide kiemlobben en dit onafhankelijk van het stadium van de bieten.

-46- Volgens de gegevens verstrekt door de Landbouwkundige Diensten van de suikerfabrieken, blijkt dat in 2013: - De rassen tolerant voor rhizoctonia bruinwortelrot gebruikt worden op ± 8,5% van het areaal, (8,5% in 2012; 8% in 2011; 7,3% in 2010; 7% in 2009; 5,2% in 2008). - Het gebruikte percentage rassen tolerant voor het bietencystennematode toeneemt met 17,7% van het areaal (11,8% in 2012; 8% in 2011 en 2010; 7% in 2009; 5,6% in 2008). - Het percentage zaad behandeld met een insecticide in de omhulling (behandeling van zaad op basis van Poncho Beta of Cruiser&Force) 98,8% bedraagt in 2013 (98,5% in 2012; 97,8% in 2011; 97% in 2010; 95% in 2009 en 88% in 2008). - Zoals sinds 2010, het gebruikte percentage «geactiveerd» zaad praktisch 100% van de loten bereikt (90% in 2009). Op maandag 22 april waren er in totaal ± 57.777 ha uitgezaaid, dit is ± 93,8% van de voorziene oppervlakte voor 2013. De voorziene oppervlakte voor 2013 bedraagt 61.585 ha, dit zou een daling van 2,5% zijn ten opzicht van 2012. De zaai werd beëindigd op maandag 29 april. De bietenoppervlakte bedroeg 63.171 ha in 2012; 64.404 ha in 2011; 59.185 ha in 2010; 63.617 ha in 2009 en 63.867 ha in 2008. In totaal werden er ± 110 ha herzaaid ten gevolge van en afhankelijk van het geval, een oppervlakkige korstvorming, schade door emelten of larven van kniptorren, winderosie, het gebruik van verouderd zaad of ontoereikende herbicidebehandelingen. De ontwikkeling van de bieten gezaaid begin april verloopt langzaam maar over het algemeen goed. Toch was april 2013 een beetje koeler dan normaal. De gemiddelde temperatuur te Ukkel bedroeg 9,0 C (norm. : 9,8 C). Het was bijzonder droog, met 25,8 mm neerslag te Ukkel (norm. : 51,3 mm). Talrijke velden werden in april getekend door een oppervlakkige droogte die in vele gevallen de opkomst heeft benadeeld. De velden geploegd in het voorjaar vertoonden over het algemeen een betere opkomst. Deze kan ook afhangen van het ras en/of de zaadactiveringsbehandeling. De regenbuien van begin mei waren zeer welkom, ook al hadden zij een zeer variabele intensiteit afhankelijk van de plaats. Eveneens waren deze regendoortochten zeer gunstig voor de doeltreffendheid van de onkruidbestrijdingsbehandelingen. De ontwikkeling van de bieten verloopt normaal maar langzaam, doordat de temperaturen iets te fris zijn voor het seizoen. De som van de graaddagen bereikte op 21 mei ± 500 graaddagen sinds begin april (te Ukkel). Men moet er minstens 800 tot 1.000 hebben opdat de bieten de rijen zouden sluiten. Hierdoor worden er echter grote verschillen in opkomstpercentages en ontwikkelingssnelheid waargenomen afhankelijk van de percelen (vaak na de vorming van een oppervlakkige korst na de zaai) en de zaaivoorbereiding, maar ook afhankelijk van de rassen en hun genetische oorsprong.

-47-3.4.5.2 Bijzonderheden anno 2013: Vorstschade De koude van 20 en 21 april, met plaatselijk temperaturen dicht bij de 0 C (op 1 m van de grond), vormde een risico voor vorstschade. Toch werd er in geen enkel waarnemingsveld vorstschade waargenomen. De symptomen van vorstschade zijn bietenplantjes met een volledig zwart en uitgedroogd stengeltje ter hoogte van het grondoppervlak. Men moet enkele dagen wachten om te zien of de gedeeltelijk bevroren kiemplanten de kans hebben om zich te herstellen. Indien deze schade slechts sporadisch voorkomt dan noodzaakt dit zeker geen herzaai. Herzaai is slechts noodzakelijk vanaf een plantenbezetting van < 20 planten/10 meter waargenomen in verschillende zones van het veld. Het meest gevoelige stadium van de biet voor vorst is het stadium «kiemblad boven de grond, maar niet ontvouwen» («crosse stadium»). Wanneer de kiembladeren ontvouwen zijn, is de jonge biet relatief bestand tegen lichte nachtvorst (-1 tot -2 C). Een gemiddelde van ± 120 graaddagen (= som van de gemiddelde dagtemperaturen) is nodig om de eerste bietenopkomsten waar te nemen. Dit aantal van 120 graaddagen is gebaseerd op de gemiddelde dagtemperaturen waargenomen sinds de zaaidatum. Een volledige opkomst is zichtbaar na ± 250 graaddagen. De gemiddelde dagtemperaturen waargenomen te Ukkel zijn beschikbaar op de website van het KMI. 3.4.5.3 Plagen en ziekten (toestand tot en met 26 mei 2013) De meest voorkomende zichtbare schade was de schade door klein wild (hazen, fazanten, duiven, konijnen, ) die de kiemplanten soms gelijk met de grond hadden afgegeten in het kiembladstadium. De symptomen zijn jonge bietenplantjes met kiemlobben die halfweg of zelfs bijna gelijk met de grond doorgesneden zijn. Indien de groeiknop nog aanwezig is, zal deze plant normaal gezien overleven en zal nog alle kansen hebben om zich terug te herstellen. Door de zeer droge en warme weersomstandigheden die we kenden op 7 mei werden er vluchten van bietenkevers en/of aardvlooien waargenomen in meerdere velden. Bietenkevers zijn zeer kleine kevers (1,5 tot 3,5 mm), langwerpig en donker bruin van kleur. Aardvlooien zijn kleine kevers (2 tot 2,5 mm), glanzend metallic blauw, met gespierde en verdikte achterpoten waardoor zij grote sprongen kunnen maken. Half mei werd er weinig schade door plagen gemeld. Er werd wel een sporadische aanwezigheid van insecten gemeld. De meest voorkomende zichtbare schade was de schade door klein wild (hazen, duiven, ) die de kiemplanten soms gelijk met de grond hadden afgegeten in het kiembladstadium.

-48-4. AARDAPPELEN 4.1 Rassenproef aardappelen Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum aardappelen, de Vlaamse overheid Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (Ir. A. Demeyere). 4.1.1 Proefopzet Vergelijking van tien vastkokende rassen voor de versmarkt op gebied van groei, ziekteaantasting, loofdoding, productie en economische waarde per ha. Alle proeven gebeuren in vier herhalingen. 4.1.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: wintertarwe gevolgd door gele mosterd b. Ploegen 12.01.13 c. Drijfmest varkensdrijfmest 17 m³ 16.04.13 d. Afslepen van de akker 02.04.13 e. Grond diep bewerken met vaste tand 18.04.13 f. Grond klaarleggen met frees 15 à 20cm diep 19.04.13 g. Plantdatum: 22.04.13 h. Overzicht rassen Ras Opmerkingen Plantafstand Eigenschap Bemesting Firma 1 Nicola Gevoelig metribuzin 34 vastkokend Advies KWS Potato 2 Ballerina 30 vastkokend Advies Danespo 3 Cilena 34 vastkokend Advies Europlant 4 Inova Gevoelig metribuzin 30 vastkokend Advies + 20 kg N KWS Potato 5 Ingrid Gevoelig metribuzin 30 vastkokend Advies HZPC 6 Marylin 30 vastkokend Advies HZPC 7 Luciole 30 vastkokend Advies + 20 kg N Stet 8 Obama 30 vastkokend Advies Selectiebedrijf Kooi 9 Picobello 30 vastkokend Advies Agroplant 10 Saline 30 vastkokend i. Plantafstand Buiten Proef: 34 cm x 75 cm Advies + 20 kg N HZPC

-49- j. Onkruidbestrijding rassen: - vooropkomst: Challenge 2 l/ha + Defi 3 l/ha + Linuron 1l/ha + Reglone 1 l/ha 07.05.13 k. Bemesting: - Ontledingsuitslag bouwlaag 21.09.2010 Bepaling Uitslag ontleding Streefzone Beoordeling Grondsoort 44 Leem ph-kcl 6.6 6,7-7,3 Tamelijk Laag C in % (humus) 1,1 1,2-1,6 Tamelijk Laag Fosfor (P) 24 12-19 Tamelijk hoog Kalium (potas) (K) 20 14-21 Normaal Magnesium (Mg) 9 9-15 Normaal Calcium (Ca) 221 162-355 Normaal Natrium (Na) 1,3 3,1 6,1 Laag - Kali 60% K 2 O 500 eenheden/ha 22.11.12 - N- bodemanalyse in het voorjaar Stikstofindex: 169 lager dan normaal Stikstofadvies: 152 eenheden/ha 68 E uit varkensdrijfmest op de akker in het voorjaar 16.04.13 78 E na de het poten, vloeibare N (200L/ha) 07.05.13 - Injectie van 17 m³ varkensdrijfmest 16.04.13 j. mestontleding : Analyse-uitslag beoordeling Gemiddelde samenstelling Droge stof 55,3 Tamelijk laag 79 Organische stof 36,4 Tamelijk laag 53 Totale stikstof 5,2 Tamelijk laag 7,8 Minerale stikstof 4,1 Gemiddeld 5 Fosfor ( P2O5 ) 3,2 Gemiddeld 4 Kalium ( K2O ) 3,64 Gemiddeld 4,6 Natrium ( Na2O ) 1,12 Gemiddeld 1,2 Calcium ( CaO ) 2,3 Tamelijk laag 3,1 Magnesium ( MgO ) 1,51 Gemiddeld 1,6

-50-4.2 Innoverende bemestingstechnieken in aardappelen ADLO 4.2.1 Proefopzet Het nitraatresidu na de teelt van aardappelen is omwille van de teelt- en gewaskenmerken van aardappelen relatief hoog in vergelijking met andere teelten. Het idee is door rij- en/of bladbemesting gerichter meststoffen te gaan toedienen om zo een lager nitraatresidu op het einde van het groeiseizoen te bekomen. Het ADLO-project wordt ingediend door PCA en BDB. Toch ook in LCA programma opnemen in geval dit project niet wordt goedgekeurd. 4.2.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: silomaïs b. Ploegen 15.11.12 c. Klaarleggen rotoreg 07.04.13 d. Klaarleggen rotoreg + diepwoeler 08.04.13 e. Poten aardappelen 08.04.12 f. Ras: Innovator g. Bemesting Bouwlaaganalyse 05.01.13 Bepaling Uitslag ontleding Streefzone Beoordeling Grondsoort 44 Leem ph-kcl 7,4 6 6,5 Hoog C in % (humus) 1,5 1,3-1,6 Normaal Fosfor (P) 48 12 20 Hoog Kalium (potas) (K) 31,5 14 22 Hoog Magnesium (Mg) 15,9 9 16 Normaal Calcium (Ca) 311,6 159-373 Normaal Natrium (Na) < 2 3,1 6,5 Laag

-51- - Toepassing kalium: 175 kg (K2O (60%)) 15.01.13 - Injectie van 15 m 3 digestaat 04.04.13 Mestontleding digestaat Analyse-uitslag (in kg/1000 kg) Droge stof 134 Organische stof 67,2 Totale stikstof 11,3 Minerale stikstof 6,0 Fosfor ( P2O5 ) 6,3 Kalium ( K2O ) 12,1 Natrium ( Na2O ) 4 Calcium ( CaO ) 6,4 Magnesium ( MgO ) 2,04 - N- bodemanalyse in het voorjaar Stikstofindex: 122 zeer laag Stikstofadvies: 210 E N/ha 90 E N/ha uit digestaat op de akker in het voorjaar 04.04.12 Bijbemesten: 03.05.13 Met digestaat Zonder digestaat Object Minerale meststof Object Minerale meststof 0 0 E N/ha 0 0 E N/ha 70 % 57 E N/ha 70 % 147 E N/ha 70 + 30 % 57 + 63 E N/ha 70 + 30 % 147 + 63 E N/ha 100 % 120 E N/ha 100 % 210 E N/ha spuiwater 120 E N/ha spuiwater 210 E N/ha

-52-5. ERWTEN 5.1 Rassenproef erwten Proef in samenwerking met telersvereniging BND en Scana Noliko NV Bree (W. Vossen) 5.1.1 Proefopzet Zeven rassen (zowel nieuwe als bestaande standaardrassen) allen behandeld met het insecticide Cruiser worden met elkaar vergeleken qua opkomst, groei, ziektedruk. De productie, hardheid, sortering en economische waarde wordt voor elk ras berekend. 5.1.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: Aardappelen b. Zaaidatum: 25.04.13 c. Zaaidichtheid: 85 kiemende korrels/m² d. Onkruidbestrijding: Vooropkomst: Centium 0,2 l/ha + Stomp 1,5 l/ha 26.04.13 Nr. Ras Mandataris Zaaidichtheid Kg/ha Kg 1/20 Ha (50 omw. op de teller) Stand zaaimachine KUHN 1 Ex 08260882 MONSANTO 70 3.5 20+ 2 Somme AGROSEED 86 4.3 23 3 Sv 0984 qc MONSANTO 70 3.5 20+ 4 LC 3149 VILMORIN 95 4.75 24 5 Noroit SYNGENBE 80 4 22 6 Elixia VILMORIN 71 3.55 19+ 7 Wav 218 Van Waveren 76 3.8 21 8 Wav 6188 Van waveren 65 3.25 18

-53-6. CICHOREI Proeven in samenwerking met het Landbouwcentrum, afdeling bieten-cichorei (L.C.B.C.) met de suikerindustrie ORAFTI (Ir. Erwin Boonen, Vincent Sevrin en Jos Piffet) en de Vlaamse overheid Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (Ir. A. Demeyere en medewerkers). Dit teeltjaar worden op de PIBO Campus 3 percelen aangelegd i.v.m. erosiebestrijding, teelttechniek en onkruidbestrijding. Verder worden er bij landbouwers nog verschillende proeven aangelegd. Volgende proeven worden uitgezaaid: Teelttechniek: o o o o o o o Vals zaaibed (Bonalan 8 l inwerken in april met compactor) Rotoreg + rol Zaaidiepte Zaaidata Ruggen (demonstratief) Schietersproef Melci Chrysolite Schietersproef: o 15 rassen Onkruidbestrijdingsproef: o Een onkruidbestrijdingsproef met opbrengstbepaling (werking t.o.v. onkruid) in Tongeren Rassenproef: o Een rassenproef op vlakke zaai met 3 rooidata in Oreye (machinale rooiing) o 12 rassen werden uitgezaaid Schietersproef met verschillende verwijdertechnieken: o Ras: proefras o Verwijdertechnieken: manueel, onkruidstrijkers, cirkelmaaier Kwaliteitsproef: o 15 rassen o Vanaf begin augustus half december (wekelijks)

6.1 Proef teelttechniek -54- Proef in samenwerking met de suikerindustrie ORAFTI (Ir. Erwin Boonen, Vincent Sevrin en Jos Piffet). 6.1.1 Proefopzet Voor het ras Chrysolite worden er verschillende teelttechnische proeven aangelegd. De aangelegde proeven zijn: o o o o o o o Vals zaaibed (Bonalan 8 l inwerken in met canadese eg + rotoreg rol + (compactor)) Rotoreg + rol Zaaidiepte Zaaidata Ruggen (demonstratief) Schietersproef Melci Chryoslite 6.1.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: Erwten b. Ploegen en klepelen van gele mosterd 14.01.13 c. Afslepen van de akker 02.04.13 d. Bonalan spuiten + inwerken canadese eg 03.04.13 e. Zaaidatum vroege zaai: 08.04.13 f. Zaaidatum late zaai: 23.04.13 g. Zaaiafstand: vlak veld: 9,6 x 45 cm h. Zaaimachine: Monosem 6 rijen gewone teelt, de ruggenteelt werd gezaaid met een combinatie van rotoreg gevolgd door ruggentrekker en zaaimachine Kleine 6 rijen i. Ras: Chrysolite Melci 1 werkgang ter hoogte van de paal (demonstratief) Melci 1 werkgang parrallel met de wintertarwe (demonstratief)

-55- j. Bemesting: Standaard grondontleding: 21/09/2010 Bepaling Uitslag ontleding Streefzone Beoordeling Grondsoort 40 Leem ph-kcl 6.6 6,7 7,3 Tamelijk Laag C in % (humus) 1.1 1,2 1,6 Tamelijk Laag Fosfor (P) 24 12 19 Tamelijk hoog Kalium (potas) (K) 20 14 21 Normaal Magnesium (Mg) 9 9 15 Normaal Calcium (Ca) 221 162 355 Normaal Natrium (Na) 1.3 3,1 6,1 Laag - organische: geen drijfmest na teelt van erwten - chemische: 40 EN/ha onder vloeibare vorm 03.04.13 k. Onkruidbestrijding: - vooruitzaai: Bonalan 8 l/ha 03.03.13 - vooropkomst: Kerb 1,25 l/ha 08.03.13 - naopkomst: (S = Safari, K = Kerb, DG = Dual Gold, L = Legurame) 1 e S 6 g/ha + K 0,3 l/ha + L 0,5 l/ha 29.04.13 2 e S 10 g/ha + DG 0,05 l/ha + L 0,5 l/ha 06.05.13 3 e S 10 g/ha + DG 0,05 l/ha+ L 0,5 l/ha 21.05.13 6.1.3 Waarnemingen en tellingen 6.1.3.1 Opkomsttellingen Bij elke bewerking is er telkens op 10 meter het aantal planten geteld in rij 3 + 4 Elk object is afgesleept + bonalan ondergewerkt met candese eg Object (vroege zaai, 08.04.13) % Opkomst (29.04.13) % Opkomst (14.05.13) Compactor, ondiepe zaai (1 ste zaai) 14 34 Compactor, diepe zaai (1 ste zaai) 25 10 Rotoreg + rol, diepe zaai (1 ste zaai) 45 32 Rotoreg + rol, ondiepe zaai (1 ste zaai) 44 34 Ruggen 51 47 Melci 47 64 Object (late zaai, 23.04.13) % Opkomst (14.05.13) Compactor, ondiepe zaai (2 de zaai) 4 Compactor, diepe zaai (2 de zaai) 27 Rotoreg + rol, diepe zaai (2 de zaai) 31 Rotoreg + rol, ondiepe zaai (2 de zaai) 14

6.2 Kwaliteitsproef cichorei -56- Proef in samenwerking met de suikerindustrie ORAFTI (Ir. Erwin Boonen, Vincent Sevrin en Jos Piffet). 6.2.1 Proefopzet De schietersproef werd uitgezaaid om de schietgevoeligheid per ras beter te kunnen beoordelen. Het aantal schieters per ras wordt regelmatig tijdens het groeiseizoen geteld. 6.2.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: wintergerst b. Ploegen 25.01.13 c. Afslepen van de akker 02.04.13 d. Bonalan spuiten + inwerken canadese eg 03.04.13 e. Zaaidatum: 05.04.13 f. Zaaiafstand: vlak veld: 9,6 x 45 cm g. Zaaimachine: Monosem 6 rijen h. Rassen : zie proefopzet i. Bemesting: - chemische: 40 EN/ha onder vloeibare vorm 03.04.13 j. Onkruidbestrijding: - vooruitzaai: Bonalan 8 l/ha 21.03.13 - vooropkomst: Kerb 1,25 l/ha 08.04.13 - naopkomst: ( S = Safari, K = Kerb, DG = Dual Gold) 1 e S 6 g/ha + K 0,3 l/ha + L 0,5 l/ha 29.04.13 2 e S 10 g/ha + DG 0,05 l/ha + Trend 0,1 l/ha 06.05.13 3 e S 15 g/ha + DG 0,1 l/ha + Trend 0,1 l/ha 21.05.13

6.2.3 Waarnemingen 6.2.3.1 Opkomsttellingen Colla -57- Ras % Opkomst 03.05.13 % Opkomst 14.05.13 Orchies 10 14 Dacapo 27 40 Cadence 8 26 Dolce 24 47 Krips 38 55 Melci 13 48 Canzona 11 11 Diabolus 11 22 Diesis 22 32 Malachite 20 26 Selenite 50 56 Fugato 16 50 Obsidienne 13 27 Lazulite 33 34 FDC1101 16 29

6.2.3.1 Opkomsttellingen PCF -58- Ras % Opkomst 30.04.13 % Opkomst 13.05.13 Orchies 67 71 Dacapo 51 27 Cadence 66 58 Dolce 46 53 Krips 55 54 Melci 29 50 Canzona 12 37 Diabolus 42 48 Diesis 47 48 Malachite 81 76 Selenite 82 82 Fugato 77 74 Obsidienne 87 68 Lazulite 60 60 FDC1101 70 56

-59-6.3 Onkruidbestrijdingsproef Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum bieten-cichorei (L.C.B.C.) met de suikerindustrie ORAFTI (Ir. Erwin Boonen, Vincent Sevrin en Jos Piffet), de Vlaamse overheid Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (Ir. A. Demeyere). 6.3.1 Proefopzet Voor het ras melci worden 12 verschillende onkruidbestrijdings-schema s met elkaar vergeleken. De invloed van de vooruitzaai-, vooropkomst- en na-opkomstmiddelen op onkruidbestrijding wordt nagegaan. De proef word aangelegd in 4 herhalingen. Zie schietersproef 6.3.2 Perceelsgegevens 6.3.3 Proefprotocol onkruidbestrijding Alle objecten werden behandeld met bonalan 8 l/ha Schema s Kostprijs middelen excl. BTW (euro) 1 Geen voor- en naopkomst behandelingen 114 2 Micro-dose met PM1 288 3 Micro-dose met PM1 en PM2 324 4 Micro-dose met PM3 300 5 Referentie 290 6 Referentie + Tramat F 295 7 Referentie + CIPC 1 l 322 8 Referentie + CIPC 4 x 0,5 l 354 9 Referentie + PM3 329 10 Referentie+ PM4 326 11 Systeem firma 337 12 Beneo-Orafti + PM5 265

-60- Nr. Vooropkomst Kiemlob 1 e echt blad 1 e 2 e echte bladeren 3 e 4 e echte bladeren 5 e 6 e echte bladeren 8 e blad Datum 10.04.13 30.04.13 1 Getuige Getuige Getuige Getuige Getuige Getuige 2 K1,25 S 5 - K 0.3- L 0,5 3 K1.25 S 5 - K 0.3- L 0,5 4 K1,25 S 5 - K 0.3- L 0,5 PM3 S10 - K0.3 DG0.05 PM1 TR 0.1% S10 - K0.3 DG0.05 PM1 TR 0.1% L 0,5 S10 - K0.3 DG0.05 PM3 TR 0.1% S15-DG0.1- FR0.1-TR0.1% S15-DG0.1- FR0.1- TR0.1%- PM2 S15-DG0.1- FR0.1-TR0.1% S20-DG0.2- FR0.2- TR0.1% S20-DG0.2- FR0.2- TR0.1%- PM2 S20-DG0.2- FR0.2- TR0.1% FR0.5 FR0.5 FR0.5 5 K1,25 S 5 - K 0.3- L 0,5 6 K1,25 S 5 - K 0.3- L 0,5 7 K1,25 8 K1,25 9 K 1.25 S 5 - K 0.3- L 0,5 C 0,5 S 5 - K 0.3- L 0,5 C 0,5 S 5 - K 0.3- L 1 PM3 10 K 1.25 PM4 - K 0.3- L 0,5 11 K 1.25 S 10 - K 0.3- L 1 PM3 12 K 1.25 PM5 S 5 - K 0.3- L 0,5 S10 - K0.3 TR 0.1% S10-K0.3 -TR0.1% - Tf 0,05 S10-K0.3- C 0,5 - TR0.1% S10-K0.3- C 0,5 - TR0.1% S10-K0.3-PM3 -TR0.1%- L 0,5 PM4-K0.3- TR0.1% S 15 K 0,3 PM3 L 0,5 Tr 0,1 % S 10 - K 0,3 - Tr 0,1 % S15-DG0.2- FR0.2-TR0.1% S15-DG0.2- FR 0.2 - Tf 0.1- TR0.1% S15-DG0.2- - FR0.2- TR0.1% S15-DG0.2- C0,5 - FR0.2- TR0.1% S15-DG0.2 PM3- TR0.1% PM4-DG0.2- FR0.2-TR0.1% S 20 K 0,3- AZ 0,05 Tr 0,1 % S 15 DG 0,2 Fr 0,2 Tr 0,1 % S20-DG0.2- FR0.2- TR0.1% S20-DG0.2- - FR0.2- TR0.1% - Tf 0,05 S20- DG0.2- FR0.2- TR0.1% S20-DG0.2- FR0.2- C0,5- TR0.1% S20-DG0.2- FR0.2- - TR0.1% PM4-DG0.2- FR0.2- TR0.1% AZ 0,07 S20-DG0.2- FR0.2- TR0.1% FR0,5 FR0,5 FR0,5 FR0,5 FR0,5 FR0,5 DG 0,5 K: Kerb 400 SC (vloeibaar) ; S: Safari; L: Legurame, Dg: Dual Gold; Fr: Frontier Elite; Tr: Trend; Tf: Tramat flow; C CIPC

-61-6.3.4 Weersgegevens Datum behandeling Tijdstip Toestand bodem Temp. RV Wind Wind Gem. Opmerkingen 10.04.13 14.00 Vochtig 11,0 C 73 % 0 km/h 0 km/h Voor-opkomst, vochtige bodem 30.04.13 6.45 Droog 5,5 C 77 % 0 km/h 0 km/h Kiemlob-1 blad 6.3.5 Waarnemingen 6.3.5.1 opkomsttellingen Object nr. % opkomst (30.04.13) % opkomst (13.05.13) 1 44 56 2 46 49 3 44 53 4 38 51 5 37 51 6 46 55 7 45 55 8 41 48 9 45 55 10 43 56 11 40 59 12 47 55 Gemiddeld 43 54

-62-6.4 Schietersproef Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum bieten-cichorei (L.C.B.C.) met de suikerindustrie ORAFTI (Ir. Erwin Boonen, Vincent Sevrin en Jos Piffet), KBIVB en landbouwer Euben. 6.4.1 Proefopzet Voor de schietersproef anno 2013 werd gebruik gemaakt van behandeld en niet behandeld naakt zaad. Het behandelde zaad heeft een toegenomen kans op later op het seizoen schieters te geven. De schieters zullen doorheen het jaar op drie manieren verwijderd worden. Enerzijds zullen manueel alle schieters uit het veld verwijderd worden, anderzijds zullen de schieters ook verwijderd worden door een cirkelmaaier en een strijker. Daarnaast zal er op het einde van het seizoen een opbrengstbepaling gedaan worden. 6.4.2 Perceelsgegevens a. Geploegd 05.12.13 b. Voorvrucht: 2010 Wintertarwe, 2011 Erwten, 2012 Suikerbieten c. Zaaibedbereiding 16.04.13 d. Zaaidatum: 16.04.13 e. Onkruidbestrijding - voor zaai: bonalan 8 l/ha 14.04.13 - na zaai: 1 e Kerb 1,25 l/ha + Legurame 1,5 l/ha 17.04.13 2 e Kerb 0,3 l/ha + Legurame 0,5 l/ha + Safari 7 gr/ha 02.05.13 3 e Kerb 0,3 l/ha + Legurame 0,7 l/ha + Safari 9 gr/ha 10.05.13 4 e Kerb 0,3 l/ha + Legurame 0,5 l/ha + Safari 7 gr/ha 19.05.13 Foto 1: zaai schietersproef Foto 2: naakt zaad

6.5 Rassenproef cichorei -63- Proef in samenwerking met de suikerindustrie ORAFTI (Ir. Erwin Boonen, Vincent Sevrin, en Jos Piffet) en landbouwer Suchy. 6.5.1 Proefopzet Vergelijking van groei, inulinegehalte, productie en economische waarde van tien rassen. In het kader van resistentieonderzoek wordt de aantasting van witziekte en roest per ras nagegaan. Enerzijds worden de rassen onderzocht op rendement en worden ze machinaal geoogst, anderzijds worden ze onderzocht op kwaliteit en worden ze manueel gerooid. De proef wordt op dit perceel in 4 herhalingen uitgezaaid met als doel te kunnen rooien in september, oktober en november. 6.5.2 Perceelsgegevens a Voorvrucht: Spelt + gele mosterd b Geploegd 25.01.13 c Afslepen akker 05.04.13 d Zaaibedbereiding - Onderwerken bonalan met compactor 08.04.13 - Compactor 2x 08.04.13 e Zaaidatum 18.04.13 f Zaaiafstand: 10,5 x 45 cm g Rassen: 10 verschillende rassen uitgezaaid Nr Ras 1 Orchies 2 Dacapo 3 Cadence 4 Dolce 5 Krips 6 Melci 7 Canzona 8 Diabolus 9 Diesis 10 Selenite 11 Fugato 12 FDC1101 h i Bemesting - 400 kg/ha kali 60 % 06.04.13-60 E N/ha 08.04.13 Onkruidbestrijding: - Voor zaai: Bonalan 8 l/ha 08.04.13 - Vooropkomst: Kerb 1 l/ha + Legurame 2 l/ha 26.04.13

-64- - naopkomst: (S = Safari, K = Kerb, DG = Dual Gold, L = Legurame) 1. S 8 g/ha + K 0,3 l/ha + L 0,5 l/ha 05.05.13 2. S 10 g/ha + K 0,3 l/ha + L 0,5 l/ha 14.05.13 3. S 15 g/ha + K 0,5 l/ha + L 1 l/ha + Treto 500 0,05 l/ha 21.05.13

-65-7. MAÏS 7.1 Rassenproef korrelmaïs Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum voor Voedergewassen en de Vlaamse overheid - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ing M. Abts). 7.1.1 Proefopzet Eénenveertig verschillende rassen, in vier herhalingen, worden met elkaar vergeleken qua opkomst, jeugdgroei, bloeiperiode, legervastheid, stengelrot en opbrengst. 7.1.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: Gerst, gevolgd door raaigras (groenbemester) b. Cultivator 29.04.13 c. Zaaidatum: 30.04.13 d. Zaaiafstand: 96.000 zaden/ha e. Zaaizaadontsmetting: mesurol f. Bemesting: Bouwlaag analyse: 22/09/2010 Bepaling Uitslag ontleding Streefzone Beoordeling Grondsoort 40 Leem ph-kcl 6,3 6,6-7,2 Tamelijk Laag C in % (humus) 2.0 1,2-1,6 Tamelijk hoog Fosfor (P) 24 12 20 Tamelijk Hoog Kalium (potas) (K) 23 15 22 Tamelijk hoog Magnesium (Mg) 13 9 16 Normaal Calcium (Ca) 232 173-381 Normaal Natrium (Na) 1,7 3,3 6,6 Laag Stikstofanalyse: - N-index: 205 (hoger dan normaal) - N-advies: 111 EN/ha - Kunstmest (vloeibare N) 107 EN/ha 30.04.13

-66-7.1.3 Rassen Nr Ras Mandataris 1 Ajaxx Philip Seeds 2 Alduna Aveve 3 Amagrano KWS 5 Ambrosini KWS 6 Baracco Verla Seeds 7 Barros KWS 11 Colisee KWS 12 CSM0164A Caussade semences 13 DKC2787 Monsanto 14 DKC3016 Monsanto 20 ES Albatros Aveve 22 ES Cockpit Limagrain Belgium 24 ES Darinha Limagrain Belgium 30 Exxpression Philip- Seeds 33 Grosso KWS 34 Hoxxman Philip- Seeds 38 Kajunis KWS 39 Kalientes AVEVE 40 Konnectis KWS 44 LG 30217 Limagrain Belgium 50 LG 30233 AVEVE 53 LG 30249 Limagrain Belgium 60 Maxxens Philip-Seeds 62 Millesim KWS 68 Nuxx Innoseeds 70 P7631 Pioneer 74 P8057 Pioneer 76 P8261 Pioneer 82 Porfavor AVEVE 86 Ricardinio KWS 87 Ronaldinio KWS 88 Rubesto Philip- Seeds 90 Sebasto KWS 91 Servus Philip-Seeds 94 Sunshinos Limagrain-Belgium 96 SY Comandor Syngenta 103 Telexx Philip- Seeds 106 Torres AVEVE 107 Wifaxx Philip-Seeds 109 Yukon Limagrain Belgium 110 Zidane KWS

- 67-7.2 Zaai- en oogsttijdstippenproef maïs Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum voor voedergewassen, Vlaamse Overheid Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (Ing M. ABTS). 7.2.1 Proefopzet Drie rassen worden gezaaid op twee verschillende zaaidata om het verschil in droge stof te bepalen, wanneer er wekelijks geoogst wordt. Bij de oogst wordt het drogestofgehalte bepaald per object. 7.2.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: cichorei b. Ploegen : 25.11.12 c. Zaaidatum: 25.04.13 d. Zaaiafstand: 103.000 zaden/ha ( 13 cm in de rij ) e. Zaaizaadontsmetting: mesurol f. Bemesting: Kunstmest ( vloeibare N ) 150 EN/ha 24.04.13 g. Zaaidatum verlate zaai 13.05.13 Ras Subito, Torres, LG 30218 h. Onkruidbestrijding : Na-opkomst: 4 e 5 e bladstadium 7.2.3 Proefobjecten Nr Ras Zaaitijdstip Mandataris 1 Subito vroeg Philip Seeds 2 Torres vroeg Aveve 3 LG 30218 vroeg Limagrain 4 P8057 Laat Pioneer 5 Torres Laat Aveve 6 LG 30218 Laat Limagrain

- 68-7.3 Onkruidbestrijdingproef maïs Proef in samenwerking met het Landbouwcentrum voor voedergewassen, Vlaamse Overheid Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ing M. Abts). 7.3.1 Proefopzet Er worden elf verschillende onkruidbestrijdingsschema s in vooropkomst en in naopkomst in maïs met elkaar vergeleken. 7.3.2 Perceelsgegevens a. Voorvrucht: cichorei b. Diepwoelen : 12.12.12 c. Zaaidatum: 25.04.13 d. Zaaiafstand: 96.000 zaden/ha e. Zaaizaadontsmetting: mesurol f. Onkruidbestrijding: zie proefschema s g. Bemesting :kunstmest (vloeibare N) 150 EN/ha 24.04.13 h. Ras: Millesim

- 69-7.3.3 Onkruidbestrijdingsschema s Object Vooropkomst 02.05.13 2-3 bladstadium 3-4 bladstadium 5 6 bladstadium Richtprijs middelen / ha (excl btw) 1 Controle Controle 2 Akris 2,5 l Laudis 2 l + Kart 0,6 l 142 3 Laudis 2 l + Aspect T 2 l 115 4 Laudis 2 l + Aspect T 2 l 115 5 Arietta 0,15 l + Akris 2 l + Callam 0,2 kg + Actirob 104 6 Clio Elite 1,5 L + Samson Extra OD 0.3 L + Callam 0.2 kg 100 7 Calaris 1.25 L + Dual Gold 1 L + Samson Extra OD 0.3 L 100 8 Callisto 0,75 l + DG 1 l + Samson Extra 0,3 l 80 9 Callisto 0,75 l + DG 1 l + Samson Extra 0,3 l + Casper 0,2 kg 98 10 Clio Elite 1,5 L + Samson Extra OD 0.3 L + Xinca 0,25 l 96 11 Akris 2,5 + Stomp Aqua 2 l 92

- 70-7.3.4 Waarnemingen en Tellingen 7.3.4.1 Opkomsttellingen Object Opkomstpercentage 1 94 2 95 3 96 4 95 5 94 6 94 7 97 8 93 9 97 10 97 11 97 7.3.4.2 Weersgegevens Datum behandeling Tijdstip Toestand bodem Temp. RV Wind Wind Gem. Opmerkingen 02.05.2013 12.00 Droge bodem 21 C 55% Matig 6 km/h (vooropkomst behandeling) 7 mei 11l /m², droge grond moment van toepassing)

- 71-7.4 Maïs bemesten: oude principes, nieuwe technieken 7.4.1 Proefopzet De laatste jaren zijn de mestnormen meermaals verstrengt. Dit heeft tot gevolg dat de toediening van dierlijke mest efficiënter dient te verlopen om extra kosten van minerale stikstof tot een minimum te beperken. Dierlijke mest kan in de maïsteelt daarom toegediend worden via rijenbemesting tijdens de zaai. Deze gerichte toediening van mest zou tot betere opbrengstresultaten moeten leiden aangezien de toegediende mest dichter bij de plant is en bijgevolg de mineralen die aanwezig zijn in de mest beter benut worden. Daarnaast zal ook het nitraatresidu in rekening gebracht worden bij rijenbemesting vs standaard toediening van drijfmest. Door de lagere gebruiksnormen voor fosfaat is de ruimte voor kunstmestfosfaat sterk afgenomen. Eén van de mogelijkheden om te gaan bezuinigen op fosfaat is via het toedienen van fosfaat via rijenbemesting. Maïs is namelijk een gewas dat zeer dankbaar is voor fosfaat in de rij. Studies hebben uitgewezen dat het toedienen van fosfaat met rijenbemesting een besparing tot 40 % kan opleveren in vergelijking met een breedwerpige gift. 7.4.2 Perceelsgegevens a. Zaaidatum 29.04.13 b. Plantafstand: Silomaïs (13 cm) c. Bemesting: bouwlaaganalyse: 9/4/2013 Bepaling Uitslag ontleding Streefzone Beoordeling Advies Grondsoort 35 Lichte leem ph-kcl 6,4 6,5 7,0 Tamelijk laag C in % (humus) 1,38 1,2-1,6 Normaal Fosfor (P) 24 13 21 Tamelijk hoog 60 Kalium (potas) (K) 22 15 23 Normaal 90 Magnesium (Mg) 21 9 16 Hoog Calcium (Ca) 243 178 390 Normaal Natrium (Na) 3,3 3,4 6,7 Tamelijk laag -N-index: 161 (normaal), N-advies 100 %: 138 E N/ha N-advies 70 %: 96,6 E N/ha -zeugendrijfmest : 21 m³ 27.04.13 21 m³/ha * 2,9 = 61 E N/ha

- 72 - Analyse drijfmest Parameter Resultaat in kg/1000 kg voor drijfmest Droge stof 48,4 Organische stof 34,9 Totale stikstof 4,5 Minerale stikstof 2,9 Fosfor (P) 1,47 Kalium (potas) (K) 2,89 Magnesium (Mg) 0,82 Calcium (Ca) 1,5 Natrium (Na) 0,95 7.4.3 Objecten Kunstmest Toediening Advies Nulbemesting 27 % N X Drijfmest Vollevelds Rijenbemesting 100 % 70 % 27 % N X X X 27 % N X X X 27 % N X X X 27 % N X X X Maïsstarter 20-10 + 0,05 B Maïsstarter 20-10 + 0,05 B NP 16-6-0 + 0,05 B + 0,05 Zn + 1,5 % Humifirst Kwestmix 13-3-17-3 op basis van entec X X X X X X X X X X X X

- 73-8. Alternatieve teelten Proef met de ondersteuning van provincie Limburg 8.1 Doelstelling 8.1.1 Rassenproef Steunende op recente trends wordt gekozen voor soja. Niet enkel vanwege het experimentele maar ook omwille van landbouwkundige en maatschappelijke voordelen van de teelt van soja. In eerste instantie is onderzoek naar bemesting en rassenkeuze noodzakelijk. Ons klimaat heeft namelijk rassen nodig met een relatief korte groeiperiode. Deze korte groeiperiode is noodzakelijk om de boon voldoende te laten afrijpen en bijgevolg drogen. Er moet echter een evenwicht gevonden worden tussen groeiperiode/vochtgehalte en opbrengst. Geweten is dat hoe langer de groeiperiode is hoe hoger de opbrengst over het algemeen zal zijn. Anno 2012 hebben we een demonstratieperceel aangelegd in het kader van Groene Grondstoffen waarbij we reeds soja gedemonteerd hebben aan de landbouwers. Gezien het demonstratief karakter is heeft er geen opbrengstbepaling plaats gevonden maar op het oog bleken er toch grote verschillen te zijn naar vroegheid en opbrengst. De 4 sojavariëteiten zullen vergeleken worden met enerzijds veldbonen en anderzijds lupine, beide zijn eiwitteelten. 8.1.2 Bemesting soja Naast rassenkeuze is voor het behalen van degelijke opbrengsten de bemesting belangrijk. Aangezien soja een vlinderbloemig gewas is, wordt een gedeelte van de stikstof opgenomen uit de lucht. De vraag die dan onmiddellijk gesteld kan worden is dat voldoende of is extra bemesting nog noodzakelijk. Het bepalen van het optimale bemestingsniveau, rekening houdend met de milieudoelstellingen, kan gemakkelijk gerealiseerd worden door het aanleggen van een bemestingsproef. Deze bemestingsproef kan in combinatie met een rassenproef (Figuur 1). Bemesting 1 Bemesting 2 Bemesting 3 Ras 1 Ras 2 Ras 3 Figuur 1: voorstelling aanleg rassen- en bemestingsproef 8.1.3 Mengteelten Mengteelten worden niet frequent meer toegepast in Vlaanderen, maar in de buurlanden is er hernieuwde aandacht voor deze geavanceerde teeltechniek die oplossingen biedt voor nogal wat problemen die kunnen optreden bij eiwitteelten. Door het specifieke microklimaat kunnen bepaalde

- 74 - teelten zich beter ontwikkelen in mengteelt. Door deze teelttechniek wordt de opbrengst ook minder variabel. Als veevoeder vormen mengteelten dikwijls een volwaardig voeder met een goede balans tussen energie en eiwit. Het moeilijke aan mengteelten is steeds de ongelijke reactie van de teelten op wisselende weersomstandigheden. Dit maakt dat het aandeel van elke plant, en dus ook de voederwaarde, kan verschillen van jaar op jaar. De rassen moeten gekozen worden op gelijktijdige afrijping. Dit is niet altijd even makkelijk bij wisselende klimatologische omstandigheden. Bij deegrijp oogsten vormt dit laatste punt minder een probleem. Door die specifieke eigenschappen, zijn slechts enkele combinaties van teelten mogelijk. Mengteelt maïs-soja is een optie. Beide verdragen geen vorst en beide worden geoogst in de loop van september. Daarenboven is maïs een teelt die veel zonlicht door laat. Dit is gunstig voor onderteelten. In monocultuur kent maïs dan ook veel erosie en onkruiddruk. Een GPS (Gehele Plant Silage) van deze teeltcombinatie levert een vrij volledig voeder. Dit zou in theorie dus een vrij gemakkelijk systeem zijn om zonder nauwelijks extra arbeid aan eiwitproductie te doen. Echter hier stelt zich opnieuw welk ras is het meest geschikt om gelijktijdig gezaaid en geoogst te worden met maïs met daarenboven een redelijk eiwitproductie. Daarom wordt een proef aangelegd met de mengteelt soja-maïs en veldboon-maïs.

- 75-9. IPM IPM, geïntegreerde gewasbescherming in de akkerbouw Vanaf 1 januari 2014 wordt elke Europese land- en tuinbouwer verplicht de basisprincipes van IPM toe te passen. IPM staat voor Integrated Pest management of geïntegreerde gewasbescherming. Hierbij worden alle mogelijke bestrijdingstechnieken geïntegreerd toegepast zodat schade aan planten onder de economische schadedrempel wordt gehouden. De voorkeur wordt gegeven aan nietchemische bestrijding. Het inzetten van mechanische onkruidbestrijding of biologische bestrijding met natuurlijke vijanden zoals bij voorbeeld het lieveheersbeestje tegen bladluizen, verdienen de voorkeur boven een bespuiting met herbiciden of insecticiden. Als er toch chemisch ingegrepen moet worden, mogen er alleen bestrijdingsmiddelen gebruikt worden die een minimale druk op het milieu uit oefenen en zo weinig mogelijk risico s inhouden voor de volksgezondheid. De basisprincipes van IPM zijn: 1. Preventie of schade voorkomen 2. Waarnemingen of monitoring 3. Bestrijding Het uitgangspunt van IPM is de preventie of het voorkomen van ziekten of plagen in de gewassen door een geschikte teelttechniek, rassenkeuze en bemesting. Enkele voorbeelden die in de akkerbouw kunnen toegepast worden om schadelijke aantasting te voorkomen zijn: Goede bodemvruchtbaarheid en bodemgesteldheid nastreven: die zijn noodzakelijk voor ideale groeiomstandigheden zodat planten sterk genoeg zijn om een eigen weerstand op te bouwen Voldoende ruime teeltrotatie zodat er minder kans is op bodemgebonden ziekten en plagen Bemesten in functie van de behoefte waardoor schade door insecten, schimmels en bacteriën kan worden voorkomen Erosie beperkende maatregelen (bv. minimale bodembedekking) Kiezen voor resistente of tolerante rassen Gekeurd of gecertificeerd zaaizaad of pootgoed gebruiken Goede zaaitechniek en juiste zaaitijdstip Bedrijfshygiëne Bijwonen van infovergaderingen en/of cursussen Om de inzet van gewasbeschermingsmiddelen te beperken, is het belangrijk om de ontwikkeling van natuurlijke vijanden te stimuleren en de biodiversiteit in stand te houden. Dit kan bijvoorbeeld door: Aanleg van bloemrijke akkerranden Aanleg of behoud van hagen Mechanisch onkruidvrij houden van niet-beteelde stroken Plaatsen van zitstangen voor roofvogels of schuilplaatsen voor roofdieren zoals marters ter bestrijding van schade door houtduiven of kleine knaagdieren Een tweede essentieel onderdeel van IPM is de monitoring van schadeverwekkers. Pas als men een goed beeld heeft van wat er zich afspeelt in de teelt kunnen de gepaste maatregelen genomen worden. Door kennis van de levenswijze van de parasiet weet men wanneer deze kan voorkomen en kan men de grootte van de populatie nagaan. Pas indien de aanwezigheid zo groot is dat die kan leiden tot economische schade, is een behandeling noodzakelijk. Hierbij wordt gebruik gemaakt van