Discriminatiebestrijding bij de. een kwestie van sturen

Vergelijkbare documenten
Datum 10 januari 2014 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het rapport van Amnesty International over etnisch profileren

Overzicht discriminatieklachten politieregio Gelderland-Zuid

Datum 9 mei 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over een mishandeling van een lesbisch stel in Groningen

Datum 19 juni 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Meer homogeweld en veel zaken komen niet bij Openbaar Ministerie terecht

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Regeling Vertrouwenspersoon aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 13 augustus 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Aangiftebereidheid van minderjarige slachtoffers mensenhandel

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rapportage Evaluatie Aanwijzing Discriminatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gespreksleider: Paulien Defoer, Paulien Defoer Mediation

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Reglement Raad van Bestuur Stichting Koninklijke Visio. 1 De bestuurstaak. 2 Verantwoording en verantwoordelijkheid

GEMEENTE BEUNINGEN INGEKOMEN U FEB 2012

Management samenvatting

Samenwerking aanpak verzekeringsfraude en gerelateerde criminaliteit

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Registratie discriminatieklachten 2011

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

B 11 Buitenlandse werknemers 8

REGLEMENT RAAD VAN BESTUUR

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

ANPR Rotterdam-Rijnmond

CIOT-bevragingen Proces en rechtmatigheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Registratie gemeentelijke antidiscriminatievoorziening. Gemeente Maasdriel 2012

Verwerking van de verstrekte gegevens door de Politie vindt plaats overeenkomstig de Wet Politie Gegevens.

Reglement Raad van Bestuur

CONVENANT. Veiligheid op scholen van het Voortgezet en Middelbaar Beroepsonderwijs in LELYSTAD

Datum 23 mei 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat de Haagse politie een rapport over discriminatie zou hebben gemanipuleerd

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Jaarverslag. Anti Discriminatie Bureau Zeeland (ADB Zeeland)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

Aanwijzing. Slachtofferzorg. Parket Curaçao

Ministerie van Justitie

Pre-opsporing, opsporing, vervolging, informatieverstrekking, strafvordering Rechtskarakter

Nieuwegein Datum 1 mei 2015 Portefeuillehouder M.C. Stekelenburg

Regeling Vertrouwenspersoon Rijksuniversiteit Groningen (RUG) Begripsbepalingen. Artikel 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

NOTA VAN TOELICHTING. I Algemeen deel

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

nr Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek (AMHK Gooi en Vechtstreek)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Op 18 november 2009 heeft het raadslid Flos (VVD) onderstaande motie ingediend:

No.W /II 's-gravenhage, 16 juli 2012

ingevolge artikel 12 Politiewet 2012 het OM is belast met het gezag over politie

c) persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Handelwijze bij vragen en klachten over een ISO of OHSAS certificaat versie 18 november 2008

*** ONTWERPAANBEVELING

Stichting Cambium College voor Openbaar Voortgezet Onderwijs. Regeling interne vertrouwensperoon Bijlage bij klachtenreglement

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein "Invoerrechten en accijnzen" over de periode

Conclusies Inspectie De Inspectie heeft zich in haar onafhankelijke onderzoek gefocust op de lokale

Geachte, Met vriendelijke groet, LijstvanDamme. Ombudsdienst

Klachtenregeling. Het Expertisecentrum Conflictmanagement heeft een klachtenregeling opgesteld. Hieronder volgt de tekst van onze klachtenregeling.

Gedragscode FloreoKids. Versie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag

Richtlijn voor strafvordering Arbeidsomstandighedenwet 1998

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Klachtenreglement Halt

Gedragscode stichting Torion

: Privacyreglement Datum : 14 mei 2018 Versienummer : V1.0

BEDRIJFSPLAN

de minister voor Jeugd en Gezin Ontwerpbesluit verwijsindex risicojongeren

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK OBS DE MEANDER

Aanwijzing discriminatie

Privacyreglement Auto huren op Curacao

gemeenteraad College van Burgemeester en Wethouders

Integrale Handhaving. Opzet Quick Scan. Inhoudsopgave. 1. Achtergrond en aanleiding

Toetsmatrijs Wettelijke Kaders Onderwijs Generiek 1 januari 2018

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Datum 2 november 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat drie moskeeën zijn aangevallen

Functieprofiel: Projectleider Functiecode: 0302

Raad voor de rechtshandhaving. JAARPLAN en BEGROTING 2015

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Samenvatting evaluatie strafrechtelijke aanpak eergerelateerd geweld

onderzoeksopzet verbonden partijen

Reglement voor de Raad van Bestuur van Stichting Zuidwester. 1. De Bestuurstaak

Datum 10 januari 2014 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht "Politie en justitie tappen te veel af

Gepubliceerd in Staatscourant 17 september 2007, nr. 179 / pag. 11

Klachtenreglement CIZ. Klachtenreglement CIZ - vastgesteld 31 december

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/303

Plan van aanpak. Protocol. pilot camera s op. VZA ambulances

Jaarcijfers 2011 Discriminatie Meldpunt Groningen (DMG)

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

WvSr De kandidaat kan aan de hand van een gegeven situatie vaststellen of het om een wet in materiële of formele zin gaat.

Klachtenregeling Cliënten Paswerk en Werkpas Holding BV

Agendapunt: 8 Panel Duidelijk Deurbeleid

Onderzoek naar de aanpak van bedreiging en stalking door Bekir E. Plan van aanpak

Aan de leden van Provinciale Staten

Geachte Voorzitter, Hoogachtend, de minister voor Wonen, Wijken en Integratie. drs. Ella Vogelaar

Transcriptie:

Discriminatiebestrijding bij de een kwestie van sturen Beslisdocument ten behoeve van de Raad van Hoofdcommissarissen. Rotterdam, oktober 2003

Historisch overzicht ontstaan project LBD In mei 2001 heeft de Raad van Hoofdcommissarissen besloten tot de inrichting van het project Landelijk Bureau Discriminatiezaken (afgekort LBD). De aanleiding om tot het besluit te komen was de aanhoudende kritiek op de politie van zowel gouvernementele als niet-gouvernementele organisaties, nationaal en internationaal, over de gebrekkige wijze waarop de Nederlandse politie discriminatieproblematiek aanpakt. Ook was en is er regelmatig politieke ophef welke leidt tot het stellen van kamervragen. De meest recente kamervragen werden net voor de zomer van 2003 gesteld en handelden over de wijze waarop, naast het Openbaar Ministerie, de politie antisemitisme aanpakt. De korpsleiding van de regio Rotterdam-Rijnmond toonde zich bereid het project onderdak te bieden. Om diverse redenen werd het project LBD na overleg met de Raad van Hoofdcommissarissen pas op 1 september 2002 ingericht en geoperationaliseerd. Na een (herhaalde) landelijke openstelling van de vacature voor een projectleider kon uiteindelijk de hoofdinspecteur Rinus Visser van het korps Rotterdam-Rijnmond in die functie worden aangesteld. Tussen de datum waarop de Raad van Hoofdcommissarissen het besluit nam en de feitelijke start van het project zorgden de gebeurtenissen van 11 september 2001 en de politieke turbulentie rondom de verkiezingen in 2002 voor een ingrijpende wijziging in de maatschappelijke en politieke verhoudingen in Nederland. Ook vonden er na de start van het project LBD allerlei gebeurtenissen plaats die van invloed waren en zijn op de actualiteit van het onderwerp discriminatie. Voorbeelden hiervan zijn de gewijzigde Vreemdelingenwet en de recent gestarte discussie over het vestigingsbeleid van kansarmen, waartoe ook vele allochtonen behoren. Het veranderende maatschappelijk klimaat is ook de oorzaak van allerlei ontwikkelingen in het veld van niet-gouvernementele organisaties die zich met discriminatiebestrijding bezig houden. Hoewel discriminatie zich in Nederland in de dagelijkse praktijk veelal toespitst op ras en godsdienst, mogen we niet vergeten dat discriminatie betrekking heeft op alle in artikel 1 van de grondwet genoemde discriminatiegronden, dus ook op politieke gezindheid, geslacht en levensovertuiging. Lage profilering Tot op heden is bewust gekozen voor een lage profilering van het project LBD. Een vroege, brede bekendheid van het project LBD zou weliswaar een belangrijk signaal zijn aan de samenleving dat de politie discriminatie als een belangrijk fenomeen onderkent, echter ruime publiciteit zou ook het risico in zich dragen dat een dergelijk initiatief, zowel binnen als buiten de politie, in dit stadium van ontwikkeling verwachtingen zou wekken die niet konden worden waargemaakt. Kaders voor het optreden Bij het optreden van de politie tegen discriminatie worden de kaders gevormd door de wettelijke bepalingen en de Aanwijzing Discriminatie van het College van procureursgeneraal. De meest recente Aanwijzing is die van 1 april 2003. Deze Aanwijzing heeft betrekking op: - coördinatie tussen het OM, het bestuur, de politie en de anti-discriminatiebureaus (ADB s) - procedure voor aangiften en klachten betreffende discriminatie; - (opsporing en) vervolging van overtreding van discriminatiebepalingen; - benadering van aangevers/benadeelden (in de zin van art. 51a Sv 1 ); en 1 Artikel 51a geeft aan wie zich als benadeelde kunnen voegen in het strafproces wegens geleden schade. 2

- terugkoppeling van afdoening van zaken aan de politie en ADB s. Door het College van procureurs-generaal werd eerder al de Aanwijzing discriminatie 1999 uitgevaardigd. De Aanwijzing Discriminatie van het College van procureurs-generaal is, zowel voor politie als het Openbaar Ministerie, meer dan een vrijblijvende richtlijn. De uitvoering van de Aanwijzing wordt, zo blijkt uit regelmatige Kamervragen, ook door de politiek op de voet gevolgd. Onlangs heeft de Tweede Kamer zich gebogen over een wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met de verhoging van de strafmaat bij structurele vormen van discriminatie. Naar aanleiding van enkele vragen hierover van kamerleden antwoordde de Minister van Justitie in zijn Memorie van Antwoord (d.d. 10 september 2003) het volgende: Het beleid van politie en OM had en heeft nog steeds als uitgangspunt een actieve aanpak van discriminatie. Bij overtreding van discriminatiebepalingen volgt een strafrechtelijke reactie, indien de zaak zich daarvoor technisch leent. Deze hoofdregel is door het College van procureurs-generaal opnieuw bevestigd in de Aanwijzing Discriminatie die op 1 april 2003 in werking is getreden (registratienr. 2003A005). Gebrek aan opsporings- en vervolgingscapaciteit is in beginsel geen reden voor sepot. De omstandigheid dat ook het OM en de rechterlijke macht hun aandeel moeten leveren in de voorgenomen bezuinigingen heeft geen gevolgen voor de opsporing, vervolging en berechting van zowel incidentele als structurele discriminatiedelicten. Er is daarom geen grond voor de vrees dat de strafrechtelijke discriminatiewetgeving symboolwetgeving zou worden. Uit dit antwoord van de Minister van Justitie aan de Kamer blijkt dat er in principe altijd een strafrechtelijke reactie dient te volgen op een overtreding van de discriminatiebepalingen. Het politieke standpunt dat alle zaken in principe om een strafrechtelijke reactie vragen is te waarderen maar legt een grote druk bij het Openbaar Ministerie en de politie. Het verdient aanbeveling na te gaan of de minister en het openbaar ministerie zich kunnen vinden in de hierna beschreven uitleg van deze opvatting voor de politiepraktijk. Die praktijk toont namelijk aan dat, ook al is een strafrechtelijke reactie mogelijk, een proces-verbaal gevolgd door straf niet altijd de beste bijdrage vormt aan de oplossing van het probleem. Die problemen zijn vaak complex en hebben veelal een langdurige en ingewikkelde achtergrond. Soms zelfs blijkt strafrechtelijk optreden helemaal geen oplossing te zijn. Dat is regelmatig aan de orde, omdat discriminatie nogal eens gepaard gaat met verstoorde verhoudingen tussen mensen. Discriminatie is dan wellicht vooral een symptoom van een onderliggend probleem. Het toepassen van strafrecht zal in dergelijke situaties eerder bijdragen tot een escalatie van een gespannen situatie dan dat het heilzaam werkt. Deze constatering zou tot een licht gemodificeerd standpunt bij de aanpak van de discriminatieproblematiek moeten leiden. Het vertrekpunt zou kunnen zijn, dat ieder geval van discriminatie moet leiden tot een heldere en substantiële reactie van de politie waarbij het opnemen van een aangifte het uitgangspunt is. De aard van de reactie op basis van de aangifte moet direct vooraf worden besproken met het openbaar ministerie. Die reactie kan bemiddelend van aard zijn als de kans groot is dat daarmee het probleem wordt opgelost. Indien later blijkt dat zulks niet het geval is, dient alsnog proces-verbaal te worden opgemaakt. Voorts dient direct proces-verbaal te worden opgemaakt in zeer ernstige en schrijnende gevallen van 3

discriminatie en indien duidelijk is dat weinig heil moet worden verwacht van een andersoortige reactie dan een strafrechtelijke. Bemiddeling in de vorenstaande alinea heeft betrekking op een kant van het politiewerk die zich minder goed laat vangen in uitgeschreven regels. Dat is de sociaalmaatschappelijke kant, een niet onbelangrijk aspect in het dagelijkse politiewerk. Het Nederlandse politie optreden kenmerkt zich, ook in internationale vergelijking, door een sociaal-maatschappelijke oriëntatie bij het zoeken naar oplossingen voor problemen. Een Duitse korpschef omschreef de Nederlandse politie ooit als sociaal intelligent, een compliment dat moet worden gekoesterd. De aanpak van discriminatie door de politie geschiedt niet alleen door de toepassing van strafrecht. Ook bij de bestrijding van discriminatie moet strafrecht bij voorkeur als ultimum remedium worden aangemerkt. Binnen de sociaal-maatschappelijke context, met name in het buurtgerichte politiewerk, wordt gelukkig vaak naar oplossingen gezocht die bijdragen aan het bevorderen van het bredere begrip veiligheid en daarmee aan de kwaliteit van leven. In de praktijk van de discriminatiebestrijding blijkt dit laatste een duidelijke meerwaarde te hebben. Vaak is het toepassen van (buurt-)bemiddeling of mediation op de langere termijn effectiever dan een strafrechtelijk traject. Immers, in veel woon-, werk-, en onderwijssituaties ontmoeten dader en slachtoffer elkaar vaak nog dagelijks en maken deel uit van elkanders leven. Bij de strafrechtelijke aanpak is bovendien het aantal spelers in het veld beperkt tot politie en Openbaar Ministerie, terwijl bij een meer sociaal-maatschappelijk georiënteerde aanpak het aantal spelers (lokale overheid, opbouwwerk, woningcorporaties etc.) aanzienlijk toeneemt. Bij de beoordeling van een discriminatiezaak zal iedere keer weer, in overleg met het openbaar ministerie en eventuele andere partners, de afweging moeten worden gemaakt wat in de gegeven omstandigheden de beste reactie is. Het is belangrijk het uiteindelijke doel voor ogen te houden, namelijk: het incidenteel en structureel voorkomen en / of tegengaan van discriminatie. De resultaten van het werken op basis van een gemodificeerde aanpak door openbaar ministerie en politie zullen overtuigend moeten bewijzen dat alternatieven voor een strafrechtelijk aanpak effectief zijn. De eerste activiteit van het project Landelijk Bureau Discriminatiezaken (LBD) was het uitvoeren van een quickscan. Deze had tot doel om te komen tot inzicht in de huidige stand van zaken in de politieregio s. Ook het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) en het Landelijk Selectie en Opleidingscentrum Politie (LSOP) werden in de quickscan betrokken. De quickscan werd uitgevoerd door de medewerkers van het project LBD met ondersteuning van een stagiair van de Faculteit der Sociale Wetenschappen, departement Bestuurskunde van de Universiteit Leiden. Ter voorbereiding van de quickscan zijn de onderwerpen van onderzoek geïnventariseerd in goed onderling overleg met enkele partners van de politie. Opgemerkt dient te worden dat het inherent aan een quickscan is, dat de validiteit van het verzamelde materiaal alsmede de stelligheid van de conclusies beperkt is. De quickscan bestond uit een schriftelijk gedeelte en uit interviews in enkele regio s. Het schriftelijk gedeelte van de quickscan bestond uit een lijst van 38 vragen, verdeeld over verschillende onderwerpen. Deze vragenlijst is toegezonden aan alle korpschefs. Gelijktijdig werd de vragenlijst om praktische redenen (o.a. tijdwinst) toegezonden aan alle bij het project LBD bekende contactpersonen in de regio s. Met genoegen hebben we vast mogen stellen dat de respons op de quickscan 100% was. 4

Twaalf korpsen, een dwarsdoorsnede naar grootte en geografische ligging, bleken bovendien bereid om in een aanvullend gesprek tot een verdieping van een aantal onderdelen van de quickscan te komen. In vijf regio s werd door het project LBD een overleg bijgewoond waaraan werd deelgenomen door (enkele van) de volgende organisaties: politie, antidiscriminatiebureau, OM en gemeenten. Kort na het verzenden van de quickscan bleek dat in sommige korpsen onduidelijk was door wie de vragen dienden te worden beantwoord. Het kan dus niet worden uitgesloten dat de vragen in de quickscan, in een enkel geval, niet zijn beantwoord door de medewerker die het beste zicht heeft op de actuele stand van zaken. Het knelpunt van het ontbreken van een contactpersoon discriminatiezaken werd hiermee onmiddellijk duidelijk. Knelpunten quickscan en in te vullen randvoorwaarden voor verbetering Uit de quickscan komt als belangrijkste conclusie naar voren, dat vele politiekorpsen (nog) niet voldoen aan de elementaire (organisatorische) randvoorwaarden om op verantwoorde wijze te kunnen omgaan met actuele discriminatieproblematiek. In deze paragraaf worden de belangrijkste knelpunten genoemd en gekoppeld aan in te vullen noodzakelijke randvoorwaarden om tot verbetering te komen. 5

1. Regionaal driehoeksoverleg - in slechts 5 regio s vindt afstemming plaats in het driehoeksoverleg - in 14 regio s is geen sprake van een regiodekkende antidiscriminatievoorziening Het onderwerp discriminatiebestrijding, in het bijzonder de Aanwijzing Discriminatie 2003, dient te worden geagendeerd voor het regionale driehoeksoverleg. Het verdient aanbeveling om discriminatieproblematiek te plaatsen in het kader van het regionale veiligheidsbeleid en minimaal éénmaal per jaar een brede sociaalmaatschappelijke analyse van discriminatie-incidenten in de regio (zie ook onder punt 4) ter bespreking te agenderen. De bespreking van dit agendapunt heeft tot doel te komen tot afstemming tussen bestuur, OM en politie over de aanpak van discriminatie in de betreffende regio. Knelpunten zoals het ontbreken van een regiodekkende ADB-voorziening en het ontbreken van (financiële) bijdragen van (enkele) gemeenten in de regio aan deze voorziening moeten in dit overleg eveneens aan de orde worden gesteld. 2. Regionaal beleid - slechts 4 regio s hebben discriminatiebestrijding opgenomen in het korpsjaarplan - in slechts 2 regio s is dit onderwerp opgenomen in onderdeel- of districtsjaarplannen - in 21 regio s wordt aan discriminatiebestrijding geen prioriteit toegekend Voor een goede uitvoering van het antidiscriminatiebeleid (prioriteit, capaciteit en financiële middelen) is het noodzakelijk dat dit onderwerp is opgenomen in het korpsjaarplan en als afgeleide daarvan, in jaarplannen van andere korpsonderdelen. 3. Implementatie Aanwijzing Discriminatie 2003 - in slechts 11 regio s zijn leidinggevenden bekend met de Aanwijzing Discriminatie - hoewel 22 regio s aangeven dat uitvoerende medewerkers discriminatiezaken behandelen, is deze groep medewerkers in slechts 8 regio s bekend met de Aanwijzing Discriminatie Ieder regiokorps implementeert de Aanwijzing Discriminatie 2003 op zodanige wijze dat deze bekend is bij alle leidinggevenden en uitvoerenden die met discriminatiezaken kunnen worden geconfronteerd. 6

4. Regionaal overleg politie, OM, antidiscriminatiebureau(s) en gemeente(n) - in de meeste regio s (15) is er geen sprake van een gezamenlijke beoordeling van aangiften / klachten. In 7 regio s is er zelfs geheel geen sprake van dergelijk overleg - de frequentie van het regionaal overleg is van invloed op de doorlooptijd van discriminatiezaken Een periodiek overleg tussen de hiervoor genoemde partijen, zoals bedoeld in de Aanwijzing Discriminatie 2003, is noodzakelijk. De onder punt 6 (registratieproblematiek) bedoelde overzichten van discriminatie-incidenten vormen de basis voor dit periodiek overleg. De aanwezigheid van het antidiscriminatiebureau is van belang om ook daar aangebrachte meldingen te kunnen bespreken en beoordelen en zodoende tot een bredere sociaal-maatschappelijke analyse te kunnen komen (inclusief beleidsterreinen als huisvesting, onderwijs, arbeidsmarkt e.a.). In onderling overleg kan worden bepaald wie tot dit overleg uitnodigt en met welke frequentie. Een minimum van 6 maal per jaar wordt aanbevolen omdat hiermee ook een redelijke doorlooptijd in de behandeling van zaken wordt bevorderd. In eerste instantie moet het Openbaar Ministerie hiertoe als sturende partij het initiatief te nemen. 5. Contactpersonen discriminatiezaken - de meeste regio s hebben weliswaar een contactpersoon maar de functie en het functieniveau lopen zeer sterk uiteen - in slechts 6 regio s is de benoeming van de contactpersoon gedekt door een besluit van de korpsleiding - er is geen profiel voor de functie van contactpersoon beschikbaar Iedere korpsleiding benoemt, indien van toepassing, overeenkomstig de Aanwijzing Discriminatie 2003 een contactpersoon discriminatiezaken. De (hiërarchische) positie van de contactpersoon is bepalend voor de mogelijkheden tot sturing. Deze contactpersoon is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Aanwijzing en neemt deel aan dan wel coördineert deelname van andere medewerkers aan overlegvormen met OM, antidiscriminatiebureau(s) en gemeente(n). De contactpersoon discriminatiezaken is tevens het aanspreekpunt voor het project LBD en neemt deel aan interregionaal (en intercollegiaal) overleg (kwaliteitskring). Een conceptprofiel voor de te benoemen contactpersoon is als bijlage opgenomen. 6. Registratieproblematiek - registratieproblematiek is een breed en complex knelpunt waarbij zowel menselijke als technische factoren een rol spelen - 15 regio s melden dat het bedrijfsprocessysteem onvoldoende mogelijkheden biedt om informatie over discriminatiezaken te genereren - 13 regio s melden dat het zoeken in zogenaamde vrije tekstvelden niet mogelijk is terwijl andere gebruikers van hetzelfde systeem melden dit wel te kunnen 7

- het traceren van discriminatie als aspect / motief bij geregistreerde commune delicten wordt door de meeste regio s als een knelpunt ervaren - op het gebied van registratie zijn ook onderrapportage (lage meldingsbereidheid) en onderregistratie (het niet registreren of niet herkennen van discriminatie) van invloed op het totale beeld betreffende aard en omvang - de thans beschikbare cijfers met betrekking tot discriminatiezaken moeten, behoudens een enkele regionale uitzondering, als onbetrouwbaar en onvolledig worden gekwalificeerd In te vullen randwoorwaarde(n): Registratie van discriminatie-incidenten moet worden verbeterd. De quickscan toont aan dat gedetailleerder onderzoek in de bedrijfsprocessystemen (o.a. zoeken in vrije tekstvelden) aanzienlijk meer zicht geeft op geregistreerde discriminatie-incidenten. In het kader van de Aanwijzing Discriminatie 2003 moeten ten behoeve van het Openbaar Ministerie periodiek overzichten van discriminatie-incidenten worden geleverd. Ook zijn dergelijke gegevens noodzakelijk voor rapportages op grond van internationale verdragen. Per regio moet, afhankelijk van het in gebruik zijnde bedrijfsprocessysteem, worden nagegaan op welke wijze de registratie kan worden verbeterd. Hierbij wordt aandacht gevraagd voor zowel de technische als menselijke factoren bij registratie. Een hernieuwd onderzoek in alle regio s naar geregistreerde discriminatie-incidenten over het jaar 2002 is nodig en zal als 0-meting en referentie fungeren voor toekomstige ontwikkelingen. 7. Behandelingstermijnen - de behandelingstermijn van discriminatiezaken bedraagt in 2 regio s meer dan 13 weken en is in 20 regio s zelfs onbekend - slechts 3 regio s behandelen discriminatiezaken met prioriteit Bij het aanpakken van de registratieproblematiek en het produceren van periodieke overzichten van discriminatie-incidenten ten behoeve van het Openbaar Ministerie dient ook het knelpunt van onacceptabele behandelingstermijnen te worden opgelost. 8. Privacyprotocol Knelpunt: - in 15 regio s is geen sprake van een gezamenlijke beoordeling van discriminatiezaken door politie, OM en antidiscriminatiebureau omdat privacywetgeving een dergelijke uitwisseling niet toestaat Ieder regiokorps ontwerpt overeenkomstig de geldende privacywetgeving een protocol op basis waarvan ten behoeve van het regionale overleg informatie over discriminatie-incidenten kan worden uitgewisseld tussen politie, Openbaar Ministerie, gemeenten en antidiscriminatiebureaus. 8

9. Reactieprotocol Knelpunt: - er is geen landelijk reactieprotocol voor discriminatiezaken beschikbaar Alle korpsen werken naar aanleiding van signalen, meldingen of aangiften van discriminatie met een gelijkluidend, nader door het LBD op te stellen reactieprotocol. De reactie kan afhankelijk van de omstandigheden strafrechtelijk of anderszins van aard zijn. Conclusie. Vorenstaande knelpunten leiden tot de dringende aanbeveling aan de Raad van Hoofdcommissarissen om unaniem en krachtig te besluiten dat alle korpsen op afzienbare termijn aan de daaraan gekoppelde randvoorwaarden moeten voldoen. Indien dat niet gebeurt heeft het continueren van het project Landelijk Bureau Discriminatie geen zin. In dit document is bij de presentatie van enkele resultaten van de quickscan niet gekozen voor een weergave per korps, maar voor een beoordeling van de landelijke situatie. Wat betreft het individuele niveau zal door het project LBD op grond van de uitkomsten van de quickscan per regiokorps een advies worden geschreven. Alle korpsleidingen ontvangen dan ook: - een LBD-advies betreffende het eigen regionale korps op basis van de verstrekte gegevens in de quickscan - de uitgebreide rapportage van de quickscan (landelijk) Een management summary van de uitgebreide rapportage van de quickscan is als bijlage bij dit beslisdocument gevoegd. Discriminatie op internet Met betrekking tot discriminatie op internet moet worden vastgesteld dat dit een betrekkelijk nieuw fenomeen is, waarover inmiddels ook kamervragen zijn gesteld. Gezien de complexe aard van het domein, het betreft hier het world wide web, is bij de opsporing van overtredingen van de discriminatiebepalingen specialistische kennis op het vlak van digitaal rechercheren vereist. Uit de quickscan blijkt dat er nog maar weinig aangiften met betrekking tot internetdiscriminatie zijn gedaan. De regio Amsterdam- Amstelland vormt hierop een uitzondering omdat het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) in die regio is gevestigd. De Raad wordt geadviseerd het standpunt in te nemen, dat de politie niet zonder aangifte van een strafbaar feit moet overgaan tot actieve opsporing van discriminatie op internet (surfen). Uiteraard dient, in overleg met het Openbaar Ministerie, wel deskundig en intensief onderzoek te worden gedaan naar gevallen waarvan aangifte wordt gedaan. 9

Voorstel voor visie Raad van Hoofdcommissarissen De Raad van Hoofdcommissarissen heeft zich in de afgelopen jaren bij meerdere gelegenheden, met name in het kader van diversiteitbeleid (personeelsbeleid), impliciet uitgesproken over het belang van het tegengaan van discriminatie binnen de politieorganisatie. Ook het besluit tot het inrichten van het project LBD bevestigt het belang dat de Raad aan dit onderwerp hecht. In het kader van deze notitie, waarin een aantal noodzakelijke randvoorwaarden voor een effectievere discriminatiebestrijding in operationele zin zijn opgenomen, is het belangrijk de visie van de Raad van Hoofdcommissarissen op de rol van de politie bij de bestrijding van discriminatie meer expliciet vast te leggen. De Raad van Hoofdcommissarissen: - constateert dat de Nederlandse samenleving zich kenmerkt door een grote diversiteit van culturele, religieuze, etnische, politieke en levensbeschouwelijke aard - constateert dat de diversiteit van de Nederlandse samenleving tot gevolg heeft dat maatschappelijke ontwikkelingen niet alleen bepaald worden door gebeurtenissen op nationaal niveau, maar dat ook ontwikkelingen elders in de wereld van invloed zijn op de verhoudingen tussen in Nederland wonende groeperingen - constateert dat de diversiteit in de samenleving van invloed is op de dagelijkse uitvoering van het politiewerk - constateert dat discriminatie in al haar verschijningsvormen een bedreiging vormt voor de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven - constateert dat de politie tot taak heeft de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te waarborgen - constateert dat discriminatie in een diverse, multi-etnische samenleving een bedreiging vormt voor de sociale cohesie en de veiligheidsbeleving - acht zich hoe dan ook geroepen in alle gevallen van discriminatie een substantiële en betekenisvolle strafrechtelijke en / of andersoortige reactie op het aangedragen probleem te geven - ziet de toepassing van het strafrecht wel als ultimum remedium en streeft daarom naar een meer bemiddelende en probleemoplossende interventie, als daarvan op korte en / of lange termijn meer bevredigend resultaat kan worden verwacht - streeft naar duurzame oplossingen op de langere termijn die bijdragen aan het bredere begrip veiligheid en stimuleert daarbij waar mogelijk de inzet van methoden als mediation, buurtbemiddeling, klachtencommissies, e.d. - streeft bij de aanpak van discriminatieproblematiek naar samenwerking met gouvernementele en niet-gouvernementele (keten)partners op lokaal, regionaal en landelijk niveau 10

Gevraagde beslissingen De Raad van Hoofdcommissarissen wordt gevraagd de volgende beslissingen te nemen: Het onderschrijven van de in deze notitie weergegeven visie op de rol van de politie bij de bestrijding van discriminatie. Het indienen van een verzoek om toestemming aan de Minister van Justitie en het openbaar ministerie om te komen tot een gemodificeerd reactieprotocol voor de politie. Op basis van een te bereiken principe akkoord geeft de Raad van Hoofdcommissarissen het project LBD opdracht een dergelijk reactieprotocol vóór 1 juli 2004 uit te werken voor de hele Nederlandse politie. Teneinde de visie van de Raad van Hoofdcommissarissen op de rol van de politie bij het bestrijden van discriminatie inhoud te kunnen geven en om tegemoet te kunnen komen aan de gestelde voorwaarden in de Aanwijzing Discriminatie van het College van procureurs-generaal is het noodzakelijk om op collectief niveau in alle regiokorpsen uiterlijk per 1 juli 2004 aan de in deze notitie gestelde randvoorwaarden te voldoen. Voor het invullen van de randvoorwaarden is de benoeming van een regionale contactpersoon van cruciaal belang. De verbeteringen op het gebied van registratie zullen op termijn moeten leiden tot een beter inzicht in de aard en omvang van discriminatieproblematiek, regionaal en landelijk, en de wijze waarop de politie hiermee omgaat. Aanpassingen aan de bedrijfsprocessystemen zijn vooralsnog niet aan de orde. Wel zullen de mogelijkheden van thans in gebruik zijnde systemen maximaal moeten worden benut om de benodigde gegevens te verkrijgen De Raad van Hoofdcommissarissen geeft het project LBD opdracht in de zomer van 2004 door middel van een vervolg op de gehouden quickscan te toetsen in hoeverre op collectief niveau aan de gestelde voorwaarden is voldaan. De Raad van Hoofdcommissarissen onderschrijft het standpunt over de rol van de politie bij de aanpak van discriminatie op internet (alleen onderzoek na ontvangen aangifte). Portefeuillehouder Discriminatiezaken, namens de Raad van Hoofdcommissarissen, J. A. J. T. Vissers plv. korpschef politie Rotterdam-Rijnmond 11

Bijlage opzet profiel contactpersoon discriminatiezaken Inleiding. De Aanwijzing discriminatie van het College van procureurs-generaal schrijft voor dat iedere politieregio een contactpersoon voor discriminatiezaken benoemt. Uit de quickscan blijkt dat een dergelijke benoeming in sommige regio s nog niet heeft plaatsgevonden. Verder blijkt dat er een grote diversiteit is in de positie en mogelijkheden van de contactpersonen. Terecht is door het College van procureurs-generaal geen gedetailleerde beschrijving gegeven van de criteria waaraan een contactpersoon zou moeten voldoen. In deze bijlage is daarom een eerste opzet gemaakt om te komen tot een aantal criteria voor de functie van regionaal contactpersoon discriminatiezaken dat als een kader kan dienen. Ter verduidelijking moet worden opgemerkt dat de situatie per regio verschillend kan zijn. Zo zijn er regio s die als gevolg van de schaalgrootte of om geografische factoren meerdere contactpersonen aanwijzen (hebben aangewezen). Ook kan er gekozen worden voor een contactpersoon op centraal niveau in combinatie met decentrale contactpersonen. De hierna beschreven opsomming is zeker niet uitputtend en evenmin directief. Profiel contactpersoon: - maatschappelijk betrokken persoonlijkheid die het onderwerp op het hart draagt - brede kennis over de multi-etnische samenleving met al haar religieuze, etnische en politieke diversiteit - bij voorkeur enige ervaring in het overdragen van kennis of organiseren van kennisoverdracht - doorzettingsvermogen en creativiteit - ruime ervaring in het eerstelijns politiewerk - analytisch vermogen en in staat om te gaan met complexe maatschappelijke vraagstukken - bij voorkeur enige ervaring in het uitvoeren van (kleinschalig) onderzoek - in staat tot initiëren ontwikkelen en formuleren van beleid - opzetten en onderhouden van netwerken met gouvernementele en nietgouvernementele organisaties (ketenpartners) - lobbyist die in staat is om minder bekende onderwerpen op de agenda te plaatsen - goede schriftelijke en mondelinge beheersing van de Nederlandse taal - een zodanige hiërarchische en strategische positie dat beïnvloeding van (de uitvoering van) vastgesteld beleid mogelijk is - coördinerend vermogen - bereid om vanuit regionale ervaringen bij te dragen aan de ontwikkeling van landelijk beleid 12