Rapport. Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/389

Vergelijkbare documenten
Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Rapport. Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Datum: 22 juli 2002 Rapportnummer: 2002/218

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/016

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Centrale Administratie te Apeldoorn. Datum: 28 december Rapportnummer: 2011/366

Beoordeling. I Bevindingen. h2>klacht

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 8 mei 2002 Rapportnummer: 2002/142

Rapport. Datum: 23 februari 1998 Rapportnummer: 1998/033

Rapport. Datum: 10 september 2007 Rapportnummer: 2007/189

Rapport. Datum: 9 februari 2007 Rapportnummer: 2007/027

Rapport. Datum: 26 april 2007 Rapportnummer: 2007/077

Rapport. Datum: 26 september 2003 Rapportnummer: 2003/340

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Datum: 22 november 2010 Rapportnummer: 2010/332

Rapport. Datum: 4 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/304

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486

Rapport. Datum: 8 april 2005 Rapportnummer: 2005/110

Rapport. Datum: 19 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/229

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 28 januari 2011 Rapportnummer: 2011/026

Rapport. Datum: 3 mei 2007 Rapportnummer: 2007/084

Een onderzoek naar een uitbetaling door de Belastingdienst/Centrale administratie.

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/128

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 13 september 2004 Rapportnummer: 2004/363

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen uit Utrecht. Datum: 22 november Rapportnummer: 2011/346

Rapport. Datum: 17 februari 2003 Rapportnummer: 2003/034

Rapport. Datum: 26 maart 2002 Rapportnummer: 2002/088

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 23 februari 1999 Rapportnummer: 1999/065

Rapport. Datum: 24 januari 2006 Rapportnummer: 2006/024

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Randmeren uit Zwolle. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/105

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Rapport. Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Midden-Nederland uit Utrecht. Datum: 11 oktober Rapportnummer: 2011/298

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

Rapport. Datum: 19 mei 2005 Rapportnummer: 2005/146

Rapport. Datum: 8 april 2005 Rapportnummer: 2005/111

4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Holland-Midden. Datum: 08 maart Rapportnummer: 2011/080

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Datum: 28 september 2006 Rapportnummer: 2006/337

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Rapport. Datum: 13 september 2004 Rapportnummer: 2004/362

3. De RDW antwoordde verzoekers moeder bij brief van 16 maart 2009 onder meer:

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Rapport. Datum: 2 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/303

Rapport. Datum: 5 september 2006 Rapportnummer: 2006/306

Rapport. Datum: 20 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/272

Verzoeker, die optrad als gemachtigde in een ontslagzaak, klaagt erover dat de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI), thans UWV WERKbedrijf:

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten bv uit Den Haag. Datum: 27 april 2011

Rapport. Datum: 11 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/238

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Rapport. Datum: 21 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/291

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124

Rapport 1994/198, Nationale ombudsman, 7 april 1994

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Groningen:

Transcriptie:

Rapport Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/389

2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Sociale verzekeringsbank (SVB) Breda de kinderbijslag voor zijn zoon, die hem bij beschikking van 1 april 2004 is toegekend, niet aan hemzelf maar aan zijn partner heeft uitbetaald. Naar de mening van verzoeker blijkt uit deze handelwijze dat de SVB de belangen van vaders achterstelt bij de belangen van moeders. Beoordeling I. Bevindingen 1. In 1997 gingen verzoeker en zijn toenmalige echtgenote uit elkaar. Samen hadden zij onder meer een zoon, A. Verzoekers ex-echtgenote, aan wie de Sociale verzekeringsbank (SVB) tijdens het huwelijk de kinderbijslag voor A. had uitbetaald, bleef ook na de echtscheiding de kinderbijslag voor A. ontvangen. A. verbleef in de periode na de echtscheiding tot 19 december 2000 afwisselend bij zijn moeder en verzoeker. Vanaf december 2000 tot de zomer van 2002 woonde hij nog uitsluitend bij verzoeker en diens nieuwe partner. Verzoeker en zijn nieuwe partner kregen in juli 2000 een zoon, B. De kinderbijslag voor B. werd door de SVB aan verzoekers partner, die als aanvrager geregistreerd was, uitbetaald. 2. Bij brief van 6 mei 2002 stelde verzoeker de SVB op de hoogte van het feit dat zijn zoon A. al vanaf december 2000 bij hem woonde. Hij gaf aan dat hij er door de Belastingdienst - in verband met de door hem opgevoerde kinderaftrek - op was geattendeerd dat hij vanaf december 2000 wellicht nog voor kinderbijslag in aanmerking kon komen. Bij brief van 21 november 2002 liet de SVB verzoeker onder meer weten dat hij, indien hij kinderbijslag voor zijn zoon A. wilde aanvragen, een aanvraagformulier zou moeten invullen. In een brief aan de SVB, gedateerd 8 maart 2003, gaf verzoeker onder meer aan dat hij over de periode 19 december 2000 (vanaf toen woonde A. nog uitsluitend bij hem) tot 25 april 2002 (A. werd toen achttien) alsnog kinderbijslag voor A. wilde ontvangen. Op 9 maart 2003 vulde hij het aanvraagformulier in. Verzoeker vulde zijn gegevens in onder het kopje gegevens aanvrager. Onder het kopje gegevens partner nam hij de gegevens van zijn nieuwe partner op. Bij de vraag heeft u of uw partner al eerder kinderbijslag ontvangen of aangevraagd kruiste hij voor zichzelf nee aan, voor zijn partner liet hij deze vraag open. Hij vulde zijn eigen bankrekeningnummer in. 3. Het aanvraagformulier werd op 12 maart 2003 door de SVB, vestiging Zaanstad, ontvangen. Boven aan het formulier werd door een SVB-medewerker met de hand een registratienummer ingevuld. Dit registratienummer hoorde bij het huishouden dat verzoeker samen met zijn nieuwe partner voerde.

3 Bij brief van 25 augustus 2003 liet de SVB verzoeker, in reactie op zijn aanvraag, weten dat er geen dringende redenen waren gevonden de kinderbijslag voor zijn zoon A., over de periode 19 december 2000 tot en met 25 april 2002, te herzien. Bij brief van 1 september 2003 maakte verzoeker bezwaar tegen deze beslissing; bij beschikking van 1 april 2004 verklaarde de SVB het bezwaar gegrond wat betreft het tweede kwartaal 2001 tot en met het tweede kwartaal 2002. Het dossier, zo gaf de SVB verder aan, zou worden overgedragen aan de vestiging Breda, dit omdat verzoekers woonplaats onder dit kantoor viel. De vestiging te Breda zou hem nader berichten over de betaling van de alsnog aan hem toegekende kinderbijslag. 4. Op 5 november 2004 zond de SVB te Breda een brief naar verzoekers nieuwe partner. In deze brief werd aangegeven dat zij een rentevergoeding zou ontvangen omdat zij één of meer betalingen niet tijdig had ontvangen. Uit de bijlage bleek dat het ging om betalingen over het tweede kwartaal van 2001 tot en met het tweede kwartaal van 2002. De in deze brief genoemde nabetalingen waren inmiddels verricht, zo bleek verder uit het overzicht. 5. Bij brief van 9 november 2004 beklaagde verzoeker zich er bij de SVB over dat de alsnog aan hem toegekende kinderbijslag niet aan hemzelf maar aan zijn partner was uitbetaald. In een reactie hierop van 21 januari 2005 gaf de SVB aan dat verzoekers aanvraag om kinderbijslag ten onrechte niet in haar administratie was verwerkt. De kinderbijslag was uitbetaald aan zijn partner omdat zij bij de SVB als aanvraagster bekend was. Verder gaf de SVB aan het te betreuren dat na ontvangst van de aanvraag geen contact met verzoeker was opgenomen; een goede uitleg hierover was zeer zeker op zijn plaats geweest. 6. Bij brief van 24 januari 2005 diende verzoeker een klacht in bij de Nationale ombudsman. Op 24 maart 2005 werden, daarnaar gevraagd, nog nadere stukken van verzoeker ontvangen. Verzoeker klaagde erover dat de SVB de alsnog aan hem toegekende kinderbijslag voor zijn zoon A. niet aan hemzelf maar aan zijn partner, die geen enkele familierelatie met A. had, had uitbetaald. Naar de mening van verzoeker bleek uit deze handelwijze dat de SVB de belangen van vaders achterstelt bij de belangen van moeders. 7. Bij brief van 25 mei 2005 legde de Nationale ombudsman de klacht en enkele vragen voor aan de SVB. Bij brief van 10 juni 2005 gaf de SVB de volgende reactie: Op het moment dat er een aanvraag voor kinderbijslag binnenkomt en de aanvrager en partner zijn bekend dan wordt er geen nieuw registratienummer toegekend. Wel moet er met de klant contact op worden genomen als er een andere aanvrager wordt vermeld. Er moet aan beide verzorgenden worden voorgelegd dat er nu 2 aanvragers zijn en wie wij nu als aanvrager aan kunnen merken. Beide verzorgenden moeten dit voor akkoord ondertekenen. Als de klant verzoekt om een eigen registratienummer dan wordt dit

4 natuurlijk gehonoreerd. De klant heeft ook altijd de mogelijkheid om de kinderbijslag voor de kinderen op verschillende rekeningnummers uit te laten betalen. Er is helaas verzuimd om contact op te nemen met de klant om hen hiermee te confronteren. Terwijl dat juist wel de werkwijze is van de Sociale Verzekeringsbank. De klant heeft daardoor niet de mogelijkheid gehad om hierop te reageren. Deze 2 onderdelen van de klacht zijn dan ook gegrond verklaard. Op 1 april 2004 is er een beschikking afgegeven dat er recht is op kinderbijslag over een bepaalde periode. De kinderbijslag is vervolgens op 27 september 2004 betaald. De wettelijke rente is vervolgens op 9 november 2004 uitbetaald. ( ) Als laatste kunnen wij u met klem verzekeren dat wij een moeder niet eerder kinderbijslag toekennen dan een vader. De klant staat centraal ongeacht of dit een man of vrouw is. Wie recht heeft op kinderbijslag betalen wij uit en wie geen recht heeft op kinderbijslag betalen wij niet. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond verklaard Bij de reactie voegde de SVB afschriften van correspondentie die tussen de SVB en verzoeker had plaatsgevonden. Hieruit bleek dat deze correspondentie, in ieder geval tot het moment dat verzoeker voor zijn zoon A. een aanvraag had gedaan, door de SVB werd geregistreerd onder het registratienummer van het huishouden dat werd gevormd door verzoeker, zijn ex-echtgenote en hun kinderen. Vanaf het moment dat de aanvraag voor A. door de SVB was ontvangen, vond de correspondentie met verzoeker plaats onder het registratienummer dat bij verzoekers nieuwe gezin hoorde. 8. Bij brief van 13 juli 2005 gaf verzoeker een reactie op hetgeen de SVB had laten weten. Hij gaf onder meer het volgende aan. Meermalen heb ik gemotiveerd aangegeven dat de SVB de indruk vestigt de regelgeving m.b.t. kinderbijslag op een vrouwvriendelijke dan wel manonvriendelijke wijze uit te voeren. Ter adstructie heb ik vermeld dat: ( ) 3. Na afloop van de zeer langdurige bezwarenprocedure de mij toekomende kinderbijslag voor A. ( ) werd uitbetaald aan mijn partner ( ), met wie ik toentertijd zelfs niet gehuwd was. ( ) De positie van een gescheiden man met kinderen is ten opzichte van de vrouw zeer slecht. Het bovenstaande vormt hierbij slechts een klein voorbeeld. In theorie is het gelijkwaardig geregeld. Maar de uitvoering in de praktijk is dikwijls nadelig voor de man.

5 9. Op 8 september 2005 zond de SVB de Nationale ombudsman, daarnaar gevraagd, een voorbeeld van een aanvraagformulier toe. Op dit aanvraagformulier kunnen de ouders zelf aangeven wie van hen als aanvrager en wie als partner dient te worden aangemerkt. In een aantal gevallen dient de partner voor akkoord te tekenen. II. Beoordeling 1. Verzoeker klaagt erover dat de SVB de kinderbijslag voor zijn zoon A., die aan hem met terugwerkende kracht is toegekend, niet aan hemzelf maar aan zijn partner heeft uitbetaald. Naar de mening van verzoeker blijkt uit deze handelwijze dat de SVB de belangen van vaders achterstelt bij de belangen van moeders. 2. Het discriminatieverbod houdt voor bestuursorganen in dat zij geen onderscheid mogen maken naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook. 3. Artikel 18 Algemene Kinderbijslagwet (zie Achtergrond) geeft een regeling voor de betaling van de kinderbijslag. Indien twee personen, die gezamenlijk een huishouden vormen, over eenzelfde tijdvak recht op kinderbijslag voor eenzelfde kind hebben, wordt de kinderbijslag uitbetaald aan degene van hen die zij gezamenlijk daartoe hebben aangewezen. Deze gezamenlijke aanwijzing vindt plaats bij het aanvragen van kinderbijslag. Alleen in het geval dat de ouders niet tot gezamenlijke aanwijzing overgaan bepaalt de SVB aan wie wordt uitbetaald. 4. Op 9 maart 2003 vulde verzoeker een aanvraagformulier kinderbijslag in voor zijn zoon A. Na ontvangst van het aanvraagformulier vermeldde een SVB-medewerker hierop het registratienummer dat behoorde bij het huishouden dat verzoeker voerde met zijn nieuwe partner. Verzoekers partner was onder bedoeld registratienummer de aanvrager; blijkbaar was zij destijds als zodanig vermeld toen de kinderbijslag voor B. - de zoon die zij samen met verzoeker kreeg - werd aangevraagd en was toen ook haar rekeningnummer opgegeven voor de betalingen. Het gevolg hiervan was dat de uitbetaling van de kinderbijslag voor A. alsmede de uitbetaling van de rentevergoeding - in afwijking van verzoekers wens - plaatsvonden op de bankrekening van verzoekers nieuwe partner. 5. In reactie op de klacht gaf de SVB aan dat in deze situatie - de aanvrager en diens partner zijn beide bekend bij de SVB - in beginsel geen nieuw registratienummer wordt toegekend. Wel moet, indien op de aanvraag een andere aanvrager wordt vermeld dan diegene die tot op dat moment als aanvrager bekend was, contact met betrokkenen worden opgenomen. De aanvrager kan dan bijvoorbeeld toch een eigen registratienummer krijgen of de kinderbijslag voor de kinderen op verschillende rekeningnummers laten uitbetalen.

6 Helaas is in het geval van verzoeker verzuimd contact op te nemen, zo gaf de SVB aan. Als gevolg daarvan heeft verzoeker niet de mogelijkheid gehad aan te geven wat zijn bedoeling was. 6. Dat de uitbetaling van de aan verzoeker toekomende kinderbijslag voor zijn zoon A. heeft plaatsgevonden op de bankrekening van zijn nieuwe partner is, zo is gebleken, het gevolg van de wijze waarop de behandelend medewerker verzoekers aanvraag heeft geregistreerd. Doordat, in strijd met de op dit punt voorgeschreven werkwijze, geen contact met verzoeker is gezocht zijn bij de verwerking van zijn aanvraag voor A. de gegevens van verzoekers nieuwe gezin gebruikt. Verzoekers partner ontving - op grond van artikel 18 AKW - dan ook de nabetaling ten behoeve van A. In zoverre heeft de SVB niet juist gehandeld. Echter, hiermee is niet komen vast te staan dat de SVB - zoals verzoeker stelt - de belangen van vaders achterstelt bij de belangen van moeders. In dit verband wordt het volgende overwogen. Dat de kinderbijslag voor A. niet aan verzoeker maar aan verzoekers nieuwe partner werd uitbetaald, werd - zo is gebleken - veroorzaakt door een fout van de behandelend medewerker. Niet is gebleken dat het feit dat verzoeker de vader is hierbij op enige wijze een rol heeft gespeeld. Overigens trad het door verzoeker niet gewenste gevolg van deze fout - het uitbetalen van de kinderbijslag voor zijn zoon A. aan zijn nieuwe partner - ook uitsluitend in omdat verzoeker en zijn partner er bij het aanvragen van kinderbijslag voor hun gezamenlijke zoon B. blijkbaar niet voor hebben gekozen verzoeker als ontvanger van de kinderbijslag aan te merken. Immers, indien dat wel was gebeurd was de kinderbijslag voor A. op verzoekers bankrekening overgemaakt. De onderzochte gedraging is behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van de Sociale Verzekeringsbank te Breda is niet gegrond. Onderzoek Op 25 januari 2005 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer S. te Middelburg, gedateerd 24 januari 2005, met een klacht over een gedraging van de Sociale verzekeringsbank te Breda.

7 Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank te Amstelveen, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de Sociale verzekeringsbank te Breda verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Sociale verzekeringsbank deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie. informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: A. Verzoekschrift van 24 januari 2005. B. Bijlagen bij verzoekschrift, ontvangen op 24 maart 2005, met afschriften van de correspondentie tussen verzoeker en de SVB. C. Reactie van de SVB op de klacht, gedateerd 10 juni 2005, met daarbij nog wat correspondentie tussen de SVB en verzoeker D. Telefoongesprek van 17 juni 2005 tussen de SVB en een medewerker van de Nationale ombudsman. E. Telefoongesprek van 5 augustus 2005 tussen de SVB en een medewerker van de Nationale ombudsman F. Nadere informatie van de SVB van 8 september 2005 Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond Algemene Kinderbijslagwet (Wet van 26 april 1962, Stb. 160, laatstelijk gewijzigd bij Wet van 23 december 2004, Stb. 717 en 728)

8 Artikel 18, tweede en derde lid: 2. Indien twee personen, die gezamenlijk een huishouden vormen, over eenzelfde tijdvak recht op kinderbijslag voor eenzelfde kind hebben, wordt de kinderbijslag uitbetaald aan degene van hen die zij gezamenlijk daartoe hebben aangewezen. 3. Bij gebreke van een gezamenlijke aanwijzing als bedoeld in het tweede lid bepaalt de Sociale verzekeringsbank aan welke persoon de kinderbijslag wordt uitbetaald.