Raadsvoorstel Nummer 375 Dienst Dienst Welzijn, Onderwijs en Cultuur Commissie Welzijn, Onderwijs en Cultuur Datum 11 december 2001 Betreft Vaststellen van de verordening kinderopvang Haarlemmermeer 2002 Bijlage(n) Geen Samenvatting De raad van de gemeente Haarlemmermeer heeft in de openbare vergadering van 19 december 1996 de verordening kinderopvang Haarlemmermeer 1997 vastgesteld. Op 1 januari 2003 zal de nieuwe wet basisvoorziening Kinderopvang (Wbk) in werking treden. Deze wet zal veranderingen brengen op de volgende aandachtsgebieden; kwaliteit, toezicht, financiering, handhaving en sanctionering. Dit raadsvoorstel doet u vooruitlopend op de vaststelling van deze wet een voorstel met betrekking tot de kwaliteit in de kinderopvang. Het gaat hierbij om de deskundigheidseisen aan de functionarissen. Hiertoe dient de verordening kinderopvang te worden aangepast. Voorstel De Vereniging van Nederlandse Gemeenten stelt de gemeenten voor om de verordening op dit punt aan te passen en heeft aangegeven op welke wijze dat kan. De aanwijzingen van de VNG zijn in het raadsvoorstel gevolgd. Het raadsvoorstel geeft aan op welke wijze de verordening wijzigt. In de verordening kinderopvang is een functionaris als volgt gedefinieerd: Een in een kindercentrum (of gastouderbureau) werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen in de voor de kinderopvang geldende CAO en die over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding beschikt. Het daadwerkelijke beschikken over de benodigde opleiding is daarin een belangrijk uitgangspunt. Hierin gaat de verordening verder dan de eisen die in de kinderopvang geldende CAO worden gesteld (de CAO Kinderopvang en niet meer de CAO Welzijn) en in het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang. Volgens de CAO Kinderopvang is het namelijk ook mogelijk dat iemand die nog in opleiding is als functionaris aan te stellen. Het ministerie van VWS sluit zich bij dat standpunt aan. Sinds het opstellen van de modelverordening heeft zich in de kinderopvang een aantal ontwikkelingen voorgedaan die ervoor pleiten om ruimer met het door de VNG gehanteerde uitgangspunt om te gaan. Ten eerste is er in 1999 een start gemaakt met een traject waarin de combinatie van werken en leren centraal staat, de zogenaamde beroepsbegeleidende leerweg (BBL), in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. In het project Werken en leren in de kinderopvang hebben 16 pilot-organisaties beleid ontwikkeld en de randvoorwaarden benoemd om de BBL-route succesvol te laten verlopen, met (zo veel mogelijk) behoud van kwaliteit. CAO-partijen zijn overeengekomen dat leerlingen die deze leerweg volgen in het eerste en tweede leerjaar, afhankelijk van de beoordeling, 0 tot 100% formatief inzetbaar zijn en vanaf het derde jaar volledig formatief inzetbaar. De mate van inzetbaarheid in het eerste en tweede leerjaar wordt na overleg met de praktijkopleider en de opleidingsbegeleider bepaald en is dus per individu verschillend. Ten tweede is het, net als in veel andere sectoren, steeds moeilijker om personeel voor de kinderopvang te vinden, waardoor gezocht wordt naar manieren om nieuw personeel voor de sector te interesseren. Commissie Welzijn, Onderwijs en Cultuur
Volgvel 2 Deze twee ontwikkelingen resulteren erin dat wij van mening zijn, dat het onder voorwaarden mogelijk moet zijn om functionarissen aan te stellen die nog niet over een afgeronde opleiding beschikken, maar nog bezig zijn deze te volgen. Omdat steeds de kwaliteit van de kinderopvang voorop moet blijven staan, adviseren wij hier nadrukkelijk om alleen onder voorwaarden het formatief inzetten van BBL-leerlingen mogelijk te maken. Dit ook om te voorkomen dat hiermee een mogelijkheid wordt geschapen om financieel voordeel uit de inzet van BBL-leerlingen te behalen (deze worden namelijk lager ingeschaald dan degenen die over een afgeronde opleiding beschikken), terwijl het eigenlijke doel is om zonder te veel in te boeten aan kwaliteit toch een bijdrage te leveren aan het oplossen van het personeelsprobleem. Hieronder worden bovenstaande overwegingen in een tekstvoorstel gevat. In het tekstvoorstel voor de bijbehorende toelichting worden de voorwaarden waaronder de inzet van BBLleerlingen mogelijk is, nader uitgewerkt. Door deze tekstvoorstellen in de gemeentelijke verordening over te nemen, wordt het mogelijk om, onder voorwaarden, BBL-leerlingen formatief in de kinderopvang in te zetten. Hiervoor het volgende tekstvoorstel voor artikel l.lid j (de cursieve tekst is nieuw): functionaris: 1. a. in een kindercentrum werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen in de voor kinderopvang geldende CAO en die over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding beschikt; b. in een kindercentrum werkzame persoon van minimaal 18 jaar oud die de beroepsbegeleidende leerweg volgt, onder de voorwaarden dat het kindercentrum een erkend leerbedrijf is, beschikt over een scholings- en loopbaanbeleid en de betreffende persoon op een adequate manier begeleidt; 2. in een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de bemiddeling van gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op grond van de voor de kinderopvang geldende CAO benodigde opleiding heeft. Deze wijziging in artikel 1. j leidt vervolgens weer tot de volgende aanvulling in de artikelsgewijze toelichting op artikel 1. j (wederom is de cursieve tekst nieuw). De definitie uit het Tijdelijk besluit kwaliteitsregels kinderopvang is aangescherpt. Functionarissen onderscheiden zich van begeleiders doordat zij voldoen aan bepaalde opleidingseisen. De meeste functionarissen zullen een arbeidsovereenkomst hebben op grond van de CAO Kinderopvang. Daarin is aangegeven welk opleidingsniveau bij een bepaalde functie hoort. Door de aanscherping van de definitie behoren stagiaires en groepshulpen met een ID-baan niet tot de functionarissen, maar tot de begeleiders. In onderdeel l b van het artikel wordt een uitzondering gemaakt op de algemene regel dat functionarissen aan de opleidingseisen moeten voldoen. Ook de in een kindercentrum - werkzame persoon die de beroepsbegeleidende leerweg volgt (en dus nog niet over een afgeronde opleiding beschikt), kan gezien worden als een functionaris in de zin van deze verordening. Dit kan echter alleen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan. 1. Voorwaarden met betrekking tot de structuur van de instelling voor kinderopvang: - Het kindercentrum voldoet aan de door de OVDB vastgestelde regeling voor de erkenning van leerbedrijven. - Het kindercentrum beschikt over een scholings- en loopbaanbeleid waarin de opleidingsplaatsen zijn aangegeven en heeft inzichtelijk wie op welke positie een
Volgvel 3 opleidingsplaats bezet, wie vanuit welke functie als praktijkopleider en wie als opleidingsbegeleider fungeert. Onder praktijkopleider wordt verstaan degene die met succes de OVDB-opleiding tot praktijkopleider heeft gevolgd of voornemens is hier binnen een halfjaar mee te starten. De opleidingsbegeleider is degene die de leerling vanuit de onderwijsinstelling begeleidt. - Er is sprake van adequate begeleiding van de BBL-leerling. Het kindercentrum draagt er zorg voor dat de BBL-leerling altijd tezamen met een functionaris wordt ingezet, die na een afgeronde opleiding ten minste twee jaar ervaring heeft als gekwalificeerd groepsleider. Deze functionaris is in de groep aanwezig als de leerling in de groep werkt en heeft tijd ter beschikking voor reflectie en rapportage met en over de leerling in het kader van de opleiding, naast de eigen taken als functionaris in en buiten de groep. 2. Voorwaarden met betrekking tot de BBL-leerling: - Voorop staat dat de BBL-leerling slechts beperkt mag worden ingezet, aangezien de leerling nog in opleiding is. De formatieve inzetbaarheid, zowel qua tijd als verantwoordelijkheid, hangt af van de ontwikkeling van de leerling in kwestie en van de begeleiding die hij ontvangt. De formatieve inzetbaarheid wordt (van 0-100%) bepaald op grond van een advies van de praktijkopleider en de opleidingsbegeleider. - De BBL-leerling die (gedeeltelijk) formatie/ wordt ingezet, is ten minste 18 jaar oud. Overigens hebben de sociale partners in de kinderopvang onlangs een vooraankondiging gedaan voor een stimuleringsmaatregel Op de groei 2001. Doel van deze regeling is om kinderopvangorganisaties financiële ruimte te bieden om extra BBL-leerlingen aan te stellen en op te leiden tot gekwalificeerd personeel. Toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang De inzet en begeleiding van de BBL-leerlingen zal zowel door de inspecteur Kinderopvang als de GGD worden gecontroleerd. De kindercentra dienen aan de gemeente schriftelijk door te geen wanneer zij deze leerling(en) gaan inzetten Aan de GGD zal worden gevraagd tijdens de jaarlijkse inspectie van een kindercentrum alert te zijn op de aanwezigheid van BBL-leerlingen. In het inspectierapport dient men het aantal leerlingen en de wijze van begeleiding te vermelden. Als blijkt dat er verhoudingsgewijs teveel leerlingen zijn ingezet, of de begeleiding niet goed is geregeld, zullen er tegen het desbetreffende kindercentrum maatregelen worden getroffen. Wij stellen u derhalve voor: 1. De verordening kinderopvang Haarlemmermeer 1997 op de voorgestelde wijze aan te passen. Deze aangepaste verordening de titel mee te geven; verordening kinderopvang Haarlemmermeer 2002. 2. De inwerkingtreding van de verordening kinderopvang Haarlemmermeer 2002 vast te stellen op 1 januari 2002 3. De verordening kinderopvang Haarlemmermeer 1997 per 1 januari 2002 in te trekken. De verordening kinderopvang Haarlemmermeer 1997 en de ledenbrief van de VNG d.d. 10 augustus 2001 liggen ter inzage in de raadsportefeuille.
Volgvel 4 Dit voorstel is behandeld in de raadscommissie van Welzijn, Onderwijs en Cultuur. Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, de secretaris, de burgemeester, mw. ir. H.J. Wijsenbeek J. van Houwelingen
Raadsbesluit De raad van de gemeente Haarlemmermeer; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 11 december 2001, nummer 375; besluit: 1. Vast te stellen de verordening kinderopvang Haarlemmermeer 2002. 2. De inwerkingtreding van de verordening kinderopvang Haarlemmermeer 2002 vast te stellen op 1 januari 2002. 3. Per 1 januari 2002 in te trekken de Verordening Kinderopvang Haarlemmermeer 1997. Vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2001. De secretaris De voorzitter, mw. ir. H.J. Wijsenbeek J. van Houwelingen Commissie Welzijn, Onderwijs en Cultuur