University of Groningen Patient-reported outcomes in patients with heart failure Kraai, Imke IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 2017 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Kraai, I. (2017). Patient-reported outcomes in patients with heart failure [Groningen]: Rijksuniversiteit Groningen Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 19-10-2017
Patient-reported outcomes in patients with heart failure
Nederlandse samenvatting Bij het onderzoek naar de zorg voor hartfalen patiënten is het een uitdaging om nieuwe richtingen te verkennen, zodat de zorg op individueel en populatieniveau geoptimaliseerd kan worden. Dit proefschrift onderzoekt het gebruik van verschillende patiënt gerapporteerde uitkomstmaten bij patiënten met hartfalen en de patiënten perceptie over deze uitkomstmaten. Hoofdstuk 1 Preferences of heart failure patients in daily clinical practice: quality of life or longevity? Bij 100 poliklinische patiënten met hartfalen werd door middel van interviews de voorkeur voor kwaliteit van leven of langer leven onderzocht. Hiervoor werd de time trade-off benadering gebruikt (TTO). De gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven werd onderzocht met de EQ-5D en de Minnesota Living with Heart Failure Questionnaire (MLHFQ). De door de patiënten zelf geschatte levensverwachting werd gemeten met een visueel analoge schaal (VAS). De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 70 jaar en 71% van de patiënten was man. In totaal hechtte 61% van de patiënten meer waarde aan kwaliteit van leven dan aan langer leven. Negen en veertien procent van de patiënten waren bereid om 6 en 12 maanden om te ruilen voor perfecte gezondheid en zij hechtten hierdoor meer waarde aan kwaliteit van leven. Patiënten die bereid waren om tijd om te ruilen voor kwaliteit van leven hadden een significant hoger NT-pro-BNP niveau en rapporteerden significant meer kortademigheid tijdens inspanning. Voorspellers voor de bereidheid om tijd in te leveren voor kwaliteit van leven waren een hoger NT-pro-BNP niveau en een lagere EQ VAS score. De conclusie van dit onderzoek is dat de meerderheid van de patiënten met hartfalen meer waarde hechten aan de kwaliteit van leven dan aan langer leven. Ernst van de ziekte en kortademigheid bij inspanning waren geassocieerd met de voorkeur voor kwaliteit van leven over langer leven. De zelf geschatte levensverwachting verschilde niet tussen de patiënten die bereid waren om tijd in te leveren voor kwaliteit van leven en de patiënten die niet bereid waren om tijd in te leveren. Deze inzichten geven de mogelijkheid om met patiënten open en persoonlijke discussies te voeren over hun voorkeuren ten 182
aanzien van hun behandeling en de behandelingsbeslissingen. Deze bevindingen kunnen in de toekomst behulpzaam zijn bij verdere ontwikkelingen van meer patiëntgerichte zorg. Hoofdstuk 2 Not getting worse a qualitative study of perception of treatment goals in patients with heart failure Dit onderzoek had een kwalitatief design en werd uitgevoerd middels een focus groep interview. In de focus groep werden 6 patiënten met hartfalen geïncludeerd. De verzamelde data werd geanalyseerd door middel van kwalitatieve content analyse. De voor deze focus groep geselecteerde deelnemers hadden aan een eerdere studie over patiënten voorkeuren deelgenomen (Hoofdstuk 1). De gemiddelde leeftijd was 70 jaar en de duur van het hartfalen varieerde tussen de 2 en 10 jaar. De deelnemers gaven aan dat het hebben van hartfalen voor hun betekende dat ze om moesten gaan met verscheidende beperkingen en zich vaak opofferingen moesten getroosten. Maar de deelnemers gaven ook aan dat passende behandeling kan voorkomen dat hun conditie verslechtert. De kwalitatieve content analyse liet zien dat niet slechter worden het overkoepelende onderwerp was van dit onderzoek. Dit onderwerp is opgebouwd uit 4 categorieën die beschrijven hoe de deelnemers het behandelingsdoel ervaren: het verminderen van symptomen, het verbeteren van het fysiek functioneren, het voorkomen van heropnames en het zo normaal mogelijk leven. Geen enkele deelnemer noemde het verbeteren van de overlevingskans of genezen van hartfalen als primair behandelingsdoel. De conclusie van deze studie is dat niet slechter worden wordt ervaren als een belangrijk behandelingsdoel. Deze bevinding kan gebruikt worden om de effectmaten van interventies in de toekomst beter aan te laten sluiten bij de beleving van patiënten. Meer onderzoek is nodig om eindpunten te ontwikkelen die consistent zijn met de beleving van patiënten, meetbaar zijn en te gebruiken zijn in de klinische praktijk. 183
Hoofdstuk 3 Perception of impairments by patients with heart failure. De onderzoeksgegevens voor deze studie werden verzameld tijdens een grotere studie naar de voorkeuren van patiënten met hartfalen (hoofdstuk 1). In 100 poliklinische patiënten werden klachten en symptomen gepaard gaande met hartfalen onderzocht met behulp van de verschillende items in de MLHFQ. Hoe de patiënten deze klachten en symptomen ervaren werd onderzocht door middel van een gestructureerde vragenlijst. Het aantal door hartfalen veroorzaakte klachten en symptomen varieerde tussen de 18 en 77%. De meest frequent voorkomende klachten en symptomen waren vermoeidheid en beperkingen in de fysieke activiteit. Klachten en symptomen die regelmatig als zeer belastend door de patiënten werden waargenomen waren vermoeidheid (67%), kortademigheid (57%), en belemmeringen in de fysieke activiteiten (55%). Corrected item-total correlation (range 0.10-0.59) liet zien dat vermoeidheid (r=0.54), klachten ten aanzien van rusten (r=0.59), deelnemen aan fysieke activiteiten (r=0.52) en sociale activiteiten (r=0.55) een hoge bijdrage hadden aan de sum-score van de MLHFQ. Met dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de klachten en symptomen die patiënten met hartfalen het meest frequent ervaren niet per definitie de klachten en symptomen zijn die ze als het meest belastend ervaren. Met uitzondering van klachten en symptomen ten aanzien van vermoeidheid en moeilijkheden die de patiënt ondervindt bij het werken rondom huis of tuin. Hierdoor dragen veel voorkomende klachten en symptomen niet relevant bij aan de algehele kwaliteit van leven. Echter het is belangrijk voor medewerkers in de gezondheidszorg om ook de minder vaak voorkomende klachten en symptomen te bespreken met hun patiënten. Inzichten in het aantal klachten en symptomen en inzicht in hoe patiënten deze klachten en symptomen ervaren zijn belangrijk met betrekking tot het geven van persoonlijke zorg. 184
Hoofdstuk 4 Optimism and quality of life in patients with heart failure. De onderzoeksgegevens voor deze studie werden verzameld tijdens een grotere studie naar de voorkeuren van patiënten met hartfalen (hoofdstuk 1). Dispositioneel optimisme werd onderzocht in 86 patiënten met hartfalen. De gemiddelde leeftijd was 70 jaar en 72% was man. Dispositioneel optimisme werd gemeten met de Revised Life Orientation Test (LOT-R). De (gemiddelde ± SD) totale score op de LOT-R was 14.6 ± 2.9 (range 0-24), en de scores op de subschalen waren voor optimisme 8.1 ± 1.9 en voor pessimisme 5.5 ± 2.5. Een hogere leeftijd was gerelateerd aan meer optimisme (r = 0.22, p < 0.05), en er was een positief verband tussen optimisme en een kwaliteit van leven (B = 0.04, p < 0.05). De conclusie van dit onderzoek is dat er een verband is tussen optimisme en gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven in poliklinische patiënten met hartfalen. De literatuur suggereert dat optimisme een beïnvloedbare eigenschap is; daarom kan het verbeteren van de mate van optimisme bij patiënten een veelbelovende manier zijn om de gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven met hartfalen te verhogen. Hoofdstuk 5 Health-related quality of life and anemia in hospitalized patients with heart failure. Baseline data van het COACH onderzoek (Coordinating study evaluating Outcomes of Advising and Counseling in Heart Failure) werd gebruikt voor dit onderzoek. De gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven werd onderzocht met 2 generieke vragenlijsten (RAND 36- item Health Survey 1.0 en Cantril s Ladder of Life) en met 1 ziekte specifieke vragenlijst (de MLHFQ). Patiënten werden in dit deel onderzoek geïncludeerd als baseline gegevens van het hemoglobine beschikbaar waren; hierdoor werden 1013 patiënten geïncludeerd. De gemiddelde leeftijd van de geïncludeerde, in het ziekenhuis opgenomen patiënten was 71 jaar en 62% was man. Zeventig procent van de patiënten had geen anemie, 14% had milde anemie en 16% had een matige- tot ernstige anemie. Onafhankelijke associaties werden gevonden tussen anemie en fysiek functioneren (p=0.019), anemie en rol beperkingen door fysiek functioneren (p=0.002), anemie en algemene gezondheid (p=0.024), en anemie en globaal welzijn (p=0.003). 185
De conclusie van dit onderzoek is dat gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven onafhankelijk geassocieerd is met anemie in patiënten opgenomen voor hartfalen ten aanzien van globaal welzijn, algemene gezondheid, fysiek functioneren, en beperkingen door fysiek functioneren. Naast de last van het hartfalen is anemie een belangrijke factor die de gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven in opgenomen patiënten met hartfalen beïnvloedt. Dit effect was het meest zichtbaar in de domeinen die gerelateerd zijn aan fysiek functioneren en algemene gezondheid. Het verband dat in dit onderzoek gevonden is, zou gebruikt kunnen worden als een parameter om de gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven van anemische patiënten met hartfalen te verbeteren. Hoofdstuk 6 Heart failure patients monitored with telemedicine: patient satisfaction, a review of the literature. Een uitgebreide zoekbewerking werd uitgevoerd in de Pubmed, Embase, Cinahl en Cochrane databases van medische literatuur door gebruik te maken van een op maat gemaakte zoekstrategie voor elke database. Artikelen die gepubliceerd waren tot en met November 2010 werden verzameld. Hartfalen, tevredenheid en telemonitoring gerelateerde zoektermen werden gebruikt. 193 publicaties werden gevonden met deze zoekstrategie. Deze artikelen hadden een duidelijke onderzoeksfocus op patienttevredenheid en telemonitoring. Patiënttevredenheid met telemonitoring werd gemeten met zelf ontwikkelde vragenlijsten of door middel van (telefonische) interviews. Geen van de artikelen gebruikte dezelfde vragenlijst of telefonisch onderzoek om de patiënttevredenheid te meten. De validiteit en betrouwbaarheid was maar in 1 vragenlijst onderzocht. Over het algemeen lijken patiënten of tevreden of heel tevreden met het gebruik van telemonitoring. Dit onderzoek concludeert dat patiënttevredenheid nog steeds onderbelicht is in het onderzoek naar de toepassingen en toegevoegde waarde van niet-invasieve telemonitoring, ondanks de aanbevelingen van de FDA en het feit dat patiënttevredenheid gezien wordt als een belangrijke indicator van de kwaliteit van de zorg. De weinige onderzoeken die patiënttevredenheid gemeten hebben, hebben helaas gebrekkig geconstrueerde vragenlijsten gebruikt. 186
Hoofdstuk 7 The value of telemonitoring and ICT-guided disease management in heart failure - results from the IN TOUCH study. Een gerandomiseerde studie werd uitgevoerd in meerdere centra om het effect te onderzoeken van innovatieve ICT-geleide-DMS gecombineerd met telemonitoring in poliklinieken voor chronische patiënten met hartfalen (IN TOUCH studie). In totaal werden 179 patiënten in deze studie geïncludeerd. De gemiddelde leeftijd was 69 jaar. 72% was man en 77% van de patiënten had NYHA-klasse III IV. De gemiddelde linker ventrikel ejectiefractie was 28%. De patiënten werden gerandomiseerd naar of de ICT-geleide-DMS arm of naar de ICT-geleide-DMS met telemonitoring arm. De follow-up periode van het onderzoek was 9 maanden. Het samengestelde eindpunt bevatte mortaliteit, de eerste hartfalen heropname, en veranderingen in de gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven. De gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven werd gemeten met de MLHFQ. In totaal werden 177 patiënten in de statistische analyses geïncludeerd. De gemiddelde score van het primaire samengestelde eindpunt was 0.63 in de ICT-geleide-DMS groep versus 0.73 in de ICT-geleide -DMS met telemonitoring groep (mean difference 0.1, 95%CI: 0.67 +0.82, p = 0.39). De totale sterfte in de ICT-geleide-DMS groep was 12% versus 15% in de ICT-geleide- DMS-met telemonitoring groep (p = 0.27); het percentage patiënten met een hartfalen heropname was 28% versus 27% (p = 0.87), en het percentage met een heropname (alle oorzaken) was 49% versus 51% (p = 0.78), respectievelijk. De gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven verbeterde tijdens de studie in de meeste patiënten en verschilde niet tussen beide groepen. De incrementele kosten waren 1360 lager in de ICT-geleide-DMS groep. De ICT-geleide-DMS-met-telemonitoring groep had een significant lager aantal hartfalen gerelateerde bezoeken aan de polikliniek (p < 0.01). De conclusie van dit onderzoek is dat ICT-geleide DMS in combinatie met telemonitoring, zoals gebruikt in de IN TOUCH studie, zowel het primaire (samengestelde) eindpunt van mortaliteit, hartfalen heropname en gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven, als de aparte individuele uitkomsten van het samengestelde eindpunt niet verbetert. De IN TOUCH studie heeft echter wel laten zien, dat het gebruik van telemonitoring veilig is en dat het hartfalen gerelateerde bezoeken aan de polikliniek kan verminderen. 187