Beoordeling. h2>klacht

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Rapport over een klacht over IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/090

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 21 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/291

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 4 december 2001 Rapportnummer: 2001/384

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 8 mei 2002 Rapportnummer: 2002/142

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Rapport over een klacht over de IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/089

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Op het verkeerde been

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/303

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Datum: 17 juni Rapportnummer: 2011/186

Rapport. Datum: 12 april 2006 Rapportnummer: 2006/142

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Rapport. Datum: 4 december 2007 Rapportnummer: 2007/292

Rapport. Datum: 10 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/307

Rapport. Datum: 27 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/329

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 18 mei 2006 Rapportnummer: 2006/188

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

Rapport. Datum: 8 december 2000 Rapportnummer: 2000/370

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding.

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/084

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Beoordeling. h2>klacht. Verzoeker klaagt erover dat:

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Rapport. Rapport over een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: Rapportnummer: 2012/142

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Beoordeling. h2>klacht

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Rapport. Datum: 31 juli 2003 Rapportnummer: 2003/246

Rapport. Datum: 16 mei 2003 Rapportnummer: 2003/124

Rapport. Datum: 29 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/262

Rapport. Datum: 1 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/298

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 11 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/438

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 19 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/229

Rapport. Rapport over een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: Rapportnummer: 2013/058

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 9 februari 2007 Rapportnummer: 2007/027

De klacht is behandeld door een kamer van de commissie, die als volgt is samengesteld:

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het Ministerie van Defensie uit Den Haag. Datum: 20 november Rapportnummer: 2011/341

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Datum: 7 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/253

Beoordeling. h2>klacht

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Verzoekers klagen er over dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst het advies van de Klachtencommissie Wet beëdigde tolken niet opvolgt om de tolk die getolkt heeft tijdens het nader gehoor van verzoekers op 10 december 2008, een taaltest te laten doen. Beoordeling I. Bevindingen 1. Verzoekers, de heer en mevrouw K., zijn asielzoekers afkomstig uit Iran. De Immigratieen Naturalisatiedienst (IND) heeft hen op 10 december 2008 nader gehoord over hun asielmotieven. Uit deze gehoren bleek dat verzoekers met name vreesden dat zij bij terugkeer naar Iran zouden worden vervolgd in verband met hun bekering tot het Christelijke geloof. De vragen van de hoorambtenaar en de verklaringen van verzoekers zijn vanuit het Farsi vertaald door een tolk. Aan het eind van de gehoren heeft de contactambtenaar aan verzoekers gevraagd of zij tevreden waren over het verloop van het gehoor en of zij de tolk goed hadden verstaan en begrepen. Verzoekers hebben hier beiden instemmend op geantwoord. De heer K. voegde hier nog aan toe dat in het verslag opgetekend kon worden dat het goed was. Nadat verzoekers de mogelijkheid hebben gehad op- of aanmerkingen te maken over de gang van zaken tijdens het nader gehoor, heeft de contactambtenaar hen gewezen op de klachtenregeling van de Algemene Wet Bestuursrecht in geval zij toch niet tevreden mochten zijn over het optreden van de contactambtenaar of de tolk. 2. Op 19 juni 2009 diende de gemachtigde van verzoekers bij de IND een klacht in over de tolk. De gemachtigde liet de IND hierin weten dat de tolk volgens verzoekers tijdens de nadere gehoren een onprofessionele houding had gehad en hen onheus had bejegend. Daarnaast zou de tolk sommige verklaringen van verzoekers niet correct hebben vertaald. Uit één en ander was volgens de gemachtigde gebleken dat de tolk de Nederlandse taal onvoldoende machtig was en daardoor niet in staat was geweest de gevoelens van verzoekers goed onder woorden te brengen. 3. Nadat een informele afdoening van deze klacht niet mogelijk bleek, heeft de IND de klacht ter advisering voorgelegd aan de Klachtencommissie Wet Beëdigde Tolken en Vertalers. In haar advies van 22 september 2009 liet de commissie de IND weten zich geen oordeel te kunnen vormen over de al dan niet professionele houding van de tolk tijdens het gehoor en haar bejegening ten opzichte van verzoekers. Het klachtonderdeel over het niet correct vertalen van de verklaringen van verzoekers werd door de commissie gegrond geacht, evenals het klachtonderdeel dat de tolk volgens verzoekers hun gevoelens onvoldoende onder woorden had gebracht. De commissie was echter van oordeel dat de onjuiste vertalingen niet van dien aard waren om daar verstrekkende gevolgen aan te verbinden. Omdat de commissie de klacht schriftelijk heeft behandeld en

3 derhalve de tolk niet heeft gehoord, kon de commissie zich geen oordeel vormen over het klachtonderdeel dat de tolk de Nederlandse taal onvoldoende machtig zou zijn. Derhalve gaf de commissie de IND in overweging om de betreffende tolk -zo de IND dit nodig achteen taaltest af te laten nemen. 4. Naar aanleiding van het rapport van de Klachtencommissie verklaarde de IND de klachtonderdelen over het niet correct vertalen en het onvoldoende onder woorden brengen van de gevoelens van verzoekers gegrond. Het advies om van de tolk een taaltest te laten afnemen is echter niet overgenomen. De IND liet bij brief van 20 oktober 2009 aan de gemachtigde weten daar geen aanleiding voor te zien omdat, volgens de IND, van deze tolk niet kan worden gezegd dat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. De betreffende tolk werkt al jarenlang voor de IND en in al die tijd is er nooit eerder een vergelijkbare klacht als die van verzoekers over haar ingediend. 5. De gemachtigde diende op 20 november 2009 een verzoekschrift in bij de Nationale ombudsman. Hierin klaagde hij namens verzoekers over het feit dat de IND geen gevolg had gegeven aan het advies van de Klachtencommissie Wet Beëdigde Tolken en Vertalers om de betreffende tolk een taaltest te laten ondergaan. 6. Naar aanleiding van het door de Nationale ombudsman geopende onderzoek deelde ook de minister van Justitie mee dat hij een taaltest voor deze tolk niet nodig achtte. De minister liet weten dat de betreffende tolk al sinds 1991 regelmatig voor de IND werkt en de IND goede ervaringen met haar heeft en met haar taalvaardigheid in het Nederlands. Ook heeft de IND eerder nooit klachten over de werkzaamheden van deze tolk ontvangen. Daarnaast zag de minister om nog een aantal andere redenen geen aanleiding voor een taaltest. De tolk is hoog opgeleid in Nederland, gehuwd met een Nederlander en heeft de Nederlandse nationaliteit. Gelet op de combinatie van opleiding en de langdurige goede ervaringen van de IND met deze tolk, achtte de minister van Justitie in dit geval een taaltest overbodig. 7. Daarnaast zag de minister ook op formele gronden geen aanleiding om dit advies van de Klachtencommissie over te nemen. De commissie had bij de overweging over de taaltest verwezen naar artikel 20 van de Gedragscode tolken en vertalers van de IND, waarin een taaltest wordt genoemd. Deze test heeft volgens de minister echter uitsluitend betrekking op het toetsen van de beheersing van de vreemde taal van waaruit wordt getolkt. Een dergelijke test wordt opgesteld en afgenomen door hiervoor gekwalificeerde tolken en deskundigen in de specifieke taal. De minister liet weten dat een taaltest als die waar de commissie naar verwees slechts sporadisch nodig is en daarnaast in deze gegeven situatie ook niet toepasselijk is. II. Beoordeling

4 8. Het motiveringsvereiste brengt met zich mee dat het handelen van een bestuursorgaan feitelijk en logisch wordt gedragen door een kenbare motivering. Een bestuursorgaan dat een klacht ter advisering heeft voorgelegd aan een Klachtencommissie, dient de uiteindelijk door deze commissie uitgebrachte adviezen in alle redelijkheid op te volgen. Niet opvolgen van een advies is slechts acceptabel als het bestuursorgaan die beslissing draagkrachtig motiveert. 9. De tolk heeft bij een nader gehoor een spilfunctie. De contactambtenaar die het gehoor afneemt moet er als het ware blind op kunnen varen dat wat hem door de tolk vanuit de vreemde taal wordt overgebracht, de correcte bewoordingen zijn van de asielzoeker. De asielzoeker, voor wie het nader gehoor van wezenlijk belang is in zijn asielprocedure, moet er van op aan kunnen dat zijn verklaringen correct worden vertaald en de tolk daarnaast ook in staat is zijn gevoelens voldoende onder woorden te brengen. 10. Hoewel verzoekers direct na het nader gehoor in december 2008 van mening waren dat de tolk haar werk goed had gedaan, lieten zij de IND in juni 2009 onder meer weten dat de tolk vanwege onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal er niet in was geslaagd om hun gevoelens goed onder woorden te brengen. Zij waren tot die constatering gekomen na nadere bestudering, met hun gemachtigde, van de verslagen van de nadere gehoren. De IND heeft de klacht van verzoekers voorgelegd aan de Klachtencommissie Wet Beëdigde Tolken en Vertalers. De commissie heeft de klacht vervolgens schriftelijk behandeld, zonder verzoekers of de tolk te horen. Op basis van de door de gemachtigde van verzoekers aangeleverde stukken concludeerde de commissie dat er in sommige gevallen sprake moest zijn geweest van letterlijke vertalingen door de tolk van bepaalde uitdrukkingen of gezegdes, waardoor de verklaringen van verzoekers in het Nederlands een andere of onduidelijke strekking kreeg. De commissie was echter van mening dat de door verzoekers aangevoerde onjuiste vertalingen niet van dien aard waren om daar verstrekkende gevolgen aan te verbinden. Omdat de commissie zich zelf geen beeld had kunnen vormen van de taalvaardigheid in het Nederlands van de tolk, heeft zij de IND in overweging gegeven om -zo de IND dit nodig acht- van de tolk een taaltest af te laten nemen. 11. De IND liet verzoekers weten geen aanleiding te zien voor het opvolgen van dit advies van de Klachtencommissie en motiveerde dat aan de hand van verschillende overwegingen. De minister van Justitie liet later aan de Nationale ombudsman weten dat hij de overwegingen van de IND onderschreef en voegde hier vervolgens nog een aantal andere overwegingen aan toe. Vanwege onder meer de goede ervaringen van de IND met deze tolk sinds 1991 en gelet op de hoge opleiding van de tolk in Nederland, zag ook de minister geen aanleiding te veronderstellen dat de tolk de Nederlandse taal onvoldoende beheerste. Een taaltest achtte hij derhalve niet nodig. 12. De Nationale ombudsman is van mening dat de minister van Justitie voldoende aannemelijk heeft gemaakt welke overwegingen hem en de IND hebben doen besluiten

5 om geen gevolg te geven aan het advies van de tolk een taaltest te laten afnemen. De minister heeft naar de mening van de Nationale ombudsman voldoende gemotiveerd dat hij voor de betreffende tolk een taaltest niet nodig acht. De onderzochte gedraging is behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van IND uit Rijswijk is ongegrond. Onderzoek Op 20 november 2009 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift over de Immigratie- en Naturalisatiedienst in Rijswijk. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Justitie, werd op 19 februari 2010 een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de minister van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. In het kader van het onderzoek werd betrokkenen verzocht op de bevindingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De minister van Justitie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van de gemachtigde gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: 1) Verslag van het nader gehoor van de mevrouw K. op 10 december 2008 afgenomen door de IND in Ter Apel. 2) Verslag van het nader gehoor van de heer K. op 10 december 2008 afgenomen door de IND in Ter Apel. 3) Brief met bijlagen van 6 januari 2009 waarin de gemachtigde namens verzoekers bij de IND klaagt over de tolk. 4) Verslag van 15 september 2009 van de Klachtencommissie Wet beëdigde tolken en vertalers na (schriftelijke) behandeling van de klacht van verzoekers. 5) Gedragscode tolken IND, versie van mei 2009.

6 6) Brief van 20 oktober 2009 waarin de IND namens de toenmalige staatssecretaris van Justitie verzoekers meedeelt waarom de IND het niet nodig acht van de tolk een taaltest te laten afnemen. 7) Verzoekschrift van 20 november 2009 waarin de gemachtigde namens verzoekers bij de Nationale ombudsman er over klaagt dat de IND van de tolk geen taaltest afneemt. 8) Brief van 23 maart 2010 waarin de minister van Justitie reageert op het bij de Nationale ombudsman ingediende verzoekschrift. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond