ECLI:NL:RBLEE:2012:BY3354

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBGEL:2017:3683

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

ECLI:NL:RBNNE:2013:6459

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546

ECLI:NL:RBLEE:2007:BC2679


ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:RBNNE:2016:2318

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:RBGEL:2014:2198

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1911

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:RBDHA:2015:5568

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:RBGEL:2015:4535

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0442

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:RBGEL:2015:7076

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Uitspraak van 26 maart 2014 [X] te [Z], belanghebbende, de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond,

ECLI:NL:RBGEL:2016:1150

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

ECLI:NL:RBNHO:2017:1493

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:RBDHA:2016:4393

ECLI:NL:RBGEL:2017:2361

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBGEL:2017:11

ECLI:NL:RBZWB:2015:7148

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

ECLI:NL:RBZWB:2013:5107

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6595

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser


1.1 Eiseres is geboren op [geboortedag] 1942.

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBZWB:2015:3923

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

ECLI:NL:RBZWB:2017:2696

ECLI:NL:RBDHA:2013:13019

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

ECLI:NL:RBGEL:2017:4332

ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ7209

ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ9227

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

ECLI:NL:RBZWB:2014:747

ECLI:NL:RBDHA:2015:3059

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:RBDHA:2014:241

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Rechtbank Gelderland AWB - 14 _ Belastingrecht

Transcriptie:

ECLI:NL:RBLEE:2012:BY3354 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 06-11-2012 Datum publicatie 16-11-2012 Zaaknummer AWB 12/1046 en 12/1047 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie Inkomstenbelasting. Geen bron van inkomen voor eigenares van één poes. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NTFR 2013, 295 met annotatie van vandaal FutD 2012-2908 met annotatie van Fiscaal up to Date V-N Vandaag 2012/2714 V-N 2013/10.18.17 VNT 2013/10t.18.17 Uitspraak RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht, belastingkamer procedurenummers: AWB 12/1046 en 12/1047 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Emmen, verweerder, gemachtigde [gemachtigde].

Procesverloop Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2008 een aanslag (aanslagnummer [nummer].h.86) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van 8.234. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 april 2012 de aanslag gehandhaafd. Eiseres heeft daartegen bij brief van 8 mei 2012, ontvangen bij de rechtbank op 9 mei 2012, beroep ingesteld. Dit beroep heeft de rechtbank geregistreerd onder het procedurenummer 12/1046. Voor het jaar 2009 heeft verweerder aan eiseres een navorderingsaanslag (aanslagnummer [nummer].h.97) IB/PVV opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van 13.507. Hierbij heeft verweerder aan eiseres bij beschikking een bedrag van 173 aan heffingsrente in rekening gebracht. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 april 2012 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 12.773. De heffingsrente heeft verweerder verminderd tot een bedrag van 165. Eiseres heeft daartegen eveneens bij haar hiervoor vermelde brief van 8 mei 2012 beroep ingesteld. Dit beroep heeft de rechtbank geregistreerd onder het procedurenummer 12/1047. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2012 te Leeuwarden. Eiseres is daar in persoon verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam]. Motivering Feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast: 1.1 Eiseres heeft zich met als startdatum 1 januari 2008 onder de naam [X] als eenmanszaak laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Als activiteiten van deze eenmanszaak heeft zij laten vermelden: - Handelsbemiddeling in machines, technische benodigdheden, schepen en vliegtuigen. - Fokken en houden van schapen en geiten. - Dagbehandelcentra voor geestelijke gezondheids- en verslavingszorg. 1.2 Eiseres heeft op 2 maart 2009 haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2008 ingediend bij verweerder. Zij heeft daarbij aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 8.234. Dit inkomen bestaat voor 41 uit looninkomsten en voor 8.193 uit resultaat uit overige werkzaamheden. 1.3 Verweerder heeft eiseres naar aanleiding van haar inschrijving bij de Kamer van Koophandel een aangiftebiljet IB/PVV voor het jaar 2008 uitgereikt voor ondernemers. Eiseres heeft toen [A] Accountants B.V. ingeschakeld. Dit kantoor heeft op 6 november 2009 een herziene aangifte IB/PVV voor het jaar 2008 ingediend bij verweerder. Volgens deze aangifte bedraagt eiseres inkomen vóór persoonsgebonden aftrek 180 negatief. In deze aangifte is als winst uit onderneming een bedrag van 8.414 negatief opgenomen. Verder is in deze aangifte hetzelfde opgenomen als in de eerder ingediende aangifte (zie punt 1.2). 1.4 Het aangegeven verlies uit onderneming voor het jaar 2008 bestaat geheel uit kosten. Het betreft volgens de aangifte de volgende kosten:

1.5 Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 20 maart 2010 de onder het procesverloop vermelde aanslag IB/PVV voor het jaar 2008 opgelegd. Daarbij heeft hij het door eiseres aangegeven verlies uit onderneming niet in aanmerking genomen. 1.6 Op 18 juni 2010 heeft eiseres haar aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 ingediend bij verweerder. Hierbij heeft zij aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 1.720. Dit inkomen bestaat voor een bedrag van 11.787 negatief uit winst uit onderneming, een bedrag van 2.195 uit looninkomsten en een bedrag van 11.312 uit resultaat uit overige werkzaamheden. 1.7 Het aangegeven verlies uit onderneming voor het jaar 2009 bestaat geheel uit kosten. Het betreft volgens de aangifte de volgende kosten: 1.8 Naar aanleiding van het door eiseres' adviseur op 24 maart 2010 ingediende bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2008 heeft verweerder op 5 juli 2010 een boekenonderzoek ingesteld bij eiseres. Onderzocht is onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 2008 en 2009. Het onderzoek heeft zich beperkt tot het waarnemen van de actuele bedrijfsactiviteiten. Van het boekenonderzoek heeft verweerder op 2 augustus 2010 een rapport (het controlerapport) opgemaakt. 1.9 Volgens het controlerapport heeft eiseres de bedoeling om poezen/katten te fokken van met name het ras Maine Coon en Boskat. Daarnaast is eiseres van plan om in pension genomen veulens te socialiseren. In het controlerapport staat dat deze activiteiten tot dat moment nog niet tot opbrengsten hebben geleid. Verweerder heeft geconcludeerd dat ten aanzien van deze (voorgenomen) activiteiten geen sprake is van een bron van inkomen. Ten aanzien van het jaar 2008 heeft verweerder geconcludeerd dat het aangegeven verlies uit onderneming niet in aanmerking kan worden genomen en dat het belastbaar inkomen uit werk en woning moet worden vastgesteld op 8.234. Hierbij heeft verweerder meegedeeld dat het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2008 zal worden afgewezen. Ten aanzien van het jaar 2009 heeft verweerder eveneens geconcludeerd dat het aangegeven verlies uit onderneming niet in aanmerking kan worden genomen. Het belastbaar inkomen voor dat jaar moet volgens verweerder worden vastgesteld op een bedrag van 13.507. 1.10 Met dagtekening 27 juli 2011 heeft verweerder aan eiseres voor het jaar 2009 een aanslag IB/PVV opgelegd overeenkomstig haar aangifte. Het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft verweerder aldus vastgesteld op een bedrag van 1.720. Verweerder heeft bij het vaststellen van deze aanslag de gegevens uit eiseres' aangifte abusievelijk geautomatiseerd verwerkt zonder het door eiseres aangegeven verlies uit onderneming te corrigeren. De verschuldigde IB/PVV bedroeg nihil.

1.11 Met dagtekening 6 augustus 2011 heeft verweerder aan eiseres de onder het procesverloop vermelde navorderingsaanslag IB/PVV aan eiseres opgelegd. Daarbij heeft hij het door eiseres aangegeven verlies uit onderneming alsnog buiten beschouwing gelaten. De verschuldigde IB/PVV bedroeg 1.787. 1.12 Op 4 augustus 2011 heeft eiseres' adviseur een bezwaarschrift ingediend tegen de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2009. De adviseur heeft op 8 september 2012 een nadere motivering ingediend van dit bezwaarschrift en het bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2008. 1.13 Op 7 februari 2012 heeft eiseres een verbeterde aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 ingediend bij verweerder. Het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft zij hierbij berekend op een bedrag van 12.770, bestaande uit alleen looninkomsten. 1.14 Bij brief van 13 maart 2012 heeft eiseres zelf bezwaar gemaakt bij verweerder tegen de hele gang van zaken omtrent haar aangiften IB/PVV voor de jaren 2008 en 2009. Zij heeft meegedeeld dat haar adviseur fouten heeft gemaakt. Eiseres heeft bij haar brief een ondernemings- en een financieringsplan gevoegd. Volgens het ondernemingsplan was eiseres met haar bedrijf [X] voornemens te beginnen met het fokken van katten (Maine Coon en/of Noorse Boskatten) en later met het stallen van veulens en het oprichten van een kleine hondenfokkerij. Eiseres' bedoeling was om op een humane manier katten te fokken. Zij wenste geen broodfokker te zijn. Het was niet haar bedoeling dat haar katten showkatten werden; ze wenste dat ze zo natuurlijk mogelijk bleven. Het plan was dat eiseres' jongste zoon het bedrijf op den duur zou overnemen. Volgens het door eiseres opgestelde financieringsplan zou zij vanaf het vierde jaar na de start van haar bedrijf voor het eerst een positief resultaat behalen. Eiseres heeft in haar brief meegedeeld dat zij haar bedrijf heeft beëindigd wegens demotivatie door de problemen met de Belastingdienst, het wegvallen van de teruggaven omzetbelasting, het niet terugkrijgen van IB/PVV, het weg moeten doen van de bestelauto en de hoge rekeningen van haar accountant. Zij vond het toen niet meer zinvol om een dekkater aan te schaffen. 1.15 Eiseres is in de jaren 2008 en 2009 bezig geweest met het inrichten van de fokkerij. Zo heeft zij een ren gebouwd en heeft zij de aankleding van haar huis en omgeving onderhouden en opgeknapt om - naar zij zelf in haar pleitnota stelt - mooie foto's te maken en kopers in een prettige omgeving te ontvangen. Verder heeft zij een bestelauto aangeschaft. Ten tijde van het boekenonderzoek, in juli 2010, had eiseres een poes van zeven maanden oud (zie eiseres' pleitnota). Ten aanzien van de voorgenomen paardenstalling heeft eiseres geen activiteiten ondernomen. Met ingang van 1 april 2010 heeft eiseres haar eenmanszaak [X] laten uitschrijven uit het handelsregister. 1.16 Bij de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2008 heeft verweerder deze aanslag gehandhaafd. De navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2009 heeft verweerder naar aanleiding van eiseres' verbeterde aangifte verminderd tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 12.773. Geschil 2.1 Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of de door eiseres onder de naam [X] verrichtte activiteiten een bron van inkomen vormen. 2.2 Voor wat betreft de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2009 is tevens tussen partijen in geschil het antwoord op de vraag of verweerder het recht had om deze aanslag op te leggen. 2.3 Ter zitting hebben partijen bevestigd dat het beroep ook mede is gericht tegen verweerders (impliciete) verliesvaststellingsbeschikking van nihil voor het jaar 2008, aangezien eiseres voor dat jaar een negatief inkomen bepleit. Beoordeling van het geschil

Bron van inkomen? 3.1 Wil er sprake zijn van een bron van inkomen in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 (de Wet IB), dan moet volgens vaste jurisprudentie onder meer redelijkerwijs zijn te verwachten dat de bron eventueel in de toekomst een positieve opbrengst zal geven. 3.2 Uit de van eiseres afkomstige stukken volgt dat eiseres vanuit een bepaalde filosofie plannen had om een onderneming te starten met als activiteiten het fokken van katten en later het stallen van veulens en het oprichten van een kleine hondenfokkerij. Volgens het door haar opgestelde financieringsplan zou zij vanaf het vierde jaar na de start van haar bedrijf voor het eerst een positief resultaat behalen. 3.3 De vraag of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting, moet in beginsel worden beantwoord op basis van feiten en omstandigheden van dat jaar. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen echter licht werpen op het antwoord op de vraag of in het betreffende jaar sprake is van een objectieve voordeelsverwachting en mogen daarom mede in aanmerking worden genomen (zie HR 24 juni 2011, LJN: BP5707). 3.4 Uit de vastgestelde feiten van de jaren 2008 en 2009 volgt dat eiseres in die jaren alleen kosten heeft gemaakt. Van opbrengsten is in die jaren geen sprake geweest, ook niet in de opvolgende jaren. Pas in het jaar 2010 (zie punt 1.15) heeft eiseres een poes aangeschaft, die op dat moment nog niet geslachtsrijp was. In maart 2012 heeft zij haar ondernemingsplannen opgegeven. Het is er daarom tot die tijd niet meer van gekomen om een dekkater aan te schaffen. De voorgenomen paardenstalling is nooit van de grond gekomen. Met ingang van 1 april 2010 heeft eiseres haar eenmanszaak [X] laten uitschrijven uit het handelsregister. Gelet op deze feiten en omstandigheden, is naar het oordeel van de rechtbank objectief gezien geen sprake van een voordeelsverwachting in de jaren 2008 en 2009. Gelet op de door eiseres aangevoerde beweegredenen voor het beëindigen van haar ondernemingsplannen (zie punt 1.14, slot), betwijfelt de rechtbank zelfs of bij eiseres wel het oogmerk bestond om voordeel te behalen (subjectieve voordeelsverwachting). Indien eiseres immers had geloofd in haar eigen ondernemingsplan, had zij dit, ongeacht de opvatting van verweerder, kunnen realiseren. Anders dan eiseres kennelijk meent, kan verweerder niet als financier worden gezien van startende ondernemers. De rechtbank wijst eiseres erop dat in de Wet IB wel de mogelijkheid wordt geboden om op het moment waarop sprake is van een onderneming, de in de vijf kalenderjaren voorafgaande aan dit moment gemaakte aanloopkosten alsnog in aftrek te brengen (artikel 3.10 van de Wet IB). 3.5 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door eiseres onder de naam [X] verrichtte activiteiten in de onderhavige jaren geen bron van inkomen vormen. Dit brengt mee dat de ter zake gemaakte kosten niet als verlies uit onderneming of anderszins in aanmerking kunnen worden genomen. Het gelijk is daarom aan verweerder. Navorderingsaanslag 2009 rechtsgeldig? 3.6 Eiseres heeft gesteld dat de aangifte IB/PVV voor het jaar 2009 alsnog is uitbetaald, terwijl al bekend was dat de aangifte voor dat jaar zou worden afgewezen. Naar de rechtbank eiseres begrijpt, heeft zij hiermee bedoeld te stellen dat verweerder niet het recht had om een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2009 op te leggen. 3.7 In de Algemene wet inzake rijksbelastingen staat dat navordering kan plaatsvinden in alle gevallen waarin te weinig belasting is geheven doordat ten gevolge van een fout een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Dit moet de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar zijn. Hiervan is in elk geval sprake indien de te weinig geheven belasting ten minste 30 percent van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting bedraagt (artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c). 3.8 Verweerder heeft bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2009 de gegevens uit eiseres' aangifte abusievelijk geautomatiseerd verwerkt zonder het door eiseres aangegeven verlies uit onderneming te corrigeren (zie punt 1.10). Aldus is te weinig belasting geheven ten gevolge van

een fout. Deze te weinig geheven belasting bedraagt 100% van de - na de correctie - in totaal verschuldigde belasting. Dit brengt mee dat er van rechtswege vanuit moet worden gegaan dat sprake was van een voor eiseres kenbare fout. Overigens heeft eiseres dit zelf ook al toegegeven. Zij heeft immers zelf gesteld dat haar al bekend was dat verweerder het door haar aangegeven verlies uit onderneming niet zou accepteren. 3.9 Gelet op het voorgaande heeft verweerder de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2009 terecht opgelegd. De heffingsrente 3.10 Het beroep wordt ook geacht mede betrekking te hebben op de bij de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2009 in rekening gebrachte heffingsrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Nu de met de beschikking heffingsrente samenhangende navorderingsaanslag in stand wordt gelaten, is de rechtbank van oordeel dat deze beschikking heffingsrente ook moet worden gehandhaafd. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2012. w.g. M. Hiemstra w.g. A.F. Germs-de Goede Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.

Afschrift verzonden op: fn 17