ECLI:NL:RBLIM:2016:661

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBAMS:2016:6651

ECLI:NL:RBAMS:2017:3179

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBLIM:2017:6026

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:7110

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

ECLI:NL:RBARN:2010:BO4467

ECLI:NL:RBLIM:2016:3870

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBNHO:2016:9102

ECLI:NL:RBNHO:2016:8196

ECLI:NL:RBGEL:2016:5507

ECLI:NL:RBLIM:2016:9653

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

ECLI:NL:RBDHA:2015:16283

ECLI:NL:RBOBR:2016:7513

vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBNNE:2017:1905

[NAAM KANTOOR] [UW NAAM] [UW ADRES] Rechtbank [NAAM RECHTBANK], locatie [LOCATIE RECHTBANK]. T.a.v. Sector kanton, afdeling Griffie [ADRES RECHTBANK]

ECLI:NL:RBDHA:2017:1591

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBNHO:2016:6590

ECLI:NL:RBMNE:2017:3973

ECLI:NL:RBMNE:2014:6635

ECLI:NL:RBROT:2017:4009

ECLI:NL:RBLIM:2017:3129

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBLIM:2017:8199

ECLI:NL:RBGEL:2016:2087

ECLI:NL:RBLIM:2017:2219

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

Voorwaardelijke ontbinding onder de Wwz, Ernstig verwijtbaar handelen werkneemster, Geen vergoeding en ontbinding op termijn van vier dagen

ECLI:NL:CRVB:2015:2828

ECLI:NL:OGEAC:2017:86

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462

ECLI:NL:RBDOR:2008:BD6428

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNHO:2017:1456

ECLI:NL:RBROT:2017:1535

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBOVE:2016:5284

ECLI:NL:GHDHA:2016:1750

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:RBASS:2006:AX0491

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:1417

ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

Uitspraak. Ontslagregeling. AR-Updates.nl AR 2016/1706 RAR 2016/144 RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT. Kanton. Breda

ECLI:NL:GHDHA:2017:1150

ECLI:NL:RBZLY:2006:AY7374

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2016:7322

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBLIM:2017:544

ECLI:NL:RBLIM:2017:2557

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBMAA:2003:AF5395

ECLI:NL:RBMNE:2017:3808

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462

ECLI:NL:CRVB:2015:3533

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2773

Wederindiensttredingsvoorwaarde Ontslagbesluit; zzp'er; stageovereenkomst

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP8136

ECLI:NL:RBLIM:2016:11367

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

ECLI:NL:RBLIM:2017:7391

Transcriptie:

ECLI:NL:RBLIM:2016:661 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 27012016 Datum publicatie 28012016 Zaaknummer 4683113/AZ/15341 27012016 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht Eerste aanleg enkelvoudig Billijke vergoeding na onterecht gegeven ontslag op staande voet. Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 7 Burgerlijk Wetboek Boek 7 671 Burgerlijk Wetboek Boek 7 672 Burgerlijk Wetboek Boek 7 677 Burgerlijk Wetboek Boek 7 678 Burgerlijk Wetboek Boek 7 681 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl ARUpdates.nl 20160082 JAR 2016/49 TvPP 2016, afl. 2, p. 39 JIN 2016/77 met annotatie van C.I.M. de Jong AR 2016/248 Prg. 2016/75 JAR 2016/49 RAR 2016/70 RECHTBANK LIMBURG Burgerlijk recht Zittingsplaats Roermond Zaaknummer: 4683113 \ AZ VERZ 15341 Beschikking van de kantonrechter van 27 januari 2016. in de zaak van:

[verzoeker], wonende te [woonplaats verzoeker] aan de [adres verzoeker], verzoeker, gemachtigde: mr. J.E.A.H. Verstraelen, tegen: [verweerder], H.O.D.N. [X] SECURITY, wonende te [woonplaats verweerder] aan het adres [adres verweerder], verweerder, gemachtigde: mr. I.K. Kolev. Partijen worden hierna verder [verzoeker] en [verweerder] genoemd. 1 De procedure het verzoekschrift, binnengekomen op 14 december 2015, het verweerschrift, binnengekomen op 29 december 2015, de door [verzoeker] bij brief van 7 januari 2016 toegezonden twee producties, de mondelinge behandeling op 13 januari 2016 en de bij die gelegenheid overgelegde pleitnotitie van [verzoeker]. 2 De feiten 2.1. Partijen hebben op 8 september 2015 een arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd op basis van een nulurencontract op oproepbasis, waarbij [verzoeker] met ingang van 8 september 2015 in dienst is getreden van [verweerder] in de functie van beveiligingsbeambte tegen een basissalaris van bruto 11,65 per uur exclusief toeslagen en reiskosten. [verzoeker] was verplicht minimaal 2 dagen per week als oproepkracht te werken. 2.2. [verzoeker] is vanaf de aanvang van het dienstverband tot de datum van opzegging circa 7 weken op zaterdag en zondag voor [verweerder] werkzaam geweest en heeft gedurende de laatste 2 weken van zijn dienstverband ook op vrijdag gewerkt. 2.3. Op 22 oktober 2015 ontving [verzoeker] een email van [verweerder] met onder meer de volgende inhoud: Ik had een korte evaluatie met Versace Roermond (ktr: de opdrachtgever), Ze willen het volgende van ons security: Meet en greet, altijd klanten begroeten.

Security moet zich alleen met veiligheid bewaren bezighouden en niet met verkoop. Tevens moeten wij altijd erop letten dat wij het apparaatje om de alarmkettingen af te halen tijdens de pauze weer afgeven anders kunnen ze niets deactiveren. Afstand houden van personeel en niet te amicaal. ( ) 2.4. [verzoeker] is per email van 26 oktober 2015 te 13:39 uur door [verweerder] op staande voet ontslagen. In die email staat voor zover thans van belang het navolgende: "Vanaf vandaag 26 oktober 2015 beëindigen wij per direct jouw 0 uur contract U bent ontslagen op staande voet wegens disfunctioneren : Gebrek aan discipline op werkvloer. Vaker te laat komen Bijna ieder weekend rond 17:30 uur vraagt om naar huis te gaan taken worden niet goed uitgevoerd het werk is vaak niet op tijd af werknemer is passief, ipv. proactief werknemer 'loopt de kantjes eraf' Opdrachtgever wil werknemer per direct niet meer zien i.v.m. zijn niet professioneel gedrag. Veel klachten van opdrachtgever en zijn personeel." 3 Het verzoek 3.1. [verzoeker] verzoekt hem op grond van artikel 7:681 BW ten laste van [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen wegens een niet rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van deze procedure. 3.2. [verweerder] voert verweer. 3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4 De beoordeling 4.1. [verweerder] is bij de mondelinge behandeling van het verzoek niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die van de feitelijke situatie, zoals die bij de mondelinge behandeling aan de orde is geweest, niet op de hoogte bleek te zijn. Voor zover de verklaringen van [verzoeker], die hij heeft afgelegd tijdens de mondelinge behandeling, daardoor onweersproken zijn gebleven, komt dit voor risico van [verweerder]. 4.2. Het gaat in deze zaak kort gezegd om de vraag of aan [verzoeker] een billijke vergoeding dient worden toegekend omdat [verweerder] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. [verzoeker] stelt daartoe dat er geen sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW. 4.3. De kantonrechter overweegt dat voor een ontslag op staande voet strenge formele en inhoudelijke eisen gelden, vanwege het ontbreken van ontslagbescherming. Een van die (formele) eisen is dat de (onverwijlde) mededeling van de dringende reden de werknemer in staat moet stellen zijn standpunt met betrekking tot het ontslag te bepalen. De medegedeelde reden fixeert in beginsel de ontslagreden en bepaalt de bewijslast van de werkgever. In dat licht is de kantonrechter van oordeel dat uit de email van 26 oktober 2015 onvoldoende blijkt welke

gedragingen van [verzoeker] aan het ontslag op staande voet ten grondslag liggen. De verwijten zijn niet concreet maar algemeen geformuleerd. [verweerder] verzuimt bijvoorbeeld om aan te geven waaruit het gebrek aan discipline op de werkvloer blijkt, op welke dagen [verzoeker] te laat zou zijn gekomen en waaruit zijn passiviteit zou blijken, nog daargelaten de vraag of dergelijke gedragingen een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren. Bovendien verdraagt de inhoud van de email waarin het ontslag wordt gegeven zich niet met de inhoud van de email die vier dagen eerder aan [verzoeker] is verzonden en waarvan de inhoud hiervoor onder 2.4. is weergegeven. In die email wordt met geen woord gerept over gebrek aan discipline op werkvloer, te laat komen en te vroeg naar huis willen gaan, het niet goed uitvoeren van taken, et cetera, terwijl het gedragingen betreft die volgens [verweerder] gedurende langere tijd hebben plaatsgevonden. 4.4. Voorts heeft [verzoeker] de hem verweten gedragingen uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist. In dat verband heeft [verzoeker] onweersproken gesteld dat behoudens de korte evaluatie bij Versace nimmer functioneringsgesprekken hebben plaatsgevonden en dat hij de door [verweerder] bij het verweerschrift overgelegde waarschuwingsbrieven van 13 en 26 oktober 2016 nooit heeft ontvangen. 4.5. Met inachtneming van het vorenstaande en het feit dat de door [verweerder] ter onderbouwing van zijn verweer overgelegde verklaringen achteraf zijn opgemaakt, door personen die allen in zekere mate ver dan wel gebonden zijn aan [verweerder], is de kantonrechter van oordeel dat op 26 oktober 2015 geen sprake was van een dringende reden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst opgezegd had dienen te worden. 4.6. De kantonrechter komt op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat het ontslag op staande voet noch aan de formele noch aan de inhoudelijke eisen van artikel 7:677 lid 1 BW voldoet. De kantonrechter ziet daarin voldoende aanleiding om aan [verzoeker] een billijke vergoeding toe te kennen. Immers, uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op de wetsgeschiedenis is weliswaar (ook) in het kader van artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW voor toekenning van een billijke vergoeding ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist, maar is in een geval als bedoeld in dat artikel reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid, als de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd (Kamerstukken I, 20132014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). 4.7. Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding naar haar aard in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, omdat daarin zou zijn voorzien in de transitievergoeding. [verzoeker] heeft echter geen recht op een transitievergoeding nu hij slechts zeven weken bij [verweerder] in dienst is geweest. De kantonrechter houdt daarom in het onderhavige geval wél rekening met de gevolgen van het ontslag voor [verzoeker] alsmede met het gegeven dat de billijke vergoeding mede bedoeld is om handelen in strijd met 7:671 BW door de werkgever in de toekomst te voorkomen. 4.8. Gelet op het feit dat [verzoeker] in eerste instantie 2 en later 3 dagen per week werkzaam is geweest, waarbij zijn maandsalaris laatstelijk ongeveer 1.514,50 bruto heeft bedragen, dat het dienstverband slechts 7 weken heeft geduurd en dat [verzoeker] geen aanspraak heeft op een transitievergoeding, komt de kantonrechter een vergoeding van 4.500,00 in het onderhavige geval billijk voor. Daarbij houdt de kantonrechter mede rekening met het feit dat [verzoeker] geen schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:672 lid 9 BW heeft ontvangen, welke thans in de billijke vergoeding geacht wordt te zijn begrepen.

4.9. In de aard en uitkomst van deze procedure ziet de kantonrechter aanleiding [verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure. 5 De beslissing De kantonrechter 5.1. kent aan [verzoeker] een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:681 BW toe van 4.500,00 bruto, 5.2. veroordeelt [verweerder] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op een bedrag van 478,00 inclusief het verschuldigde griffierecht, 5.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, 5.4. wijst af het meer of anders verzochte. Aldus gegeven door mr. J. Schreursvan de Langemheen, en in het openbaar uitgesproken. type: TC coll: