ECLI:NL:RBARN:2012:BY0252

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:CRVB:2014:4429

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

ECLI:NL:CRVB:2016:4664

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:RVS:2016:3050

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBZWB:2016:7164

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBARN:2004:AR2771

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

Uitspraak. RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht Registratienummer: Awb 10/895. uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

ECLI:NL:RBLIM:2017:544

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

ECLI:NL:RBROT:2001:AD4035

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339

ECLI:NL:RBDHA:2016:16586

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1875

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:RBARN:2012:BV1332

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179

ECLI:NL:RBGEL:2014:4543

ECLI:NL:RBMAA:2000:AA7321

ECLI:NL:RBOVE:2016:4119

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:RBGEL:2013:1641

ECLI:NL:CRVB:2017:1283

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:CRVB:2010:BM6743

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

ECLI:NL:CRVB:2016:689

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBZUT:2008:BF6623

ECLI:NL:RBALM:2008:BE8679

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:CRVB:2014:819

ECLI:NL:CRVB:2017:2864

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:CRVB:2015:4913

ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNNE:2017:214

ECLI:NL:CRVB:2014:2994

ECLI:NL:CRVB:2016:4517

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864

ECLI:NL:CRVB:2016:3039

ECLI:NL:CRVB:2015:1003

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292

ECLI:NL:RBDHA:2017:3918

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RVS:2015:3038

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

ECLI:NL:RBAMS:2008:BH4545

ECLI:NL:CRVB:2017:228

ECLI:NL:CRVB:2017:610

ECLI:NL:RBNHO:2016:4509

ECLI:NL:RBDHA:2016:5723

ECLI:NL:CRVB:2008:BD3530

ECLI:NL:CRVB:2011:BU2129

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:CRVB:2011:BR3572

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:CRVB:2016:1532

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1136

ECLI:NL:CRVB:2017:1708

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849

Transcriptie:

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0252 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 18-09-2012 Datum publicatie 16-10-2012 Zaaknummer AWB 11/2301 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste aanleg - meervoudig Verhuisd naar niet-adequate woning, zonder daartoe voorafgaand aan de koop toestemming te hebben verkregen van het college van B&W. Niet kan worden tegengeworpen dat vorenbedoelde toestemming niet is gevraagd. Verweerder had in de bijzondere omstandigheden aanleiding moeten zien toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Rechtbank voorziet zelf in de zaak en herroept het besluit in primo. Rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat partijen hun visies hebben gegeven op (de berekening van) de vergoeding waarop eisers recht zouden hebben gehad als zij naar de goedkoopst adequaat te maken woning waren verhuisd. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht registratienummer: AWB 11/2301 uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van inzake [naam 1] en [naam 2], eisers, wonende te [woonplaats], tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen, verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 8 maart 2011. 2. Procesverloop Bij besluit van 18 oktober 2010 heeft verweerder de aanvraag van eisers voor een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de vorm van een woningaanpassing van de woning aan de [adres] te [woonplaats] ten behoeve van hun zoon [naam 3], afgewezen. Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd. Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen. Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 29 februari 2012. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door E.A. van Dommelen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Hurkens, werkzaam bij verweerders gemeente. Bij besluit van 5 maart 2012 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en verweerder in de gelegenheid gesteld een berekening in te sturen van de vergoeding waarop eisers recht zouden hebben gehad, als zij naar de goedkoopst adequaat te maken woning, zoals weergegeven op de lijst van referentiewoningen van verweerder, waren verhuisd. Bij schrijven van 10 april 2012 heeft verweerder een kostenraming woningaanpassing, opgesteld door Scio Consultancy ingezonden. Eisers hebben daarop bij brief van 6 juni 2012 een (tegen)rapportage betreffende een woningaanpassing inclusief begroting van de uitvoering daarvan, opgemaakt door Bouwen plus Wonen - Bouwkundige dienstverlening, in de procedure gebracht. De behandeling van het beroep is voortgezet ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 22 juni 2012. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door Van Dommelen voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H.M. Wiersma en mr. B. van den Akker, beiden werkzaam bij verweerders gemeente. 3. Overwegingen 1. Verweerder heeft aan het bestreden besluit onder verwijzing naar en overneming van het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften, ten grondslag gelegd dat eisers, zonder daartoe toestemming te hebben verkregen van verweerder, niet zijn verhuisd naar de gelet op de beperkingen van hun zoon [naam 3], op dat moment goedkoopste adequate woning dan wel beschikbare meest geschikte woning ofwel naar een woning die het goedkoopst compenserend is te maken. De specifieke situatie en behoeften van [naam 3] zijn in de besluitvorming meegenomen. Nu eisers reeds zelf de kosten van de aanpassing hebben gedragen en niet is gesteld noch gebleken dat dit voor eisers tot onoverkomelijke problemen heeft geleid, bestaat geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule. 2. Eisers kunnen zich hiermee niet verenigen en hebben het bestreden besluit gemotiveerd bestreden. Op hun stellingen zal, voor zover nodig, in het navolgende worden ingegaan. 3. Niet in geschil is dat de woning aan de [adres] te [woonplaats] op het moment van aankoop niet aangepast was aan de beperkingen van [naam 3] en daarom niet adequaat was. Onder de gedingstukken bevindt zich een lijst van zogenoemde referentiewoningen die volgens verweerder met minder middelen adequaat te maken zijn dan de woning aan de [adres].

4. Evenmin is in geschil dat eisers voorafgaand aan de koop van de woning aan de [adres] geen toestemming daartoe hebben verkregen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat eisers niet kan worden tegengeworpen dat zij de in artikel 4.6, aanhef en onder b, van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 van de gemeente Heumen (hierna: de Verordening) bedoelde toestemming niet hebben gevraagd. De rechtbank verwijst voor de motivering van dit oordeel naar haar heropeningsbeslissing van 5 maart 2012. Daarin heeft de rechtbank - kort samengevat - geoordeeld dat de handelwijze van verweerder niet voortvarend is geweest en erin heeft geresulteerd dat eisers zijn afgehouden van het doen van een aanvraag op grond van de Wmo. Voorts is in deze beslissing neergelegd dat verweerder in de besluitvorming het ontbreken van toestemming eerst aan eisers heeft tegengeworpen op het moment dat deze toestemming niet meer verleend kon worden. Verweerder had in deze bijzondere omstandigheden aanleiding moeten zien toepassing te geven aan de hardheidsclausule, waarop eisers een beroep hebben gedaan en die is neergelegd in artikel 8.1, eerste lid, van de Verordening. Nu verweerder dit heeft nagelaten is het besluit niet zorgvuldig voorbereid. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Awb. 5. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 18 oktober 2010 te herroepen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat partijen in de gelegenheid zijn gesteld en daarvan gebruik hebben gemaakt om hun visies te geven op (de berekening van) de vergoeding waarop eisers recht gehad zouden hebben als zij naar de goedkoopst adequaat te maken woning, zoals weergeven op de lijst met referentiewoningen van verweerder, waren verhuisd. 6. De rechtbank is, alle gedingstukken en het verhandelde tijdens de zittingen overziend, van oordeel dat zich thans niet meer op deugdelijke wijze laat vaststellen of eisers in september 2010 zijn verhuisd naar de op dat moment beschikbare meest geschikte woning ofwel naar een woning die het goedkoopst compenserend was te maken. Nu dit voor een belangrijk deel te wijten is aan de handelwijze van verweerder voorafgaande aan de aanvraag, is de rechtbank in het onderhavige geval van oordeel dat eisers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij ondanks gepleegde inspanningen er niet in zijn geslaagd een woning te vinden die beschikbaar was en het meest geschikt dan wel goedkoper compenserend te maken was dan de woning aan de [adres] te [woonplaats]. Daarbij betrekt de rechtbank mede dat naar haar oordeel verweerder er niet in is geslaagd een of meer beschikbare woningen naar voren te brengen die als meest geschikt of als het goedkoopst compenserend kunnen worden beschouwd. Verweerder heeft als referentiewoning de woning aan de [adres] te [plaats] gehanteerd. Voorop staat dat deze woning is gelegen in een andere gemeente dan de gemeente Heumen. Voorts is onbetwist door eisers gesteld dat de woning is gelegen in een heuvelig gebied, hetgeen gezien de rolstoelafhankelijkheid van [naam 3] niet handig is, en dat de koopprijs (inclusief kosten koper) voor eisers te hoog was. Dit in aanmerking nemende zal de rechtbank de woning aan de [adres] te [woonplaats] beschouwen als beschikbare meest geschikte woning dan wel woning die het goedkoopst compenserend te maken was. 7. Van de gedingstukken maakt deel uit een begroting woningaanpassing betreffende de woning aan de [adres] te [woonplaats] opgemaakt door Aannemersbedrijf Lelieveldt B.V. te Nijmegen. Volgens deze begroting dient het bedrag dat nodig is om alle aanpassingen die noodzakelijk zijn om de woning adequaat te maken te worden begroot op 25.526,29. 8. Verweerder heeft bij brief van 10 april 2012 als referentiewoning aangeduid - zoals hierboven reeds is aangegeven - de woning aan de [adres] te [plaats]. Voorts heeft verweerder in deze brief meegedeeld dat gebruik is gemaakt van het programma van eisen van Chambers Consultancy en dat de noodzakelijke aanpassingen zijn ingevoerd in het calculatieprogramma van Scio Consultancy. In de rapportage van de berekening die verweerder heeft toegezonden is een bedrag van 9009,61 begroot aan financiële bijdrage voor een woningaanpassing, waarin is opgenomen een post onvoorzien van 1120,73 (12,5%). Bijgevoegd is een plattengrond van de referentiewoning.

9. Bij brief van 6 juni 2012 hebben eisers een tegenrapportage ingebracht, opgesteld door Bouwen plus Wonen - Bouwkundige dienstverlening, waarbij ten aanzien van de door verweerder als referentiewoning in aanmerking genomen woning aan de [adres] te [plaats] is berekend wat de kosten zijn van aanpassing om de woning geschikt te maken voor bewoning door [naam 3]. De in deze rapportage opgenomen berekening valt uiteen in een bedrag van 14.934,50 aan kosten van aanpassingen en een bedrag van 18.000 aan extra kosten in verband met uitbreiding van de woning. 10. De rechtbank is van oordeel dat bij alle in deze zaak opgemaakte begrotingsrapportages kanttekeningen dienen te worden geplaatst. 11. Ten aanzien van de begroting van Aannemersbedrijf Lelieveldt B.V. geldt dat niet is gespecificeerd welke handelingen met welke bedragen gepaard gaan. Er is enkel een aanneemsom voor de in zijn totaliteit uit te voeren werkzaamheden vastgesteld. Bovendien is op geen enkele wijze aangetoond welke onderdelen op grond van de Wmo voor een tegemoetkoming dan wel vergoeding in aanmerking komen. 12. Wat betreft de rapportage die verweerder heeft ingezonden, stelt de rechtbank vast dat een aantal posten, die blijken uit de tekening behorend bij de rapportage, niet zijn verwerkt in de berekening van Scio Consult. Zo bevat de tekening een handgeschreven aantekening nieuwe balk en zijn de kosten daarvan niet terug te vinden in de berekening. Ook de uit de tekening naar voren komende nieuwe muur met deur ter afscheiding van de badkamer is niet, althans niet op inzichtelijke wijze, verwerkt in de berekening. 13. Ten aanzien van de Adviesrapportage woningaanpassing van Bouwen plus Wonen - Bouwkundige dienstverlening kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat de kostenraming uit algemene kostenposten bestaat en niet is gespecificeerd per handeling binnen de verschillende aanpassingen die dienen te worden doorgevoerd om de woning compenserend te maken voor bewoning door [naam 3]. Daarenboven zijn de onderdelen die niet in aanmerking komen voor vergoeding op grond van de Wmo niet uit de berekening gehaald. Ten slotte is de post van 18.000 in verband met de uitbreiding van de woning op geen enkele wijze gespecificeerd dan wel inzichtelijk gemaakt, zodat niet kan worden vastgesteld of dit (gehele) bedrag voor een tegemoetkoming op grond van de Wmo in aanmerking komt. 14. De rechtbank constateert op grond van het vorenstaande dat geen van de begrotingen één op één kan worden overgenomen. Met het oog op het belang van finale geschilbeslechting en gelet op het feit dat het thans niet meer mogelijk is vast te stellen welk deel van het bedrag, dat eisers hebben uitgegeven aan de verbouwing van de [adres] te [woonplaats], voor tegemoetkoming op grond van de Wmo in aanmerking kan komen, stelt de rechtbank het bedrag, dat verweerder als financiële bijdrage voor de woningaanpassing aan de [adres] te [woonplaats] op grond van de Wmo aan eisers dient te verstrekken in goede justitie vast op 15.000. De rechtbank heeft bij de vaststelling van dit bedrag aansluiting gezocht bij de begroting ten aanzien van aanpassingen opgenomen in de adviesrapportage van Bouwen plus Wonen- Bouwkundige dienstverlening, waarbij de rechtbank in ogenschouw neemt dat het in die rapportage genoemde bedrag van 14.934, 50 voor aanpassingen, een bedrag is inclusief mogelijk niet op grond van de Wmo voor vergoeding in aanmerking komende onderdelen. Deze mogelijk niet voor vergoeding in aanmerking komende onderdelen wegstrepend tegen enkele mogelijk nog bijkomende kosten, is de rechtbank van oordeel dat in redelijkheid aangenomen kan worden dat de woningaanpassing van de woning aan de [adres] te [plaats] ter compensatie van de beperkingen van [naam 3] (bij gebrek aan tegenbewijs van de zijde van eisers, hetgeen - nu het hier een toepassing betreft van de hardheidsclausule - wel op hun weg had gelegen) overeenkomt met de woningaanpassing van de [adres] te [woonplaats] en derhalve voor het totaalbedrag van 15.000 uitgevoerd had moeten kunnen worden.

15. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op 625 aan kosten van de rapportage opgemaakt door Bouwen plus Wonen Bouwkundige dienstverlening. In afwijking van hetgeen de rechtbank ter zitting van 22 juni 2012 heeft meegedeeld, namelijk dat dit bedrag wordt geacht te zijn inbegrepen in het bedrag van 15.000, dienen de proceskosten door verweerder te worden voldaan naast het bedrag van 15.000 als financiële bijdrage voor de woningaanpassing. 16. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing. 4. Beslissing De rechtbank - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - herroept het besluit van 18 oktober 2010 en bepaalt dat verweerder eisers ingevolge de Wmo een tegemoetkoming van 15.000 betaalt in de kosten van de aanpassing van de woning aan de [adres] te [woonplaats]; - bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit; - veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten ten bedrage van 625; - bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van 41 aan hen vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzitter, en mr. H.J. Klein Egelink en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Vries, griffier. De griffier, De voorzitter, Uitgesproken in het openbaar op. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Verzonden op: