Form No. 7-8 Maaimachine met zijafvoer Werktuig voor 60 Serie Gazon- en Tuintractor Modelnr. 7869 Serienr. 000000 en hoger Gebruikershandleiding Dutch (NL)
Inhoud Blz. Inleiding................................... Hellingsdiagram.......................... Veiligheids- en instructiestickers............. 5 Montage................................... 6 Losse onderdelen......................... 6 Grasgeleider monteren..................... 6 Achterste verbindingen en voorste bevestigingspunten monteren.............. 7 Maaidek monteren........................ 8 Transporthoogte van maaidek instellen........ 9 Maaidek horizontaal stellen................. 9 Schuinstand van de maaimachine (lengterichting) controleren................ 0 Gebruiksaanwijzing.......................... 0 Zijafvoer................................ 0 Bediening van de aftakas................... De werktuighefhendel bedienen.............. Werktuiglift bedienen...................... Hoogte-instelling......................... Anti-scalpeerrollers afstellen................ De maatwielen afstellen.................... Maaitips................................ Onderhoud................................. Aanbevolen onderhoudsschema.............. Onderhoud van de maaimessen.............. Smering................................ 6 Onderhoud van de drijfriem van het maaimes... 7 Onderkant van de maaikast wassen........... 7 Maaidek verwijderen...................... 8 Stalling................................. 9 Storingen, oorzaak en remedie.................. 0 Inleiding Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Toro-dealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur. Figuur. Locatie van het modelnummer en het serienummer. m-75 U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder: Modelnr.: Serienr.: In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk. Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen. Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient. 00 door The Toro Company 8 Lyndale Avenue South Bloomington, MN 550-96 Alle rechten voorbehouden Gedrukt in de VS
Hellingsdiagram BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK (BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.) LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN VOORBEELD: VERGELIJK HELLING MET OMGEVOUWEN RAND.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheids- en instructiestickers zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.. Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje voordat u de machine achterlaat 9-78. Lees de Gebruikershandleiding. Wielhoogte 9-77. De machine kan voorwerpen uitwerpen Blijf op veilige afstand.. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit.. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 9-76. De machine kan voorwerpen uitwerpen Blijf op veilige afstand.. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit.. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.. Motor 9-75 5
Montage Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Losse onderdelen Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te bepalen welke onderdelen worden gebruikt bij de montage. OMSCHRIJVING HOEVEELHEID GEBRUIK Grasgeleider Veer Ring, / inch Borgpen, / inch Kunststofring Rubberen huls Borgmoer /8 inch Grasgeleider monteren Achterste verbinding Ring Borgpen Verstelbare verbindingen Ring, / inch Borgpen, inch R-pen-groot Ring, / inch R-pen-klein Ring, / inch Achterste verbindingen en voorste bevestigingspunten monteren Maaidek monteren Gebruikershandleiding Lezen voor gebruik Grasgeleider monteren. Plaats het korte uiteinde van de veer in de kleine opening van de grasgeleider (Fig. ).. Plaats de veer en de grasgeleider op de stang op de achterkant van het maaidek en zet deze vast met een ring (/ inch) en een borgpen (/ inch) (Fig. ).. Schuif de rubberen huls en de kunststofring over de bout op de voorkant van het maaidek.. Plaats de grasgeleider op de bout en zet deze vast met een tweede kunststofring en een contramoer (/8 inch) (Fig. ). 6
9 8 Achterste verbindingen en voorste bevestigingspunten monteren 7. Plaats de achterste verbinding op de achterste beugel van het maaidek en zet deze vast met een ring (/ inch) en een borgpen (Fig. ). 6 5 Figuur m. Grasgeleider. Veer. Borgpen, / inch. Ring, / inch 5. Rubberen huls 6. Kunststofring 7. Borgmoer /8 inch 8. Korte uiteinde van veer 9. Kleine opening in grasgeleider m-8 Belangrijk De afvoertunnel moet onder veerspanning omlaag worden gehouden. Til de afvoertunnel omhoog om te controleren of deze volledig omlaag klapt.. Achterste verbinding. Beugel Figuur. Ring, / inch. Borgpen Waarschuwing Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan de maaimachine voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Daarnaast kan men ook in contact komen met het mes. Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek omdat daarmee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider moet direct worden vervangen. Steek nooit handen of voeten onder het maaidek. Probeer nooit de afvoerzone of de maaibladen te reinigen zonder de aftakas eerst uit te schakelen en het contactsleuteltje op uit te draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje en trek de bougiekabel van de bougies.. Plaats de verstelbare verbindingen op de voorste beugels van het maaidek en zet deze vast met ringen (/ inch) en borgpennen (Fig. ).. Verstelbare verbinding. Voorste beugel van maaidek Figuur. Ring, / inch. Borgpen m-7 7
Maaidek monteren. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op uit. Verwijder het contactsleuteltje.. Draai de voorwielen helemaal naar links en zet de werktuighefhendel helemaal omhoog in de vergrendelde stand; zie De werktuighefhendel bedienen, blz... Schuif het maaidek vanaf de rechterkant onder het chassis (Fig. 5) en plaats de achterste montagebussen recht voor de uiteinden van de hefarmen.. Draai de hoogte-instellingsknop helemaal linksom en zet de hefhendel omlaag in de montage-stand; zie Hoogte-instelling, blz.. 5. Plaats de achterste geleidebussen, eerste de linker bus en daarna de rechterbus, op de hefarmen en schuif daarna het maaidek links in zijn positie. Zet deze vast met ringen (/ inch) en grote R-pennen (Fig. 5). 6. Bevestig de achterste verbinding aan de werktuiglift met een ring (/ inch) en een kleine R-pen (Fig. 5). 7 6. Verstelbare verbinding. Voorste hefarm Figuur 6. Ring, / inch. R-pen, klein m-0 8. Trek aan de spanpoelie om de riemspanning te verminderen en plaats de drijfriem van het maaidek in de bovenste gleuf van de motorpoelie (Fig. 7). Opmerking: Zorg ervoor dat de riem correct op de motor en de maaidekpoelie en om de spanpoelie ligt. Belangrijk Bij een uiterste geringe maaihoogte moet u de drijfriem van het maaidek in de onderste gleuf van de motorpoelie plaatsen. 5. Hefarmen. Ring, / inch. R-pen, groot. Werktuiglift Figuur 5 5. Achterste verbinding 6. Ring, / inch 7. R-pen, klein m-5 Figuur 7 Bovenaanzicht. Drijfriem van maaidek. Motorpoelie 7. Bevestig de voorste verstelbare verbindingen aan de voorste hefarmen met ringen en kleine R-pennen (Fig. 6). 9. Controleer de horizontale stand van het maaidek; zie Maaidek horizontaal stellen, blz. 9 en Schuinstand van het maaidek (lengterichting) controleren, blz. 0. 0. Zet de werktuighefhendel helemaal omhoog in de vergrendelde stand en stel de maaihoogte af. Stel vervolgens de transporthoogte in, zie blz. 9. 8
Transporthoogte van maaidek instellen Voorkant De transporthoogte is in de fabriek ingesteld en hoeft niet te worden bijgesteld; als de drijfriemkappen echter in de opgeheven stand tegen de voetsteun aan komen, moet de transporthoogte worden bijgesteld.. Deze kunt u bijstellen door de moer voor de transporthoogte op het hefmechanisme (Fig. 8) rechtsom of linksom te draaien om het maaidek respectievelijk hoger of lager te zetten.. Draai aan de moer totdat de afstand tussen de drijfriemkap en de linkervoetsteun 5 mm bedraagt. m 078 Figuur 9. Maaimessen evenwijdig. Buitenste snijranden. Hier meten. Maak de stelbout aan een zijde los en draai aan de ophangbeugel om het maaidek hoger of lager te zetten (Fig. 0). 5. Vervolgens draait u de bout vast en controleert u of het maaidek horizontaal staat.. Moer Figuur 8 m Belangrijk Als de ophangbeugel is gedraaid tot het einde van de afstelling aan een kant en het maaidek niet horizontaal staat, moet u de andere kant afstellen. Maaidek horizontaal stellen De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan. Controleer de horizontale stand van de maaimachine telkens wanneer u het maaidek monteert of wanneer het maairesultaat onregelmatig is. Alvorens het maaidek horizontaal te stellen, moet u ervoor zorgen dat de voor- en achterbanden een spanning van psi (85 kpa) hebben. 70 0 mm maaihoogte Als de maaihoogte is afgesteld op 70 0 mm, hangt het maaidek aan de tractor.. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op uit. Verwijder het contactsleuteltje.. Zet de werktuighefhendel helemaal omhoog in de vergrendelde stand.. Draai de maaimessen voorzichtig totdat ze evenwijdig staan (Fig. 9). Meet de afstand tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Fig. 9). Als beide afstanden meer dan 5 mm bedragen, is afstelling nodig; zie stappen, 5 en 6. Figuur 0. Bout. Ophangbeugel m 6. Controleer vervolgens de schuinstand van het maaidek; zie Schuinstand van de Maaimachine (lengterichting) controleren, blz. 0. 9 70 mm maaihoogte Als de maaihoogte is afgesteld op 9 70 mm, raken de achterste maatwielen de grond. Bij deze maaihoogte kan het maaidek niet horizontaal worden gesteld; zie Schuinstand van het maaidek (lengterichting) controleren, blz. 0. 9
Schuinstand van de maaimachine (lengterichting) controleren Controleer de schuinstand van de maaimachine telkens wanneer u het maaidek monteert. Alvorens de schuinstand van het maaidek te controleren, moet u ervoor zorgen dat de voor- en achterbanden een spanning van 85 kpa hebben. Als de rand van het voorste maaimes niet 9,5 mm of lager staat dan de rand van het achterste maaimes, moet u de schuinstand als volgt afstellen.. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op uit. Verwijder het contactsleuteltje.. Controleer de horizontale stand van de messen als u dat nog niet hebt gedaan; zie Maaidek horizontaal stellen, blz. 9.. Draai aan de hoogte-instellingsknop totdat de maaihoogte in het midden van het bereik staat en laat de werktuiglift neer.. Draai de messen voorzichtig rond, zodat zij in lengterichting wijzen (Fig. ). 5. Meet bij A en B de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen (Fig. ). De afstand tussen de randen van de voorste en achterste messen mag niet meer dan 9,5 mm zijn. Indien nodig moet u de voorste verstelbare verbinding afstellen.. Mes in lengterichting. Afstand rand van voorste mes meten Voorkant A Figuur B m 078. Afstand rand van achterste mes meten. Hier meten 6. Om de schuinstand af te stellen, moet de contramoer op de voorste verstelbare verbindingen losdraaien. (Fig. ). 7. Draai aan de bout op de voorste verstelbare verbindingen om de schuinstand te wijzigen (Fig. ). Opmerking: Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten, maakt u de verstelbare verbindingen korter door de bout rechtsom te draaien.. Verstelbare verbinding. Contramoer Figuur. Bout m-5 8. Als de schuinstand correct is, draait u de contramoer vast. Controleer nogmaals de horizontale stand van het maaidek; zie Maaidek horizontaal stellen, blz. 9. Gebruiksaanwijzing Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Zijafvoer Waarschuwing Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan de maaimachine voorwerpen in de richting van de bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek omdat daarmee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Een beschadigde grasgeleider moet direct worden vervangen. Kom nooit met uw handen of voeten onder het maaidek. Probeer nooit de afvoerzone of de maaibladen te reinigen zonder de aftakas eerst uit te schakelen en het contactsleuteltje op uit te draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje en trek de bougiekabel van de bougies.. Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. 0
Bediening van de aftakas Met de maaikoppeling (aftakas) schakelt u de aandrijving naar de elektrische koppeling aan of uit. Als het contactsleuteltje in de standen lopen of lichten is gedraaid en de aftakas is ingeschakeld, zal het aftakaslampje in de Indicatormodule op aan staan. Als dit lampje brandt, wordt u eraan herinnerd dat de aftakas is ingeschakeld. De startmotor zal niet draaien en u dient de aftakas uit te schakelen, voordat u de machine verlaat. Aftakas inschakelen. Zet de gashendel op snel.. Zet de maaikoppelingshendel op AAN (Fig. ). Werktuigen neerlaten. Trap de koppeling en/of het rempedaal in om de machine te stoppen.. Trek de hefhendel naar achteren om de druk van de werktuiglift weg te nemen en druk op de knop op de hendel om de vergrendeling los te zetten. Duw de hefhendel naar voren om het werktuig neer te laten. 5 6 m 05 Figuur. Uit-Uitgeschakeld. Aan-Ingeschakeld Aftakas uitschakelen. Zet de maaikoppelingshendel op UIT (Fig. ). De werktuighefhendel bedienen Met behulp van de werktuighefhendel (Fig. ) kunt u diverse werktuigen opheffen en neerlaten. m 06. Hefhendel. Knop. Hoogte-instellingsknop Figuur Werktuiglift bedienen. Indicator 5. Hoog 6. Montage-stand De werktuiglift (Fig. 5) (optioneel bij een aantal modellen) wordt gebruikt om werktuigen op te heffen en neer te laten. Werktuigen opheffen. Start de motor; zie Starten en stoppen van de motor in de Gebruikershandleiding van de tractor.. Zet de hefschakelaar op omhoog om de werktuiglift omhoog te brengen (Fig. 5). Hiermee wordt het werktuig opgeheven en in die positie gehouden. Werktuigen opheffen. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.. Trek de werktuighefhendel naar achteren totdat de vergrendeling vastklikt. Hiermee wordt het werktuig in de opgeheven positie gehouden.
Werktuigen neerlaten. Start de motor; zie Starten en stoppen van de motor in de Gebruikershandleiding van de tractor.. Zet de hefschakelaar op omlaag om de werktuiglift omlaag te brengen (Fig. 5). Hiermee wordt de werktuiglift omlaag gebracht. Anti-scalpeerrollers afstellen Met behulp van de anti-scalpeerrollers kunt u de machine over ongelijk terrein laten rijden zonder dat het gazon wordt afgeschaafd tijdens het maaien. Meestal kunnen zij in het laagste gat worden geplaatst. Als u gaat maaien bij een maaihoogte van 8 mm of lager, moet u de anti-scalpeerrollers in het bovenste gat plaatsen.. Zet de hefhendel omhoog: Zie Werktuigen opheffen.. Verwijder de borgpen, de bout en de as om de anti-scalpeerrollers in een ander gat te plaatsen (Fig. 6).. Kies het gat voor de gewenste maaihoogte en steek de stang daarin (Fig. 6).. Zet de stang vast met de bout en de borgpen.. Sleuteltje. Hefschakelaar OMHOOG Figuur 5 Hoogte-instelling m 66. Hefschakelaar OMLAAG Met de hoogte-instelling (Fig. ) kunt u de neerwaartse beweging van het werktuig begrenzen. Door te draaien aan de hoogte-instellingsknop kunt u de positie van deze aanslag wijzigen, omhoog of omlaag.. Zet de hefhendel omhoog; zie Werktuigen opheffen, blz.. In de opgeheven stand kunt u aan de hoogte-instellingsknop (Fig. ) draaien om de positie van de aanslag te wijzigen. Rechtsom draaien om het werktuig hoger te zetten en linksom draaien om het werktuig lager te zetten.. De hoogte-instellingsindicator (Fig. ) toont de wijziging van de hefhoogte, van hoog naar laag, van de hefhoogte van de werktuigen als de afstelling gemaakt wordt.. Roller. Borgpen. Bout Figuur 6. Stang 5. Bovenste gat 6. Onderste gat De maatwielen afstellen De maatwielen (op sommige modellen) moeten worden afgesteld in het juiste gat voor elke maaihoogte. 5 6 m 0. Nadat de maaihoogte is afgesteld, zet u de hefhendel omhoog. Zie Werktuigen opheffen.. Verwijder de borgpen en de pen om de maatwielen in een ander gat te plaatsen (Fig. 7).. Kies een gat en let er hierbij op dat het maatwiel zich 9,5 mm boven de grond bevindt voor de gewenste maaihoogte (Fig. 7).. Plaats de pen en zet deze vast met de borgpen.
5. Stel vervolgens ook het andere maatwiel af. Maai met de juiste regelmaat Normaal gesproken om de dagen. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een goede gewoonte is, in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai dagen later op een lagere maaihoogte. m Maaisnelheid Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een lagere rijsnelheid.. Wiel. Pen Maaitips Figuur 7 Snel-stand gashendel. Borgpen Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op snel zetten. Om het gras goed af te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat de maaimachine niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van de maaimachine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen. Wanneer u een gazon voor de eerste keer maait Laat het gras iets langer dan normaal, om te voorkomen dat oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid. In het algemeen is het best de voorheen gebruikte maaihoogte te kiezen. Als u gras van meer dan 5 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen. / van de lengte van het gras afmaaien Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer / van de lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt afgeraden, tenzij het gras dun is of in de late herfst, wanneer het gras langzamer groeit. Maairichting Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt. Gras niet te kort afmaaien Als de maaibreedte van de maaimachine groter is dan die van de maaimachine die u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid. Lang gras Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte maaien. Stoppen tijdens het maaien Als u de machine terwijl die in beweging is moet stoppen, kan er een kluit maaisel op het gazon achterblijven. Dit kunt u als volgt voorkomen:. Schakel de maaimessen in en rij naar een deel van het gazon dat al is gemaaid.. Om het maaisel gelijkmatig te verspreiden, zet u de maaihoogte één of twee standen hoger en rijdt u vooruit met de ingeschakelde messen. Onderkant van de maaikast schoonhouden Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van de maaikast. Als zich gras en vuil in de maaimachine verzamelt, leidt dat uiteindelijk to t een onbevredigend maairesultaat. Onderhoud van maaimessen Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer om de 0 dagen of de maaimessen goed scherp zijn en verwijder bramen met een vijl.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Elk gebruik Om de 5 uur Om de 5 uur Tijdens stalling Onderhoudsprocedure Maaikast reinigen Maaimes controleren Maaikast reinigen Maaimes controleren Banden bandenspanning controleren Smeren maaidek Maaimes controleren Smeren maaidek Drijfriemen controleren op slijtage/ barsten Maaikast reinigen Lakbeschadigingen bijwerken Banden bandenspanning controleren Voorzichtig Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los van de bougies voordat u onderhoudswerkzaamheden gaat uitvoeren. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. Onderhoud van de maaimessen Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u de maaimessen scherp houden. Extra maaimessen vergemakkelijken het slijpen en vervangen. Waarschuwing Waarschuwing Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig of dodelijk letsel toebrengen. Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de snijranden of het oppervlak van het mes. Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen. Vervang een versleten of beschadigd mes.
De maaimessen controleren. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 8.. Controleer de snijranden (Fig. 8). Als de randen niet scherp zijn of bramen vertonen, maaimessen verwijderen en slijpen. Zie De maaimessen slijpen, blz. 5.. Controleer de messen, met name het gebogen deel (Fig. 8). Als u beschadiging, slijtage of groefvorming in dit deel constateert (Fig. 8), moet u het mes direct vervangen. 5 Figuur 9 m-57. Moer. Platte ring. Buitenste mes getoond. Ring 5. As. Snijrand. Gebogen deel Figuur 8. Slijtage/groefvorming m 5 De maaimessen slijpen. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Fig. 0). Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert. De maaimessen verwijderen Belangrijk Er zijn twee verschillende mesmaten. Het kortste mes gaat in de middelste as. De twee langste messen gaan op de buitenste assen (Fig. ).. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 8.. Kantel het maaidek voorzichtig.. Verwijder de moer, de platte ring, het mes en de ring (Fig. 9). Plaats indien nodig een houten blok tussen het maaimes en het maaidek om het mes vast te zetten, zodat u de bout kunt losdraaien.. Controleer alle onderdelen. Bij gebreken of beschadiging delen vervangen. Figuur 0. Onder oorspronkelijke hoek slijpen. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Fig. ). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, wat materiaal van de achterkant van het mes afvijlen. Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. Figuur. Mes. Mesbalans 5
De maaimessen monteren Belangrijk De messen hebben twee verschillende maten en vormen. Het kortste mes gaat in de middelste as. De twee langste messen gaan op de buitenste assen (Fig. ). Zie Figuur voor de verschillende vormen 5. Buitenste mes. Middelste mes Figuur Voorkant m-5707. Hoek op de wiek van het mes. Moer. Platte ring. Buitenste mes getoond Figuur. Ring 5. As m-57 Opmerking: Zorg ervoor dat het korte mes is gemonteerd op de middelste as. Smering Onderhoudsinterval/Specificatie De machine om de 5 bedrijfsuren of jaarlijks smeren, waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type vet: Universeel smeervet.. Lange mes, 6 / inch Figuur m 078. Korte mes, 5 7/ inch. Monteer de ring, het mes, de platte ring en de mesmoer (Fig. ). Belangrijk Het gebogen deel van het maaimes moet naar de binnenkant van het maaidek wijzen.. Draai de mesmoer vast met een torsie van 09-6 Nm. Methode van smeren. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op uit. Verwijder het contactsleuteltje.. Reinig de smeernippels met een doek. Indien nodig verf van de voorkant van de nippels afkrabben.. Zet een smeerpistool op de nippel. Spuit vet in de nippels.. Overtollig vet opnemen. 6
Smeerpunten. Smeer de mesassen, de arm van de spanpoelie en de lagers van de maatwielen (Fig. 5). Figuur 5 Onderhoud van de drijfriem van het maaimes Drijfriem van maaimes verwijderen. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen, blz. 8.. Verwijder de bevestigingsschroeven en de kappen van beide mespoelies (Fig. 6).. Verwijder de riem van de poelies (Fig. 6). Drijfriem van het maaimes monteren. Leg de nieuwe riem rond de mespoelies en de spanpoelie.. Monteer de kappen op de linker- en rechterpoelie met behulp van de bevestigingschroeven (Fig. 6).. Monteer het maaidek, zie Maaidek monteren, blz. 8. Onderkant van de maaikast wassen Was na elk gebruik de onderkant van de maaikast zodat het maaisel niet aankoekt en goed wordt fijn gemaakt en verspreid.. Parkeer de machine op een stevig, horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en draai het contactsleuteltje op uit.. Bevestig een tuinslang met slangkoppeling aan de wasaansluiting op de machine en draai de waterkraan helemaal open (Fig. 7). Opmerking: Breng zuurvrij vet (vaseline) aan op de O-ring van de wasaansluiting, zodat de koppeling gemakkelijker aan te brengen is en om de O-ring te beschermen.. Zet het maaidek op de laagste maaihoogte.. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor. Schakel de maaikoppeling (aftakas) in en laat de machine één à drie minuten draaien. 5. Schakel de aftakas uit en draai het contactsleuteltje op uit. Wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn. 6. Draai de kraan dicht en maak de snelkoppeling los van de wasaansluiting. Opmerking: Als de machine na één wasbeurt niet schoon is, moet u deze 0 minuten laten inweken. Herhaal vervolgens de wasprocedure. 7. Laat de machine nog eens één à drie minuten draaien om achtergebleven water te verwijderen. Figuur 6 m 7 Figuur 7 m 9. Poeliekap. Spanpoelie Bovenaanzicht. Drijfriem van maaidek. Wasaansluiting. Snelkoppeling. Slang 7
Waarschuwing Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan uitgeworpen voorwerpen of contact met het maaimes veroorzaken. Uitgeworpen voorwerpen of contact met het maaimes kunnen ernstig (of zelfs fataal) letsel veroorzaken. Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting moet direct worden vervangen, voordat u de maaimachine opnieuw gebruikt. Gaten in de maaimachine dichtmaken met bouten en moeren. Steek nooit handen of voeten onder de maaimachine of door openingen in de maaimachine. 5. Verwijder de kleine R-pen en de ring van de achterste verbinding en haal deze van de werktuiglift (Fig. 9). 6. Verwijder de borgpennen en ringen van de achterste hefarmen (Fig. 9). 7. Schuif het maaidek naar rechts van de achterste hefarmen (Fig. 9). 5 7 6 Maaidek verwijderen. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op uit. Verwijder het contactsleuteltje.. Draai de voorwielen helemaal naar links en zet de werktuighefhendel helemaal omhoog in de vergrendelde stand; zie Gebruikershandleiding van de tractor.. Verwijder de drijfriem van het maaidek van de motorpoelie.. Verwijder de kleine borgpennen en ringen van de voorste verstelbare verbindingen en haal deze van de voorste hefarm (Fig. 8).. Hefarmen. Ring, / inch. R-pen, groot. Werktuiglift Figuur 9 5. Achterste verbinding 6. Ring, / inch 7. R-pen, klein m-5 8. Zet de werktuiglift helemaal omhoog in de vergrendelde stand. Draai indien nodig de voorwielen en schuif het maaidek weg naar de rechterkant. Opmerking: Bewaar alle bevestigingselementen, ringen en R-pennen voor gebruik bij de montage van het maaidek. m-0 Figuur 8. Verstelbare verbinding. Voorste hefarm. Ring, / inch. R-pen, klein 8
Stalling. Verwijder vuil en kaf van buitenkant van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en het ventilatorhuis. Verwijder ook maaisel, vuil en roet van de gehele machine, maar vooral van de buitenste motoronderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van de maaikast. Belangrijk U kunt de machine met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, de verlichting, de motor en de accu.. Was de onderkant van de maaikast; zie Onderkant van de maaikast reinigen, blz. 7.. Controleer de conditie van de maaimessen, zie Onderhoud van de maaimessen, blz... Controleer de conditie van de drijfriem van het maaimes. 5. Maaidek smeren; zie Smeren, blz. 6. 6. Alle bouten, schroeven en moeren controleren en indien nodig aandraaien. Beschadigde delen repareren of vervangen. 7. Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken. Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service Dealer. 8. Machine in een schone, droge garage of opslagruimte stallen. Sleuteltje uit contactschakelaar verwijderen en onthouden waar u deze bewaart. Machine afdekken om hem te beschermen en schoon te houden. 9
Storingen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaken Remedie Abnormale trillingen.. Maaimessen verbogen of niet in balans.. Bevestigingsbouten van het mes zitten los.. Bevestigingsbouten van motor zitten los.. Losse motorpoelie, spanpoelie of mespoelie. Messen draaien niet.. Drijfriem van maaimes is versleten, los of gebroken.. Nieuwe maaimessen monteren.. Bevestigingsbout van mes aandraaien.. Bevestigingsbouten van motor aandraaien.. Desbetreffende poelie vastzetten. 5. Motorpoelie beschadigd. 5. Neem contact op met erkende Service Dealer.. Drijfriem van maaimes is van poelie af. Onregelmatige maaihoogte.. Bandenspanning is niet correct.. Maaidek staat niet horizontaal.. Onderkant van de maaikast is vuil.. Nieuwe drijfriem van maaimes monteren.. Drijfriem van maaimes monteren en spanpoelie en riemgeleiders op juiste stand controleren.. Banden op juiste spanning brengen.. Maaidek horizontaal stellen (dwarsrichting) en schuinstand (lengterichting) afstellen.. Onderkant van de maaikast schoonmaken. 0