Besluit. Dolfsma Beheer B.V. Bolwerk EE KAMPEN. Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning. Geachte heer/mevrouw,

Vergelijkbare documenten
Besluit. H. Visscher de heer H. Visscher Klaas Kloosterweg West LV STAPHORST. Onderwerp: Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning

De heer J. van der Weerd Hoge Brink AN ZALK. Onderwerp: Weigering aanvraag Natuurbeschermingswet. Geachte heer Van der Weerd,

Besluit. Pluimveebedrijf Hotting de heer M. Hotting Polderweg AD GEERDIJK. Onderwerp: Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning

De motivering voor ons besluit is in bijlage 1 (overwegingen) en bijlage 2 (bijlage AERIUS Register 3 ) weergegeven.

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998

Besluit. J. Pruim en of G.W. Pruim-Lennips de heer J. Pruim Herfterlaan RB ZWOLLE. Onderwerp: Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning

Besluit. Maatschap Kapper de heer R. Kapper Ooldselaan PP LAREN. Onderwerp: Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning. Geachte heer Kapper,

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Leges U bent voor het in behandeling nemen van uw aanvraag leges verschuldigd 2. De verschuldigde leges voor dit besluit bedragen 357,00.

Besluit. Maatschap J. en M.A. Post-Lindeboom de heer J. Post Slangenweg PK GENEMUIDEN. Onderwerp: Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning

Besluit. R. Kolkman de heer R. Kolkman Oosterveldsweg LW HOLTEN. Onderwerp: Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning. Geachte heer Kolkman,

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Besluit. V.O.F. Wessels-Vetker Ypeloweg NT WIERDEN. Onderwerp: Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning. Geachte heer/mevrouw,

Voorschriften Wij verbinden aan deze vergunning voorschriften. Deze zijn in bijlage 1 weergegeven.

Voorschriften Wij verbinden aan deze vergunning voorschriften. Deze zijn in bijlage 1 weergegeven.

Besluit. Pluimveebedrijf Smid V.O.F. De heer H. Smid Elfde Wijk 13a 7796 HP HEEMSERVEEN. Onderwerp: Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning

Besluit. Maatschap R. Kuipers en J. Kuipers-de Jong De heer J. Kuipers Kampendwarsweg 3A 7722 WB DALFSEN

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Voorschriften Wij verbinden aan deze vergunning voorschriften. Deze zijn in bijlage 1 weergegeven.

Onderwerp: Natuurbeschermingswet; vergunning met ontwikkelingsruimte

Farmel Holding B.V. De heer E. Peters Penning BH EMMELOORD. Onderwerp: Vergunning aanvraag Natuurbeschermingswet. Geachte heer Peters,

BESLUIT VERLENEN NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GRONINGEN

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Besluit. H.T. Borstlap de heer H.T. Borstlap Schuineslootweg ST SCHUINESLOOT. Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning

Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking NBwet vergunning

Voorschriften Wij verbinden aan deze vergunning voorschriften. Deze zijn in bijlage 1 weergegeven.

Ontwerpbesluit. Lindepluim de heer W. Beltman Harmelinksdijk RL LETTELE. Onderwerp: Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Wij wijzigen uw vergunning van 27 februari 2013 (kenmerk 2013/ ), zoals u heeft aangevraagd.

Besluit. Bosch onderwijs expertise (BOE) De heer/mevrouw A.J.M. Bosch Oude Twentseweg RG LUTTENBERG

Het volgende stuk maakt onderdeel uit van de vergunning: plattegrondtekening d.d behorende bij de melding verplaatsen inrichting.

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Voorschriften Wij verbinden aan deze vergunning voorschriften. Deze zijn in bijlage 1 weergegeven.

Maatschap H. en R.H. Drenten De heer H. Drenten De Meene 4 a 7779 DC HOLTHONE. Onderwerp: Vergunning Wet natuurbescherming. Geachte heer Drenten,

Besluit. Kremer Diffelen de heer G.B.G. Kremer Grote Esweg DG DIFFELEN. Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: De technische tekening van de aangevraagde situatie, d.d. 19 november 2003.

Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Pagina 1 van 14. Bijlagen

De motivering voor ons besluit is in bijlage 2 (overwegingen) en bijlage 3 (bijlage AERIUS Register 3 ) weergegeven.

Besluit. De heer H. Koersen Bosjessteeg RK IJSSELMUIDEN. Natuurbeschermingswet: aanvraag vergunning. Geachte heer Koersen,

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: de plattegrondtekening van de aangevraagde situatie d.d. 10 november 2010.

Besluit. Maatschap Verhoek de heer K.H. Verhoek Kettingweg PN GENEMUIDEN. Onderwerp: Natuurbeschermingswet; aanvraag vergunning

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Voorschriften Wij verbinden aan deze vergunning voorschriften. Deze zijn in bijlage 1 weergegeven.

Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijk intrekking Nb-wet vergunning

U heeft een aanvraag om een vergunning op grond van de Wet natuurbeschermingswet onderdeel gebiedsbescherming (verder Wnb) bij ons ingediend.

Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet-vergunning

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: tekening aangevraagde situatie, zoals bij de aanvraag gevoegd.

De wijziging betreft een verlenging van de periode dat werkzaamheden worden uitgevoerd.

Wij wijzigen uw vergunning van 20 februari 2014, zoals u heeft aangevraagd.

Voorschriften Wij verbinden aan de vergunning voorschriften. Deze zijn in bijlage 1 weergegeven.

Bijlagen Uw brief Uw kenmerk

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (Wnb)

1. Het bedrijf moet in werking zijn in overeenstemming met onderstaande tabel:

Natuurbeschermingswet 1998; verzoek gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Notitie. Voortoets Spoorallee Zevenaar

1. Het bedrijf moet in werking zijn in overeenstemming met onderstaande tabel:

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: Plattegrondtekening van de aangevraagde situatie d.d met bladnummer NB-02.

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Voorschriften Wij verbinden aan de vergunning voorschriften. Deze zijn in bijlage 1 weergegeven.

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Wij vervangen voorschrift 1 van de vergunning van 3 juli 2013 kenmerk 2013/ door:

Pagina 1 van 20. Bijlagen

De motivering voor ons besluit is in bijlage 2 (overwegingen) en bijlage 3 (bijlage AERIUS Register 3 ) weergegeven.

BESLUIT VERLENEN NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GRONINGEN

1. Het bedrijf moet in werking zijn in overeenstemming met onderstaande tabel:

Voorschriften Wij verbinden aan deze vergunning voorschriften. Deze zijn in bijlage 1 weergegeven.

Pagina 1 van 16. Bijlagen Uw brief Uw kenmerk

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

verzonden o 7 mir 2019

Besluit. Klussenbedrijf Smelt t.a.v. de heer J. Smelt Harmsenweg EE VRIEZENVEEN. Natuurbeschermingswet: aanvraag vergunning

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften:

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 25 april

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

omgevingsdienst HAAGLANDEN

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften:

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: De technische tekening van de aangevraagde situatie, d.d. 15 januari 2004.

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

veriissel provincie Besluit Fok en Vleesvarkensbedrijf Veldkamp t.a.v. de heer J. Veldkamp Krieghuisweg 2a 8102 SV RAALTE

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

BESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

Transcriptie:

Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbus@overijssel.nl Dolfsma Beheer B.V. Bolwerk 11 8261 EE KAMPEN KvK 51048329 IBAN NL45RABO0397341121 Inlichtingen bij Nicole Schuurmans tel 038 499 84 36 N.Schuurmans@overijssel.nl Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning 1 Geachte heer/mevrouw, U heeft een aanvraag om een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) bij ons ingediend. Deze hebben wij op 23 februari 2015 1 ontvangen. Omdat u niet onder het overgangsrecht viel heeft u uw aanvraag moeten wijzigen, deze wijziging hebben wij ontvangen op 22 september 2015 2. De aanvraag betreft het in werking hebben van een paardenhouderij aan de Kamperstraatweg 23b te Kamperveen. In deze brief geven wij onze beslissing weer. Zaaknummer Z-HZ_NB-2015-001501 3056688 Besluit Wij verlenen u een vergunning 3 voor de aangevraagde feitelijke situatie voor het in werking hebben van een paardenhouderij aan de Kamperstraatweg 23b te Kamperveen. De motivering hiervoor is in bijlage 1 (overwegingen) weergegeven. De volgende stukken van de aanvraag maken onderdeel uit van de vergunning: Berekening feitelijk gebruik (AERIUS kenmerk 2EyGPCPZg7; toegevoegd als bijlage 2 bij dit besluit); technische tekening Situatie t.b.v. milieuaanvraag, bladnummer M-01, werknummer 070858, datum 24 september 2007, laatst gewijzigd 18 februari 2008. De vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. 1 EDO-kenmerk 2015/0047168 2 EDO-kenmerk 2015/0294189 3 Op basis van art. 19d Bijlagen verzending

Wij verbinden aan deze vergunning de volgende voorschriften: 1. Het bedrijf moet in werking zijn in overeenstemming met onderstaande tabel: Aangevraagde diersoorten en stalsystemen: Stalnr Diersoort Aantal dieren Rav-code Stal 1 Paarden; volwassen paarden 3 jaar en ouder Paarden; paarden in opfok jonger dan 3 jaar 60 K1.100 40 K2.100 Leges U bent voor het in behandeling nemen van uw aanvraag leges verschuldigd 4. De verschuldigde leges voor dit besluit bedragen 2.069,00. 2 Voor betaling van dit bedrag ontvangt u een factuur. Op deze factuur staat tevens vermeld hoe u eventueel bezwaar kunt aantekenen tegen de hoogte van het legesbedrag en de gehanteerde grondslagen. Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze beslissing, dan kunt u bellen met Nicole Schuurmans op telefoonnummer 038 499 84 30. Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel, Lars Wuijster, teamleider Vergunningverlening Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Overwegingen bij het besluit AERIUSberekening feitelijke situatie, AERIUS kenmerk 2EyGPCPZg7 Gebiedsbeschrijving en instandhoudingsdoelen Rijntakken Afschriften Een afschrift van dit besluit is tevens verzonden aan: Burgemeester en Wethouders van gemeente Kampen; Ministerie van Economische Zaken; VantErve, Dhr. V.H. van t Erve; Gedeputeerde staten van de provincie Gelderland. 4 Belastingverordening Overijssel

Niet mee eens? Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u binnen zes weken na de datum van verzending van dit besluit bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Overijssel. Hoe u dat moet doen kunt u hieronder lezen. 3 Rechtsmiddel Binnen zes weken, ingaand op de dag na de datum van verzending van dit besluit, kan een belanghebbende een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, team Juridische Zaken, postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon 038 499 93 05). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. U kunt het bezwaarschrift ook per elektronisch formulier verzenden. Dit formulier kunt u vinden op www.overijssel.nl/loket/bezwaar-klachten Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld. Indien spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.

Overwegingen bij het besluit Bijlage 1 Deze vergunning bestaat uit het besluit en de overwegingen. In deze bijlage zijn de overwegingen opgenomen. Het besluit en de overwegingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De overwegingen zijn als volgt opgebouwd: A A1 WEERGAVE VAN DE FEITEN Vergunningaanvraag 4 A1.1 Projectomschrijving A1.2 Periode A1.3 Onderliggende documenten A1.4 Aanvullende gegevens A2 Bevoegdheid A2.1 Gedeputeerde Staten van Overijssel bevoegd A3 Procedure A3.1 Overeenstemming andere provincie A4 Geldende regelgeving A4.1 Programma Aanpak Stikstof (PAS) A4.2 Beleidsregel toedeling ontwikkelruimte programmatische aanpak stikstof Overijssel 2015 segment 2 A5 B B1 Vergunningplicht TOETSING Inhoudelijke beoordeling B1.1 Uitgangspunten aanvraag B1.2 Effecten op gebieden opgenomen in de PAS B1.3 Beoordeling overige effecten B1.4 Toets aan artikel 19e B1.5 Eindconclusie toetsing B2 Zienswijzen B2.1 Bespreking van ingediende zienswijzen C SLOTCONCLUSIE

A WEERGAVE VAN DE FEITEN A1 Vergunningaanvraag A1.1 Projectomschrijving U vraagt een vergunning aan voor het in werking hebben van een paardenhouderij aan de Kamperstraatweg 23b te Kamperveen. Voor deze locatie is nog niet eerder een Nbwet vergunning verleend. Vergunning wordt gevraagd voor het feitelijk gebruik en de daardoor veroorzaakte stikstofdepositie. Als referentiejaar voor de hoogste feitelijke stikstofdepositie wordt uitgegaan van 2012. Een overzicht van de aangevraagde situatie is in bijlage 2 (AERIUS berekening feitelijke situatie) weergegeven. 5 A1.2 Periode De vergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde tijd. A1.3 Onderliggende documenten Voor de beoordeling van de aanvraag zijn de volgende documenten toegezonden: aanvraagformulier; machtiging; toelichting vergunde-, referentie- en beoogde situatie; AERIUS feitelijk gebruik berekening (AERIUS kenmerk 2EyGPCPZg7); accountantsverklaring 2012, 2013 en 2014; beschikking Wet milieubeheer van 28 augustus 2008; effectenbeoordeling Rijntakken ; tekening voorgenomen omvang. A1.4 Aanvullende gegevens Wij hebben uw aanvraag op 22 september 2015 om 9.39 uur ontvangen. Er zijn geen aanvullende gegevens gevraagd. A2 Bevoegdheid A2.1 Gedeputeerde Staten van Overijssel bevoegd In de gewijzigde Nbwet is vastgelegd dat er voor besluiten voor effecten op Natura 2000- gebieden (art. 19d) altijd sprake is van één bevoegd gezag. Voor besluiten, die betrekking hebben op beschermde natuurmonumenten (art. 16) is de bevoegdheid ongewijzigd. Bij deze gebieden geldt dat de gedeputeerde staten van de provincie, waarin deze gebieden helemaal of grotendeels liggen, bevoegd zijn (art. 2, lid 1 en 2a, lid 1). De stikstofdepositie die uw activiteit veroorzaakt is op ons grondgebied het hoogste. In overeenstemming met de wet zijn wij bevoegd om te besluiten op uw aanvraag (art. 2a, tweede lid). Bij ons besluit nemen we tevens de gevolgen voor Natura 2000-gebieden mee die buiten onze provinciegrens liggen. Het gaat daarbij om gebieden in andere provincies en/of buiten Nederland (art. 2, zesde lid).

A3 Procedure De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met hoofdstuk VIII van de Nbwet. Daarbij zijn de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. A3.1 Overeenstemming andere provincie De effecten van stikstofdepositie vanuit uw bedrijf hebben ook invloed op Natura 2000- gebieden die op het grondgebied van provincie Gelderland liggen. Om vergunning te verlenen is overeenstemming met gedeputeerde staten van deze provincie noodzakelijk. Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland 5 hebben ingestemd met ons voornemen om voorliggende vergunning te verlenen. A4 Geldende regelgeving 6 A4.1 Programma Aanpak Stikstof (PAS) Op 1 juli 2015 is de Nbwet gewijzigd ten behoeve van het Programma Aanpak Stikstof (verder PAS). Met de wetswijziging is het programma wettelijk ingebed. Naast wijzigingen van de wet zijn tevens het besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof en de regeling programmatische stikstof in werking getreden. Dit programma is een instrument om Natura 2000-doelstellingen te realiseren en tegelijk ruimte te scheppen voor bestaande en nieuwe economische ontwikkelingen. De aanpak voorziet er in dat telkens voor een periode van zes jaar een programma wordt vastgesteld dat concrete maatregelen bevat om de stikstofdepositie terug te dringen, negatieve effecten van stikstof te voorkomen en waar nodig natuurherstel te realiseren. Het vastgestelde programma aanpak stikstof 2015-2021 bevat twee sporen. Het ene spoor voorziet in landelijke brongerichte maatregelen die de emissie van stikstof reduceert. Het tweede spoor vormt de gebiedsspecifieke natuurherstelmaatregelen die leiden tot een verbetering van de veerkracht van de Natura 2000-gebieden. Door (eerder) vaststaand beleid is er sprake van een trendmatige daling van stikstofdepositie. Hierdoor biedt de PAS ruimte voor economische ontwikkelingen die stikstofdepositie veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Deze zogenaamde depositieruimte is allereerst beschikbaar voor autonome ontwikkelingen. Daarnaast is er ruimte beschikbaar voor projecten en andere handelingen waarvan de veroorzaakte stikstofdepositie onder de grenswaarde blijft (Besluit grenswaarden PAS). Het overige gedeelte van de depositieruimte kan als ontwikkelingsruimte worden toegedeeld aan (deels prioritaire) projecten en andere handelingen. Dit wordt in toedelingsbesluiten, zoals een vergunning op grond de Nbw 1998 (art. 19d) of een omgevingsvergunning 6, vastgelegd. Voor bestaande projecten en andere handelingen kan alsnog vergunning worden verleend als zij aan enkele voorwaarden voldoen 7. Er kan toestemming worden verleend voor stikstofdepositie boven de grenswaarde die ten hoogste feitelijk werd veroorzaakt vóór 1 januari 2015. Meer in het bijzonder gaat het om stikstofdepositie die in één kalenderjaar in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 ten hoogste werd veroorzaakt. Deze 5 6 7 Brief van 1 juli 2015 met kenmerk 2015-008247 (ons kenmerk 2015/0197094) Art. 47a, 47b, 47c en 47d Nbwet Art. 5, vijfde lid, Regeling PAS

depositie moet wel passend zijn binnen de kaders van een milieuvergunning 8 die geldend was op 1 januari 2015. Met deze feitelijke stikstofdepositie is rekening gehouden in het Programma PAS 2015 2021. Ze hebben mede als uitgangspunt gediend voor de passende beoordeling, die voor het PAS is opgesteld. Hierdoor is voor deze activiteiten toedeling van ontwikkelingsruimte niet nodig. 7 Het programma aanpak stikstof 2015-2021 is passend beoordeeld (19f Nbwet). De passende beoordeling bestaat uit een generiek deel (bronmaatregelen, monitoring, etc.) en uit gebiedsanalyses. Voor elk Natura 2000-gebied, dat in het programma is opgenomen, is zo n gebiedsanalyse opgesteld. De gebiedsanalyses vormen de ecologische onderbouwing dat met het programma de stikstofgevoelige Natura 2000 doelstellingen (op termijn) gerealiseerd kunnen worden. Bovendien blijkt hieruit dat dit samen kan gaan met ontwikkelingsruimte voor economische ontwikkelingen. In de gebiedsanalyses is verzekerd dat door de uitvoering van een gebalanceerd en robuust pakket aan herstelmaatregelen, er in de 1 e programma periode geen verslechtering optreedt van alle stikstofgevoelige habitattypen en habitats van soorten. Bij deze beoordeling is uitgegaan van de achtergrondwaarde van 2014. In deze achtergrondwaarde zijn alle voor de aanvang van het programma feitelijke emissies verdisconteerd, zoals blijkt uit de grootschalige concentratie en depositiekaarten Nederland (GCN en GDN). In deze passende beoordeling is vastgesteld dat uitvoering van het programma geen risico vormt voor de instandhoudingsdoelstellingen van individuele Natura 2000 gebieden, opgenomen binnen de PAS 9. A4.2 Beleidsregel toedeling ontwikkelruimte PAS Overijssel 2015 segment 2 Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben voor het toedelen van de vrij beschikbare ontwikkelruimte (segment 2) aan projecten en andere handelingen beleidsregels vastgesteld 10. Deze beleidsregels gelden voor die besluiten, waarmee GS vrij beschikbare ontwikkelruimte toedeelt. Provincies hebben een gezamenlijke set van beleidsregels vastgesteld voor de verdeling van de vrij beschikbare ontwikkelruimte. Deze hebben tot doel om de toedeling ontwikkelruimte eenvoudig en eerlijk uit te voeren. Verder voorkomen deze regels dat enkele aanvragers in één keer de beschikbare ontwikkelruimte verbruiken. Bovendien moeten ze voorkomen dat er ongelijkheid ontstaat tussen provincies. Aanvragen voor ontwikkelruimte worden getoetst aan de volgende regels: 1. Per PAS-programmaperiode wordt bij een toestemmingsbesluit aan een activiteit niet meer dan 3 mol stikstof per hectare per jaar aan ontwikkelruimte toegedeeld. Voor landbouw, industrie, infrastructuur of voor het gebruik van gemotoriseerd voertuigen voor wedstrijden geldt deze waarde in cumulatie met eerdere gemelde of vergunde activiteiten voor hetzelfde bedrijf binnen één PAS-programmaperiode. 2. De activiteit, waarvoor ontwikkelruimte is toegedeeld, moet binnen twee jaar zijn gerealiseerd. Daarbij geldt als starttijdstip de datum waarop het besluit onherroepelijk is geworden. 8 9 10 bedoelt wordt hier omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e of i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, dan wel een op 1 januari 2015 geldende vergunning of melding krachtens de Wet milieubeheer of de Hinderwet. Programma aanpak stikstof, juli 2015, bijlage 2 Besluit van 9 juni 2015 met kenmerk 2015/0156224, inwerkingtreding op 1 juli 2015

3. Voor de toedeling van ontwikkelruimte geldt de volgorde van ontvangst van een volledige en ontvankelijke aanvraag. Bij binnenkomst via de post geldt het tijdstip van 12.00 uur. A5 Vergunningplicht De aangevraagde activiteit heeft mogelijk negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Het gaat daarbij om een combinatie van effecten door de uitstoot van stikstofhoudende gassen (ammoniak, verbrandingsgassen), veranderingen in de waterhuishouding, van de geluidsbelasting, van de invloed door verlichting. Naast de artikelen over de vergunningplicht (art. 19d tot met 19g) is ook de paragraaf over de programmatische aanpak stikstof (PAS) in de Nbwet van toepassing. Daarbij zijn tevens het besluit grenswaarden PAS en de Regeling PAS belangrijk. 8 Voor het aspect stikstofdepositie is met de berekening in AERIUS van de feitelijke situatie door u vastgelegd dat de aangevraagde situatie een stikstofdepositie veroorzaakt die hoger is dan de grenswaarden voor de betrokken Natura 2000-gebieden. Hierdoor valt de activiteit voor het aspect stikstofdepositie niet onder de vrijstelling van de vergunningplicht 11. In het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof is weergegeven dat de grenswaarde 1 mol stikstof per hectare per jaar bedraagt 12. Deze algemene grenswaarde wordt verlaagd naar 0,05 mol stikstof per hectare per jaar als blijkt dat voor een hectare van een stikstofgevoelig habitat 5% of minder van de depositieruimte voor grenswaarden beschikbaar is 13. Van de Natura 2000-gebieden waarop uw bedrijf invloed heeft is van De Wieden, Rijntakken en Veluwe de grenswaarde aangepast. Deze aanpassing per gebied is in de Staatscourant gepubliceerd. Voor de datum van deze aanpassing verwijzen wij naar de website van BIJ12 14. De maximale depositie die uw activiteiten veroorzaakt ligt boven de grenswaarde. Hierdoor is voor die activiteit een vergunning nodig. B TOETSING B1 Inhoudelijke beoordeling B1.1 Uitgangspunten aanvraag Feitelijk gebruik vastleggen U beschikt nog niet over een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet. Uit de aanvraag en de bijbehorende stukken blijkt dat u het feitelijk gebruik wilt vastleggen in een 11 12 13 14 Artikel 19kh, lid 7, Natuurbeschermingswet Artikel 2, lid 1 van het Besluit grenswaarden PAS Artikel 2, lid 3 van het Besluit grenswaarden PAS http://pas.bij12.nl/content/mededeling-over-de-ruimte-voor-meldingen

vergunning (Regeling PAS, art. 5, vijfde en zesde lid). Het feitelijke gebruik moet passen binnen de kaders van de milieuvergunning 15 die op 1 januari 2015 geldend was. Uit de stukken blijkt dat het feitelijk gebruik hoger was dan de geldende milieuvergunning op 1 januari 2015. U valt daarom terug op situatie, zoals weergegeven in de milieuvergunning die geldend was op 1 januari 2015. Dit is correct is ingevoerd in AERIUS Calculator (zie bijlage 2). B1.2 Effecten stikstofdepositie op gebieden opgenomen in de PAS Voor elk project (of andere handeling) met mogelijk significant negatieve gevolgen voor een Natura 2000-gebied, dat zonder toestemming op grond van artikel 19d van de Nbwet in het verleden is gerealiseerd, is een beoordeling nodig. Als deze activiteit leidt tot een depositie boven de grenswaarde is er sprake van vergunningplicht (artikel 19kh, 7 e lid). Wij moeten alsnog beoordelen of toestemming kan worden verleend (artikel 19d, 1 e lid). 9 De aangevraagde activiteit veroorzaakt stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden met habitattypen en soorten die negatief worden beïnvloed door een overmaat aan stikstofdepositie. Door de maatregelen in het PAS is het mogelijk om voor deze activiteit een vergunning te verlenen. Bij het verlenen van deze toestemming baseren wij ons op de passende beoordeling die voor het programma aanpak stikstof is opgesteld. In de conclusie van de passende beoordeling van het programma 2015-2021 wordt aantasting van de natuurlijke kenmerken van alle opgenomen Natura 2000-gebieden uitgesloten. Deze conclusie is gebaseerd op: het oordeel dat er wetenschappelijk gezien geen twijfel is dat met het beschikbaar stellen van ontwikkelingsruimte en depositieruimte voor economische ontwikkelingen de instandhoudingsdoelstellingen voor de voor stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten op termijn worden gehaald en dat behoud is geborgd. Dit oordeel is gebaseerd op alle gebiedsanalyses van de opgenomen Natura 2000-gebieden; de beoordeling van de ontwikkeling van stikstofdepositie, waarbij sprake is van een vermindering van de depositie ten opzichte van de situatie zonder programma; de vaststelling dat het programma ook overigens voldoet aan de voorwaarden die verzekeren dat de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden niet in gevaar komen; de vaststelling dat ingeval nieuwe inzichten of ontwikkelingen daartoe aanleiding geven op basis van adequate monitoring tijdig kan worden bijgesteld. Met onze instemming met het programma aanpak stikstof 2015-2021 hebben wij ook ingestemd met de conclusie van de passende beoordeling van dit programma. De aangevraagde activiteit is in z n geheel al meegenomen in deze passende beoordeling. De stikstofemissie vond al plaats voor de aanvang van het programma. Daarmee is er voldoende zekerheid dat de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden worden aangetast. Toedeling van ontwikkelruimte is voor het feitelijke gebruik niet aan de orde. B1.3 vaststellen overige effecten Uw bedrijf bevindt zich op minder dan 370m afstand van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Hierdoor zijn, naast de effecten van stikstofdepositie, andere effecten niet uit te sluiten. Uw bedrijfsactiviteiten zijn getoetst op overige effecten (naast stikstofdepositie) op de instandhoudingsdoelen van de kwalificerende vogelsoorten, habitatsoorten en habitattypen 15 met dit begrip bedoelen we zowel vergunningen op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wet milieubeheer (inclusief meldingen) of Hinderwet,

van dit Natura 2000-gebied. De betreffende instandhoudingsdoelen zijn weergegeven in bijlage 4. Uit de aard van uw bedrijf in combinatie met de omschrijving van de voorgenomen activiteiten en de toetsing daaraan blijkt dat op een beperkt aantal doelstellingen van de betrokken gebieden effecten te verwachten zijn. Voor zover effecten van de activiteiten van het bedrijf niet eerder in beeld zijn gebracht nemen we in onze beoordeling de wijzigingen mee ten opzichte van de referentiedatum van dit gebied (24 maart 2000). Voor de aangevraagde vergunning zijn geen bouw of aanlegwerkzaamheden noodzakelijk. Het dichtstbijzijnde habitattype en het Beschermd Natuurmonument IJsseluiterwaarden liggen op grote afstand aan de overzijde van de rivier: alle mogelijke overige effecten op deze gebieden kunnen worden uitgesloten. Er zijn er enkel mogelijk effecten in de gebruiksfase op habitat- of vogelsoorten. 10 Voor geluid, licht en optische verstoring zijn met name bever, meervleermuis, roerdomp en zwarte stern gevoelig. Deze verstoring wordt geheel voorkomen door de grote afstand tot het gebied en doordat het gebied afgeschermd is van het bedrijf door de bebouwde kern van De Zande en door een dijklichaam. Conclusie Op grond van bovenstaande beoordeling kunnen negatieve effecten de instandhoudingsdoelstellingen worden uitgesloten. B1.4 Toetsing aan art. 19e Uit de toetsing van uw aangevraagde project blijkt dat u geen ontwikkelruimte nodig heeft. Onze vastgestelde beleidsregel is op deze situatie niet van toepassing. Er zijn geen andere vereisten of omstandigheden relevant. B1.5 Eindconclusie toetsing Het gebruik komt overeen met de milieuvergunde situatie. Er is geen sprake van een wijziging van de feitelijke situatie. Voor de voor 1 januari 2015 veroorzaakte feitelijke depositie is geen ontwikkelingsruimte nodig. Deze feitelijke depositie maakt al onderdeel uit van de achtergronddepositie waarmee AERIUS heeft gerekend. Ontwikkelruimte is hiervoor niet nodig. Op basis van deze overwegingen zijn wij van mening dat de gevraagde vergunning voor de feitelijke situatie met bijbehorende stikstofdepositie kan worden verleend. Er zijn geen belemmeringen om de vergunning af te geven op basis van deze toetsing. B2 Zienswijzen B2.1 Bespreking van ingediende zienswijze Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Kampen is acht weken 16 de gelegenheid geboden om over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. De gemeente heeft binnen de gestelde termijn hiervan geen gebruik gemaakt. 16 art. 44, lid 3 Nbwet

C Slotconclusie Er zijn geen belemmeringen om de aangevraagde vergunning voor uw bedrijf aan de Kamperstraatweg 23b te Kamperveen te verlenen. Er is geen toedeling van ontwikkelruimte nodig. 11

AERIUSberekening projecteffect gebruik (kenmerk 2ENvgv8VV1) Bijlage 2 12

Gebiedsbeschrijving en instandhoudingsdoelen BIJLAGE 3 Natura 2000-gebied Rijntakken Gebiedsbeschrijving Het Natura 2000-gebied Rijntakken omvat 4 deelgebieden: 1. Uiterwaarden IJssel 2. Uiterwaarden Neder-Rijn 3. Gelderse Poort 4. Waal Aangezien alleen het deelgebied Uiterwaarden IJssel binnen de begrenzing van provincie Overijssel ligt, is alleen dit deelgebied uitgewerkt. 13 Het deelgebied Uiterwaarden IJssel omvat het systeem van de rivier de IJssel, de aanliggende oeverwallen en de uiterwaarden. De IJssel is een zijtak van de Rijn en loopt van Arnhem tot aan het IJsselmeer. Het landschap is ontstaan in een periode dat de rivier een veel groter deel van de waterafvoer verzorgde en de monding nog een echte delta was. De IJssel neemt in perioden van hoge afvoer 1/6 deel van de Rijnafvoer voor haar rekening. In perioden met lage afvoer wordt het water op peil gehouden door de stuw in de NederRijn. Gedurende het winterhalfjaar zijn grote delen van de uiterwaarden geïnundeerd raken. De overstromingsduur en -frequentie variëren sterk van jaar tot jaar. Er zijn grote verschillen in het buitendijkse gebied, verschillen in hoogteligging, afwisseling tussen smalle en brede delen en tussen dichte kleinschalige en grote open delen. Plaatselijk treedt grondwater uit en monden beken uit in het IJsseldal. Zandige kalkrijke oeverwallen en rivierduinen worden afgewisseld met kleiige, vlakke stroomdalen. Bij Arnhem en Dieren snijdt de rivier de stuwwal van de Veluwe aan. Tot aan Olst zijn in het verleden brede meanders (kronkelwaarden) gevormd. In het middendeel stroomt de rivier tussen relatief smalle, hoog gelegen uiterwaarden. Bij Zalk, in het benedendeel, krijgt de rivier een breder bed dat bij Kampen overgaat in een kleine delta. Dit jonge gebied is gevormd na de Romeinse tijd en voor de afsluiting van het IJsselmeer. Tussen Dieren en Wijhe liggen veel landgoederen met daarbij behorende oude verkavelingspatronen, heggen en bossen. Het landschap van het noordelijkste deel is open en wordt gekenmerkt door grasland. Een aantal vrijwel onvergraven en reliëfrijke uiterwaarden zoals Cortenoever, Rammelwaard, Ravenswaard en Scherenwelle, vormt een kleinschalig oud cultuurlandschap met daarin stroomdalgraslanden, kievitsbloemhooilanden en glanshaverhooilanden. In reliëfrijke delen komt plaatselijk hardhoutooibos voor. De IJssel verbindt een aantal natuurgebieden met elkaar: de natuurgebieden langs de rivieren, in de Gelderse Poort en bovenstrooms langs de Rijn in het zuiden; de laagveenmoerassen van Noordwest Overijssel in het noorden; de Randmeren en het Ketelmeer met aansluiting op het IJsselmeer in het westen. en In onderstaande tabellen zijn de doelstellingen voor de habitattypen, soorten en vogels weergegeven. Zij hebben gezamenlijk de begrenzing van dit Natura 2000-gebied bepaald. De doelstellingen zijn gericht op de leefgebieden van plantengemeenschappen (habitattypen) en soorten. Op basis van de regels vanuit Europa, vertaalt in de Nederlandse wetgeving, mag er geen verslechtering optreden van leefgebieden van soorten en/of plantengemeenschappen. Dat wordt beoordeeld ten opzichte van de datum waarop dit gebied onder de bescherming

werd gebracht van de Europese Vogelrichtlijn (24 maart 2000) danwel de Europese Habitatrichtlijn (7 december 2004). Voor zover er sprake is van een behoudsdoelstelling moet dit gezien worden als een minimumeis. 14

Landelijke staat van instandhouding oppervlakte kwaliteit populatie Landelijke staat van instandhouding oppervlakte kwaliteit Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning en voor habitattypen 15 H3150 Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden - > > H3260B Beken en rivieren met waterplanten (grote fonteinkruiden) - > = H3270 Slikkige rivieroevers - > > H6120 *Stroomdalgraslanden -- > > H6430A Ruigten en zomen (moerasspirea) + = = H6430C Ruigten en zomen (droge bosranden) - > > H6510A Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver) H6510B Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart) - > > -- > > H91E0A *Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen) - = > H91E0B *Vochtige alluviale bossen (essen-iepenbossen) -- > > H91F0 Droge hardhoutooibossen -- > > en voor habitatsoorten H1095 zeeprik - > > > H1099 rivierprik - > > > H1102 elft -- = = > H1106 zalm -- = = > H1134 bittervoorn + = = = H1145 grote modderkruiper - > > > H1149 kleine modderkruiper + = = = H1163 rivierdonderpad - = = = H1166 kamsalamander - > > > H1318 meervleermuis + = = = H1337 bever - = > > Toelichting symbolen: SVI -- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling

Landelijke staat van instandhouding oppervlakte kwaliteit Draagkracht voor aantal vogels 18 Functie gebied Landelijke staat van instandhouding oppervlakte kwaliteit Draagkracht voor aantal broedparen 17 Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning en voor broedvogels 16 A004 dodaars + = = 45 A017 aalscholver + = = 660 A021 roerdomp -- > > 20 A022 woudaap -- > > 20 A119 porseleinhoen -- > > 40 A122 kwartelkoning - > > 160 A153 watersnip -- = = 17 A197 zwarte stern -- > > 240 A229 ijsvogel + = = 25 A249 oeverzwaluw + = = 680 A272 blauwborst + = = 95 A298 grote karekiet -- > > 70 Toelichting symbolen: SVI -- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling en voor niet-broedvogels A005 fuut - = = 570 f A017 aalscholver + = = 1300 s,f A037 kleine zwaan - = = 100 s,f A038 wilde zwaan - = = 30 s,f A039 toendrarietgans + = = 2.800 s,(f) 17 Het betreft een ten minste doelstelling en is het minimum dat aanwezig moet zijn 18 Aantallen betreffen een seizoensgemiddelde m.u.v. toendrarietgans, kolgans, grauwe gans, brandgans en kemphaan. Voor deze soorten betreft het een gemiddeld seizoensmaximum. Het seizoensgemiddelde is gebaseerd op het totaal van alle maandelijkse tellingen, gedeeld door 12 (het aantal maanden van het jaar). Een seizoen omvat bij de watervogeltellingen een jaar dat loopt van juli tot en met juni. Voor de doelstelling is het gemiddelde genomen over een reeks van achtereenvolgende seizoenen (meestal 5). Het seizoensmaximum is het grootste getelde aantal (piekaantal) over alle maanden van een seizoen of het aantal geteld in januari (midwinter). Dit wordt aangehouden voor soorten waarvoor geen jaarrondtellingen beschikbaar zijn. Voor de doelstelling is het gemiddelde berekend over een reeks van achtereenvolgende seizoenen (meestal 5) om tot een gemiddeld seizoensmaximum te komen.

Landelijke staat van instandhouding oppervlakte kwaliteit Draagkracht voor aantal vogels 18 Functie gebied Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag vergunning 17 A041 kolgans + = = 183.000 s,(f) A043 grauwe gans + = = 22.000 s,(f) A045 brandgans + = = 5.200 s,(f) A048 bergeend + = = 120 F A050 smient + = = 17.900 s,(f) A051 krakeend + = = 340 f A052 wintertaling - = = 1100 f A053 wilde eend + = = 6100 f A054 pijlstaart - = = 130 f A056 slobeend + = = 400 f A059 tafeleend -- = = 990 f A061 kuifeend - = = 2300 f A068 nonnetje - = = 40 f A125 meerkoet + = = 8100 f A130 scholekster -- = = 340 s,f A140 goudplevier -- = = 140 f A142 kievit - = = 8100 s,f A151 kemphaan - = = 1000 f A156 grutto -- = = 690 s,f A160 wulp + = = 850 s,f A162 tureluur - = = 65 s,f Toelichting symbolen: SVI -- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig) = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling s f (f) mede betreft slaapplaatsfunctie betreft foerageerfunctie betreft foerageerfunctie binnen en buiten Natura 2000. De bescherming van de soort is dan ook afhankelijk van voldoende geschikte foerageergebieden buiten dit Natura 2000-gebied. Afname van de foerageercapaciteit binnen het gebied is toelaatbaar, mits er in totaal voldoende foerageercapaciteit beschikbaar blijft.