Titel II. De Personeelsformatie & Titel III. De loopbaan

Vergelijkbare documenten
RECHTSPOSITIEREGELING (gecoördineerde tekst GR d.d. 21/09/2015)

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 116, 2;

BIJLAGE 7: OVERZICHT VAN DE VERLOVEN EN AFWEZIGHEDEN, DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND EN DE GELDELIJKE EN ADMINISTRATIEVE GEVOLGEN

Tabel "Samenvatting BVR RPR O per personeelsgroep" als werkinstrument

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 116, 1;

Verslag aan de Provincieraad

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Overzicht verschillen statutaire en contractuele personeelsleden

Provincieraadsbesluit

BEKENDMAKING GEMEENTERAADSBESLUIT Ingevolge artikel 186 van het gemeentedecreet

Toelichting voor mandatarissen VVSG, 4 december 2008

Wijziging RPR detailoverzicht van de gewijzigde artikelen

De rechtspositieregeling van het

Eindverslag nr. 2011/1

GEMEENTERAAD. Ontwerpbesluit

rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel

Overgangsmaatregelen inzake de verlofregeling en de waarneming van een hoger ambt.

CONVERSIETABEL AFWEZIGHEDEN VASTBENOEMDE PERSONEELSLEDEN

De rechtspositieregeling van het

Provincieraadsbesluit

RECHTSPOSITIE administratief en technisch personeel (ATP)

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

RECHTSPOSITIEREGELING GEMEENTE BERLAAR

RECHTSPOSITIEREGELING

CONVERSIETABEL AFWEZIGHEDEN VASTBENOEMDE PERSONEELSLEDEN.

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 11 januari 2019;

Hoe vergoed je (toezicht)personeel met permanentie?

Wijziging RPR detailoverzicht van de gewijzigde artikelen

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op (datum);

Wijziging van de aanwervingsvoorwaarden

VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING. Dames en heren,

over 1. mevr. Hilde CREVITS, Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs voorzitter;

Wegwijzer De verschillende lokale besturen als werkgever

De gemeenteraad. Ontwerpbesluit

Wegwijzer De verschillende lokale besturen als werkgever

BIJLAGE cao III BE: Voorstel van overgang naar het statuut voor de sector BASISEDUCATIE

BEREKENING COMPETENTIETOELAGE

BEREKENING COMPETENTIETOELAGE

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening, gegeven 1 juli 2016;

Rechtspositieregeling gemeentepersoneel gemeente Berlaar

Versie Rechtspositieregeling voor het personeel van het OCMW Maaseik

BEREKENING EINDEJAARSTOELAGE

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Codex Hoger Onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013, artikel V.84, V.86 en V.259, 1;

BEREKENING VAKANTIEGELD

BEREKENING EINDEJAARSTOELAGE

De nieuwe rechtspositieregeling

RECHTSPOSITIEREGELING VOOR HET GEMEENTEPERSONEEL

RECHTSPOSITIEREGELING GEMEENTE BERLAAR

ESF-Kwaliteitslabel : QP/ OCMW DESTELBERGEN Kouterlaan 19 RECHTSPOSITIEREGELING

RECHTSPOSITIE- REGELING SPECIFIEK OCMW-PERSONEEL + DECRETALE GRADEN

BEREKENING EINDEJAARSTOELAGE

Rechtspositieregeling

Loopbaanonderbreking in de openbare sector. ACV-Openbare Diensten mei 2014

Wat betreft het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd de gewijzigde regeling inzake politiek verlof reeds principieel goedgekeurd op 27 oktober

Wegwijzer De verschillende lokale besturen als werkgever

BEREKENING EINDEJAARSTOELAGE

VR DOC.0834/4BIS

Bevoegde overheid. Verplichte en facultatieve toelagen

Rechtspositieregeling

De kandidaten die ten onrechte aan de procedure mochten deelgenomen hebben, kunnen in geen geval toelaatbaar worden verklaard.

RECHTSPOSITIEREGELING VOOR HET PER- SONEEL VAN AGSO KNOKKE-HEIST

RECHTSPOSITIEREGELING. Gemeente Rijkevorsel

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Besluit van de Deputatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005, inzonderheid op artikel 116, 1, en op artikel 313, 1;

RECHTSPOSITIEREGELING GEMEENTEPERSONEEL


Rechtspositieregeling voor het OCMW-personeel Langemark-Poelkapelle

INGELMUNSTER OCMW RECHTSPOSITIEREGELING VAN HET OCMW-PERSONEEL VAN INGELMUNSTER PROVINCIE WEST-VLAANDEREN

- Deskundige ten behoeve van het Provinciaal Technisch Instituut ( PTI), Graaf Karel de Goedelaan 7, 8500 Kortrijk

RPR 1 Lokale ambtenaren

Besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van een aantal verlofstelsels in het onderwijs en in de hogescholen

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, artikel 67, 2;

Rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel

NOTULEN VAN DE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN ZITTING VAN DONDERDAG 19 MAART 2015

Rechtspositieregeling voor gemeentepersoneel Langemark-Poelkapelle Goedgekeurd op de gemeenteraad van 28 mei 2018

De kandidaten die ten onrechte aan de procedure mochten deelgenomen hebben, kunnen in geen geval toelaatbaar worden verklaard.

RECHTSPOSITIEREGELING OCMW WAARSCHOOT TITEL I. TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN... 4 TITEL II. DE LOOPBAAN... 6

RECHTSPOSITIEREGELING personeel DLB art personeel DLB art , 1 en 2

ADMINISTRATIEF CENTRUM "PRAETORIUM" MAASTRICHTERSTRAAT TONGEREN RECHTSPOSITIEREGELING STAD TONGEREN

RECHTSPOSITIEREGELING

RECHTSPOSITIEREGELING VOOR HET GEMEENTEPERSONEEL

VR DOC.0862/2

Omzendbrief AZNOII98l3. Aan de leidend ambtenaren van de Vlaamse openbare instellingen. 8 juni 1998

RPR 2 Thuiszorgdiensten

RECHTSPOSITIEREGELING GEMEENTEPERSONEEL OOSTERZELE

Memorie van toelichting van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn van donderdag 25 april 2019

De rechtspositie van het gemeentepersoneel Het salaris, de functionele loopbaan en de geldelijke anciënniteit

RECHTSPOSITIEREGELING O.C.M.W. WICHELEN

HOOFDSTUK I - De indeling van de graden en de procedures voor de vervulling van de betrekkingen... 7

Versie van DEEL III De wedde Inhoudsopgave 1. Wettelijke en reglementaire basis 2. Algemeen 2.1 Definitie van de wedde 2.1.

RECHTSPOSITIEREGELING GEMEENTE EN OCMW BERLAAR

BEREKENING PREMIE VOOR COMPETENTIEONTWIKKELING

BEREKENING PREMIE VOOR COMPETENTIEONTWIKKELING

VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING. Dames en heren,

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

VERLOF- EN VAKANTIEREGELING

Rechtspositieregeling. gemeente Heusden-Zolder

BEREKENING VAKANTIEGELD

Transcriptie:

Welke punten uit het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, treden rechtstreeks en dwingend in werking op 1 januari 2009? Inwerkingtreding Vanaf 1 januari 2009 komen alle gemeenten en provincies in een situatie terecht dat zowel hun personeelsformatie als hun plaatselijke rechtspositieregeling (het geheel van reglementaire teksten over de in het decreet opgesomde onderdelen van de rechtspositieregeling waarvoor het BVR RPR de minimale voorwaarden heeft vastgesteld) eenvoudigweg in overeenstemming moet zijn met het BVR RPR van 7 december 2007. Dat volgt logischerwijze uit de bepalingen van artikel 240 in samenhang met 237. Die boodschap werd niet alleen reeds meegegeven in het Verslag aan de Vlaamse Regering bij de betreffende artikelen, maar ook tijdens de infosessies en op de website van het ABB. Het was, en is, geenszins de bedoeling dat de gemeente- en provincieraden zouden stilzitten. Wat als je die timing toch niet haalt als bestuur? Het BVR RPR van 7 december 2007 primeert hoe dan ook als rechtsnorm op de plaatselijke rechtspositieregelingen. Dat volgt uit de hiërarchie van de rechtsnormen. Wie met andere woorden zijn rechtspositieregeling niet geconformeerd heeft aan het besluit op de punten waar dat nodig was, komt in een situatie terecht dat die punten in overtreding zijn met die hogere rechtsnorm. Dan kunnen de volgende vragen gesteld worden: 1 Welke dwingende bepalingen treden rechtstreeks in werking? 2 In welk geval kunnen we spreken van een afdwingbaar recht voor het personeelslid? Kunnen we hier eenduidige antwoorden op geven? Een en ander zou eenvoudig zijn, ware het niet dat het BVR RPR van 7 december 2007 voor een aantal aspecten van de rechtspositieregeling de regulering of de keuzes uit een menu overlaat aan de raden zelf. Het besluit treedt inhoudelijk niet in alle aangelegenheden in de plaats van de plaatselijke raden. Rekening houdend met het beginsel van de lokale autonomie en de bevoegdheid van de raden, was dat ook niet de bedoeling. Met betrekking tot de rechten van het personeelslid schreef de Raad van State in zijn advies alvast: Het lijkt integendeel aannemelijk dat, indien na 1 januari 2009 zou blijken dat een rechtspositieregeling van een gemeente of een provincie niet of niet volledig in overeenstemming is met de bepalingen van het ontworpen besluit, sommige bepalingen van dat besluit, inzonderheid die welke op een ondubbelzinnige wijze rechten toekennen, zoals bijvoorbeeld het minimum aantal vakantiedagen of bepaalde vormen van omstandigheidsverlof, wel degelijk rechtstreeks werking zullen hebben ten aanzien van het personeel. Die rechten zullen dan ook in rechte kunnen worden afgedwongen.

Titel II. De Personeelsformatie & Titel III. De loopbaan Indien de artikelen van titel II en III niet in overeenstemming werden gebracht met het BVR RPR van 7 december 2007, dan rijdt men zich klem voor een aantal aspecten van het HR-beleid. Men zal geconfronteerd worden met zowel de onuitvoerbaarheid van het BVR RPR als de onuitvoerbaarheid van hun bestaande rechtspositieregeling vanwege de strijdigheid met het BVR RPR van 7 december 2007. Bevordering en interne personeelsmobiliteit als voorbeeld. Bevordering en interne personeelsmobiliteit spelen zich louter af binnen de personeelsformatie. Met personeelsformatie in het BVR RPR wordt natuurlijk de formatie bedoeld zoals omschreven in het BVR RPR, artikelen 3 tot en met 7. Bepaalde contractuele betrekkingen worden in overeenstemming met die bepalingen opgenomen in de personeelsformatie, andere niet. Hoe gaat een bestuur die personeelsbewegingen uitvoeren zonder dat de personeelsformatie opnieuw vastgesteld is conform het besluit? Een ander voorbeeld: Tenzij een bestuur beschikt over een voorrangsregeling voor interne procedures die in overeenstemming is met artikel 9 BVR RPR, heeft artikel 8 BVR RPR uitwerking. Dat wil zeggen dat Met behoud van de toepassing van de specifieke regels per procedure wordt een vacante betrekking, ongeacht haar rangindeling, vervuld op een van de volgende manieren: 1 door een aanwervingsprocedure; 2 door een bevorderingsprocedure; 3 door een procedure van interne personeelsmobiliteit; 4 door een combinatie van procedures, vermeld in.. Maar wat dan als het bestuur (zoals dat in het verleden nagenoeg overal het geval was) helemaal niet beschikt over een uitgewerkte procedure voor interne personeelsmobiliteit, laat staan over voorwaarden daarvoor die op hun beurt met de artikelen 75 tot en met 78 in overeenstemming zijn? De uitwerking van artikel 8 hangt met andere woorden samen met de invulling van de bepalingen van de artikelen 75 tot en met 78 BVR RPR. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat het bestuur bepalingen heeft over mutatie of herplaatsing die helemaal niet conform het BVR RPR zijn. Bovendien moet het bestuur de omschrijving van elke procedure in artikel 8, 1, tweede en derde lid respecteren. Die onderlinge samenhang geldt voor een resem bepalingen, zodat voor hun plaatselijke inwerkingtreding, laat staan toepassing, altijd een actie van de gemeente- of provincieraden (ook al is dat dan een ad hoc-actie) vereist is. Dat brengt ons bij de conclusie dat het stilzitten van het bestuur voor de plaatselijke uitvoering én toepassing van het BVR RPR inzake bevordering en interne personeelsmobiliteit ofwel zal resulteren in een stand still van de

personeelsbewegingen (bij gebrek aan correcte rechtsgrond), ofwel in individuele beslissingen die aanvechtbaar zijn. Hoofdstuk II. De aanwerving Titel III. De loopbaan Afdeling I. De algemene toelatingsvoorwaarden en de aanwervingsvoorwaarden De bepalingen in de artikelen 10 en 11 over de algemene toelatingsvoorwaarden en de aanwervingsvoorwaarden moeten hoe dan ook in de praktijk gerespecteerd worden. De besturen kunnen zich bij aanwervingen dus ook niet onttrekken aan de nationaliteitsvereiste conform artikel 10, 3. Afdeling II. De aanwervingsprocedure & Afdeling III. De selectieprocedure Als het bestuur zich niet uitdrukkelijk kan beroepen op bepalingen die op een correcte wijze uitvoering geven aan de artikelen 25, 26 en 27 BVR RPR, dan zijn artikel 14 en 16 onverkort van toepassing: voor elke aanwerving is er een externe bekendmaking van de vacature met een oproep tot kandidaten en aan elke aanwerving gaat een selectieprocedure vooraf. Als de bestaande uitvoeringsbepalingen in de rechtspositieregeling niet in overeenstemming zouden zijn met de artikelen 14, 15, 17, 19, 20 en 21, dan zullen de aanwervings- en selectieprocedures aangetast zijn. Het bestuur zal zich dus niet kunnen onttrekken aan een systematische doorlichting van de bestaande rechtspositieregeling op conformiteit aan de genoemde bepalingen in het BVR RPR. Een personeelslid kan zich overigens in voorkomend geval beroepen op artikel 13, tweede lid. Een kandidaat kan zich dan weer beroepen op artikel 21. Afdeling V. Specifieke bepalingen voor de aanwerving van de gemeentesecretaris, de adjunct-gemeentesecretaris, de financieel beheerder van de gemeente, de provinciegriffier en de financieel beheerder van de provincie Artikel 24 is rechtstreeks van toepassing op de aanwerving van de gemeentesecretaris,de adjunct-gemeentesecretaris en de financieel beheerder, respectievelijk de provinciegriffier en de financieel beheerder van de provincie. Hoe moet echter dat werken als de raad ter uitvoering van artikel 23 nog geen functiebeschrijvingen daarvoor heeft vastgesteld? Afdeling VI. Specifieke bepalingen voor de aanwerving in de betrekkingen die ingesteld worden ter uitvoering van werkgelegenheidsmaatregelen van de hogere overheid, en in sommige tijdelijke betrekkingen De artikelen 25, 26 en 27 moeten beperkend begrepen worden. Op de aanwervingen in conctractuele betrekkingen die geen tewerkstellingsmaatregel behelzen, die niet op vervangingen slaan of in betrekkingen met een langere tewerkstellingsduur dan twee jaar, zijn altijd de gewone aanwervings- en selectieprocedures van toepassing. Bestaande bepalingen in de oude rechtspositieregeling die dat kader te buiten gaan, kunnen dus geen uitvoering meer krijgen.

Afdeling VII. De aanwerving van personen met een arbeidshandicap Artikel 28 en 30, eerste lid, (tewerkstelling personen met een arbeidshandicap) treden sowieso in werking vanaf 1 januari 2009. Hoofdstuk III. De proeftijd met het oog op de vaste aanstelling in statutair verband Na aanwerving volgt altijd een proeftijd. De doelstelling ervan is omschreven in artikel 32 BVR RPR. De plaatselijke bepalingen over de duur van de proeftijd en over de evaluatie van de proeftijd moeten in overeenstemming zijn met artikel 33, 35 en 36 BVR RPR. Aangezien het statutaire personeelslid op proef recht heeft op feedback over zijn manier van functioneren, moet de vorm waarin die feedback gegeven wordt ook vooraf vaststaan. Ook hier geldt dus: het bestuur zal de bestaande regels moeten toetsen aan het recht en waar nodig moeten bijstellen. Vermelden we nog dat een kandidaat zich in voorkomend geval zal kunnen beroepen op artikel 34 (ononderbroken tijdelijke diensten die in aanmerking komen voor de proeftijd). Daarnaast bepaalt artikel 54, 2 dat het vormingsreglement de vorming tijdens de proeftijd moet regelen. Hoofdstuk IV. De evaluatie van het personeelslid tijdens de loopbaan Alle bestaande bepalingen over de evaluatie van het personeel (ander dan de functiehouders van de decretale graden) zullen moeten getoetst worden aan hoofdstuk IV, artikelen 39 tot en met 50. De besturen moeten er zich bovendien rekenschap van geven dat de personeelsleden tijdens de evaluatieperiode aanspraak hebben op feedback (waarvan de wijze door de raad wordt geregeld) en dat het personeelslid ook de gelegenheid moet hebben om volgens de krijtlijnen van artikel 50 beroep aan te tekenen bij een beroepsinstantie. Die moet alleszins opgericht worden. Beroepen bij het college of de deputatie zijn als sinds de inwerkingtreding van artikel 115 GD en artikel 113PD op 1 januari 2006 strijdig met het recht. Hoofdstuk V. Specifieke bepalingen voor de evaluatie van de gemeentesecretaris, de adjunct-gemeentesecretaris, de financieel beheerder van de gemeente, de provinciegriffier en de financieel beheerder van de provincie De titularissen van de decretale graden moeten geëvalueerd worden (ze moeten dat trouwens al krachtens het gemeente- en provinciedecreet). De artikelen 51, 52 en 53 moeten dus plaatselijk uitgevoerd zijn om dat mogelijk te maken. Hoofdstuk VI. De personeelsvorming Op grond van artikel 54 zullen de raden vormingsaanvragen kunnen weigeren op basis van criteria voor die weigering, die in het vormingsreglement zijn opgenomen. Die criteria moeten er dus zijn. Hoofdstuk VII. De administratieve anciënniteiten van het personeelslid

De artikelen 55, 56, 57, 59 inzake de administratieve anciënniteiten zijn onverkort van toepassing. Dat geldt ook voor artikel 58, eerste lid, aan het tweede lid moet de raad invulling geven. De bevoegde overheden kunnen slechts toepassing maken van de artikelen 60 en 61 over de toekenning van administratieve anciënniteiten, als, en voor zover, de raad hen daartoe uitdrukkelijk in de plaatselijke rechtspositieregeling heeft gemachtigd. Hoofdstuk VIII. De functionele loopbaan De artikelen 62 tot en met 67 over de functionele loopbanen zijn van dwingend recht. Hoofdstuk IX. De bevordering & Hoofdstuk X. De vervulling van een vacature door interne personeelsmobiliteit Zoals reeds gezegd, voor de uitvoering van de personeelsbepalingen over bevordering en interne personeelsbeleid moeten de besturen beschikken over een personeelsformatie die vastgesteld is conform titel II, De personeelsformatie, en over uitgewerkte procedures en voorwaarden. Titel IV. Het mandaatstelsel, het opdrachthouderschap en de waarneming van een hogere functie Mandaatfuncties kunnen in de praktijk maar vervuld worden als er een plaatselijke regeling is die, onder het voorbehoud van de overgangsregeling in artikel 233 BVR RPR, in overeenstemming is met dat besluit. Hetzelfde geldt overigens voor het opdrachthouderschap en de waarneming van een hogere functie. Titel V. De ambtshalve herplaatsing van het vast aangestelde statutaire personeelslid Bestaande vormen van ambtshalve herplaatsing die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van titel V. De ambtshalve herplaatsing van het vast aangestelde statutaire personeelslid, kunnen niet meer uitgevoerd worden. De ambtshalve herplaatsingen moeten ook uitgevoerd worden tegen de voorwaarden inzake salaris en anciënniteit van het BVR RPR. Individuele beslissingen die daarmee in strijd zijn, zijn dus aanvechtbaar Titel VI. Het verlies van de hoedanigheid van statutair personeelslid en de definitieve ambtsneerlegging Ook hier geldt dat individuele beslissingen die in strijd zijn met de minimale voorwaarden in titel VI aanvechtbaar zijn. De raad moet namelijk bepaalde uitvoeringsmaatregelen vaststellen. Het personeelslid kan zich ook voor de toepassing van deze titel beroepen op een aantal garanties. Titel VII. Het salaris

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen Artikel 111 De salarisschalen met inbegrip van de periodieke verhogingen en de loopbaanspreiding, zoals in bijlage bij het besluit, zijn bepalingen die op 1 januari 2009 verplicht en rechtstreeks van kracht worden. Artikel 112 Het hoofd van het personeel stelt het individuele jaarsalaris vast (vroeger: het college). Hoofdstuk II. De toekenning van periodieke salarisverhogingen door de opbouw van geldelijke anciënniteit Afdeling III. De valorisatie van de diensten Artikel 116 Deeltijdse diensten worden meegerekend voor 100% voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit. (zonder terugwerking). Hoofdstuk III. Bijzondere bepalingen Artikel 121 Het personeelslid dat bevorderd wordt naar een graad van een hoger niveau heeft ten minste recht op een gegarandeerde verhoging van zijn jaarsalaris tegen 100%. Die minimale salarisverhoging is ook van toepassing als een personeelslid in dienst van het bestuur via een aanwervingsprocedure aangesteld wordt in een graad van een hoger niveau. Hoofdstuk IV. De betaling van het salaris Artikel 128 Verplichte vooruitbetaling van het salaris voor statutairen, behalve als het bestuur beslist een andere regeling te behouden. Titel VIII. De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen Hoofdstuk I. Algemene bepalingen Artikel 131 Het toekennen van toelagen en vergoedingen die niet in het BVR RPR of in andere decreten of wetten zijn geregeld zijn vanaf 1 januari 2009 in strijd met het BVR RPR en dus in strijd met de wet. Hoofdstuk II. De eindejaarstoelage Artikelen 133 tot en met 137 Dit zijn dwingende bepalingen. Het personeelslid heeft vanaf 2009 recht op een eindejaarstoelage berekend zoals voorgeschreven in het BVR RPR. (Deze

bepalingen zijn echter grotendeels overgenomen uit het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de schakist bezoldigd ambt.) Hoofdstuk III. De onregelmatige prestaties Afdeling I. Nachtprestaties en prestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen Artikel 139 Verplichte toekenning aan de personeelsleden van de niveaus B, C, D en E van - één kwartier extra inhaalrust of een toeslag op het uursalaris van 25% van het uursalaris bij nachtprestaties; - één uur extra inhaalrust of een toeslag op het uursalaris van 100% van het uursalaris bij prestaties op een zondag of een feestdag. Afdeling II. Overuren Artikel 141 Overuren kunnen enkel nog worden gemaakt als aan de voorwaarden van artikel 141 wordt voldaan. Situatie voor de personeelsleden van de niveaus B, C, D en E. Het BVR RPR voorziet in de verplichting om compenserende inhaalrust toe te kennen die gelijk is aan de duur van de overuren. Als over een periode van 4 maanden de gemiddelde arbeidstijd groter is dan 38 uur per week voor voltijdse prestaties of dan de gewone arbeidstijd op weekbasis bij deeltijdse prestaties moet aan het personeelslid, bovenop het uursalaris, ofwel een overloon worden betaald in de vorm van een toeslag van 25% per uur of van een kwartier extra inhaalrust voor overuren gepresteerd op weekdagen tussen 6 uur en 22 uur. Situatie voor de personeelsleden van het niveau A (niet de decretale graden) Voor personeelsleden van niveau moeten overuren gecompenseerd worden binnen de vier maanden. Is dit niet mogelijk moeten die overuren uitbetaald worden één uur voor één uur. Hoofdstuk IV. De andere toelagen Deze toelagen (de toelage voor het waarnemen van een hogere functie, de gevarentoelage, de permanentietoelage, de mandaattoelage, de toelage voor opdrachthouderschap, de functioneringstoelage en de managementstoelage) zijn facultatieve toelagen. Het is echter wel zo dat, indien de gemeenteraad ervoor opteert om die toelagen toe te kennen, dan de bepalingen uit het BVR RPR moeten gevolgd worden. De raad kan na 1 januari 2009 geen eigen regelingen of bestaande regelingen die niet stroken met de bepalingen uit het BVR PRR meer gebruiken. Hoofdstuk V. De vergoeding voor reis- en verblijfskosten

Artikel 156 bevat van 1 januari 2009 dwingende bepalingen over de bedragen van de kilometervergoeding voor dienstreizen en de indexering ervan. Hoofdstuk VI. De sociale voordelen. Artikel 159 Dit artikel bepaalt dat een personeelslid recht heeft op maaltijdcheques waarvoor de werkgeversbijdragen ten minste 497,47 euro op jaarbasis moeten bedragen. Dit is een dwingende bepaling. Artikel 160 De verplichting tot het aanbieden van een hospitalisatieverzekering voor statutaire personeelsleden en personeelsleden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur is een dwingende maatregel. Artikel 163 verplicht de besturen tussen te komen in de kosten van het sociale abonnement voor verplaatsingen in het kader van het woon-werkverkeer. Dit artikel verplicht minimaal tot de wettelijke regeling. Artikel 165 creëert een recht voor het personeelslid dat minstens 66% arbeidsongeschikt is. Deze categorie personeelsleden ontvangen een vergoeding voor de verplaatsing van en naar het werk met de wagen die overeenstemt met kostprijs van een treinkaart tweede klasse over dezelfde afstand. Dit is een afdwingbaar recht voor het personeelslid dat minstens 66% arbeidsongeschikt is. Artikel 169 De conciërge geniet voor zijn verplichtingen als conciërge ofwel kosteloze huisvesting ofwel een toelage. Indien het bestuur een conciërge in dienst heeft, moet men een keuze maken. Andere opties zijn in overeenstemming met dit besluit (zie artikel 131) niet mogelijk. Hoofdstuk I. Algemene bepalingen Titel IX. Verloven en afwezigheden Artikel 170 1. : administratieve toestanden: rechtstreeks van toepassing 2. : toestand van disponibiliteit: facultatief 3. : recht op salaris > dienstactiviteit: rechtstreeks van toepassing 4. : geen recht op salaris > non-activiteit, tenzij anders bepaald: rechtstreeks van toepassing 5. : bijkomende gelijkstellingen met dienstactiviteit: facultatief Artikel 171 Datum van pensionering bij disponibiliteit wegens ambtsopheffing: rechtstreeks van toepassing Artikel 172 Onwettige afwezigheid = non-activiteit, behalve bij overmacht: rechtstreeks van toepassing

Artikel 173 Staking = dienstactiviteit, maar zonder recht op loon: rechtstreeks van toepassing Artikel 174 Algemene procedureregels moeten worden uitgewerkt door de raad (zonder algemene regels zijn de rechten van het personeel op het gebied van aanvraagtermijnen etc. onbeperkt, ze kunnen dan beroep doen op de meest gunstige procedure) Artikel 175 Vaststelling omrekeningsregels om rekening te houden met zeer specifieke uurroosters: facultatief Hoofdstuk II. De jaarlijkse vakantiedagen Artikel 176 1. : aantal dagen: rechtstreekse werking (niet-tijdige uitvoering betekent: iedereen heeft in ieder geval recht op 30 werkdagen vakantie, en in principe zijn de vakantiedagen dan volledig vrij te nemen vroegere regels inzake het opnemen van verlof kunnen van kracht blijven indien ze niet strijdig zijn met de bepalingen van het uitvoeringsbesluit) 2. : dienstbelang kan niet worden ingeroepen om verlof te weigeren (voor max. 4 dagen): rechtstreeks van toepassing Artikel 177 Opbouw recht op vakantiedagen: rechtstreekse werking (behalve recht op vakantiedagen voor periodes met recht op een ziekte-uitkering of recht op wachtgeld: = facultatief) Artikel 178 Verlof en ziekte: Alinea 1: opschorting wanneer het begin van de ziekte valt voor het begin van het verlof: rechtstreeks van toepassing Alinea 2: opschorting verlof bij ziekte die begint tijdens het verlof: facultatief Alinea 3: opschorting van ziekte bij hospitalisatie tijdens het verlof: rechtstreeks van toepassing Hoofdstuk III. De feestdagen Artikel 179 1. : 11 vastgelegde feestdagen + 3 dagen te bepalen door het bestuur: rechtstreeks van toepassing (3 bijkomende feestdagen moeten dus tijdig worden vastgelegd). 2. : vervangingsdagen voor feestdagen die op een zaterdag of een zondag vallen: moet tijdig worden uitgewerkt door de raad, zoniet kan het personeel in principe de vervangingsdagen individueel zelf bepalen (behalve het personeel dat wel onder de feestdagenwet valt voor de privésector) Hoofdstuk IV. Bevallingsverlof en opvangverlof

Afdeling I. Het bevallingsverlof Artikel 180 Statutair personeelslid heeft tijdens dit verlof recht op het normale loon: rechtstreeks van toepassing Artikel 181 Idem bij eventuele postnatale verlenging: rechtstreeks van toepassing Artikel 182 Vervanging van moederschapsverlof door een bijzonder vaderschapsverlof bij overlijden of langdurige hospitalisatie van de moeder 1. : rechtstreeks van toepassing 2. : rechtstreeks van toepassing 3. : rechtstreeks van toepassing Afdeling II. Het opvangverlof Artikel 183 Opvangverlof bij adoptie of pleegvoogdij: rechtstreeks van toepassing (als de raad hier geen bijkomende facultatieve beperkende regels bepaalt. Die zijn alleen mogelijk in functie van de leeftijd van een geadopteerd kind en voor de periode waarbinnen adoptieverlof moet worden genomen: zonder specifieke eigen regels is de maximale regeling van het besluit rechtstreeks van toepassing, en dus ook rechtstreeks afdwingbaar) Hoofdstuk V. Het ziekteverlof Artikel 184 Recht op ziekteverlof voor een statutair personeelslid: rechtstreeks van toepassing Artikel 185 Controle bij ziekte: rechtstreeks van toepassing Artikel 186 Algemene regels voor de ziektecontrole: moet worden uitgevoerd door de raad Artikel 187 1. : alinea 1: recht op ziektekredietdagen voor statutairen: rechtstreeks van toepassing 1. : alinea 2, eerste zin: opbouw van het aantal ziektekredietdagen: rechtstreeks van toepassing (aantal ziektekredietdagen) 1. : alinea 2, tweede zin: opbouw van ziektekredietdagen tijdens periode van disponibiliteit: facultatief 1. : alinea 3: ziektekrediet bij aanvang van loopbaan: rechtstreeks van toepassing 2. : pro-rata berekening voor periodes die niet in aanmerking komen voor de opbouw van ziektekrediet: moet worden uitgewerkt door de raad, zoniet is de meest voordelig mogelijke pro rata berekening van toepassing op het personeel

Artikel 189 Eventuele pensionering zonder uitputting van het ziektekrediet na pensionering in het kader van een buitenlandse opdracht: rechtstreeks van toepassing Artikel 190 1. : tijdelijke deeltijdse herneming na periode van ziekte: rechtstreeks van toepassing 2. : al dan niet volledige gelijkstelling met dienstactiviteit tijdens een periode van deeltijdse herneming na ziekte: de raad moet hier een keuze maken tussen twee mogelijkheden, zoniet kan het personeelslid zich beroepen op de meest voordelige regeling. Artikel 191 1. : specifieke periodes van arbeidsongeschiktheid die niet afgetrokken mogen worden van het ziektekrediet: rechtstreeks van toepassing 2. : specifieke gevallen van mogelijkheden tot regresvorderingen ten aanzien van derden bij arbeidsongeschiktheid: rechtstreeks van toepassing Hoofdstuk VI. De disponibiliteit Het invoeren van de twee mogelijke disponibiliteitsregelingen is facultatief. Bij nietinvoering van een disponibiliteit wegens ziekte blijft het statutaire personeelslid verder zijn loon ontvangen, ook na de uitputting van het beschikbare ziektekrediet. Bij niet-invoering van een disponibiliteit wegens ambtsopheffing kan een functie alleen worden opgeheven als ze niet meer bezet is, of ook nog op voorwaarde dat de betrokken functiehouder kan worden herplaatst in een gelijkwaardige functie. Bestaande regelingen of bepalingen die in strijd zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk vervallen automatisch. Afdeling I. Algemene bepalingen Artikel 192 1. : mogelijke invoering van maximum 2 stelsels van disponibiliteit: facultatief (zie toelichting over disponibiliteit hiervoor) 2. : toestand zonder disponibiliteit wegens ambtsopheffing: rechtstreeks van toepassing 3. : toestand zonder disponibiliteit wegens ziekte: rechtstreeks van toepassing Artikel 193 Rol van de aanstellende overheid betreffende disponibiliteit: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit nu of in het verleden werd ingevoerd) Artikel 194 Basis voor de berekening van het wachtgeld: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit nu of in het verleden werd ingevoerd) Artikel 195

Periode van disponibiliteit moet worden aangerekend als werkelijke dienst, behoudens mogelijke uitzonderingen vastgesteld in dit besluit mededeling van adres tijdens periode van disponibiliteit: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit nu of in het verleden werd ingevoerd) Afdeling II. De disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit Artikel 196 1. : recht op wachtgeld bij disponibiliteit wegens ziekte: facultatief (zie toelichting over disponibiliteit hiervoor) 2. : disponibiliteit wegens ziekte is geen definitieve toestand ziektecontrole tijdens een periode van disponibiliteit wegens ziekte: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit nu of in het verleden werd ingevoerd) 3. : behoud aanspraken op verhoging in salaris tijdens periode van disponibiliteit wegens ziekte: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit nu of in het verleden werd ingevoerd) Artikel 197 1. & 2: de berekening van het wachtgeld bij disponibiliteit wegens ziekte: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit nu of in het verleden werd ingevoerd) Afdeling III. De disponibiliteit wegens ambtsopheffing Artikel 198 1. : recht op wachtgeld bij disponibiliteit wegens ambtsopheffing: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit wegens ambtsopheffing, ook ontstentenis van betrekking genoemd, nu of in het verleden werd ingevoerd) 2. : berekening van het wachtgeld bij disponibiliteit wegens ambtsopheffing: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit wegens ambtsopheffing, ook ontstentenis van betrekking genoemd, nu of in het verleden werd ingevoerd) 3. : evolutie van het wachtgeld tijdens een periode van disponibiliteit wegens ambtsopheffing bij herziening van de organieke salarisschalen: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit wegens ambtsopheffing, ook ontstentenis van betrekking genoemd, nu of in het verleden werd ingevoerd) 4. : maximumduur van de disponibiliteit wegens ambtsopheffing: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit wegens ambtsopheffing, ook ontstentenis van betrekking genoemd, nu of in het verleden werd ingevoerd) Artikel 199 1. : opnieuw in actieve dienst roepen bij disponibiliteit wegens ambtsopheffing: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit wegens ambtsopheffing, ook ontstentenis van betrekking genoemd, nu of in het verleden werd ingevoerd)

2. : termijn bij het opnieuw in actieve dienst roepen: rechtstreeks van toepassing (indien een stelsel van disponibiliteit wegens ambtsopheffing, ook ontstentenis van betrekking genoemd, nu of in het verleden werd ingevoerd) Hoofdstuk VII. Het verlof voor deeltijdse prestaties Artikel 200 Verlof voor deeltijdse prestaties: facultatief (De bestaande regelingen die in strijd zouden zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk vervallen automatisch. Noch het personeel, noch het bestuur kunnen er dan nog op beroep doen voor nieuwe aanvragen of voor de hernieuwing of verlenging van lopende verloven; in de praktijk zullen de meeste regelingen echter kunnen doorlopen.) Artikel 201 Ziekteverlof leidt niet ambtshalve tot een onderbreking of tot het einde van een verlof voor deeltijdse prestaties, een feestdag die op een dag verlof voor deeltijdse prestaties valt evenmin: rechtstreeks in werking (op voorwaarde dat een stelsel van verlof voor deeltijdse prestaties werd of wordt ingevoerd conform de bepalingen van artikel 200) Artikel 202 De omvang en de maximumduur van de deeltijdse prestaties worden bepaald door de raad. Bestaande regels blijven eventueel automatisch verder van kracht. De bepaling dat het hier een onbezoldigd verlof betreft is rechtstreeks van toepassing. De bepaling dat het personeelslid vervroegd kan terugkeren is rechtstreeks van toepassing. Als de raad nalaat om tijdig hiervoor modaliteiten vast te leggen, kan het personeelslid vrij zijn modaliteiten kiezen (dan is in principe de meest gunstige regeling voor het personeelslid van toepassing) Artikel 203 Een vergelijkbare regeling kan worden uitgewerkt voor het contractuele personeel: facultatief Hoofdstuk VIII. Het verlof voor opdracht Artikel 204 De raad kan een stelsel van verlof voor opdracht uitwerken voor de gevallen omschreven in dit artikel: facultatieve regeling Artikel 205 Het verlof voor opdracht is onbezoldigd (behalve indien een wettelijke bepaling het bestuur zou verplichten de kosten zelf ten laste te nemen): rechtstreeks van toepassing (indien er een regeling betreffende verlof voor opdracht conform artikel 204 werd ingevoerd) Artikel 206 Dit verlof kan eventueel worden gelijkgesteld met dienstactiviteit: facultatief Artikel 207

Wijze van indienen van de aanvragen: de raad moet procedureregels vastleggen (indien het recht op dit verlof werd voorzien, en geen procedureregels werden vastgelegd, is in principe de meest gunstige regeling voor het personeelslid van toepassing) Artikel 208 De raad moet procedureregels vastleggen (indien het recht op dit verlof werd voorzien, en geen procedureregels werden vastgelegd, is de meest gunstige regeling voor het personeelslid van toepassing) Hoofdstuk IX. Het omstandigheidsverlof Artikel 209 Rechtstreeks van toepassing (indien de raad nalaat tijdig procedureregels vast te leggen gebeurt het aanvragen op de meest gunstige wijze voor het personeelslid) Hoofdstuk X. Het onbetaalde verlof Artikel 210 1. : onbetaald verlof is facultatief 2. : de raad moet keuzes maken (bestaande regels, die niet opgeheven worden, blijven bestaan als ze niet in strijd zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk) 3. : een op proef benoemd personeelslid komt niet in aanmerking: rechtstreeks van toepassing Artikel 211 Alinea 1: recht op onbetaald verlof voor het opnemen van sommige andere functies binnen het bestuur: rechtstreeks van toepassing Alinea 2: onbetaald verlof voor het opnemen van een mandaatfunctie bij een ander bestuur: facultatief Hoofdstuk XI. De dienstvrijstellingen Artikel 212 Als vrijwilliger bij de brandweer, het Rode Kruis of het Vlaamse kruis: rechtstreeks van toepassing Artikel 213 Als lid van verkiezingsbureau: rechtstreeks van toepassing Artikel 214 Voor het afstaan van beenmerg, organen of weefsels: rechtstreeks van toepassing Artikel 215 Om bloed, plasma of bloedplaatjes te geven: rechtstreeks van toepassing Artikel 216 Voor borstvoeding op het werk en voor prenatale onderzoeken: rechtstreeks van toepassing

Artikel 217 Voor medische onderzoeken die niet buiten de diensturen kunnen plaatshebben: facultatief Artikel 218 De raad moet algemene procedureregels bepalen (bestaande regels kunnen eventueel gewoon blijven bestaan als ze niet strijdig zijn met de dwingende bepalingen van dit hoofdstuk). Bij afwezigheid van regels kunnen de personeelsleden zich beroepen op de voor hen meest gunstige werkwijze. Titel X. De salarisschalen van de secretarissen en de ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn Deze twee artikelen waren reeds dwingend van toepassing met ingang van 1 januari 2007. Hoofdstuk II. Overgangsbepalingen Afdeling I. Geldelijke waarborgen Titel XI. Slotbepalingen Alle artikelen onder deze afdeling zijn rechtstreeks van toepassing en overschrijden de datum van 1 januari 2009. Afdeling II. De plaatselijke uitvoering van het besluit en diverse lopende procedures en lopende periodes Artikel 230 Procedures van aanwerving, bevordering of interne personeelsmobiliteit die opgestart zijn voor de datum van de plaatselijke uitvoering van het besluit blijven rechtstreeks van toepassing zolang deze procedures lopen. Artikel 231 De procedureregels die van toepassing waren bij de start van de evaluatieperiode die doorloopt na de datum van de plaatselijke uitvoering, blijven rechtstreeks van toepassing op die lopende evaluatieperiode. Dit met uitzondering van bestaande plaatselijke regels over het interne beroep tegen de ongunstige evaluatie bij het CBS of deputatie. Artikel 232 Toegekende verloven blijven voor de statutaire personeelsleden ook na 1 januari 2009 behouden, maar voor nieuwe aanvragen en verlengingen gelden de nieuwe regels: rechtstreeks van toepassing Met de minimale voorwaarden strijdige regelingen betreffende verloven en afwezigheden vervallen dus op 1 januari 2009, tenzij ze blijven voortbestaan op basis van andere (arbeidsrechtelijke) wettelijke bepalingen (dit is bvb. het geval voor de wetgeving op het gebied van loopbaanonderbreking), die uitdrukkelijk van toepassing

zijn op het personeel van de lokale besturen (dus bvb. geen bepalingen uit het statuut van het Vlaams of het federale overheidspersoneel). Artikel 233 De mandaathouder die na 1 januari 2006 met toepassing van artikel 6 van het BVR van 10 februari 2006 houdende de minimale voorwaarden voor het mandaatstelsel van het gemeente- en provinciepersoneel voor tien jaar of langer in de mandaatfunctie werd aangesteld, behoudt deze duur van die aanstelling. Artikel 234 Het statutaire personeelslid dat ingeschakeld was in een stelsel van ziektekrediet dat hem bij de aanvang van de loopbaan een totaal ziektekrediet van 666 ziektedagen heeft toegekend behoudt dit ten persoonlijke titel ook na 1 januari 2009. Afdeling III. Specifieke bepalingen Artikel 237 Dit artikel zorgt voor een overgangsperiode van 1 jaar vastgesteld om de besturen de tijd te geven om hun bestaande rechtspositieregeling overal waar nodig in overeenstemming te brengen met het besluit. Het BVR RPR van 7 december 2007 heeft enkel en alleen de plaatselijke inwerkingtreding met een overgangsperiode van 1 jaar geregeld, dat wil zeggen, bepaald wat de rechtstoestand is tussen 1 januari 2008 (datum inwerkingtreding besluit) en 1 januari 2009, uiterlijke implementatiedatum. Het BVR RPR is uiteraard niet uitgegaan van de premisse dat die termijn zou overschreden worden. De bepalingen van artikel 237 kunnen dus geenszins getransponeerd worden op de toestand na 1 januari 2009 Hoofdstuk III. Inwerkingtredingsbepalingen Artikel 240 Dit artikel bepaald de inwerkingtreding van het BVR RPR op 1 januari 2008 (met uitzondering van enkele artikelen die uitwerking hebben vanaf 1 januari 2007).