GEïSOLEERDE-SPOORSTAAFSCHÀKELINGEN þlad 2a)

Vergelijkbare documenten
HET SCHEMATISCH TEKENEN VAN EEN STROOMLOOP

DEEL 6 Serieschakeling van componenten. 6.1 Doel van de oefening. 6.2 Benodigdheden

INRICHTINGEN TER VERZEKERING VAN DE WISSELSTAND

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

6. Hoe moeten wekkerseinen gegeven worden? 7. Hoe wordt het wekkersein,,kan een afkomende trein komen?" beantr roord, indienr

Men schakelt nu twee identieke van deze elementen in serie (zie Figuur 3).

3.4.3 Plaatsing van de meters in een stroomkring

jaar: 1989 nummer: 10

Elektriciteit. Wat is elektriciteit

Over Betuwe College Oefeningen H3 Elektriciteit deel 4

Signalen stroom, spanning, weerstand, vermogen AC, DC, effectieve waarde

Elektriciteit thuis. Extra informatie Elektriciteit, Elektriciteit thuis,

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4

vasrhoudmàgneet (V.E.S.) (Blad 29 en 30)

lll HET GRENDELHANDEL (btad 32) BEDIENINGSTOESTEL MODEL SIEMENS EN HALSKE

HET ELECTRISCH SLOT VOOR WISSELSTROOM

1 Elektriciteit Oriëntatie 1.1 Elektrische begrippen Elektrische stroomkring

Serie. Itotaal= I1 = I2. Utotaal=UR1 + UR2. Rtotaal = R1 + R2. Itotaal= Utotaal : Rtotaal 24 = 10 + UR2 UR2 = = 14 V

Elektro-magnetisme Q B Q A

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren

MECHANISCHE SLOTEN IN DE BLOKKJ\ST. (brad 12)

43 Keerlusprint Werking. informatieblad 43 keerlusprint KLS versie 2.0

Elektrische stroomnetwerken

DR-ET1-X. Deelreglement Elektrische schema- en schakeltechniek ET-1

Het geheim van de vierkants weerstand.

Hfd 3 Stroomkringen. Isolator heeft geen vrije elektronen. Molecuul. Geleider heeft wel vrije elektronen. Molecuul.

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.

HOGE TWEE-HANDELINRICHTING

8-VOUDIGE BEZETMELDER

Materialen en onderdelen. Nadruk verboden 1

Over Betuwe College Oefeningen H3 Elektriciteit deel 4

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 25 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn

6.1 Afrondingsopdracht Goed en veilig werken van elektrische schakelingen

INSTALLATIEHANDLEIDING. PowerMan 230/ / / /80-2

Gebruikshandleiding lusdetector 1 lus (enkeldetetector type Vector TOE 40/7)

Contactrail maken van C-rails.

Van Dijk Educatie Parallelschakeling 2063NGQ0571. Kenteq Leermiddelen. copyright Kenteq

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.

9 PARALLELSCHAKELING VAN WEERSTANDEN

LABO. Elektriciteit OPGAVE: De cos phi -meter Meten van vermogen in éénfase kringen. Totaal :.../ /.../ Datum van afgifte:

BEDIENINGSTOESTEL MODEL SIEMENS EN HÀLSKE. WISSELSTRAATVASTHOUDIN G (Blad 37)

Ampère krachtwet toestel VOS-10253

Samenvatting NaSk H5 Elektriciteit

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)

Om een lampje te laten branden moet je er een elektrische stroom door laten lopen. Dat lukt alleen, als je een gesloten stroomkring maakt.

Examenopgaven VMBO-KB 2003

HET ELECTRISCH SLOT VOOR GELIJKSTROOM

We willen dat de magnetische inductie in het punt K gelijk aan rul zou worden. Daartoe moet men door de draad AB een stroom sturen die gelijk is aan

R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk

Bouwbeschrijving. DC-Car Booster

NaSk 1 Elektrische Energie

Uitwerkingen Hoofdstuk 2 - deel 2

Het schema. FIG.1.

Vak: Elektromagnetisme ELK Docent: ir. P.den Ouden nov 2005

r) 1500 V, celijkstroom. RELAIS (vervolg)

NETWERKEN EN DE WETTEN VAN KIRCHHOFF

LABO. Elektriciteit. OPGAVE: Elektrische arbeid bij hoogspanning. Totaal :.../ /.../ Datum van afgifte:

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 4 november Brenda Casteleyn, PhD

De werking van de nulpuntstransformator

De huisinstallatie bestaat uit éénfasige kringen die gevoed worden door een driefasig net.

Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren

HET ONTWERPEN VAN EEN ELECTRISCHE BEVEILIGING VAN EEN STATION MET ÉÉN POST. I (Bladen 1 en 2)

Voorwoord / veiligheidsaanwijzing 3. Gebruik CAR module 4. Werking van de CAR module 4. Aansluiten van de CAR Module 5. Technische gegevens 10

2 Elektriciteit Elektriciteit. 1 A De aal heeft ca 4000 elektrische cellen van 0,15 volt, die in serie geschakeld zijn.

6,9. Samenvatting door een scholier 833 woorden 13 december keer beoordeeld. Natuurkunde 1.1

Henks Reparatie Werkplaats - Van IJsendijkstraat LC - Purmerend - Bedienings display

Cursus/Handleiding/Naslagwerk. Driefase wisselspanning

AT-142 EPD Basis 1. Zelfstudie en huiswerk 10-08

Een 13,8 volt - 30 ampere voeding

INSTRUCTIES VOOR HET VERVANGEN VAN DE

6.1 Afrondingsopdracht Goed en veilig werken van elektrische schakelingen

Systeem-schakelversterkers REG 1 kanaals Art.Nr Systeem-schakelversterkers REG 2 kanaals Art.Nr

Leereenheid 3. Diagnostische toets: Enkelvoudige wisselstroomkringen

spanning. * Deel het verschil daarvan en deel dat getal door de gewenste stroom om de weerstandswaarde te krijgen.

VWO-gymnasium. VWO gymnasium practicumboek. natuurkunde

Leerling maakte het bord volledig zelf

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 18 augustus Brenda Casteleyn, PhD

elektrotechniek CSPE KB 2009 minitoets bij opdracht 11 A B X C D

Natuur- en scheikunde 1, elektriciteit, uitwerkingen. Spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen, energie

v.10/ Thermische beveiliging. Alle electrische batterijen zijn voorzien van een dubbele thermische beveiliging :

Opmerking: afhankelijk van uw configuratie is de print voorzien van de benodigde componenten.

INSTRUCTIES VOOR HET VERVANGEN VAN DE

Voorwoord / veiligheidsaanwijzing 3. Gebruik van de s88-n-16/cd terugmeldingsmodule 4. Aansluitingen s-88-n-16/cd 4

NEN-EN-IEC H05V2-K / H07V2-K 90 C montagesnoer. Belangrijk

Opgave 5 V (geschreven als hoofdletter) Volt (voluit geschreven) hoeft niet met een hoofdletter te beginnen (volt is dus goed).

AANVULLEND INSTRUCTIEBOEKJE LUCHTVERWARMER. TYPE TR Duct. Kanaal uitvoering

Maandag 15 juni, uur

Inhoudsopgave Batterijlader via USB

HAM841K ALARMCONTROLEPANEEL VOOR COMMERCIËLE EN RESIDENTIËLE TOEPASSINGEN

HOOFDSTUK III. Seinen op niet bepaalde plaatsen te geven. HOOFDSTUK III. Seinen op niet bepaalde plaatsen te geven. Sein 5. Sein 5. Veilig.

ALGEMENE MODULE SPECIFICATIES. Voedingsspanning module V DC (tussen klemmen 11 & 12)

Inleiding. Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties in voertuigen 18 augustus Vac installaties in voertuigen

HANDLEIDING - LEVEL INDICATOR M A N U A L

Examenopgaven VMBO-KB 2004

2 H-ll EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 NATUURKUNDE. Woensdag 28 augustus, uur. Zie ommezijde

-Zoek de eventuele benodigde gegevens op in het tabellenboek. -De moeilijkere opgaven hebben een rood opgavenummer.

VOLT POT 1K R 220. OPEN FOR 60 Hz STAB. Spanningsregelaars R 220. Installatie en onderhoud

Hoofdstuk 25 Elektrische stroom en weerstand

Hoofdstuk 4 Het schakelen van weerstanden.

Transcriptie:

N.V. NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN Seinwezen Cursus voor opleiding tot Technísclt Ambtenaat Onderwerp: MECH. BEVEILIGING (Binnenapp. en Schema's) Aflevering 15 (Nadruk ve boden) GEïSOLEERDE-SPOORSTAAFSCHÀKELINGEN þlad 2a) Zoals reeds elders vermeld, dient de geïsoleerde spoorstaaf om de trein auto, Doel matisch een of andere v/erking in electrische toestellen van een post teweeg te doen brengen,r) De betrokken spoorstaaf en het daartegenoverliggende been worden in electrische verbinding gebracht met genoemde toestellen en vormen in de stroomketen daarvan de beide punten van een, bij onbezet spoor verbroken contact. Bii bezetting van de spoorstaaf sluit de trein dit contact en de stroom die daardoor door de betrokken keten gaat vloeien, dient bij de normale schakelingen om een relais te doen werken, (Zoals hierna blijken za\, moet onder,,werken" zowel aantrekken als afvallen verstaan worden. ) Door de werking van dit relais worden contacten daaraan verbroken, ondersch. gesloten, waardoor op hun beurt andere relais gaan werken en uiteindelijk b.v. een gelijkstroomvenster of -blokknopsper bekrachtigd wordt. De schakeling welke aangegeven is in figuur a van deze aíievering wordt aangeduid als atbeidssttoomschakeling, welke naam ontleend is aan het feit, dat het in de keten opgenomen relais aangetrokken is bij bezetfe (dus kortge, sloten) spoorstaven, en af geuallen bij onbez ette spoorstaven. Bij de schakeling, aangegeven in figuur b (zieblz.2) is het relais daarentegen aangetroklcen btj onbezette spoorstaven en afgeuallen bij bezette spoorstaven, Deze schakeling noemt men daaromr ruststroomschakeling. Bezien.we eerst de arbeidsstroomschakeling (welke tegenwoordig niet meer toegepast wordt). Daar de isolering van de spoorstaaf nooit volkomen is, levert de batterij altijd stroom. Fig. a À rbeidsstroomschakeling Is de isolatie goed, dan wordt weinig stroom geleverd; is de isolatie minder goed, b.v, in slechte grond of bij nat weer en slechte afwatering, dan kan er vrif veel stroom afgenomen worden. Het relais mag echter op deze stroomsterktewij:iging niet reageren, Het mag pas aantrekken, wanneer de overgangsweerstand Begrippen: arbeidsstroomen ruststroomschakeling l) Voor de uitvoering van de spoorstaaffsolatie en -aan3luitingen, zie: Mech. Bev. Buitenàpp, aft.5. 75

2 door het bezetten van de geïsoleerde spoorstaaf practisch geheel is weggevallen (hoe gering hierbi de wee standsvermindering ook zijn mocht), terwijl men er tevens zeker van moet zlln, dat eenzelfde stroomwijziging in tegengestelde zin (wanneer de trein de spoorstaaf verlaat) het relais weer doet afvallen, Deze eis maakt het vinden van een, voor de schakeling geschikt relais zeer moeilijk. In aanzienlijk mindere mate is deze moeilijkheid aanwezi.g bij de reeds genoemde ruststroomschakeling. Afgezien daarvan verkiest men deze schakeling toch reeds boven de arbeidsstroomschakeling, omdat, zoals hierna blijken zal, bij eerstgenoemde het doo storing niet werken Vârr e û r - Iais een stand daarvan veroorzaakt, overeenkomende met de stand die ingenomen wordt bij bezette spoorstaaf, dus met de gevaartoestand. Bij de arbeidsstroomschakeling daarentegen neemt het relais, indien het door Fis. b Ruststroomschakeli4g storing nietwerkt, eenzelfde stand in alsbij onbezelúe spoorstaaf, dus bij veilige toestand.r ) Bi de ruststroomschakeling (zie Íig. b) vloeit bij onbezette spoorstaaf een stroom van de batterij, via de voorschakelweerstand door het geisoleerde been naar het relais, door dit relais naar het tegenoverliggende, niet-geisoleerde been en, na daarvan een lengte doorlopen te hebben ongeveer overeenkomend met die van het geïsoleerde gedeelte, terug naar de batterij. Naast deze stroom, die het relais doet aantrekken, is nog een tweede stroom aanwezig, n.l. die, welke via de dwarsliggers en aarde, van de geisoleerde zijde naar de niet-geïsoleerde zijde vloeit en de lekstroom genoemd wordt. Er is reeds op gewezen, dat de grootte van deze stroom afhankelijk is van de mate van isolatie. Relaisstroom en lekstroom vormen tezamen de stroom, die door de batterij geleverd moet worden. Bij kortsluiting van het spoor wordt de totale weerstand van de keten verlaagd, waardoor de door de batterij te leveren stroom belangrijk toeneemt. Hierdoor zal de spanningsdaling in de voorschakelweerstand en toevoerleiding eveneens veel groter worden, hetgeen tot gevolg zal hebben, dat de spanning aan de spoorstaaf en dus ook aan de klemmen van het relais, aanmerkelijk lager wordt (praktisch tot nul daalt), waardoor het relais afvalt. Ook een afname van de overgangsweerstand door verslechtering van de isolatietoestand kan dus het afvallen van het relais tot gevolg hebben. Nogmaals, wo dt er op gewezen, dat dit een gunstige eigenschap van deze schakeling is, immers een afgevallen relais betekent: gevaartoestand. t) Zoals later blijken zal, wordt bij de beveilingen van de ruststroomprincipe toegepast, een principe dus, waarbij het of ander apparaat overeenkomt met de gevaartoestand, N.S. zoveel mogelijk het z.g niet goed functiooeren van een 76

3 Met nadruk wordt gewezen op de belangrijke functie van de voorschakelweerstand (waarbij hier tevens inbegrepen wordt de weerstand van de!oevoerleiding). Zou deze weerstand niet aanwezig zijn, dan zou het bezetten van de spoorstaaf het relais niet doen afvallen; de batterij zou alleen maaf een aanzienlijk grotere stroom moeten leveren (waartoe b.v. accu's en caustic-sodaelementen gedurende korte tijd inderdaad in staat zijn). Een voorbeeld moge dit duidelijk maken: Bij toepassing van een relais van b,v, 50 ohm, waarvan de afvalstroomsterkte 0.012 A bedraagt, zalbii een spanning aan de spoorstaaf van 0.012X50:0.6 V het relais juist afvallen. (De weerstand van de relaisdraden is hier duidelijkheidshalve verwaarloosd.) Een iets hogere spanning, b.v.0'65 V, houdt het relais dus aangetrokken. Indien we nu aannemen dat de voorschakelweerstand (waarbi tevens inbegrepen is de weerstand van de toevoerdraden) ontbreekt, en de batterij 20 A kan leveren, dan zal zelfs eeir kortsluitweerstand van slechts 0.65: (20-0.013) :0.032 ohm het relais nog niet doen afvallen, Wordt ter plaatse van de geisoleerde spoorstaaf door de machinist van de zandstrooier gebruik gemaakt, of wordt de spoorstaaf slechts door een licht voertuig (locomotor) bereden, dan is het zeer goed denkbaar dat de kortsluitweerstand niet lager is dan 0.032 ohm. Het relais zou dus bij bezelte spoorstaaf aangetrokken blijven. Is in bovenstaand voorbeeld een voorschakelweerstand aangebracht van b,v. 10 ohm en een batterij van2y toegepast, dan zai, teneinde bii kortsluiting het elais te doen afvallen een spanning van 2-0.6:1.4 V in de voorschakelweerstand vernietigd moeten worden. Dáarvoor moet de stroom toenemen tot 1.4 : l0:0,14 A. Deze stroom wordt bereikt bij een door kortsluiting veroorzaakle totale weerstandsvermindering tot 2 : 0,14:14.3 ohm, Verwaarlozen we zelfs nog de parallel geschakelde relaisweerstand, dan blijkt dat reeds een kortsluitweerstand van 74,3-10-43 ohm voldoende is om het relais te doen afvallen, waarmede de grote betekenis van de voorschakel\ /eerstand duidel k naar voren treedt, Natuurlijk is deze voorschakelweerstand, die regelbaar is uitgevoerd, ook nodig om bij de ingebruikname van de spoorstaaf de voor de goede werking nodige stroomsterkte te kunnen instellen. Doel voorschakelweerstand Bestaat het geisoleerde gedeelte uit slechts êén spoorstaaf en zijn er ook in het tegenoverliggende niet-geïsoleerde gedeelte geen lassen aanwezig, dan geschiedt de aansluiting van batterij en relais, als aangegeven in fig. 2 blad 24, dus met één potje met twee kabelinvoeren, en één potje met één kabelinvoer, welke beide potjes dan tegenover elkaar worden geplaatst. Is daarentegen in het niet-geisoleerde tegenoverliggende gedeelte wèl een las aanwezig, dan worden beide potjes zo geplaatst, dat de stroom de doorverbinding doorloopt en zodoende het in goede staat zijn daarvan controleert (zie fis, 3). Zîjn zowel in het geïsoleerde als in het niet-geïsoleerde gedeelte lassen aanwezi.g, dan moeten om de hierboven genoemde reden drie aansluitpotjes toegepast worden (zie fig. 4), Zou meri deze montagewijze niet toepassen, dan zou mogelijkheid bestaan, dat het relais stroom krijgt over een gedeelte van de geïsoleerde spoorstaaf en het andere gedeelte bezet kan zijn zonder dat het relais direct afvalt. Voor dé bekabeling wordt gebruik gemaakt vaî z,g.,,blokkabel", waarvan de aders een doorsnede hebben van.l,5 mm2, Montage der geïsoleerdespoorstaafaansluitingen 77

I Zoals uit het stroomloopschema en de montageschema's bli kt (men vergelijke de fig. 1 met de fig. 2,3 en 4), moeten steeds drie draden getsoleerd, dus over een aansluitpot, met de spoorstaven verbonden worden, n.l. de draad die van de batterij (eigenlijk van de weerstand) afkomt en de twee relaisdradeú. De vierde draad, de aarddraad, mag van de pot als een blanke draad langs een dwarsligger naar de andere zijde van het spoor gevoerd worden. Tempodwang,,Eerste as" en,,laatste as-werking" Keuze spoorstaafrelais Keuze overige relais; bepaling nodige stroomb on en weerstanden Bij het ontwerpen van een relaisschakeling is een eis, waaraan steeds voldaan moet worden, dat de schakeling de zekerheid biedt, dat het aantrekken, ondersch. afvallen van de relais steeds in de vereiste volgorde (het juiste,,tempo") plaats vindt, ook indien één van de relais enigszins traag mocht werken. De kans, dat de diverse relais niet even snel reageren is vooral aanwezig, indien in een schakeling relais van verschillende constructie toegepast worden, hetgeen b.v. bij de geïsoleerde spoorstaafschakeling het geval is. Er bestaat zowel een geïsoleerde spoorstaafschakeling waarbil het beoogde doel bereikt wordt bi het bezetten van de spoorstaaf door de eerste as, als een schakeling waarbi; de gewenste werking tot stand komt wanneer de spoorstaaf. uerlaten wordt door de laatste as. Eerstgenoemde schakeling, uitgevoerd voor gelijkstroomvoeding, is afgebeeld in fig. 5. Men ga de werking van dit schema zelf eens na en argumenrere de aanwezigheid der onderscheidene contacten!). Het handelcontact wordt gesloten bij het eind van de beweging van het handel en verbroken bij het begin van de teruglegging daarvan. De tweede schakeling, dus die waarbij de sper of het venster pas vrij wordt wanneer de trein de spoorstaaf verlaat, is, eveneens voor gelijkstroomvoeding, afgebeeld in fig, 6. DezelÍde schakeling, echter uitgevoerd voor wisselstroomvoeding van het spoorstaafrelais, is aangegeven in fig. 7. Als spoorstaafrelais is hier toegepast een tweefasen-motorrelais, type V.E.S. Bij toepassing van een tweefasen-motorrelais, type G.R,S, is de aangifte van relais- en contactaansluitingen als vermeld in fig. 8 (de bi; deze figuur geplaatste letters a en b verwijzen naar de overeenkomstige punten in fig. 7). r{et tweede relais is hier, via een gelijkrichter, op de transformator aangesloten, opdat nadat de spoorstaaf ingeschakeld is, het afvallen en het daarna weer onder spanning komen van het net geen nabootsing van de trein tot gevolg heeft. voor een spoorstaaf die goed getsoleerd is van zijn omgeving (goed waterdoorlatend ballastbed en goed isolerend lassen), past men in de reqel een relais toe van 50 ohm. Een relais van 16 ohm wordt voor wissels toegepast, en voor spoorstaven, indien de overgangsweerstand een lage waarde heeft (slechte isolatie doo toestand ballastbed, enz.). Van de bepaling der sterkte van de batterij, nodig voor voeding van de relais voor een schakeling als b,v, aangegeven in [ig. 6, volgt hier een voorbeeld: Het is gebruikelijk bij de normale geisoleerde spoorstaaf- en wisselschakelingen de batterij, zowel als de relais in het seinhuis te plaatsen waarin zich ook t) In dit schema maken we kennis met de aangifte van een regelbare weerstand, De klemmen hiervan dragen de codenummers 0511052, Het getal 05101 (spreek uit 0-51-01) betekent dus eeo aansluitklem van weerstand No, L Bii electrische toestellen plaatst men vaak meer dan één weerstand in eenzelfde veld (max. vier). De weerstanden dragen dan als volgnummer het veld ummer; de aansluitklemmen worden dan genummerd: 0511052, 0611062, 0711072 en 081/082. 78

5 de sper of het venster bevindt dat door de medewerking van de trein vrijgemaakt moet worden. Nemen \Ãre nu eens aan, dat de kabeladers van de post tot de geïsoleerde spoorstaaf een lengte hebben van 600 m en dat deze aders een doorsnede hebben van 1,5 mmz, dan is de weerstand per kabelader van de post tot de geïsoleerde spoorstaaf 0,6 X 12 : 7,2 ohml) Het spoorstaafrelais, hier een relais, type G.R,s, van 50 ohm, heeft een st oomsterkte nodig van -f 0,021 A. In de praktijk zorgt men altijd nog voor eenr0/" hogere stroomsterkte (dus 0'023 A)' zodat de spanning welke aan de geisoleerje spoorstaaf aanwezig moet zijn om van de goede werking van dit elais zeker te zijn, dus minstens 0,023 X (50 + 2 X 7,2) : circa 1,5 V bedragen moer. Nemen we verder aan dat de overgangsweerstand slechts 25 ohm bedraagt (hetgeen ongunstig genoemd kan worden, daar deze weestand in de p.ut ti.k meestal zelfs belangrijk meer dan 50 ohm is), dan zal bij genoemde si.rrring de lekstroom bedragen 1,5 : 25 : 0,06 A. In de leiding van de batterij naar de spoorstaaf vloeit dus een stroom ter sterkte van de elaisstroom plus de rekstroom, dus 0,023 + 0,06 : 0,0g3 A. De totale spanningsdaling in de leidingen van en naar de batterij bedraagt dus0,083x2x7,2:1,2v. De batterij moet dus minstens een spanning hebben van l,þ + 1,2 : 2,T y. Gebruiken v e nu voor de batterij twee in serie geschakelde accumulatoren, die in geladen toestand een spanning hebben van 4 v en in ontladen toestand. een spanning van 3,6 v, dan moet in de toevoerleiding een weerstand worden geplaatst, waarin het teveel aan spanning moet worden vernietigd. De spanningsdaling in deze weerstand moet bij ontladen batterij bedragen 3,6-2,7 : 0,9 Y, zodat de waarde van de wee stand minstens 0,9 : 0,0g3 : 11 ohm moet zijn. Bi geladen batterij moet de spanningsdaling in de weerstand bedragen 4-2,7 : 1'3v, zodat dan een weerstand voorgeschakerd moet zijn van 1,3 : 0,083 : 15,6 ohm, In het volgende staatje zijn de regelbare weerstanden vermerd, welke voor de geïsoleerdelspoorstaafschakeling in normaal gebruik zijn. De eventueel nodige vaste (niet-regelbare) weerstanden kunnen door de úp. i'elke gewenste waarde vervaardigd worden. 0-20 0-40 0-65 0-r35 0-300 0-1 100 Max, toelaatbare stroomsterkte ir A 1,2 0,r uit de beschikbare spanning volgt, dat voor het tweede en het derde relais G-magneten moeten worden gebruikt. plaatsing van weerstanden voor deze relais is niet nodig, Het gelijkstroomvenster of de gelijkstroomblokknopsper verb eekt bij het vrij worden de gehele stroomloop. Men acht het, in verband met de korte tijd gedurende.welke deze apparaten stroom ontvangen, bij deze spanning niet nodig een weerstand voor te schakelen. l) Koperdraad heeft, bij een doorsnede van I mm2, een globale weerstand van 1g ohm per km 79

o Bij de(later te behandelen) electrische beveiligingen wordt als stroombron voor de geïsoleerde-spoorstaafschakeling in de regel de batterij benut die daar voor andere doeleinden reeds aanwezig is, Deze batterij heeft een spanning van 34 V, Bij de bepaling der waarden van de nodige voorschakelweerstanden en van het tweede en derde relais moet dan dus met deze spanning rekening worden gehouden, Voor het gelijkstroomvenster of de gelijkstroomblokknopsper wordt dan een vaste weerstand geplaatst van 300 ôhm. Instelling der regelbare weerstand Bij de indienststelling van de geïsoleerde spoorstaaf moet men de weerstand zodanig instellen, dat men van de goede werking van het reiais verzekerd is. Tnssen de geïsoleerde en niet'geisoleerde zijde van het spoor wordt dan in de praktiik een weerstand van 50 ohm geschakeld (waardoor bil een spoorstaafisolatie van 50 ohm de voor de berekening aangenomen 25 ohm overgangsweerstand ontstaat.) Verder wordt het venster- (of blokknopsper-) en het handelcontact doorverbonden en bii relais 1, tussen klem 151 en de kabelader een milli'ampèremeter geschakeld. De regelbare weerstand wordt nu zodanig ingesteld, dat de milli-ampèremeter een stroom aanwijst van 0,027 A (de bedrijfsstroomsterkte van het relais), vermeerderd met 70"/", dus 0,023 A, omdat bij het instellen de batterijspanning 10'l hoger is dan in ontladen toestand, Voor de berekening van een geïsoleerd wissel moet als overgangsweerstand aangenomen worden 5 ohm, terwijl bij het instellen van de regelbare weerstand dan 10 ohm parallel aan de spoorstaa{isolatie verbonden moet worden. Ook daarbij moet de stroom door het relais 10"1 meer bedragen dan de bedrijfsstroomsterkte, in verband met het later dalen van de batterijspanning. Ten einde de spanning tussen de geïsoleerde en niet geïsoleerde spoorstaaf zo laag mogelijk te houden en het stroomverlies bij lage overgangsweerstand dus te beperken, moet de weerstand van de draden van de spoorstaaf naar het relais laag gehouden worden, Daartoe kunnen voor die leidigen twee of meer kabeladers parallel geschakeld worden of wel kan het relais in de onmiddellijke nabijheid van de geïsoleerde spoorstaaf in een kast opgesteld worden. Bii normale geïsoleerde spoofstaven geschiedt dit echter zelden, wel bij lange geïsoleerde spofen. Hierbii moeten de stroomtoe- en afvoerdraden aan het ene einde aangesloten worden en de relaisdraden aan het andere, waardoor tevens contrôle ontstaat op het in orde zijn van de deorverbindingen tussen de opvolgende spoorstaven; ook spoorstaafbreuk is hierdoor reeds meermalen aan het licht gekomen, 'Wordt een geisoleerd spoor voornamelijk in één richting bereden, dan verdient het aanbeveling om het relais aan het begin van dat spoor aan te sluiten, Elke draad moet met een afzonderlijke klembout of -pen aan de spoorstaaf bevestigd worden, ter voorkoming van verkeerde stroomloop door een defect verbinding aan de spoorstaaf. 80