Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht /4

Vergelijkbare documenten
GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Merkies (SP) over belastingparadijzerij (ingezonden 21 februari 2013).

Antwoord van minister De Jager (Financiën) (ontvangen 16 november 2010)

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA s Gravenhage

Onderzoek als project

Analyse belastingverdrag Nederland-Zambia

Afschaffing Dividendbelasting

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA s-gravenhage

Ministerie van Financiën

Belastingrecht voor het ho 2014

Fiscale Jaarrekening. Henk Fuchs Yvonne van de Voort UITWERKINGEN. Tweede druk

Fase A. Jij de Baas. Gids voor de Starter Stichting Entreprenasium. Versie 1.2: november 2012

Inleiding Administratieve Organisatie. Opgavenboek

Elementaire praktijk van de Financiering Werkboek

Belastingwetgeving 2015

No.W /III 's-gravenhage, 7 september 2015

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

opgaven- en werkboek GECONSOLIDEERDE JAARREKENING Henk Fuchs 1e druk

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 februari 2016 (OR. en)

Belastingwetgeving 2015

Verslag Ronde tafel conferentie

SYLLABUS SECURITY AWARENESS WORKSHOP Personeel

RESULTAATGERELATEERDE

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Bedrijfsadministratie

Belastingrecht voor het ho 2014

Blommaert. Bedrijfseconomische Analyses OPGAVEN. Blommaert & Bedrijfseconomie vanuit managementperspectief. Zevende druk

DEELNEMINGSRENTE Dr. J. Vleggeert 1. 1.Inleiding

Communicatieplan Versie: 6.0 Datum: 18 mei 2017

Bouwen op een gemeenschappelijk verleden aan een succesvolle toekomst Welling, Derk Theodoor

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

Boekhouden geboekstaafd Opgaven

Handleiding Eetmeter. Aan de slag. in beroep en bedrijf. Handleiding Eetmeter. februari 2007

Belastingrecht voor het ho 2010

Jaarrekening. Henk Fuchs OPGAVEN- EN WERKBOEK. Tweede druk

GECONSOLIDEERDE JAARREKENING

* * Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden. van. arbeidsrecht. arbeidsverhoudingen

Belastingrecht, Voorzieningenrechter. Locatie: Breda. Zaaknummer BRE 16/847. uitspraak van 4 maart 2016

Fiscaal beleidsstatement van de Rabobank

Elementaire praktijk van de Kostencalculatie Werkboek

Eerste Kamer der Staten-Generaal

25087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid Belastingdienst. Brief van de minister en staatssecretaris van Financiën

De basis van het Boekhouden

Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage

Basisstudie in het boekhouden

Belastingrecht voor het ho 2012

Arbo- en verzuimbeleid

Vragen van het lid Leijten (SP) aan de staatssecretaris van Financiën over de Wet Bronbelasting 2020 (ingezonden 29 oktober 2018)

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Emotie Detective WERKBOEK - OUDERS

Belastingrecht MBA 2014

Renteaftrekbeperkingen:

WIJZIGINGSBLAD A2. Regeling Brandmeldinstallaties 2002 BMI 2002 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 1.0. Publicatiedatum : 1 april 2012

Bedrijfseconomie. Henk Fuchs Sarina van Vlimmeren UITWERKINGEN. Tweede druk

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA s-gravenhage

Periodeafsluiting. Henk Fuchs Sarina van Vlimmeren OPGAVEN- EN WERKBOEK. Tweede druk

Bedrijfsadministratie MBA

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

PRAKTIJKNOTITIE Reparatiemaatregelen fiscale eenheid Vpb. 1. Inleiding. 2. Waar ging en gaat de discussie over? 2.1. Globale beschrijving

Serie: Elementaire theorie accountantscontrole. Auditing & Assurance: Bijzondere opdrachten. Hoofdredactie Prof. dr. G.C.M.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

fiscale geschriften Goed koopmansgebruik Editie 2012 prof. dr. a.o. lubbers inkomstenbelasting

Handleiding Menukeuze

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nectar 4e editie biologie vmbo-basis deel 3B leerwerkboek

Projectdocument. PQR scope 3 emissieinventarisatie. Betreft: Bij: Versie: 2.0 Datum: 7 mei 2018 Referentienummer: CO2-prestatieladder eis 4.A.

BPM. Dwangsom. Kennelijk niet-ontvankelijk. Bezwaar tegen voldoening op aangifte van nihil. Immateriële schadevergoeding. Proceskosten.

No.W /III 's-gravenhage, 24 mei 2018

Datum 24 augustus 2017 Betreft Beantwoording Kamervragen Nederlandse rol in internationale structuren

Europees Economisch en Sociaal Comité ADVIES

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Gebuikershandleiding bordes HANDLEIDING. Standaard laadbordes

Boekhouden geboekstaafd

Belastingvrije winsten

Basiskennis Calculatie

Elementaire praktijk van de Bedrijfsadministratie

Ethno-territorial conflict and coexistence in the Caucasus, Central Asia and Fereydan

WIJZIGINGSBLAD A2. BORG 2005 versie 2 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 2.2. Publicatiedatum : 31 maart Ingangsdatum : 1 april 2010

2013D25064 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

2014D45243 LIJST VAN VRAGEN

Belastingvoordeel halen door misbruik

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA 's Gravenhage

Zevende, herziene druk, derde oplage Illustraties Richard Flohr. C.E. Zegwaart-Braam

Fiscale Jaarrekening. Henk Fuchs Yvonne van de Voort OPGAVEN- EN WERKBOEK. Tweede druk

NIEUWE SJABLONEN VOOR KLEOS GEBRUIKERSINSTRUCTIE

Van aardgas naar methanol

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2

Europees direct belastingrecht Recente ontwikkelingen en de invloed op de aangifte Vpb

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van betreffende de vennootschapsbelasting op een aanmerkelijke digitale aanwezigheid

Verhoging BTW tarief van 6% naar 9%

Belangrijk advies A-G bij Europees Hof over dividendbelasting op dividend aan moedervennootschap gevestigd op Curaçao

Gerechtshof 's-hertogenbosch Instantie Datum uitspraak Datum publicatie ECLI ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ8214

Transcriptie:

Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht /4 Van belastingontwijking naar gecoördineerde maatregelen tegen uitholling van de winstbelasting? Wetsartikelen Algemene leerstukken - art. 16 NTFRA - art. 1 VWEU - art. 107 Wet VPB 1969 - art. 13 Auteur dr. J. Vleggeert [34] Publicatiedatum 6-4-2017 Afleveringsnummer 4 Artikelnummer 5 Uitgavejaar 2017 Multinationals betalen weinig vennootschapsbelasting over de winst die zij in Nederland behalen. Zij kunnen namelijk profiteren van een gunstig fiscaal klimaat dat in stand wordt gehouden om investeringen aan te trekken en de werkgelegenheid te bevorderen. Hiertegenover staat het belang van de interne markt dat wordt behartigd door de Europese Commissie. De Commissie wil door middel van het staatssteunverbod en voorstellen om belastingontwijking tegen te gaan een gelijk speelveld waarborgen voor bedrijven in de Europese Unie. In deze bijdrage wordt ingegaan op de wijze waarop Nederland in dit krachtenveld opereert. 1. Inleiding Waarom Nederland nog steeds een belastingparadijs is, kopt Trouw op 12 december 2016.[1] Uit een op die dag door hulporganisatie Oxfam Novib gepubliceerd rapport blijkt namelijk dat Nederland derde staat op een lijst van belastingparadijzen voor vennootschappen, net na Bermuda en de Kaaimaneilanden.[2] Ons land speelt een grote rol in belastingontwijkende structuren van multinationals,[3] en dat doet onze reputatie in de wereld bepaald geen goed. Weliswaar wordt in Nederland anders dan in Bermuda en de Kaaimaneilanden wel belasting geheven over de winst die multinationals behalen: het tarief van de vennootschapsbelasting bedraagt 25%. Maar de regels van de Nederlandse belastingwet en de belastingverdragen die Nederland met andere landen heeft gesloten, maken het toch aantrekkelijk om via Nederland de belasting van andere landen te ontwijken. Belastingontwijkers maken daarbij gebruik van vennootschappen die afgezien van een postadres nauwelijks activiteiten in Nederland hebben, de zogenoemde brievenbusmaatschappijen.[4] Dit gebeurt volgens Oxfam Novib op industriële schaal.[5] Maar ook multinationals die wel substantiële activiteiten in Nederland hebben, slagen erin om weinig of geen Nederlandse vennootschapsbelasting over hun winst te betalen. Vaak maken zij hierbij gebruik van structuren waarmee de winst binnen het concern wordt verschoven van Nederland naar een land waar de winst niet of zeer laag wordt belast. Sinds het begin van dit decennium is een wereldwijd publiek debat ontstaan over belastingontwijking door multinationals. Het onderwerp is ook opgepakt door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Europese Unie (EU). Deze organisaties willen bereiken dat multinationals een redelijke bijdrage aan de schatkist gaan betalen aan landen waarin zij activiteiten ontplooien, een zogenoemd fair share. Om dit te bereiken, is het nodig dat landen hun belastingregels aanpassen. Volgens Oxfam Novib trekt Nederland zich echter weinig aan van de aanhoudende media-aandacht en internationale druk om haar belastingbeleid aan te passen. [6] Dit zou onder meer komen doordat organisaties als de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB), het VNO-NCW, de organisatie die de belangen behartigt van (grote) ondernemingen, en de Amcham, de Amerikaanse Kamer van Koophandel in Nederland, in de woorden van Oxfam Novib: ongezond veel invloed uitoefenen op het Nederlandse belastingbeleid. [7] Oxfam Novib trekt deze conclusie op basis van ongeveer 250 documenten die zijn verkregen op grond van een verzoek dat in juli 2015 is gedaan op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) met het doel om meer inzicht te verkrijgen in de lobbyactiviteiten van de genoemde organisaties.[8] Deze documenten,[9] die voor een belangrijk deel bestaan uit interne stukken van het Ministerie van Financiën, worden hierna gebruikt om een dilemma te belichten. Dit dilemma betreft het belang dat Nederland heeft bij een aantrekkelijk vestigingsklimaat dat multinationals door lage belastingen prikkelt tot investeringen enerzijds en de wens om multinationals hun fair share te laten betalen anderzijds. In paragraaf 2 wordt dit dilemma aan de hand van de interne documenten geïllustreerd door te beschrijven waarom Nederland er in 2011 voor kiest om een lek in de vennootschapsbelasting slechts in beperkte mate te dichten. In paragraaf 3 wordt vervolgens uiteengezet hoe Nederland met dit dilemma omgaat in het kader van het verbod op staatssteun en de initiatieven van de OESO en de EU om belastingontwijking tegen te gaan. In paragraaf 4 wordt afgesloten met een evaluatie van de Nederlandse handelwijze. 2. Bosalgat Illustratief voor de wijze waarop Nederland omgaat met de afweging tussen het vestigingsklimaat en de fair share gedachte, is een discussie die speelt in 2011 over de vraag of een lek in de vennootschapsbelasting (Vpb), het zogenoemde Bosalgat, moet worden gedicht. Dit lek heeft de volgende achtergrond. Tot 2004 was in de vennootschapsbelasting een bepaling opgenomen die er ruwweg op neerkwam dat een moedervennootschap de rente op een lening niet kon aftrekken als de lening was gebruikt om aandelen te verkrijgen in een buitenlandse dochtermaatschappij. Wanneer de lening daarentegen was gebruikt om aandelen te verkrijgen in een binnenlandse dochtermaatschappij, was de rente wel aftrekbaar. In het laatste geval kon Nederland immers belasting heffen over de winst van de dochtermaatschappij, zodat het niet onredelijk was dat de rente bij de moedermaatschappij in aftrek kon komen. Over de winst van een buitenlandse dochtermaatschappij kon Nederland echter niet heffen en om die reden wenste Nederland in dat geval niet toe te staan dat de moedermaatschappij de rente aftrok.

Een Nederlandse uitlatenfabrikant, Bosal, die werd geconfronteerd met deze aftrekbeperking betoogde aan het begin van deze eeuw echter dat deze regeling in strijd kwam met de vrijheid van vestiging die is opgenomen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). In 2003 kreeg Bosal gelijk van het Europese Hof van Justitie (HvJ) omdat de aftrekbeperking een verboden onderscheid maakte tussen leningen die werden gebruikt om Nederlandse respectievelijk buitenlandse dochtermaatschappijen te kopen.[10] Het HvJ concludeerde daarom dat de aftrekbeperking in strijd kwam met de vrijheid van vestiging van (thans) art. 43 VWEU. Hierdoor dreigde een lek in de vennootschapsbelasting te ontstaan, het Bosalgat. De rente op leningen die verband houden met een deelneming in een buitenlandse dochtermaatschappij zou immers volledig in aftrek kunnen worden gebracht nu Nederland de aftrekbeperking niet meer mocht toepassen. Hierin wenste de wetgever echter niet te berusten en daarom werd met ingang van 2004 een nieuwe aftrekbeperking van de rente van kracht, de zogenoemde onderkapitalisatieregeling.[11] Al snel bleek echter dat deze nieuwe aftrekbeperking niet effectief was omdat veel bedrijven die gebruik maakten van het Bosalgat de onderkapitalisatieregeling makkelijk konden ontgaan. In 2011 laait de discussie over dit lek daarom opnieuw op. In een interne notitie aan de staatssecretaris van 21 maart 2011 wordt geconstateerd dat het dichten van het Bosalgat zoveel geld op zou leveren dat het tarief van de vennootschapsbelasting met 3% kan worden verlaagd.[12] Deze tariefsverlaging zou vooral ten goede komen aan bedrijven die de vennootschapsbelasting opbrengen en dat zijn: het MKB (midden- en kleinbedrijf) en het grootbedrijf dat vooral in Nederland actief is. [13] Vervolgens komen onder het kopje keuze voor fair share of vestigingsklimaat voor hoofdkantoren de argumenten voor en tegen[14] het dichten van het Bosalgat aan de orde: Het wel of niet dichten van het Bosalgat is vooral afhankelijk van de vraag welk soort bedrijven de politiek wil stimuleren met de Vpb. Indien men wil dat de verdeling van de Vpb-druk over nationaal en internationaal opererende ondernemingen evenwichtiger moet worden dan zal het Bosalgat moeten worden gedicht. Vindt men het daarentegen belangrijk dat (Nederlandse) multinationals niet al te veel Vpb moeten betalen en dat internationale expansie door Nederlandse ondernemingen moet worden gestimuleerd dan moet het Bosalgat niet worden aangepakt. [15] Onder het kopje Als we het Bosalgat niet repareren, verwordt de Vpb voor multinationals tot een vrijwillige bijdrage concludeert de notitie: Multinationals kunnen dan op termijn zelf bepalen of ze over hun Nederlandse activiteiten Nederlandse Vpb betalen. [16] Maar de notitie besteedt ook aandacht aan de argumenten tegen het dichten van het Bosalgat. Onder het kopje Reparatie van het Bosalgat geeft een slecht signaal aan hoofdkantoren wordt opgemerkt dat dit punt steevast door het VNO naar voren wordt gebracht: VNO geeft geen andere onderbouwing dan dat de maatregel slecht is voor het vestigingsklimaat voor hoofdkantoren. Later in dat jaar blijkt dat de argumenten van het VNO de doorslag hebben gegeven. In art. 13l Wet VPB 1969 wordt een aftrekbeperking van deelnemingsrente opgenomen die zoveel uitzonderingen kent dat de uitzonderingen eerder regel zijn. Uiteindelijk wordt dus slechts een beperkte, bijna symbolische, reparatie van het Bosalgat doorgevoerd. 3. Internationale druk om belastingontwijking door multinationals aan te pakken In de eerste plaats probeert de Commissie belastingontwijking door multinationals aan te pakken via het verbod op staatssteun van art. 107 en 108 VWEU. Zo is de Commissie van mening dat Nederland Starbucks selectieve belastingvoordelen heeft toegekend.[17] Nederland is overigens zeker niet het enige land dat hierop door de Commissie wordt aangesproken. Ook Ierland (met betrekking tot Apple), België en Luxemburg zijn onder vuur komen te liggen.[18] In deze zaken gaat het in feite om een afweging tussen verschillende belangen. De lidstaten hechten aan hun soevereiniteit omdat zij door middel van fiscale voordelen aantrekkelijk willen blijven voor grote multinationals. De lidstaten concurreren daarom met elkaar door middel van fiscale faciliteiten en steeds lagere tarieven. Hiertegenover staat het belang van de interne markt dat wordt behartigd door de Commissie. Zij wil onder meer door middel van het staatssteunverbod een gelijk speelveld waarborgen voor bedrijven in de Europese Unie. De OESO en de Commissie trekken ook op een ander front ten strijde tegen belastingontwijking. In 2013 heeft de OESO een ambitieus Actieplan[19] tegen base erosion and profit shifting (BEPS) opgesteld. Dit Actieplan heeft geresulteerd in een groot aantal voorstellen om belastingontwijking tegen te gaan. Deze voorstellen zijn op 5 oktober 2015 gepubliceerd.[20] De OESO wil bijvoorbeeld een einde maken aan het misbruik van belastingverdragen door middel van brievenbusmaatschappijen en de excessieve aftrek van rente. Omdat het de bedoeling is dat de lidstaten van de EU een groot deel van de aanbevelingen van de OESO zo consistent mogelijk implementeren, heeft de Europese Commissie vervolgens op 28 januari 2016 een pakket antiontgaansmaatregelen naar buiten gebracht.[21] De Anti-ontgaansrichtlijn die deel uitmaakt van dit pakket maatregelen is op 20 juni 2016 aangenomen.[22] Op 25 oktober 2016 heeft de Europese Commissie bovendien plannen aangekondigd om tot een ingrijpende hervorming over te gaan van de wijze waarop in de eengemaakte markt belasting op vennootschappen wordt geheven. Het is de bedoeling van de Commissie dat deze plannen uiteindelijk resulteren in een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (Common Consolidated Corporate Tax Base, CCCTB).[23] De in de inleiding genoemde interne stukken van het Ministerie van Financiën geven een inkijkje in de wijze waarop Nederland in dit krachtenveld opereert. In een interne notitie aan de staatssecretaris van 15 januari 2015 wordt ingegaan op het risico op reputatieschade die zich voor zou kunnen doen als Nederland zich teveel tegen de voorstellen van de OESO en de EU zou verzetten: Het is onafwendbaar dat de internationale strijd tegen belastingontwijking impact heeft op het Nederlandse vestigingsklimaat. Echter, indien Nederland een blokkade op zou werpen bij iedere maatregel die een negatief effect heeft, zou Nederland zich internationaal isoleren. Op de lange termijn zou dit een veel schadelijker effect hebben. Nederland verliest bij de internationale discussies het belang van het vestigingsklimaat niet uit het oog. [24] En ook als de NOB klaagt dat Nederland stelling moet nemen tegen de OESO-voorstellen in het BEPS-project, blijkt dat Nederland zich bewust is van het internationale krachtenveld: Financiën herkent zich in veel van de zorgen van de NOB op punten als mogelijke complexiteit, mogelijke strijdigheid met EU-recht en internationale verdragen, etc. Echter, Nederland kan niet zomaar stelling nemen tegen voorstellen die de OESO (incl. NL) en G20 gaan doen binnen het BEPSproject. Er zal juist naar Nederland worden gekeken, en het maken van reserveringen zal Nederland en zijn vestigingsklimaat juist ook (politieke en

reële) schade kunnen berokkenen. [25] De ambtenaren vrezen met andere woorden dat de toch al dubieuze reputatie die Nederland op het fiscale vlak in de wereld heeft, verder zal verslechteren als zij zich te stevig tegen de voorstellen van de OESO verzetten. En wat wellicht nog zwaarder weegt: zij vrezen dat de Nederlandse onderhandelingspositie binnen de OESO dan verzwakt en dat buitenlandse investeerders worden afgeschrikt. Maar binnen het ministerie maakt men zich ook zorgen over de impact van de OESO voorstellen op het Nederlandse vestigingsklimaat voor multinationals: Evident is wel dat de Nederlandse regering binnen wat uiteindelijk internationaal aanvaardbaar zal blijken te zijn een balans moet vinden tussen enerzijds een verantwoorde verdeling van belastingdruk tussen individuen, het nationale MKB en het internationale bedrijfsleven en anderzijds een belastingklimaat dat aantrekkelijk is voor internationale bedrijven én investeringen die nodig zijn voor onze werkgelegenheid en economische groei. Ontegenzeggelijk draagt een aantrekkelijk effectief belastingtarief bij aan dat tweede element. [26] In de kantlijn schrijft de staatssecretaris: eens. In een ander intern memo aan de staatssecretaris eveneens van 15 januari 2015 wordt benoemd welke onderwerpen, gezien de mogelijke gevolgen voor het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat, de meeste, en soms onmiddellijke, aandacht vragen. Dit betreft onder meer: - De invoering van maatregelen tegen verdragsmisbruik die Nederland als vestigingsplaats van tussenhoudsters en financieringsmaatschappijen (kunnen) treffen; De bestrijding van hybride structuren waardoor Nederland minder aantrekkelijk zou kunnen worden als vestigingsplaats voor tussenhoudsters van Amerikaanse multinationals. Een mogelijke veroordeling voor staatssteun. [27] De ambtenaren realiseren zich dat de voorstellen van de OESO gevolgen kunnen hebben voor internationale structuren die het Nederlandse bedrijfsleven gebruikt om een aantrekkelijke effectieve belastingdruk te bereiken. Het ministerie blijkt bereid te zijn zich hier proactief op te stellen: Het zal van belang worden dat wij, met het duidelijk worden van de nieuwe internationale standaarden, afwegen of wij hiervoor alternatieven willen gaan bieden en op welke wijze dit kan. [28] Als het gaat om alternatieven voor belastingontwijkende structuren die als gevolg van de voorstellen van de OESO gaan sneuvelen, is de NOB bereid om mee te denken, zo blijkt uit een interne notitie aan de staatssecretaris van 20 januari 2015: De NOB is ook bereid om out-of-the-box te denken. Zo opperden ze het idee om bijvoorbeeld meer gebruik te maken van subsidies in plaats van fiscale instrumenten. [29] De NOB doet ook de opmerkelijke suggestie om de pijlen te richten op aantrekkelijke regimes van andere landen: Nederland moet reageren met het blootleggen van allerlei uiterst gunstige regelingen (van) landen als Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk ten behoeve van het aantrekken van bedrijven. Daarbij zal blijken dat er vele constructies worden gebruikt buiten het fiscale om bedrijven aan te trekken of te binden. Het beste is dat dit gebeurt in opdracht van het Ministerie van Financiën aan een McKinsey-achtige organisatie. Indien dat niet mogelijk is, zou het een gezamenlijk initiatief van VNONCW/Amcham/NOB (en andere organisaties) kunnen zijn. [30] Het Ministerie van Financiën ziet het gunstige Nederlandse fiscale regime als een belangrijk middel in de concurrentiestrijd met andere landen om buitenlandse multinationals naar ons land te lokken. De wens om een gunstig fiscaal vestigingsklimaat te behouden, prevaleert daarbij boven de gedachte dat multinationals een faire bijdrage aan s lands financiën zouden moeten leveren. Dat is niet anders als het gaat om potentiële buitenlandse investeerders. In een notitie aan de staatssecretaris van 3 december 2014 naar aanleiding van een memo van de werkgroep vestigingsklimaat wordt opgemerkt: Voor buitenlandse potentiële investeerders speelt het fiscale klimaat vaak een grote rol bij het kiezen van een vestigingsplaats. Hierbij kiezen zij niet slechts een vestigingsplaats waar zij het laagste tarief kunnen bewerkstelligen maar wegen zij ook de perceptie vanuit de markt, contact en samenwerking met de belastingdienst en veel niet fiscale factoren mee. ( ) Wanneer de bedrijven kiezen voor Nederland levert dit echte werkgelegenheid en investeringen in Nederland op. De werkgroep ziet een toenemende behoefte aan fiscale specialisten van de Nederlandse overheid in het buitenland. In de werkgroep kwam de gedachte op om fiscale attachés in het buitenland te stationeren. [31] In Nederland is de fiscale begeleiding van potentiële buitenlandse investeerders ondergebracht bij het zogenoemde aanspreekpunt buitenlandse investeerders (APBI). Uit een intern memo aan de staatssecretaris blijkt dat de ambtenaren zeer zijn te spreken over het APBI: Omdat het geconcentreerd is bij één persoon weet het bedrijfsleven dit goed te vinden en kunnen er snel knopen doorgehakt worden, wat vaak nodig is in een concurrentiestrijd met andere landen. ( ) Hoofdtaak van het APBI is het ontvangen van nieuwe investeerders in Nederland en hen relevante zekerheid geven over alle gewenste Nederlandse belastingaspecten van hun investering. Dat gebeurt in de vorm van vaststellingsovereenkomsten (ook

wel rulings ) die vanzelfsprekend binnen de kaders van wet, jurisprudentie en beleid blijven. Daarnaast levert het APBI bijstand aan de lokale Nederlandse belastinginspecteurs in die gevallen waarin grote trajecten met potentiële grote werkgelegenheidseffecten spelen bij reeds in Nederland aanwezige ondernemingen. [32] Uiteindelijk wordt er voor gekozen om geen fiscale attachés in het buitenland aan te stellen maar om het APBI per kwartaal één week naar de Verenigde Staten te laten reizen om te overleggen met potentiële investeerders. Men vindt het namelijk te riskant om dit overleg door fiscale attachés te laten voeren: Belangrijker nog ( ) is dat de fiscale attachés doorlopend evenwichtig om moeten gaan ( ) met vaak grensverkennende fiscale structuren. De initiatieven op dit punt binnen de EU en de OESO spreken voor zich. Juist in het huidige tijdsgewricht waarin fiscale structuren van multinationale ondernemingen doorlopend in het nieuws zijn, is het cruciaal om risico s op ongelukkige afspraken/toezeggingen met een Nederlandse fiscale overheidsvertegenwoordiger te voorkomen. [33] 4. Evaluatie Uit de interne notities kan worden afgeleid dat veel multinationals in Nederland relatief weinig vennootschapsbelasting betalen over de winst die zij hier te lande behalen. Bovendien blijkt uit deze notities dat het Ministerie van Financiën dat eigenlijk wel prima vindt. De ambtenaren vrezen namelijk dat multinationals uit Nederland zullen vertrekken als zij meer belasting over de winst moeten gaan betalen. Bovendien wordt het gunstige fiscale klimaat gezien als een belangrijk middel om buitenlandse multinationals naar Nederland te lokken. De achterliggende gedachte is dat dit beleid investeringen aantrekt en daarmee de werkgelegenheid bevordert. Deze doelstelling, die in de notities vaak wordt aangeduid als stimulering van het vestigingsklimaat, wordt kennelijk belangrijker geacht dan het heffen van vennootschapsbelasting over de winst die met de daarmee gemoeide activiteiten wordt behaald. Hier valt echter wel het nodige op af te dingen. Zo is het niet duidelijk in welke mate het gunstige fiscale klimaat voor multinationals bijdraagt aan meer investeringen en werkgelegenheid. Het is dan ook moeilijk om een kosten-batenanalyse van dit beleid te maken. Verder is het zo dat de schatkist nu eenmaal gevuld moet worden. Wanneer multinationals daar geen substantiële bijdrage aan leveren, zullen de belastingen door kleinere ondernemingen en gewone burgers opgebracht moeten worden en ook daaraan kleven (negatieve) economische gevolgen. Bovendien valt het moeilijk uit te leggen dat multinationals wel profiteren van allerlei overheidsvoorzieningen, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid, infrastructuur en onderwijs, terwijl zij daar nauwelijks aan meebetalen. Daar komt nog eens bij dat de gewone burger die wel zijn bijdrage levert zich terecht mag afvragen waarom multinationals niet hun fair share betalen. En kleinere ondernemingen die wel winstbelasting afdragen, kunnen zich met recht beklagen dat zij een concurrentienadeel ondervinden ten opzichte van laagbelaste multinationals. Hoe onverteerbaar het gunstige Nederlandse fiscale klimaat voor multinationals ook is, het vloeit wel voort uit een beleid dat wordt gesteund door het Ministerie van Financiën en het Nederlandse parlement. Het verbaast dan ook niet dat uit de interne notities blijkt dat Nederland zeer hecht aan zijn soevereine recht om dit fiscale klimaat door middel van maatregelen die belastingontwijking mogelijk maken op te tuigen. Die soevereiniteit staat echter onder druk omdat de Commissie steeds assertiever omgaat met het staatssteunwapen. Hiermee beperkt de Commissie de lidstaten in hun mogelijkheden om het vestigingsklimaat door middel van fiscale faciliteiten aantrekkelijk te maken. Faciliteiten die alleen gelden voor multinationals zijn vanuit staatssteunoptiek immers al snel verdacht omdat zij multinationals bevoordelen ten opzichte van nationaal opererende ondernemingen. Dit betekent dat de lidstaten op het gebied van de winstbelasting alleen nog met elkaar kunnen concurreren door middel van tariefsverlaging of faciliteiten die voor alle ondernemingen in de desbetreffende lidstaat gelden. Ook de in paragraaf 3 genoemde voorstellen vanuit de OESO en de EU om belastingontwijking tegen te gaan, worden door het ministerie eigenlijk gezien als hinderlijke inmenging in de Nederlandse affaires. Alleen als het niet anders kan, als de schade aan de Nederlandse reputatie te groot dreigt te worden, buigt Nederland noodgedwongen mee. Nederland zit met andere woorden helemaal niet te wachten op coördinatie laat staan harmonisatie van de winstbelasting vanuit Europa. Wie een meer faire winstbelasting wenst, heeft weinig te verwachten van Den Haag maar moet zijn hoop vestigen op een omslag in het denken die het gevolg zou kunnen zijn van acties zoals het Wob-verzoek van Oxfam Novib of op Brussel. Het is maar goed dat de Europese Commissie zich in het dossier van de belastingontwijking steeds pro actiever opstelt. [1] http://www.trouw.nl/tr/nl/39681/nbsp/article/detail/4432641/2016/12/12/waarom-nederland-nog-steeds-een-belastingparadijs-is.dhtml [2] Oxfam Novib, Tax Battles, 12 december 2016, http://www.oxfamnovib.nl/redactie/downloads/rapporten/20161212%20bp-race-to-bottomcorporate-tax-121216-en-embargo.pdf [3] Oxfam Novib, Tax Battles, blz. 13. [4] Zie https://fd.nl/economie-politiek/1137890/verlaging-tarief-winstbelasting-ligt-voor-de-hand [5] Oxfam Novib, Nederland belastingparadijs, 12 mei 2016, blz. 15, http://www.oxfamnovib.nl/redactie/downloads/rapporten/leuker%20kunnen%20we%20het%20niet%20maken%20wel%20eerlijker%20- %20Nederland%20kampioen%20faciliteren%20belastingontwijking.pdf [6] Oxfam Novib, Nederland belastingparadijs, 12 mei 2016, blz. 5. [7] Oxfam Novib, Nederland belastingparadijs, 12 mei 2016, blz. 5. [8] http://www.oxfamnovib.nl/persberichten/interne-overheidsdocumenten-leggen-belastinglobby-bloot [9] De documenten zijn beschikbaar via https://www.dropbox.com/sh/26i4lfx2l4j5sf6/aab9tz-gijomz0krd81avffsa?dl=0. Wanneer hierna naar deze documenten wordt verwezen, wordt de code van het desbetreffende document genoemd die op deze site wordt gebruikt. [10] HvJ 18 september 2003, C-168/01 (Bosal), NTFR 2003/1594.

[11] De onderkapitalisatieregeling was opgenomen in art. 10d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en heeft gegolden tot 2013. [12] S.01, 1-10, blz. 3. [13] S.01, 1-10, blz. 3. [14] Volgens het ministerie zou hier de visie van derden worden verwoord, zie Besluit Wob-verzoek inzake vestigingsklimaat beperkt tot belastingbeleid in brede zin, blz. 4, toegankelijk via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2016/06/10/besluit-wob-verzoekvestigingsklimaat-in-nederland-beperkt-tot-het-belastingbeleid-in-brede-zin [15] S.01, 1-10, blz. 3. [16] S.01, 1-10, blz. 3. [17] Zie http://europa.eu/rapid/press-release_ip-15-5880_nl.htm [18] Zie http://ec.europa.eu/competition/state_aid/tax_rulings/index_en.html [19] OECD (2013), Action Plan on Base Erosion and Profit Shifting, OECD Publishing, https://www.oecd.org/ctp/bepsactionplan.pdf [20] Zie http://www.oecd.org/tax/beps/beps-actions.htm [21] Zie http://europa.eu/rapid/press-release_ip-16-159_en.htm [22] Zie https://ec.europa.eu/taxation_customs/business/company-tax/anti-tax-avoidance-package/anti-tax-avoidance-directive_en [23] Zie http://europa.eu/rapid/press-release_ip-16-3471_nl.htm [24] A.03, blz. 30. [25] A.03, blz. 34. [26] S.01, 36-40, blz. 10. [27] S.01, 36-40, blz. 2. [28] S.01, 36-40, blz. 11. [29] A.03, blz. 55. [30] A.03, blz. 58. [31] S.01, 36-40, blz. 7. [32] S.01, 36-40, blz. 7. [33] S.01, 36-40, blz. 8. [34] Dr. J. Vleggeert is als universitair hoofddocent verbonden aan de afdeling belastingrecht van de Universiteit Leiden. Bron: http://www.ndfr.nl/link/ntfra2017-5 Datum: 10-10-2017 21:34:00 «NAAR BOVEN Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten van deze tekst worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij Sdu Uitgevers. Niets uit NDFR mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher s prior consent.