Aan de heer Pascal Smet Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd Gelijke Kansen en Brussel Koning Albert II-laan 15 1210 Brussel uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlagen 20 december 2010 ASCW/J/GVR Advies 2011/1 / vragen naar / e-mail telefoonnummer datum Freddy.Evens@iv.vlaanderen.be 02 553 01 11 20 januari 2011 Betreft: Briefadvies over het Vlaams Jeugdbeleidsplan Mijnheer de minister, Tijdens haar vergadering van 17 december 2010 hechtte de Vlaamse Regering haar principiële goedkeuring aan het ontwerp van het Vlaams Jeugdbeleidsplan (hierna: vjbp ). Van de afdeling Jeugd van het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, ontving de Strategische Adviesraad internationaal Vlaanderen (hierna: de Raad ) een verzoek op 22 december 2010 om hierover een advies uit te brengen. Aangezien werd aangedrongen op een spoedig advies heeft de Raad dit ontwerp behandeld via een schriftelijke procedure. De Raad keurde onderhavig advies goed op 20 januari 2011. 1. Inleiding In dit advies zal de Raad zich hoofdzakelijk beperken tot een bespreking van de elementen uit het vjbp die raken aan het beleidsdomein internationaal Vlaanderen (Buitenlands beleid, Internationaal ondernemen, Ontwikkelingssamenwerking en Toerisme). Na het formuleren van enkele algemene opmerkingen betreffende het vjbp formuleert de Raad een aantal opmerkingen betreffende de strategische doelstellingen die specifiek verband houden met de vier genoemde beleidsvelden. 2. Algemene opmerkingen Het vjbp is een stap in de richting van een integraal en geïntegreerd jeugdbeleid. Echter, doordat het plan wordt uitgewerkt in vele strategische en operationele doelstellingen, lijkt het er op dat het Vlaams jeugdbeleid geen keuzes maakt, maar eerder een verzameling is van elk op zich waardevolle
aspiraties. De Raad erkent de wervende kracht die uitgaat van de hoge verwachtingen geformuleerd in de operationele doelstellingen. De Raad acht het echter wenselijk de prioriteiten duidelijker te stellen. Hoewel de Raad het positief vindt dat er afstemming is tussen de eigen bevoegdheden van de minister van Jeugd, vindt hij het een gemiste kans dat dit slechts in beperkte mate geldt voor de bevoegdheden van andere ministers. De tekst legt vaak de band met onderwijs en het gelijke kansenbeleid en een aantal beleidsaccenten uit de beleidsnota onderwijs krijgen hun vertaling in dit vjbp. De Raad vraagt echter ook aandacht voor verdere afstemming met andere beleidssectoren, in het bijzonder met het beleidsveld toerisme. (zie infra, 3.6.) Het vjbp geeft volgens de Raad terecht aan dat het jeugdbeleid raakt aan alle beleidsdomeinen en een doeltreffende coördinatie vereist. In de uitwerking van de operationele doelstellingen wordt telkens duidelijk aangegeven wie de initiatiefnemer, de betrokken beleidsvelden en de betrokken actoren zijn. Hierbij worden echter geen actoren van de federale overheid vermeld. Ook onder het vierde punt Samen beleid maken worden deze niet opgenomen. Zij kunnen natuurlijk niet geëngageerd worden door een Vlaams beleidsplan, maar misschien kan het beoogde Vlaams Huis van de Jeugd op dit terrein wel een doorverwijs- of bemiddelingsfunctie opnemen voor de diverse actoren uit de kinder- en jongerenwereld, want voor heel wat aspecten (sociale zaken, justitie, arbeid, ) vormen federale diensten ook een aanspreekpunt. Het vjbp formuleert ook een aantal verwachtingen ten aanzien van de lokale besturen, terwijl tevens een consultatie loopt over een interne staatshervorming. Dit wordt best op elkaar afgestemd en hierbij moet rekening gehouden worden met de financiële implicaties voor en mogelijkheden van de lokale besturen. De Raad is verheugd over de duidelijke band die wordt gelegd met (de coördinatie van) het Kinderrechtenverdrag 1 en het internationaal perspectief van het jeugdbeleid. De missie verwoord in het vjbp zou volgens de Raad aan zeggingskracht winnen door deze korter en actiever te formuleren: vb. Het Vlaams jeugdbeleid geeft alle kinderen en jongeren in Vlaanderen en Brussel maximale kansen om zich te ontplooien en deel uit te maken van een democratische, open en verdraagzame samenleving. De andere elementen die nu vervat zitten in de missie kunnen allen in de toelichting worden verwerkt. Hoewel het vjbp spreekt over een generatiebeleid, stelt de tekst dat dit vjbp slechts voor deze legislatuur van toepassing is. De Raad stelt zich de vraag of de uitvoering van het plan ook niet beter op langere termijn wordt bepaald, waardoor het zich beter zou inschrijven in o.m. de doorbraken en actieplannen van Vlaanderen in Actie (ViA) en het Pact 2020, of het EU-kader (EU-jeugdstrategie 2010-2018 2 ), waarnaar trouwens herhaaldelijk verwezen wordt. De formulering van de doelstellingen 2020 wordt terecht gekoppeld aan de thema s van de Europese jeugdstrategie 2010-2018. De Raad mist in de explicitering van deze thema s (p. 16-17) echter de aandacht voor de toegenomen mobiliteit en het internationale kader, die toch prominent in de 1 Verdrag inzake de rechten van het kind, opgemaakt te New York op 20 november 1989, Decr. Vl. Gem. 15 mei 1991, B.S. 13 juli 1991. 2 EUROPESE COMMISSIE, Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio s, Een EU-strategie voor jongeren Investeringen en empowerment. Een vernieuwde open coördinatiemethode om op de uitdagingen en kansen voor jongeren in te spelen, COM(2009)200, 27 april 2009. 2
missie werden ingeschreven en tevens duidelijk aan bod komen in de uitwerking van de strategische doelstellingen. Verder zou onder het luik educatie of jeugd en wereld het aspect van studeren in het buitenland, vreemde talenonderwijs of samen leren en leven met kinderen en jongeren uit andere landen en culturen kunnen worden opgenomen. Bij het onderdeel sociale inclusie verwijst men terecht naar de noden van maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren. Graag had de Raad hierbij een verwijzing gezien naar de definitie die bij strategische doelstelling 7 gegeven wordt. Indien de onderhandelingen over een staatshervorming leiden tot een overdracht van bevoegdheden zoals o.m. het jeugdsanctierecht, moet het vjbp in de toekomst hieraan worden aangepast. Deze opmerking m.b.t. de federale bevoegdheden sluit ook aan bij de derde algemene opmerking. Aan dit vjbp gaat een lange voorbereiding vooraf. De Raad vindt het positief dat bij dit wordingsproces veel tijd werd uitgetrokken voor consultatie en overleg met een veelheid van actoren. Hij betreurt echter dat op het einde van de rit aanvankelijk een spoedadviesprocedure, (later verlengd tot 20 januari 2011), werd gehanteerd voor de adviesverlening door de strategische adviesraden. Gelet op de tijdsperiode van het jaar doet dit afbreuk aan een grondige consultatie- en adviesverleningsprocedure. Een plan met dergelijke transversale ambities verdient een langduriger open adviesproces om tot stand te komen. 3. Opmerkingen bij de strategische (SD)- en operationele doelstellingen (OD) De Raad maakte bij het opstellen van dit advies gebruik van de overzichtsmatrix van de doelstellingen die de afdeling Jeugd bezorgde en concentreerde zich op de doelstellingen die werden toegewezen aan minister-president Peeters en minister Bourgeois. 3.1. OD 4.2. Geen opmerkingen van de Raad. 3.2. OD 7.1. Geen opmerkingen van de Raad. De Raad ondersteunt de optie dat hierbij bijzondere aandacht moet zijn voor de groep van niet begeleide minderjarigen. 3.3. OD 7.3. De Raad verwelkomt de formulering van een operationele doelstelling inzake programma s voor internationale mobiliteit. De bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen met het oog op hun actieve deelname hieraan is terecht, maar de formulering zou beter in algemene termen worden gesteld. De ambitie moet hoger gesteld, en gericht worden op een grotere participatie van alle Vlaamse kinderen en jongeren, waarbij dan bijzondere maatregelen kunnen voorzien worden om de participatie van kwetsbare groepen extra te ondersteunen. 3 Het vjbp heeft terecht aandacht voor de noden van kinderen en jongeren met een psychische of fysieke beperking om hun toe te laten te participeren aan de internationale mobiliteit. De 3 Internationale ervaring biedt ook meer kansen op de arbeidsmarkt. Zie VOKA, Studenten hebben meer internationale ervaring nodig, persbericht, 7 januari 2011. [http://www.voka.be/talent/nieuws/pages/studentenhebbenmeerinternationaleervaringnodig.aspx] 3
inspanningen voor Toerisme voor Allen van het steunpunt Vakantieparticipatie bij het agentschap Toerisme Vlaanderen resulteren in een toegenomen participatie. De Raad heeft in het verleden er reeds voor gepleit om deze inspanningen verder te zetten. 4 3.4. OD 14.3 De Raad heeft reeds herhaaldelijk in zijn adviezen aandacht gevraagd voor de agenda Waardig Werk. De agenda Waardig Werk heeft ook een belangrijke internationale component. Dit komt o.m. tot uiting in het handelsbeleid, maar ook in het kader van het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking en de strijd tegen kinderarbeid. De Raad is er voorstander van om in het kader van het debat over de betekenis van Waardig Werk voor jongeren ook aandacht te hebben voor het internationaal luik van dit thema. 3.5. OD 15.2 De Raad verwelkomt initiatieven om jongeren zo vroeg mogelijk te laten kennis maken met ondernemen en het bedrijfsleven. Brugprojecten als jonge onderneming, het EU-programma voor Levenslang Leren in het bijzonder het Leonardo da Vinci luik of het Europees initiatief rond vrijwilligerswerk bieden daartoe tal van mogelijkheden. De Raad pleit voor nog meer inspanningen om Vlaamse jongeren te stimuleren hieraan deel te nemen. Dit moet o.m. wat het EU-programma Levenslang Leren betreft zeker niet beperkt blijven tot pas afgestudeerden. Een (buitenlandse) werkervaring kan ook ingepast worden in het curriculum, zoals in verschillende buurlanden reeds gangbaar is. 3.6. SD 18 (OD 18.1, 18.2, 18.3 en 18.4) Momenteel wordt een nieuw strategisch plan toerisme in Vlaanderen uitgewerkt met als horizon 2020. De Raad bracht hierover reeds een advies uit. 5 Hij ondersteunt de aandacht die gaat naar de problematiek van jeugdverblijven, die o.m. kampen met het probleem van zonevreemdheid. Dergelijke problemen vereisen een beleidsdomeinoverschrijdende aanpak waarvoor het vjbp terecht pleit. De Raad pleit ervoor om bij OD 18.1 ook Toerisme bij de beleidsvelden op te nemen. Onder OD 18.2 mag men de problematiek van de jeugdverblijfcentra niet beperken tot de ontsluiting ervan. Het agentschap Toerisme Vlaanderen wordt best als een actor, die trouwens zelf ook jeugdverblijfcentra in beheer heeft, hierbij betrokken zowel voor OD 18.2 als 18.3., maar zeker ook voor OD 18.4. De Raad formuleert wel een bedenking bij het 4 de punt onder OD 18.4. Hij vraagt zich af of het ondersteunen van het openstellen van jeugdverblijfplaatsen, die door private personen zijn aangekocht in de Ardennen, wel als een taak voor de Vlaamse overheid moet worden beschouwd. 4 SARIV, Bijdrage tot het strategisch beleidsplan voor het toerisme in Vlaanderen en de hervorming van Toerisme Vlaanderen, Advies 2010/10, 2 juli 2010, p. 53; In zijn advies over Toerisme voor Allen, stond de Raad ook stil bij de nieuwe classificatienormen voor jeugdverblijven. Zie voor meer info SARiV, Briefadvies over het ontwerp van besluit tot wijziging van de regelgeving van het decreet Toerisme voor Allen, Advies 2008/2, 30 januari 2008. 5 SARiV, o.c., advies 2010/10. 4
4. Conclusies De Raad kan zich in grote mate terugvinden in de voorstellen vervat in het vjbp voor wat de beleidsvelden betreft waarvoor hij advies moet uitbrengen. Hij vraagt in het bijzonder aandacht voor de internationale component van bepaalde strategische of operationele doelstellingen. Ten slotte pleit hij er voor om de strategische doelstelling 18 goed af te stemmen met de sector toerisme, in het bijzonder met het agentschap Toerisme Vlaanderen. Hoogachtend, Prof. Dr. Jan Wouters Voorzitter SARiV Freddy Evens Secretaris SARiV 5