wat komt aan de orde Ecologische effecten van verondieping van zandwinputten in het Gooimeer Symposium Diepe plassen Amersfoort, 11 september 2008 Mike van der Linden enkele inleidende opmerkingen diepe putten: natuurwaarden effecten van baggerspecie-berging mogelijkheden om specie te bergen én natuurwaarden te ontzien (half-)geïsoleerde diepe put: in het land categorieën diepe putten dieptekaart Gooimeer met 2 putten en de ligging van het Natura 2000-gebied put Huizen open diepe put: in het water put Naarden kenmerken van open diepe putten aalscholver diepe putten onderscheiden zich door diepte-gerelateerde fysische en fysischchemische morfologie fuut minder en ander licht op grotere diepte want
visdief 0 grote zaagbek geen opwerveling van slib absorptie van bepaalde golflengten: verandering van spectrale samenstelling diepte (m) 10 20 vermindering van lichtintensiteit 30 40 lichtintensiteit en diepte 0 % 100% lichtintensiteit in % van die aan oppervlak x want nonnetje 1 brilduiker stratificatie: scheiding van waterlagen zelfs niet bij zware storm epilimnion factoren: strijk- en golflengte golflengte bij windkracht 9 en strijklengte lt (bron: Nortier en De Koning, 1996) 2 diepte tot waar waterbeweging reikt = ½ golflengte metalimnion hypolimnion of spronglaag krakeend slobeend in zomer: in herfst/winter: geen uitwisseling tussen de lagen opheffing scheiding slib- en nutriëntenval verlaging zuurstofgehalte in hele waterkolom zuurstofarmoede/-loosheid en eutrofiëring in hele waterkolom constante, lage temperatuur in hypolimnion
morfologie morfologie tafeleend randen: meer erosie, minder slib kuifeend wanden: een verticale component, met reliëf in de put zelf in de put zelf smient grauwe gans slib- en nutriëntenval relatief goed doorzicht goede nutrientenhuishouding in warme seizoen tijdelijke zuurstofarmoede na menging tijdelijke eutrofiëring na menging en overwinteringsbiotoop voor jonge en kleine vissen migratie- en vluchtmogelijkheden voor vissen en ongewervelden langs wanden goede vestigingsmogelijkheden planten en sessiele dieren bij rand (< 4-6m) weinig autotrofe planten dieper dan 5 m kleine zwaan slib- en nutriëntenval, waardoor tot op 3 km: minder (snelle) verslibbing van de bodem beter doorzicht rondom de put beschermde soorten gunstige omstandigheden voor ongewervelden en jonge vissen, dus hoge concentraties gunstige omstandigheden voor visjagers (diepte, zicht), ook voor planteneters dus hogere concentraties foeragerende soorten in zomer en in vooral in winter
beschermde soorten Concentraties rond een diepe put maximale aantallen maart-april 2003 put als % van soort Flevoput IJsselmeer IJsselmeer effecten van specieberging aalscholver 2212 11914 19 fuut 283 1558 18 grote zaagbek 50 407 12 middelste zaagbek 38 144 26 bron: Van Rijn et al., 2004 tijdelijke effecten tijdelijke effecten auditieve en visuele verstoring door werkzaamheden (vervoer, stort) tijdelijk, maar vaak wel gedurende lange tijd niet alleen put-gebonden soorten 48 db(a) Soort verstoring maximale afstand (in m) door aalscholver 150 wandelaars fuut 300 scheepvaart nonnetje 100 watersport algemeen smient 100 motorboot/watersport krakeend 300 motorboot slobeend 200 zeilboot tafeleend 300 zeilboot kuifeend 400 zeilboot grote zaagbek 300 scheepvaart meerkoet 100 scheepvaart kleine zwaan 250 motorboot bron: Waardenburg 2004 en Vogelbescherming 2004 tijdelijke effecten permanente effecten van opvullen van diepe putten auditieve en visuele verstoring zwevend stof en dus doorzicht eutrofiëring tijdens stort bodemtextuur (slibbig) verdwijnen van slibval meer opwerveling van bodemdeeltjes / slib dus vertroebeling boven en rondom de put fosfaatprobleem, afhankelijk van de speciekwaliteit en
permanente effecten van opvullen van diepe putten verondiepen van diepe putten dus: niet opvullen biotopen verdwijnen uit het aquatisch systeem die alleen in de put voorkomen soorten verdwijnen die direct dan wel indirect (voedselketen) aan de biotopen geboden zijn dus: vernietiging van een waardevol ecosysteem en van een waardevolle ecologische functie maar hoogstens verondiepen! met als uitgangspunt: de ecologisch relevante kenmerken van diepe putten voor natuurwaarden en ecosysteem effecten dan veel kleiner, zelfs minimaal verondiepen van diepe putten wat betekent verondiepen op deze manier? behoud van kleinere put van min. 12 m diep en afdoende omvang bodem buiten put op zo n hoogte dat ook bij zware storm geen opwerveling optreedt zoveel mogelijk behoud van bestaande wanden met hun reliëf deklaag van geschikt materiaal en omvang (tijdelijke) effecten via externe werking niet alleen aanwezige exemplaren, maar ook (supra-)regionale populaties via jongen en broedende vogels in de nabijheid via winter-voorbereiding op broedseizoen in Siberië effecten-cumulatie conclusies door verstorende factoren buiten zandwinput scheepvaart en watersport veranderingen in waterhuishouding voor diepe putten in grote watersystemen geldt t.a.v de aanwezige natuurwaarden dat tijdelijke effecten aanzienlijk kunnen zijn negatieve effecten van opvulling van diepe putten op de natuurwaarden zeer groot zijn effecten van verondieping van diepe putten (zeer) beperkt kunnen zijn
aanbevelingen neem de ecologisch relevante kenmerken van diepe putten als uitgangspunt: aanbevelingen actuele put-contouren contouren geborgen specie gevariëerde diepteligging i.v.m. stratificatie, slibval, opwerveling wandhoogte, -lengte en reliëf behouden of creëren, i.v.m. niches voor soorten centrale berg tongvorm aanbevelingen afdekmateriaal uit omgeving toepassen dit biedt mogelijkheid tot uitbreiding putmilieus: zandwinput en kleinere putten bij Naarden dieptekaart van een zandwinput (put bij Huizen; RWS) dwarsdoorsnede van een zandwinput (put bij Huizen, noord zuid ) 1 0-1 -2-3 -4-5 -6-7 -8-9 -10-11 -12-13 -14-15 -16-17 -18-19 -20 480600 480800 481000 481200 481400 481600
-20 dwarsdoorsnede van een zandwinput (put bij Huizen, noord zuid ) -10 0 480600 480800 481000 481200 481400 481600 1 0-1 -2-3 -4-5 -6-7 -8-9 -10-11 -12-13 -14-15 -16-17 -18-19 -20 480600 480800 481000 481200 481400 481600