Omgevingsvergunning UV

Vergelijkbare documenten
Ontwerp omgevingsvergunning UV

Ontwerp besluit UV

Ontwerp omgevingsvergunning UV

Ontwerp omgevingsvergunning UV

Ontwerp omgevingsvergunning 2 e fase U

Omgevingsvergunning UV

OMGEVINGSVERGUNNING VOORBLAD

Omgevingsvergunning OV

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

Omgevingsvergunning OV

Sector Klantcontactcentrum. Ons kenmerk Behandeld door de heer W. van Pijkeren OMGEVINGSVERGUNNING

ONTWERP Omgevingsvergunning UV 23675

Besluit Omgevingsvergunning

Beschikking Wet milieubeheer

Omgevingsvergunning UV/

Pagina 1 van 49 Registratienummer: Z / D

Beschikking maatwerkvoorschriften

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning.

Pagina 1 van 50 Registratienummer: Z / D

Omgevingsvergunning uitgebreide procedure WBD

Maatwerkvoorschriften

MAATMERKVOORSCHRIFT WET MILIEUBEHEER

De Pirk BV. Greutelseweg 51. Ontwerp omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de volgende bijlagen deel uitmaken van de vergunning:

het oprichten van een appartementengebouw Onyxdijk 167 te Roosendaal

Omgevingsvergunning UV/

OMGEVINGSVERGUNNING Datum: 11 november 2014

Overige bijgevoegde documenten Onlosmakelijk onderdeel van deze vergunning zijn de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte stukken.

De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de volgende bijlagen deel uitmaken van de vergunning:

Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling

Gelet op hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn wij bevoegd om op deze aanvraag te beslissen.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de volgende bijlagen deel uitmaken van de vergunning:

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING nr

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

Omgevingsvergunning UV 25091

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Zaak: Dossier: OV17205 Documentnummer: BV. Omgevingsvergunning

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking. Besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Achtkarspelen op de aanvraag van:

BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING VERLENEN

Omgevingsvergunning. Bijgevoegde documenten De volgende bij het besluit behorende gewaarmerkte documenten worden digitaal nagezonden:

OMGEVINGSVERGUNNING. GemHG/UIT/48430 Zaaknummer: O 2017/169 Bagid.:

De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de volgende bijlagen deel uitmaken van de vergunning:

Zaak: Dossier: OV16158 Documentnummer: BV. Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

* *

* *

OMGEVINGSVERGUNNING (UITGEBREID)

Omgevingsvergunning uitgebreide procedure 8241

Omgevingsvergunning UV

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Ontwerp Omgevingsvergunning

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING LET OP! Dit is nog geen omgevingsvergunning. Hiermee kunt u nog niet starten met de werkzaamheden.

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

Ontwerp omgevingsvergunning UV

Omgevingsvergunning OV

Aan de heer A.L.C. van Tichelt Noorderweide HE SPRUNDEL. Rucphen, Ontwerp omgevingsvergunning. Geachte heer Van Tichelt,

* *

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Pagina 1 van 51 Registratienummer: Z / D

(ONTWERP) OMGEVINGSVERGUNNING

Ontwerp Omgevingsvergunning UV

* *

(ontwerp) MAATWERKBESLUIT. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

De intrekking heeft betrekking op 203 schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg (B1).

Leges: bouwactiviteiten : 6.291,00 buitenplanse afwijking (bouw/aanleg) Wabo art 2.12 lid 1 onder a 3o : 4.917,00

* *

Waternet Groengas-installatie p/a Rho adviseurs voor leefruimte t.a.v de heer S. van Vessem Delftseplein 27b 3013AA Rotterdam

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

* *

Zaak: Dossier: OV17148 Documentnummer: BV. Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor de activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V.

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Onderwerp Datum

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

* * * *

Overige bijgevoegde documenten Onlosmakelijk onderdeel van deze vergunning zijn de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte stukken.

GECORRIGEERD EXEMPLAAR OMGEVINGSVERGUNNING. GemHG/UIT/48301 Zaaknummer: O 2017/131

Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.10 Wabo. De volgende activiteiten zijn beoordeeld aan:

* *

OMGEVINGSVERGUNNING (Ontwerp)

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

* *

(REGULIER) Burgemeester en wethouders besluiten de gevraagde vergunning te verlenen voor de volgende activiteit: Bouwen

Overige bijgevoegde documenten Onlosmakelijk onderdeel van deze vergunning zijn de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte stukken.

en met toepassing van artikel 3.3 lid 3 van de Wabo de aanhoudingsplicht van artikel 3.3 van de Wabo te doorbreken.

Voorschriften en overwegingen

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

- het (ver)bouwen van een bouwwerk. - het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met bestemmingsplan.

Beschikking OMGEVINGSVERGUNNING. verleend aan. Suiker Unie Vierverlaten. ten behoeve van de activiteit bouwen en mliieuneutraal veranderen

* *

De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de volgende bijlagen deel uitmaken van de vergunning:

Omgevingsvergunning OV

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor het milieuneutraal veranderen. Sappi Maastricht B.V.

Transcriptie:

Omgevingsvergunning UV 20130021 Aanvraag Op 15 februari 2013 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het veranderen van een pluimveehouderij op het adres Karissteeg 4 te Nederweert. De aanvraag is geregistreerd onder nummer UV 20130021. We hebben aanvullende gegevens ontvangen op 1 november 2013, 13 januari 2014 en 16 januari 2014. De volgende stukken maken onderdeel uit van de aanvraag: - Aanvraagformulier, aanvraagnummer 732329, ingekomen 15 februari 2013; - Machtiging, ingekomen 15 februari 2013; - Onderzoek brandscheiding tussen pluimveestallen en mestloods, kenmerk 4060/N02 d.d. 21 december 2012, ingekomen 15 februari 2013; - Bijlage aanvraag omgevingsvergunning, wijzigingsdatum 16 januari 2014, ingekomen 16 januari 2014; - Akoestisch onderzoek industrielawaai, rapportnr. 213-NKa4-il-v2 d.d. 13 januari 2014, ingekomen 13 januari 2014; - Wageningen rapport 657: Emissies uit een vleeskuikenstal met strooiselbeluchting en warmtewisselaar Meetprogramma Integraal Duurzame Stallen, d.d. juni 2013, ingekomen 1 november 2013; - Ontvangstbevestiging Natuurbeschermingswet aanvraag, d.d. 20 juni 2011, ingekomen 1 november 2013; - Tekening werk nummer 4425-11, wijzigingsdatum 9 januari 2014 versie 6, ingekomen op 13 januari 2014; - Begeleidend schrijven aanvullende gegevens, kenmerk VL20130069 d.d. 1 november 2013, ingekomen 1 november 2013; Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: - Het plaatsen van warmtewisselaars op de stallen 3, 4 en 5; - Stal 3 wordt uitgevoerd met 3 volièrestellingen in plaats van 4 volièrestellingen; - De ventilatoren ten behoeve van de droogtunnel zijn verplaatst naar de eindgevel van de stallen 3, 4 en 5; - Voor stal 5 is één ventilator ten behoeve van de droogtunnel bijgeplaatst; - De droogtunnel bestaat uit 4 lagen geperforeerde metalen platen in plaats van 6 lagen; - De indeling van een gedeelte van gebouw 2 wordt gewijzigd; - Tussen gebouw 2 en 3 wordt een tussenlid geplaatst; - De noodstroom aggregaat wordt verplaatst; - In de luchtkanalen van de stallen 3, 4 en 5 zijn waterschermen d.m.v. sprinklers geplaatst ter vervanging van de eerder vergunde brandkleppen. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven omgevingsaspecten: - Het oprichten, veranderen, of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting (artikel 2.1, lid 1 e Wabo); - Het (ver)bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1 lid 1 a Wabo). Als één of meer van bovengenoemde aspecten voorkomen, moet daarnaast beoordeeld worden of een aantal toestemmingsstelsels kan worden aangehaakt. Of daadwerkelijk moet worden aangehaakt, volgt niet uit de Wabo, maar uit de desbetreffende wet. De volgende stelsels zijn aangehaakt: - Natuurbeschermingswet 1

Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle relevante aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. Ontvankelijkheid Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. De aanvrager is hierop in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te leveren. We hebben de aanvullende gegevens ontvangen. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag alsmede de latere aanvulling daarop voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen. Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (uitgebreide procedure). Activiteitenbesluit milieubeheer Op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt onderhavige inrichting met ingang van 1 januari 2013 aangemerkt als een type C inrichting. Advies In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag niet ter advies doorgezonden omdat we op 2 februari 2012 een brief hebben ontvangen van het Waterschap Peel en Maasvallei waarin vermeld staat dat: wanneer er vanuit de inrichting of gpbv-installatie andere afvalwaterstromen dan proceswater op het rioleringsstelsel worden geloosd, hoeft u ons hierover niet meer om advies te vragen. In die gevallen kunt u aansluiting zoeken bij de in het Activiteitenbesluit voor dit type lozingen opgenomen voorschriften. De aanvraag is derhalve niet doorgestuurd naar het Waterschap omdat het hier enkel het lozen van bedrijfsafvalwater van huishoudelijke aard, hemelwater en spoelwater van de ontijzeringsinstallatie op de riolering betreft. Deze activiteiten vallen onder de werking van het Activiteitenbesluit. Verklaring van geen bedenkingen Op grond van artikel 2.27 Wabo wijst het Bor of een bijzondere wet categorieën van gevallen aan waarvoor geldt dat een omgevingsvergunning niet wordt verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Omdat het hier een geval betreft als vermeld in de Natuurbeschermingswet 1998, wordt de omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Op 8 juni 2011 heeft de Provincie Limburg een Natuurbeschermingswet vergunning aanvraag ontvangen. Deze aanvraag is door de provincie voorafgaand aan deze procedure ontvangen. Er is derhalve geen verklaring van geen bedenkingen nodig. Overwegingen De aanvraag is beoordeeld aan de artikelen van de Wabo. Voorts is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht. Gebleken is dat de aanvraag voldoet en daarom verlenen wij de gevraagde omgevingsvergunning. In de bijlage zijn de nadere inhoudelijke overwegingen opgenomen. 2

Ter inzage legging Van 7 maart 2014 tot en met 17 april 2014 heeft een ontwerp van deze beschikking ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Besluit Burgemeester en wethouders besluiten, gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bovenstaande overwegingen de omgevingsvergunning te verlenen. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken deel uitmaken van de vergunning en onder de in bijlage opgenomen voorschriften. De omgevingsvergunning wordt verleend voor de volgende activiteiten: - Het oprichten, veranderen, of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting (artikel 2.1, lid 1 e Wabo); - Het (ver)bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1 lid 1 a Wabo). Beroepsclausule Tegen het besluit kan binnen zes weken na ter inzage legging beroep worden aangetekend. Het beroepsschrift moet in tweevoud worden ingediend bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Roermond. De beschikking treedt in werking nadat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken. Het indienen van een beroepschrift schorst de werking van het besluit niet. Hebben u of derde belanghebbenden er veel belang bij dat dit besluit niet in werking treedt, dan kan een voorlopige voorziening worden gevraagd bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Roermond. U kunt ook digitaal beroep instellen of voorlopige voorziening vragen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Wanneer een voorlopige voorziening wordt aangevraagd treedt de beschikking pas in werking nadat hierover een beslissing is genomen. Voor meer informatie over deze clausule verwijzen wij u naar de bijlage. Nederweert, 8 mei 2014 Burgemeester en wethouders van Nederweert, Namens dezen, Afdeling Dienstverlening, H. Laveaux Bijlagen: - Overwegingen en voorschriften 3

Inhoudsopgave 1 Overwegingen... 2 1.1 Het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting.... 2 1.2 Het (ver)bouwen van een bouwwerk... 10 2 Voorschriften... 11 2.1 Het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting.... 11 2.1.1 algemeen... 11 2.1.2 geluid... 11 2.1.3 nazorg... 13 2.2 Het (ver)bouwen van een bouwwerk... 14 1

1 Overwegingen Aan het besluit liggen de volgende inhoudelijke overwegingen ten grondslag: 1.1 Het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting. A. AANGEVRAAGDE MILIEUSITUATIE. De totale veebezetting welke aangevraagd wordt is aangegeven in tabel 1. Tabel 1: aangevraagde veebezetting Stal Dieren per categorie (Rav code) Aantal Dieren NH 3 Factor NH 3 Totaal OU E / dier OU E totaal Fijn stof (PM 10 ) (g/dier) 5 Fijn stof (PM 10 ) totaal (kg) 3 Opfokhennen (E1.8.2.) 1 53.800 0,030 1.614,0 0,18 9.684,0 10,14 545,5 Warmtewisselaar (E7.7) 2 53.800 - - - - - - 4 Opfokhennen (E1.8.2.) 1 77.800 0,030 2.334,0 0,18 14.004,0 10,04 781,1 Warmtewisselaar (E7.7) 2 77.800 - - - - - - 5 Opfokhennen (E1.8.2.) 1 89.700 0,030 2.691,0 0,18 16.146,0 9,95 892,5 Warmtewisselaar (E7.7) 2 89.700 - - - - - - ML 3 Nageschakelde techniek 221.30 (E 6.4.2) 4 0 0,001 221,3 0 0,0 - - Totaal 6.860,3 39.834,0 2.219,1 1 Diercategorie opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken volièrehuisvesting 65 70% van de leefruimte is rooster, met daaronder een mestband met 0,3 m 3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (BWL 2005.03.V1); 2 Additionele technieken voor emissiereductie van fijn stof warmtewisselaar; 13% emissiereductie fijn stof (BWL 2012.03); 3 Mestloods; 4 Additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag droogtunneldroogtunnel met geperforeerde metalen platen (BWL 2007.09.V2); 5 De uitgaande lucht wordt deels door de warmtewisselaars geleid en deels door de droogtunnel. De fijn stof reductie mag niet één op één opgeteld worden. In bijlage 10 van de aanvraag is berekend hoe aan de fijn stof emissies per dier gekomen is. Activiteitenbesluit milieubeheer Het activiteitenbesluit en de bijbehorende ministeriële regeling bevatten algemene regels die rechtstreeks van toepassing kunnen zijn op de aangevraagde activiteiten. Omdat dit besluit en deze regeling een rechtstreekse werking hebben, zijn hiervoor geen voorschriften in de vergunning opgenomen. In het Activiteitenbesluit zijn in de hoofdstukken 2 en 3 activiteiten vermeld die ook van toepassing zijn op type C bedrijven. Wij willen u erop wijzen dat deze (relevante) activiteit(en) volgens het Activiteitenbesluit moet(en) plaatsvinden overeenkomstig de voorschriften uit dat Besluit en de daarop gebaseerde ministeriële regeling. Vanwege de rechtstreekse werking van dit besluit en de bijbehorende ministeriële regeling kunnen in de vergunning geen voorschriften worden opgenomen die betrekking hebben op de daarin geregelde activiteiten en aspecten, tenzij dit besluit of bijbehorende regeling de mogelijkheid biedt tot het stellen van maatwerkvoorschriften. Tevens is hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen van het Activiteitenbesluit rechtstreeks van toepassing. 2

B. VERGUNDE MILIEUSITUATIE. Voor de inrichting is op 15 mei 2012 een Wabo vergunning verleend. De vergunningsituatie heeft betrekking op de volgende veebezetting. Tabel 2: vigerende veebezetting Stal Dieren per categorie (Rav code) Aantal Dieren NH 3 Factor NH 3 Totaal OU E / dier OU E totaal Fijn stof (PM 10 ) (g/dier) Fijn stof (PM 10 ) totaal (kg) 3 Opfokhennen (E 1.8.2.) 1 53.800 0,030 1.614,0 0,18 9.684,0 23 1.237,4 4 Opfokhennen (E 1.8.2.) 1 77.800 0,030 2.334,0 0,18 14.004,0 23 1.789,4 5 Opfokhennen (E 1.8.2.) 1 89.700 0,030 2.691,0 0,18 16.146,0 23 2.063,1 ML 2 Nageschakelde techniek 221.30 (E 6.4.2) 3 0 0,001 221,3 0 0,0 55% reductie -2.799,4 Totaal 6.860,3 39.834,0 2.290,5 1 Diercategorie opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken volièrehuisvesting 65 70% van de leefruimte is rooster, met daaronder een mestband met 0,3 m 3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (BWL 2005.03.V1); 2 Mestloods; 3 Additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag droogtunneldroogtunnel met geperforeerde metalen platen (BWL 2007.09.V2). De Wabo vergunning is rechtsgeldig voor bovengenoemde veebezetting. C. TOETSING AAN MILIEUCRITERIA. C. 1. Toetsing aan de Wet geurhinder en veehouderij Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. De geurhinder van dierenverblijven van een veehouderij moet worden getoetst volgens de methode zoals aangegeven in deze wet en de gelijknamige regeling. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de ligging van geurgevoelige objecten binnen of buiten de bebouwde kom én binnen of buiten concentratiegebieden. De geurbelasting van een inrichting is o.a. afhankelijk van het aantal en soort dieren dat binnen de inrichting aanwezig is. De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is gepubliceerd op 18 december 2006 en hierna nog enkele malen gewijzigd. In de Rgv is per diercategorie een geuremissiefactor vastgesteld. De geurbelasting dient te worden berekend met het hiervoor ontworpen programma V-stacks vergunningen. Voor diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, gelden minimaal aan te houden afstanden. Geurnormen De gemeente Nederweert is gelegen in concentratiegebied Zuid zoals bedoeld in bijlage I van de Meststoffenwet. Derhalve geldt op grond van artikel 3, lid 1 van de Wgv een normstelling van 3,0 OU E /m 3 voor woningen en andere geurgevoelige objecten die zijn gelegen binnen de bebouwde kom en een normstelling van 14,0 OU E /m 3 voor woningen en andere geurgevoelige objecten die zijn gelegen buiten de bebouwde kom. De nabij gelegen woningen en geurgevoelige objecten zijn gelegen buiten de bebouwde kom. Bij gemeentelijke verordening kunnen gemeenten afwijken van de wettelijke normen (art. 6, lid 1 Wgv). Op 22 april 2008 heeft de gemeenteraad een dergelijke verordening vastgesteld. Deze verordening is op 8 mei 2008 gepubliceerd en op 9 mei 2008 in werking getreden. Dit met uitzondering van de norm voor het bedrijventerrein Ketelaarsweg. Hiervoor heeft de raad op 27 mei 2009 besloten de norm van 14,0 OU E /m 3 vast te stellen. Op 26 juni 2009 is door de gemeenteraad een aanvulling op de verordening vastgesteld. Deze aanvulling is op 2 juli 2009 gepubliceerd en op 3 juli 2009 in werking getreden. 3

Op de bij de gemeentelijke verordening behorende kaart is aangegeven welke geurnormen gelden voor de betreffende gebieden. In afwijking van de wettelijk vastgestelde normen, zijn de volgende normen vastgesteld. - Voor de op de kaart aangegeven uitbreidingsgebieden: 8 OU E /m 3. - Voor gronden waar binnen de vigerende bestemmingsplannen een binnenplanse vrijstelling of wijzigingsbevoegdheid richting een geurgevoelige bestemming is opgenomen: 8 OU E /m 3. - Voor het bedrijventerrein Pannenweg (bestaand en in ontwikkeling zijnde): 8 OU E /m 3. Afstanden tot woningen bij veehouderijen Deze waarden gelden ingevolge artikel 3, lid 2 van de Wgv niet voor een woning bij een andere veehouderij. De afstand tot dergelijke bedrijfswoningen moet tenminste 50 meter bedragen buiten de bebouwde kom en moet tenminste 100 meter bedragen binnen de bebouwde kom. Bij gemeentelijke verordening van 22 april 2008 is afgeweken van deze afstandseisen (art. 6, lid 2 Wgv). In afwijking van de wettelijk vereiste afstand bedraagt de vereiste afstand tot bestaande (tweede bedrijfs) woningen bij melkveehouderijen en paardenhouderijen 25 meter. Het emissiepunt van nieuwe stallen mag niet binnen een afstand van 50 meter gerealiseerd worden en bestaande stallen mogen niet uitbreiden richting een woning binnen 50 meter. Bij het bepalen of een woning als bestaand aangemerkt kan worden, geldt dat de bouwvergunning uiterlijk op 22 april 2008 moet zijn verleend. Bij de aanvulling op de gemeentelijke verordening van 26 juni 2009 is bepaald dat geurgevoelige objecten die in gebruik zijn genomen als burgerwoning en die zijn afgesplitst van een nog in werking zijnde veehouderij voor wat betreft de beoordeling in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij worden gelijkgeschakeld met agrarische bedrijfswoningen. Afstanden tussen de gevels Ingevolge artikel 5, lid 1 moet de afstand van de buitenzijde van een dierenverblijf tot de buitenzijde van een geurgevoelig object binnen en buiten de bebouwde kom respectievelijk 50 en 25 meter bedragen. Bij de aanvraag is een berekening gevoegd van de geuremissie (bijlage 4). Met behulp van het programma V-stacks vergunning, versie 2010, is een berekening gemaakt van de geurbelasting op de in de directe omgeving gelegen geurgevoelige objecten. De uitkomsten hiervan zijn weergegeven in de volgende tabel: Tabel 3: Omgevingscategorieën met geurbelasting en gewenste en werkelijke afstanden geurgevoelig object bebouwde kom (voormalig) onderdeel andere geurnorm Wgv / geurverordening geurbelasting aanvraag (ou E /m 3 ) 1 veehouderij (ou E /m 3 ) Karissteeg 1 nee nee 14,0 10,0 Karissteeg 1a nee nee 14,0 11,0 Karissteeg 2a nee nee 14,0 6,1 Karissteeg 3 nee nee 14,0 6,9 Karissteeg 4a nee nee 14,0 10,2 Peelsteeg 3 nee nee 14,0 5,5 Kleine Steeg 5 nee nee 14,0 5,1 Bloemerstraat 7 nee nee 14,0 5,1 Bloemerstraat 5 nee nee 14,0 4,7 Bloemerstraat 3 nee nee 14,0 3,1 Bloemerstraat 1c nee nee 14,0 2,4 Hoge Notte 1 Ja nee 3,0 0,2 Achtkant 67 Ja nee 3,0 0,2 Strateris 42 nee nee 8,0 0,4 Strateris 40 nee nee 8,0 0,3 1 In de tabel is de worst case belasting vermeld. Dit kan of de belasting uit de berekening één emissiepunt of emissiepunt per stal i.c.m. mestloods zijn. Conclusie Voor alle woningen wordt voldaan aan de geurnorm en de afstandseisen. Aan de bepalingen van de Wet geurhinder en veehouderij wordt voldaan. 4

C. 2. Wet ammoniak en veehouderij Op 8 mei 2002 is de Wet ammoniak en veehouderij in werking getreden. Ingevolge de Wet van 17 februari 2007, houdende wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij richt de wet zich op de bescherming van zeer kwetsbare gebieden. Zeer kwetsbare gebieden moeten worden aangewezen door de provincies. Binnen deze gebieden en de zones van 250 meter rond deze gebieden wordt uitgegaan van een emissie-standstill. De inrichting is gelegen op een afstand van circa 2.250 meter van het meest nabij gelegen zeer kwetsbare vogelrichtlijngebied Weerter- en Budelerbergen en Ringselven en circa 4.750 meter van het meest nabij gelegen zeer kwetsbare habitatgebied Sarsven en De Banen. Er geldt derhalve geen emissie-standstill verplichting voor de inrichting. C.3. Best beschikbare technieken (BBT) Er vindt geen wijziging plaats ten opzichte van de huisvesting van de dieren. Voor de warmtewisselaars die bijgeplaatst worden (3 stuks) is er geen BBT systeem dus deze voldoen individueel. C.4. IPPC Richtlijn Er vindt geen wijziging ten opzichte van de vigerende vergunning plaats met betrekking tot de IPPC Richtlijn. C.5. Besluit milieu-effectrapportage De Europese MER-richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit MER). Het Besluit MER bepaalt dat er een directe verplichting tot het opstellen van een milieu-effectrapportage (bijlage C) of een mer-beoordelingsplicht (bijlage D) bestaat bij het oprichten, wijzigen of uitbreiden van installaties met meer dan. Er vindt geen uitbreiding met dieren plaats. Het Besluit MER is niet van toepassing. In de aangevraagde situatie is er sprake van een gelijkblijvend aantal te houden dieren. De ammoniak- en geuremissie vanuit de inrichting blijft als gevolg van de gevraagde verandering gelijk. Wel is sprake van een afname in fijn stofemissie. Aan de geldende wet- en regelgeving wordt voldaan (zie de overwegingen verderop in deze overweging). Door het toepassen van vergaande technieken wordt bewerkstelligd dat de inrichting in zijn geheel voldoet aan BBT. Voor geluid wordt aan de richtwaarde voor het landelijk gebied voldaan. De uitbreiding vindt plaats binnen het huidige bouwblok. Er zijn geen planologische aspecten die de gevraagde uitbreiding in de weg staan. In de directe omgeving zijn, gelet op bovenstaande overwegingen, geen belangrijke nadelige gevolgen te verwachten. De activiteit heeft geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Bij deze beoordeling is rekening gehouden met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling aangegeven criteria die betrekking hebben op: 1. de kenmerken van de activiteit én de samenhang met de andere activiteiten ter plaatse; 2. de plaats waar de activiteit plaatsvindt; 3. de kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die de activiteit kan hebben. Deze beoordeling geeft geen aanleiding een mer-beoordelingsprocedure te volgen. C.6. Toetsing directe ammoniakschade Directe ammoniakschade is de schade die ammoniak uit kippen- en varkensstallen kan veroorzaken aan gewassen die verbouwd worden nabij een stal. In het Activiteitenbesluit worden geen voorschriften gesteld aan directe ammoniakschade omdat ammoniakschade wordt gezien als bedrijfsschade en niet meer als milieuschade. Aan de vergunning worden derhalve ook geen voorschriften gesteld aan directe ammoniakschade. C.7. Toetsing aan overige milieucriteria Algemeen De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. Hierna wordt aangegeven hoe de aanvraag zich tot het toetsingskader verhoudt. Wij beperken ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed kunnen zijn. 5

Afvalstoffen Er vindt geen wijziging plaats in de aard en omvang van de afvalstoffen. Afvalwater Er vindt geen wijziging plaats in de aard en omvang van het afvalwater. Bodem Er vindt geen wijziging plaats in de aard, omvang en opslag van bodembedreigende activiteiten. Energiegebruik Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag is rekening gehouden met aspect zuinig omgaan met energie. Deze inrichting behoort niet tot een brancheorganisatie waarmee een Meerjarenafspraak (MJA) energie-efficiency is afgesloten. De voorschriften met betrekking tot energie zijn gebaseerd op de circulaire Energie in de milieuvergunning (bron: Ministerie van VROM/ministerie van EZ) en het informatieblad Veehouderijen t.b.v. energie in de milieuvergunning voor niet-mja inrichtingen. (Infomil, december 1997). In verband met de aanwezigheid van een kadaverkoeling is ook het informatieblad Faciliteiten (Infomil oktober 1999) van belang. Op grond van de circulaire moet het energieverbruik als een relevant milieu-aspect van de inrichting worden aangemerkt als het jaarlijkse verbruik hoger is dan 25.000 m 3 aardgas, respectievelijk 23 m 3 propaangas en 50.000 kwh aan elektriciteit. Het energieverbruik bedraagt volgens de aanvraag circa 40 m 3 aardgas en 430.000 kwh elektriciteit per jaar. Het energieverbruik is daarom een relevante milieu-aspect. Ten opzichte van de huidige vergunde situatie is dit een toename van 10.000 kwh en een afname van 35 m 3 aardgas per jaar. In de vigerende vergunning zijn reeds voorschriften opgenomen met betrekking tot energie. Hierdoor kan onnodig energieverbruik adequaat worden voorkomen. Geluid De inrichting is gelegen in het buitengebied en kan gezien de omgeving omschreven worden als een landelijke omgeving. Voor een dergelijke omgeving geldt op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunning (21 oktober 1998) de richtwaarde voor een landelijke omgeving, te weten 40 db(a) als etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (L Ar,LT ). Ingevolge de handreiking mag het maximale geluidniveau (L Amax ) bij voorkeur niet groter zijn dan 10 db(a) boven de richtwaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Indien redelijkerwijs geen maatregelen kunnen worden getroffen, mag echter een maximaal geluidniveau van 70 db(a) als etmaalwaarde worden toegestaan. Bij de aanvraag is een akoestisch rapport met rapportnummer 213-NKa4-il-v2 gevoegd. In dit rapport is de geluidbelasting van de inrichting getoetst aan de genoemde richtwaarden. Daarvoor is onderscheid gemaakt tussen de representatieve bedrijfssituatie en een incidentele bedrijfssituatie. Zoals gesteld is in het akoestisch onderzoek mogen de uitblaasventilatoren van de warmtewisselaars op de stallen 3 en 4 maximaal 70% van het maximaal toerental draaien. Hiervoor wordt een voorschrift verboden aan de vergunning. representatieve bedrijfssituatie In de representatieve bedrijfssituatie is rekening gehouden met: lossen van kuikens (1 keer per 20 weken); afvoer van mest; lossen van bulkvoer; stalventilatie; warmtewisselaars; kadaverkoeling; test noodstroomaggregaat; lossen propaangas; personenauto s/busjes. 6

Uit de geluidberekeningen blijkt dat in de representatieve bedrijfssituaties de voorkeursgrenswaarde van 40 db(a) als etmaalwaarde voor het L Ar,LT niet wordt overschreden ter plaatse van de nabij gelegen woningen. Voor het maximale geluidniveau (L A,max ) moet volgens 3.2 van de handreiking ter plaatse van geluidgevoelige objecten worden gestreefd naar het voorkomen van geluidsniveaus die meer dan 10 db boven het aanwezige gemiddelde geluidsniveau uitkomen. In gevallen waarbij niet aan deze waarden kan worden voldaan, kunnen normen worden gehanteerd die het maximum van 70 db(a), 65 db(a) en 60 db(a) niet overschrijden voor dag-, avond- en nachtperiode. Laatstgenoemde waarden zijn volgens vaste jurisprudentie reeds regelmatig als aanvaardbaar aangemerkt. Uit de resultaten van het akoestische rapport blijkt dat in de representatieve bedrijfssituatie (RBS) op alle woningen wordt voldaan aan laatstgenoemde waarden. Aangezien het echter niet nodig is om meer geluidruimte te vergunnen dan noodzakelijk is, zijn de berekende waarden voor de dag-, avond- en nachtperiode, voor zowel de representatieve als de incidentele bedrijfssituatie, de in het akoestisch rapport berekende waarden vergund. Incidentele bedrijfssituatie De incidentele bedrijfssituatie, het laden van kuikens, vindt maximaal 10 etmalen per jaar plaats. Deze activiteit vindt plaats tussen 05.00 en 12.00 uur. Er komen dan maximaal 2 vrachtwagens in de nachtperiode (05.00 tot 07.00) en maximaal 4 vrachtwagens in de dagperiode (07.00 tot 12.00). In de incidentele bedrijfssituatie kan niet op alle woningen worden voldaan aan de genoemde normstellingen voor het L Ar,LT en het L Amax. Op enkele woningen vinden er een hogere geluidsbelasting plaats. Op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening wordt er een voorschrift opgenomen met als maximale geluidswaarde tijdens het laden van kuikens met maximaal: Tabel: Geluidniveaus Incidentele bedrijfssituatie Woning Dag (07:00-19:00 uur) Nacht (23:00-07:00uur) Langtijdgemiddeld geluidniveau (L Ar,LT ) Karissteeg 2b 40 32 Karissteeg 1a 40 35 andere geluidgevoelige 40 30 bestemmingen Maximale geluidniveau (L max ) Karissteeg 2b 56 62 Karissteeg 1a 63 65 Karissteeg 3 58 59 Karissteeg 4a 50 52 andere geluidgevoelige bestemmingen 50 40 indirecte hinder De genoemde geluidnormen zijn niet van toepassing op het verkeer van en naar de inrichting dat zich buiten de inrichting bevindt. De geluidbelasting van deze verkeersbewegingen moet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 50 db(a) als etmaalwaarde, zoals opgenomen in de Circulaire houdende beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wm (29 februari 1996/ Nr. MBG 9600613 1, Stcrt. 1996). Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) van kracht geworden. Ingevolge deze wet gelden, in afwijking van artikel 5.1 van de Wet milieubeheer, ten aanzien van de kwaliteit van de buitenlucht, de bepalingen van artikel 5.2 en de daarbij behorende bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Ingevolge artikel 5.17, lid 1 van de Wet milieubeheer houdt het bevoegd gezag bij de uitoefenen rekening met de in bijlage 2 genoemde grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen en de richtwaarden voor ozon, nikkel, arseen, cadmium en benzo(a)pyreen. 7

Onderhavige inrichting betreft een veehouderij. Bij veehouderijen is in het kader van de genoemde luchtkwaliteitseisen uitsluitend de emissie van zwevende deeltjes (PM10), ofwel fijn stofemissie van belang. Voor zwevende deeltjes gelden de volgende grenswaarden: - 40 microgram per m 3 (µg/m 3 ) als jaargemiddelde concentratie; - 50 microgram per m 3 (µg/m 3 ) als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden. Het uitgangspunt is dat de grens- en richtwaarden van voornoemde stoffen in acht worden genomen. Ingevolge artikel 5.16, lid 1b, onder 1 van de Wet milieubeheer, hoeft een vergunning echter niet te worden geweigerd als de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van een activiteit per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft. Op 19 december is de Wijziging van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 in werking getreden. Op grond van de gewijzigde regeling hoeft toetsing van de luchtkwaliteitseisen niet meer plaats te vinden op niet publiek toegankelijk locaties en waar geen vaste bewoning is, terreinen met één of meer inrichtingen waarop de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is, rijbanen van wegen en op middenbermen van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang tot de middenberm hebben. Er wordt alleen getoetst indien significante blootstelling plaatsvindt, zoals bij woonbebouwing, scholen e.d.. In de omgeving van de inrichting zijn uitsluitend (bedrijfs)woningen van derden, wegen zonder voetpad en niet voor publiek toegankelijke landbouwgronden gelegen. Toetsing hoeft derhalve uitsluitend plaats te vinden ter plaatse van (bedrijfs)woningen. Bij de aanvraag is een berekening gevoegd (Bijlage 5) van de emissie van zwevende deeltjes als gevolg van de activiteiten waarvoor deze vergunning wordt aangevraagd. Aan de hand van de emissiefactoren is met behulp van het rekenprogramma ISL3a versie 2013. een berekening gemaakt van de luchtkwaliteit ter plaatse. Uit de berekening, zie onderstaande tabel, blijkt dat de emissie van zwevende deeltjes ter plaatse van relevante immissiepunten niet boven de 40 microgram per m3 komt en dat er meer dan 35 maal per jaar een overschrijding is van de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie. Tabel: Toetsing Luchtkwaliteit (fijn stof) aangevraagde situatie Jaargemiddelde concentratie Dagen met overschrijding van de Beoordelingspunt 24-uurgemiddelde concentratie Aangevraagd 1 Vergund Norm Aangevraagd 1 Vergund Norm Karissteeg 1 36 36 40 56 56 35 Karissteeg 1a 36 36 40 57 57 35 Karissteeg 2a 36 36 40 56 56 35 Karissteeg 2b 36 36 40 57 57 35 Karissteeg 3 30 30 40 32 32 35 Karissteeg 4 30 30 40 32 32 35 Peelsteeg 3 30 30 40 32 32 35 Peelsteeg 1 36 36 40 55 55 35 Kleine Steeg 5 30 30 40 32 32 35 Bloemerstraat 7 36 36 40 56 56 35 Bloemerstraat 5 36 36 40 56 56 35 Bloemerstraat 3 36 36 40 56 56 35 Bloemerstraat 1C 36 36 40 56 56 35 1 In de tabel is de worst case belasting vermeld. Dit kan of de belasting uit de berekening één emissiepunt of emissiepunt per stal i.c.m. mestloods zijn. Uit bovenstaande tabel 4 blijkt dat er in de aangevraagde situatie niet voldaan wordt aan de norm. Uit de tabel blijkt echter dat de aangevraagde situatie een verbetering betreft of ten minste gelijk blijft ten opzichte van de reeds vergunde situatie De bepalingen van de Wet milieubeheer voor de luchtkwaliteitseisen staan verlening van de aangevraagde vergunning niet in de weg. 8

(Volks)gezondheid Indien door het in werking zijn van een inrichting risico's voor de volksgezondheid kunnen ontstaan, moeten deze risico's gelet op artikel 1.1, tweede lid, van de Wabo, als gevolg voor het milieu bij een aanvraag om een omgevingsvergunning, worden betrokken. Alle dieren binnen de inrichting worden inpandig gehouden. Verder gelden er binnen de inrichting strikte hygiënemaatregelen en gelden er voorschriften die de hygiëne bevorderen. Zo is binnen de inrichting een hygiënesluis aanwezig. Personeel en bezoekers zijn verplicht om de stallen via de hygiënesluis te betreden en te verlaten. Verder dienen personeel en bezoekers gebruik te maken van kleding en schoenen van het bedrijf. Door middel van deze maatregelen, zie ook hoofdstuk 12 van de bijlage, zijn er naar ons oordeel geen zodanige risico's voor de volksgezondheid aanwezig dat een omgevingsvergunning om die reden moet worden geweigerd. Wij nemen daarbij in aanmerking dat er momenteel algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten ontbreken, waaruit een andere conclusie voortvloeit. C.8. Veiligheid Er vindt geen wijziging plaats in de opslag van gevaarlijke stoffen. C.9. Informatie en advies Wij adviseren de vergunninghouder een bedrijfsintern milieuzorgsysteem in te voeren. Een milieuzorgsysteem is het geheel van beleidsmatige, organisatorische en administratieve maatregelen, gericht op - het inzicht krijgen in, - het beheersen van, - en het waar mogelijk verminderen van de nadelige gevolgen voor het milieu. In deze vergunning zijn elementen opgenomen die ook deel uit kunnen maken van een bedrijfsintern milieuzorgsysteem. 9

1.2 Het (ver)bouwen van een bouwwerk. De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a Wabo niet voldoet aan de in artikel 2.10 Wabo gestelde toetsingsaspecten. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaats gevonden. Bij het nemen van het besluit hebben wij overwogen: De activiteit voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens het Bouwbesluit 2003. Gelet hierop kan de omgevingsvergunning worden verleend. De activiteit voldoet aan de bouwverordening van de gemeente Nederweert. Gelet hierop kan de omgevingsvergunning worden verleend. De activiteit vindt plaats in een gebied waarvoor het bestemmingsplan Buitengebied Nederweert is vastgesteld. De aangevraagde activiteit is hiermee in strijd. Echter zijn wij voornemens een omgevingsvergunning 1e fase te verlenen voor het handelen in strijd met het bestemmingsplan. Onder verwijzing naar het ontwerp besluit d.d. 20 december 2011 met kenmerk UV 20110030, kan gelet hierop kan de omgevingsvergunning worden verleend. Het uiterlijk of de plaatsing van de bouwwerken, waarop de aanvraag betrekking heeft, is niet in strijd met redelijke eisen van welstand zoals neergelegd in de gemeentelijke welstandnota Nederweert 2006. Gelet hierop kan de omgevingsvergunning worden verleend. Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het (ver)bouwen van een bouwwerk zijn er ten aanzien van deze activiteit geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. 10

2 Voorschriften Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden: 2.1 Het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting. 2.1.1 ALGEMEEN 2.1.1.1.1 Op de veranderde inrichting zijn de volgende voorschriften behorende bij de revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer van 15 mei 2012 van toepassing: 2.2.1. Algemeen; 2.2.2 Het houden van dieren; alleen paragraaf 2.2.2.3 Kadaverplaats/kadaveraanbiedplaats; 2.2.5 Afvalstoffen; 2.2.8 Energie; 2.2.11 Opslag diergeneesmiddelen; 2.2.12 Opslag van propaan (PGS 19); 2.2.13 Koelinstallatie; 2.1.2 GELUID 2.1.2.1 Algemeen 2.1.2.1.1 Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, uitgave 1999. 2.1.2.1.2 De uitblaasventilatoren van de warmtewisselaars van de stallen 3 en 4 mogen maximaal 70% van het maximaal toerental draaien. 2.1.2.2 Representatieve bedrijfssituatie 2.1.2.2.1 Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau L Ar,LT veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag ter plaatse van woningen van derde en/of andere geluidgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan: 40 db(a) in de dagperiode (07.00-19.00); 35 db(a) in de avondperiode (19.00-23.00); 30 db(a) in de nachtperiode (23.00-07.00). 2.1.2.2.2 Het maximale geluidsniveau L Amax. veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag ter plaatse van woningen van derde en/of andere geluidgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan: Woning L Amax Dagperiode (07.00-19.00) Avondperiode (19.00-23.00) Nachtperiode (23.00-07.00) Karissteeg 2b 55 45 40 Karissteeg 1a 63 45 40 Karissteeg 3 54 45 40 andere geluidgevoelige bestemmingen 50 45 40 11

2.1.2.3 LAmax (laden en/of lossen) 2.1.2.3.1 In afwijking wat is gesteld in voorschrift 2.1.2.2.2. is het maximale geluidniveau niet van toepassing op het laden of het lossen ten behoeve van de inrichting voor zover dit plaatsvindt tussen 07.00 uur en 19.00 uur. 2.1.2.4 Incidentele bedrijfssituaties 2.1.2.4.1 De incidentele bedrijfssituaties mogen per jaar maximaal voorkomen zoals hieronder weergegeven: Laden van kuikens, maximaal 10 etmalen per jaar, tussen 05.00 en 12.00 uur. 2.1.2.4.2 In afwijking van wat is gesteld in voorschrift 2.2.1. mag de incidentele bedrijfssituatie op onderstaande beoordelingspunt niet meer bedragen dan: Woning LAr,LT Nachtperiode (23.00-07.00) Karissteeg 2b 32 Karissteeg 1a 35 andere geluidgevoelige 30 bestemmingen 2.1.2.4.3 In afwijking van wat is gesteld in voorschrift 2.2.2 mag het maximale geluidsniveau LAmax in de incidentele bedrijfssituatie op onderstaande beoordelingspunt niet meer bedragen dan: LAmax Woning Dagperiode (07.00-19.00) Nachtperiode (23.00-07.00) Karissteeg 2b 56 62 Karissteeg 1a 63 65 Karissteeg 3 58 59 Karissteeg 4a 50 52 andere geluidgevoelige bestemmingen 50 40 2.1.2.4.4 Ten minste 7 werkdagen voordat de in voorschrift 2.4.1 genoemde activiteit(en) wordt/worden uitgevoerd, moet dit aan het bevoegd gezag worden gemeld. 2.1.2.4.5 Van de activiteit(en) genoemd in voorschrift 2.4.1 moet een logboek worden bijgehouden waarin wordt vermeld: a. De datum waarop de activiteit(en) heeft/hebben plaatsgevonden. b. De begin- en eindtijd van deze activiteit(en). Eventuele bijzonderheden m.b.t. de geluidbelasting gedurende deze activiteit(en) zoals bijv. het in of buiten gebruik zijn van (andere) grote geluidsbronnen. 2.1.2.5 Geluidsonderzoek 2.1.2.5.1 Binnen 6 maanden nadat de vergunning in werking is getreden en de, veranderde, inrichting volledig in werking is gebracht moet door middel van een akoestisch onderzoek aan het bevoegd gezag worden aangetoond dat aan de geluidsvoorschriften van deze vergunning wordt voldaan. De 12

resultaten van dit akoestisch onderzoek moeten binnen die termijn schriftelijk aan het bevoegd gezag worden gerapporteerd. Het bevoegd gezag moet geïnformeerd worden over datum en tijdstip waarop de geluidmetingen voor bovengenoemderapportage plaatsvinden. 2.1.2.5.2 Binnen 6 weken na het afronden van de metingen, zoals bedoeld in het vorige voorschrift, dient een rapportage van het onderzoek aan het bevoegd gezag te worden overgelegd. In de resultaten dienen tenminste de metingen, bedrijfssituatie en resultaten volledig te zijn beschreven. 2.1.3 NAZORG 2.1.3.1 Algemeen 2.1.3.1.1 Minimaal een maand vóór het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten waarvoor vergunning is verleend, moet de inrichtinghouder van het tijdstip waarop de activiteiten zullen worden beëindigd, melding aan ons doen. 2.1.3.1.2 Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten, waarvoor vergunning is verleend, dient de inrichting of het betreffende inrichtinggedeelte in een schone en ordelijke staat te zijn gebracht. 2.1.3.1.3 Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten, waarvoor vergunning is verleend, moeten installaties en/of onderdelen, welke in slechte staat van onderhoud verkeren en een bedreiging vormen voor het milieu, uit de inrichting worden verwijderd. 2.1.3.1.4 Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten, waarvoor vergunning is verleend, dienen de in de inrichting aanwezige (gevaarlijke) afvalstoffen uit de inrichting of het betreffende inrichtinggedeelte te worden verwijderd. 2.1.3.1.5 Indien stallen niet meer in gebruik zijn, moeten deze zijn gereinigd en ontsmet. 2.1.3.1.6 Voedersilo's, mestopslagen, putten, silo's, voorraadvaten, installaties en apparatuurbehorende bij de luchtwassers, welke niet meer in gebruik zijn, moeten zijn geledigd en gereinigd. 13

2.2 Het (ver)bouwen van een bouwwerk. 2.2.1.1.1 Het bouwen moet plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen van het Bouwbesluit en van de Bouwverordening van de gemeente Nederweert en de krachtens die regelingen gestelde nadere regels. 2.2.1.1.2 De verleende vergunning inclusief de tekeningen en andere bijlagen moeten altijd op de bouwlocatie aanwezig zijn. Indien een controlerend ambtenaar daar om vraagt, moeten deze gegevens ter inzage worden gegeven. 2.2.1.1.3 Indien binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning niet met de bouw wordt begonnen, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken. 2.2.1.1.4 Indien de bouwwerkzaamheden langer dan 26 weken stilliggen, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken. 2.2.1.1.5 Ten minste 3 weken voor aanvang voor de aanvang van de bouwwerkzaamheden dienen de volgende gegevens ter goedkeuring te worden overgelegd: a. Installatietechnische tekeningen van de brandmeldinstallatie en het sproeischerm; b. Gegevens over de aansturing van het watergordijn (branddetectie); c. Gegevens over het sproeischerm (o.a. aantal nozzles, bevestiging, waterlevering per nozzle, ect.); 2.2.1.1.6 De volgende werkzaamheden moeten aan een medewerker van team Toezicht en Handhaving worden gemeld: Werkzaamheid Hoe Wanneer Aanvang van het werk (inclusief mondeling of schriftelijk uiterlijk 7 dagen voor de start van het werk ontgravingswerkzaamheden) Aanvullen van de grond mondeling of schriftelijk uiterlijk 7 dagen voor aanvang Grondverbeteringswerkzaamhe mondeling of schriftelijk uiterlijk 7 dagen voor aanvang den Leggen van de fundering mondeling of schriftelijk uiterlijk 7 dagen voor aanvang Storten van beton mondeling of schriftelijk uiterlijk 7 dagen voor aanvang Leggen van de vloeren mondeling of schriftelijk uiterlijk 7 dagen voor aanvang Gereedkomen van mondeling of schriftelijk onmiddellijk na voltooiing * rioleringsputten en van gronden huisaansluitleidingen Gereedkomen van dak mondeling of schriftelijk onmiddellijk na voltooiing Einde van de werkzaamheden mondeling of schriftelijk uiterlijk op de dag van beëindiging van het werk Voor de met een * in de tabel gemerkte werkzaamheden geldt dat deze niet zonder toestemming, van een medewerker van team Toezicht en Handhaving, aan het oog mogen worden onttrokken. 14