NT00035_53 Nadere Toegang op inv.nr 53 uit het archief van het Gerechtsbestuur Zuilenstein, Leersum en Ginkel, 1655-1811 (35) H.J. Postema September 2015
Inleiding In dit document zijn regesten opgenomen van de stukken betreffende het geschil tussen de ingelanden van Ginkel en die van Woudenberg over de waterlozing van de Ginkelse Drift. Deze zaak loopt over de periode 1761-1768 en bevat ook retro-akten vanaf 1630. 2
Regesten 1630/1631 Extract uit het register van akten, commissien, instructien, etc, beginnende 13-1-1630 tot 30-8-1631. Verzoekschrift van de geërfden en landgenoten uitvarende door de Schonebeekse of Amersfoortse grift en breukgraaf op de navolgende schouwbrief, aan de Staten van Utrecht. Zij hebben gezamenlijk Cornelis Hendriksen een schouwbrief laten opstellen en verzoeken goedkeuring van PS. De schouwbrief moet in de kerk van Amerongen worden voorgelezen en billetten uitgeschreven voor Amerongen, Dwarsweg en Ginkel. Het stuk is ondertekend door Herman van Holten, Jan Gijsbertsen, Jacob Jansen Ledders, Claes Cornelis, Cornelis Jacobsen, Arien Hendrikse, Antonis Hendriksen, Cornelis Hendriksen, koster te Amerongen, J. van Verweij, Aert Gijsbertsen, Cornelis Cornelissen, Joost Cornelissen, Aelbert Tonissen, Willem Rutgersen. 20-4-1649 Extract uit het 25 e registers van de akten, comissien, instructien, beginnende 8-1-1649 tot 21-12-1649, fol. 224vv. Verzoekschrift van schout en heemraden van Woudenberg verzoekende approbatie op de schouwbrief. Met de voorgestelde schouwbrief. Zij hebben altijd de schouw gehad over Woudenberg, Maarn, Maarsbergen, Leersum, Ginkel en andere plekken daar omtrent gelegen, en voornamelijk de Start, het Koijwater, en het Egelwater in de Maarnse Birk. De oude schouwbrief is niet te vinden. Vandaar dat nu een nieuwe gemaakt is. 1-1-1661 Kopie van een verzoekschrift aan PS door schout en heemraden van Woudenberg dat zij een nieuwe schouwbrief hebben gemaakt. Zij hebben 20-4-1649 om approbatie verzocht. Die is gevolgd. Nu komt een akkoord voor twee nieuwe heulen. Het water uit de Maarsbergense velden mag met een sloot geleid worden door de Haarweg en daarin twee heulen van minstens 1,5 voet vierkant gemaakt worden, waarvan de ene zijn koers zal nemen naar de meent om nevens het meent- en heijmatenwater geexponeerd te worden door de heul die dhr. Van Maarsbergen in de Hinderdijk heeft en onderhouden moet, en de andere heul in de nieuw gegraven sloot (die zijn koers neemt naar de heigraaf) zal gelegd worden om daardoor en door de heigraaf, mitsgaders de heul die dhr van Maarsbergen ook heeft in de Marense dijk en onderhouden moet, de voorschreven exoneratie en uitwatering eveneens te doen en welke heigraaf vanouds de uitwatering van de Maarsbergse velden is geweest, zodat de heul die tot de meent zijn koers zal nemen gemaakt zal worden met een schutsel en sleutel op de huize Gerestein zal berusten en waarmee het schutsel zal gesloten mogen worden wanneer het water voor de Hinderdijk gekomen zal zijn 3
op de pijl in de boom bij de heul aldaar. Zolang het water boven de pijl staat, mag het slot niet worden geopend op een boete van 12 oudschild. De heer van Maarsbergen moet de nieuwe heulen maken. 2-2-1756 Kopie van de notulen van de extraordinaire vergadering van drost, gerecht en geërfden te Leersum. Aanwezig zijn drossaard Van den Honert wegens dhr. Van Rochfort, Sander Jacobsen, Cornelis Errissen, Evert Cornelissen, Reijer Flooren, Gijsbert Jansen en Peter Petersen van Ekeris. Er is een missive binnen gekomen van de Staten van Utrecht van 23-1-1756. Er is al jaren door de inwoners van Leersum geklaagd over de afwatering. De Staten willen nu examineren hoe dit op te lossen. Uit de geërfden moet een commissie worden samen gesteld die de Staten kan adviseren. 5-5-1762 Extract uit gerechtsnotulen van Woudenberg. Vergadering met schout van Woudenberg en eigenaars, ingelanden en bruikers op verzoek van de drossaard van Leersum wegens verscheidene eigenaars en bruikers van hun landen en heivelden onder Leersum of de Zuilensteinse Ginkel, om hun water te mogen lozen in een slootje tussen de Grote en Kleine Lagerweij, over al de landen van Rumelaar, Lagemaat, Groot en Klein Landaas, Huissteden, de landen van de heren van de Poth, Oevelaar onder Woudenberg liggende door de lei- en zeesloot onder door een duiker in de linie tot in de beek tot Amersfoort in de Eem. Aanwezig zijn uit Woudenberg: weduwe Erris Clasen, dhr van Groenewouden, de heren Col, de Cupere, Weijburg, Pieter Petersen, weduwe Erris Teunissen, wed. Jan Evertsen, dhr Sandra, Andries Willemsen, Huijg Gijsbertsen, Hendrik Willemsen, Lambert Jansen, wed. Oth op Oevelaar. Zij besluiten geen schouw over die sloot te zullen houden. 15-8-1762 attestatie van Lambert Jansen van Ginkel (72), Andries Willemse (47), Hendrik Willemse (42), Huijg Gijsbertsen van de Vliert (56), Peter van Ekeris (40), allen won. Woudenberg, ten verzoeke van Arnoldus Pit, hoe waar en waarachtig het is dat zij enige tijd geleden, zonder de precieze tijd te weten, hebben gemaakt of opgegraven een elk voor zijn land, wanneer t ons lust en liefden, zonder dat wij t hoefden te doen een wetersloot, beginnende aan de plaats van dhr. Pit onder Leersum, voorbij het laanhuisje en vervolgens onder Woudenberg bij Rumelaar heen en voorbij de Grote en Kleine Lagerweij, ook voorbij Groot en Klein Landaas langs de Scherpenzeelse weg tot aan de leisloot door de duiker aan de Zevenmorgen tot in de Beek onder Woudenberg toe, alwaar hij zijn afscheid neemt. 29-10-1762 Verzoekschrift van de geërfden en ingelanden van de Zuilensteinse Ginksel aan de Staten van Utrecht. In het verleden hebben hun landerijen uitgewaterd door een oude grift, gelopen hebbende van de hofstede van Teunis Bosch in de Leersumse Ginkel en voorts onder Woudenberg tot de hofstede de Ringelpoel, waar deze grift zich met een kromme elleboog draaiende liep voorbij Meijenhorst, Haksfoort en 4
de plaats van Teunis Corssen en verder achter Lichtenberg langs de meent in de beek onder Woudenberg. Deze waterlozing is na de aanvang van deze eeuw toegedamd. De schrijvers zijn dus belet het water van hun landerijen langs die weg te lozen. Sedert die tijd lozen zij van de hofstede van Teunis Bosch door zekere sloot lopende voorts onder Woudenberg bij Rumelaar heen en voorbij de Grote en Kleine Lagerwei, ook voorbij Groot en Klein Landaas langs tot in de leisloot door de duiker aan de Zeven Morgen tot in de beek onder Woudenberg toe, welke sloot een ieder van de ingezetenen van Woudenberg die langs die sloot geland waren altoos voor een ieder voor zijn land hebben gemaakt. Nu is sedert enige tijd die sloot onder Woudenberg niet naar behoren opgehaald maar voor de supplianten onbruikbaar om het water van hun landerijen door te lozen. Een groot deel van het jaar ligt het land nu drassig en verdrinkt regelmatig het gezaaide, tot grote schade van de supplianten. Zij verzoeken de Staten hierop actie te ondernemen. 29-11-1762 Akte van belending van de eigenaars hun landen naast de wetersloot, liggende onder Leersum, waarin de hofstede en landerijen van de geërfden van de Zuilensteinse Ginkel al hun water kunnen en voor een gedeelte komen te lozen, van het territoir van Woudenberg af oostwaarts op tot aan en door de duiker onder de linie in de Broeksloot of waterlozing van Veenendaal toe. Onder Leersum: aan de zuid- en noordzijde van die wetersloot of oude grift gelegen van het territoir van Woudenberg af de weduwe van Anthonij Lammersen oostwaarts op, vervolgens zuid- en noordwaarts Reijer Floor, dan de Oudenhorsterlaan waar de hofstede van dhr. Pit oostwaarts naast gelegen is, alwaar het water op de grond van Jan van Voskuijl westwaarts op dwars overheen loopt. Verder oostwaarts op aan de noordzijde van de oude grift Jan van Voskuijl en dan dhr. Van Halteren tot aan de linie toe. En aan de zuidzijde van de oude grift eerst Wulfer Jansen van Ginkel, dan Sander Jacobsen, dan Gerrit Davelaar, de weduwe Oth van Davelaar, en tenslotte Jorden Hendriksen tot aan de linie en duiker toe, alwaar het water uit de wetersloot of oude grift in de leisloot een weinigje zuidwaarts op aldaar door de duiker in de broeksloot of veensewaterlozing loopt. Onder Woudenberg: Eerst beginnende van het territoir van Leersum af westwaarts op en is aan de zuidzijde van deze wetersloot of oude grift gelegen een hoekje land van de Kleine Lagerwei en aan de noordzijde Teunis Bosch die daarin niet komt te lozen. Vervolgens aan de zuidzijde de weduwe van Willem Jacobsen en aan de noordzijde de landerijen van de Kleine Lagerweij die daarin ook niet lozen. Nu is de oude grift aldaar ten einde vermits die met een draai zuidwestelijk is schietende, maar loopt het water van Leersum aldaar door een slootje uit de oude 5
grift komende noordwestwaarts op over het territoir van Woudenberg, alwaar de weduwe van Erris Claasen aan de zuidzijde en de landerijen en hofstede de Kleine Lagerweij aan de noordzijde naast gelegen zijn en geen van beide lozen in die sloot maar alleen is dienende tot een scheisloot van die eigenaars hun landen. 1-12-1762 Extract uit gerechtsnotulen van Woudenberg wegens verzoekschrift van 29-10-1762. Besluit de waterlozing niet toe te staan en te verzoeken te mogen toedammen naar het voorbeeld van de ridderschap. 17-12-1762 Verzoekschrift aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht. De heren van de Ridderschap zijn eigenaar van de hofstede Ringelpoel. Zij hebben begin deze eeuw de oude grift afgedamd. Het algemeen recht is: Die water deert, die water keert. Woudenberg verzoekt nu om het slootje bij Teunis Bos te mogen toedammen. 15-2-1763 Verzoekschrift van Woudenberg aan GS. Als antwoord op het verzoekschrift van geërfden en ingelanden van de Zuilensteinse Ginkel van 11-1-1763. Zij eisen kopieën van de verzoekschriften van het begin van de eeuw door de heren van de ridderschap als eigenaars van Ringelpoel om de oude grift te mogen toedammen. En bewijs dat Leersum altijd door de duiker op de oude grift heeft geloosd. En van een besluit van 5-5-1762 van de geërfden en ook van 1-12-1762. Woudenberg begrijpt dit verzoek niet. 20-9-1763 Verzoekschrift aan GS. Dit dient als antwoord op het verzoek van de schout van Woudenberg, Hendrik de Sandra. Dit stuk bevat een uitvoerige beschrijving van het (zwakke) standpunt van Woudenberg, uit Leersums oogpunt, opgebouwd in 98 punten. 22-1-1764 Verzoekschrift aan GS ter voldoening van het appoinctement van 20-9- 1763, in 117 punten. 13-2-1764 Certificatie van de secretaris van Amerongen, Ginkel en Elst op verzoek van mr. Cornelis Jan Kien, drossaard van Zuilestein, Leersum en Ginkel, dat hij met wijlen Nicolaas Spranger, in leven drossaard van Amerongen, op verzoek van de eigenaars en bruikers van de landen in de Ginkel, Amerongens gerecht, die hun uitwatering hebben gehad direct in de Schoonderbeekse grift, eer dat door de Staten van Utrecht de linie langs de Schoonderbeekse grift was gelegd, nu hun water moeten lozen in een leisloot lopende langs die linie en vervolgens door een duiker liggende door de linie even beneden de Ginkel, Amerongens gerecht, onder de Ginkel, Leersums gerecht, met een sloot tot in de Broeksloot. Zij zijn daar geweest en hebben ondervonden dat die leisloot en duiker niet wijd en ruim genoeg waren om bij veel regen het water daardoor naar behoren te kunnen lozen, waardoor de landen overstromen. 14-9-1764 Certificatie van de advocaat en gezworen landmeter van het Hof van Utrecht op verzoek van mr. Cornelis Jan Kien, drossaard van Zuilestein, 6
Leersum en Ginkel, dat hij gisteren in Zuilestein is geweest en met Kien de Oude Horsterlaan heeft geëxamineerd en de landen om die nabuurschap gelegen en wel inzonderheid zeker water genaamd de Ginkelse Grift en bevonden dat het water in die grift, zoals al onze wateren van de hoogte, dat is van het oosten, en van de bergkant af nederwaarts komt stromen, zoals in de tekening in de Veense waterlozing bij RR wordt getoond, benoorden het retranchement en in de sloot SS, komende van Klein Ouwenhorst. Daar benevens zijnde bij de Ameronger leisloot, heb ik bevonden dat het water uit die leisloot nu dienende tot de Ameronger uitwatering bij T van boven nederwaarts bij U in de heul afloopt. Om niet te spreken van het verval dat ik bij de gedane waterpassing aan het benedeneind bij b heb bevonden considerabel te zijn, wezende op een lengte van ongeveer 50 roeden circa een halve voet. 12-11-1768 Specificatie van salaris van advocaat Gerard Munnicks, van het Hof van Utrecht, in deze zaak. z.j. z.j. Memorie in de zaak van de geërfden en ingelanden van de Zuilensteinse Ginkel, rekwiranten, contra Hendrik de Sandra, schout van Woudenberg, namens de gecommitteerden uit de gerechte, mitsgaders geïnteresseerde geërfden en bruikers van Woudenberg, gerequireerden. Conceptakkoord tussen beide partijen. De Ginkelse grift tussen het land van Sander Jacobse en Davelaar zal op kosten van de ingelanden van 7
Zuilensteinse Ginkel een dam worden gelegd, voorts zal het water dan zuid- en noordwaarts door een kade gekeerd worden om zo te beletten dat geen water van de landen boven die dam aan de zuid- en noordzijde gelegen en nog veel minder enig vreemd water, hetzij Amerongen of Gelders water door die grift op het territoir van Woudenberg komt. De landerijen van Davelaar en Budding en die aan de noordzijde daar tegenover gelegen zijn moeten in het vervolg al hun water lozen oostwaarts in de leisloot door de heul liggende in het retranchement, waardoor het Amerongse water geloosd wordt. De landen bewesten deze te maken dam en kade onder Zuilensteinse Ginkel gelegen moeten hun water lozen westwaarts tot op het Woudenbergse territoir en voorts over hetzelve door de sloot lopen van de hofstede van Teunis Bosch bij Rumelaar heen en voorbij de Grote en Kleine Lagerweij ook voorbij Groot en Klein Landaas langs tot in de leisloot door de duiker aan de Zeven Morgen tot in de Beek onder Woudenberg toe. Die van Woudenberg nemen aan te bezorgen dat die sloot behoorlijk wordt opgehaald en open gehouden, zodat Zuilensteinse Ginkel daarop behoorlijk kan lozen. 8