ECLI:NL:RBLEE:2007:BC2679

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901


ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ9227

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2007:BA6728

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHARN:2005:AT7887

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:RBZWB:2013:5107

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNHO:2017:1493

GERECHTSHOF s-hertogenbosch

ECLI:NL:RBZWB:2015:3923

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ7209

ECLI:NL:RBROT:2006:AV6127

ECLI:NL:RBNNE:2013:6459

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:RBZWB:2016:2064

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985


de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser

ECLI:NL:RBDHA:2013:13019

ECLI:NL:RBGRO:2006:AY6444

ECLI:NL:GHSHE:2016:2731

ECLI:NL:RBGEL:2014:2198

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:RBDHA:2013:15253

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:GHSHE:2012:BY1256

Rechtbank Gelderland AWB - 14 _ Belastingrecht

ECLI:NL:RBGEL:2017:11

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY3847

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

ECLI:NL:RBNNE:2016:2318

ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5774

ECLI:NL:RBZWB:2015:7148

ECLI:NL:RBBRE:2010:BM6339

ECLI:NL:RBARN:2007:BE8726

Transcriptie:

ECLI:NL:RBLEE:2007:BC2679 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 11-01-2007 Datum publicatie 25-01-2008 Zaaknummer AWB 06/544 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie Urencriterium niet aannemelijk. Zelfstandigen- en startersaftrek terecht geweigerd. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht, belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/544 Uitspraakdatum: 11 januari 2007 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde L. Bremer en de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Assen, verweerder. Ontstaan en loop van het geding 1.1 Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2002 met dagtekening 20 oktober 2005 een aanslag (aanslagnummer [nummer].h26) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 23.954,--. Daartegen is door eiseres schriftelijk bezwaar gemaakt. 1.2 Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 februari 2006 het bezwaar afgewezen en de aanslag gehandhaafd. 1.3 Eiser heeft daartegen bij brief van 21 februari 2006, ontvangen bij de rechtbank op 23 februari 2006, beroep ingesteld. 1.4 Verweerder heeft op 12 april 2006 de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2006 te Leeuwarden. Aldaar is namens verweerder verschenen mr. K.J. Vijfschagt. Eiseres' gemachtigde is door de griffier bij aangetekende brief, welke niet ter griffie is terugontvangen, verzonden op 18 juli 2006 aan het adres [adres], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres noch haar gemachtigde zijn ter zitting verschenen. Feiten Op grond van de stukken van het geding stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast: 2.1 Eiseres is in deeltijd in loondienst werkzaam bij verpleeghuis [naam] te [plaats] 2.2 Met ingang van 11 november 2003 staat eiseres onder de naam [naam] in geschreven bij de Kamer van Koophandel. Zij houdt zich bezig met het verlenen van zorg op het gebied van algemeen dagelijkse levensverrichtingen en behoeften (: ADL Zorg). 2.3 Op 12 november 2003 heeft eiseres een formulier startende ondernemer ingediend bij verweerder, waarin zij heeft medegedeeld dat de hiervoor bedoelde onderneming van start is gegaan op 1 januari 2002. De ADL zorg wordt verleend aan zieken en dementerende ouderen in thuissituaties. 2.4 In juni 2005 heeft vanwege verweerder bij eiseres een boekenonderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek strekte zich uit over de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2002 en 2003. Voor het jaar 2003 beperkte het zich tot het beoordelen van de gevraagde zelfstandigenaftrek. In juli/ augustus 2005 zijn de resultaten van het boekenonderzoek neergelegd in een rapport. 2.5 Op 15 november 2001 heeft eiseres een overeenkomst gesloten met een in 1993 opgericht onafhankelijk particulier bemiddelingsbureau in de thuis- en kraamzorg, genaamd [X]. De overeenkomst is alleen ondertekend door eiseres, niet door [X]. 2.6 Eiseres heeft tijdens het onderzoek verklaard door een publicatie van [X] op het idee te zijn gebracht om zich als ondernemer te laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel en zich als zodanig bij de belastingdienst te presenteren. 2.7 In een aan eiseres verzonden nieuwsbrief van [X] met daarin algemene bedrijfsinformatie 2004 worden een tweetal belastingtechnische mogelijkheden behandeld wanneer men als freelancer werkt: "1. Je werkt als zelfstandig onderne(e)m(st)er 2. Je ontvangt inkomsten buiten dienstbetrekking." De auteur geeft aan dat, om door de belastingdienst als zelfstandig ondernemer te worden aangemerkt, aan de volgende wettelijke eisen moet worden voldaan; "a. Je moet per jaar 1.225 gedeclareerde uren hebben (1.000 gewerkt en 225 reistijd, overleg, telefoongesprekken etc. is ook voldoende); b. Je moet minimaal 3 verschillende cliënten hebben (liever nog meer); c. Je moet een eigen boekhouding voeren. " Tot slot vermeldt de auteur dat pas aanspraak kan worden gemaakt op fiscale voordelen zoals

zelfstandigen- en startersaftrek nadat men door de belastingdienst is erkend als ondernemer. 2.8 Tijdens het onderzoek is verweerder gebleken dat [X] zorgt voor het aantrekken van zorgbehoevende cliënten. Zij maakt hiertoe reclame, voert gesprekken met de cliënten over de aard van de zorg, de hoeveelheid en het tijdstip waarop de zorg wordt verleend, en maakt hierover afspraken. Vervolgens zoekt zij in haar bestand naar geschikte freelancers voor het verlenen van de zorg. [X] stelt afhankelijk van de soort zorg tarieven vast en verhoogt deze per gedeclareerd uur met een bedrag voor bemiddelingskosten. 2.9 Eiseres declareert haar gewerkte uren bij [X] door middel van handmatig ingevulde en door de cliënten ondertekende urendeclaratiebriefjes. Deze briefjes zijn genummerd en voorzien van het logo van [X]. De enige administratie die eiseres voert is het bijhouden van de doordrukken van de hiervoor genoemde urendeclaratiebriefjes. Uit deze doordrukken blijkt dat in het onderhavige jaar door eiseres 670 uren aan diensten zijn gedeclareerd. 2.10 De door cliënten verschuldigde bedragen worden afhankelijk van de omstandigheid of het zorgbehoeftigen betreft met een persoons gebonden budget (: PGB), of particuliere cliënten of Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten- cliënten (: AWBZ-cliënten), door de stichting Derdengelden, PrivaZorg geïnd, danwel door [X] zelf geïnd. Vervolgens zorgen de stichtingen dat de gedeclareerde bedragen worden overgemaakt naar de zorgverleners. Geschil 3.1. Tussen partijen is primair in geschil het antwoord op de vraag of eiseres ten aanzien van haar activiteiten met betrekking tot het verlenen van zorg op het gebied van algemeen dagelijkse levensverrichtingen en behoeften kan worden aangemerkt als ondernemer. Subsidiair is in geschil het antwoord op de vraag of eiseres voldoet aan het voor de toepassing van de zelfstandigenaftrek (inclusief startersaftrek) vereiste urencriterium als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001. 3.2. Eiseres beantwoordt beide vragen bevestigend en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag. 3.3. Verweerder beantwoordt beide vragen ontkennend en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. 3.4. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting zijn door verweerder geen nieuwe argumenten aangevoerd. Beoordeling van het geschil 4.1 Om redenen van proceseconomie zal de rechtbank, nu in beroep de

zelfstandigenaftrek (en de startersaftrek) in geschil zijn, eerst een oordeel geven over de subsidiaire stelling van eiseres. 4.2 Eiseres heeft in haar beroepschrift gesteld dat zij 1.244 uren heeft besteed aan het voor eigen rekening feitelijk drijven van een onderneming. Verweerder heeft in dit verband onbetwist gesteld dat op basis van de doordrukken van urendeclaratiebriefjes en de door eiseres opgemaakte urenspecificatie 670 uren ter zake van ten behoeve van cliënten verrichte diensten zijn gedeclareerd. Nu niet is komen vast te staan dat eiseres, naast de bedoelde 670 uren, nog ten minste 555 uren aan de in geschil zijnde werkzaamheden heeft besteed, voldoet eiseres in zoverre niet aan de op haar rustende bewijslast ten aanzien van het urencriterium als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001. De zelfstandigenaftrek (inclusief startersaftrek) is daarom naar het oordeel van de rechtbank, door verweerder terecht geweigerd. 4.3 Het voorgaande leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat, ook al zou vast komen te staan dat eiseres ten aanzien van haar activiteiten met betrekking tot het verlenen van zorg op het gebied van algemeen dagelijkse levensverrichtingen en behoeften kan worden aangemerkt als ondernemer, zij niet voldoet aan het hiervoor bedoelde urencriterium. De rechtbank acht beantwoording van de vraag of eiseres ten aanzien van de door haar verrichte activiteiten kan worden aangemerkt als ondernemer in dit geval derhalve niet meer nodig. Die vraag kan daarom blijven rusten. 4.4 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Proceskosten De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 11 januari 2007 door mr. dr. P. van der Wal, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, griffier. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.