ECLI:NL:GHSGR:2010:BM4387

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHSGR:2006:AV2657

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHSHE:2005:AS9756

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/03/213774/FA RK

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN3998 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2016:2674

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:GHSGR:2007:BA4280

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARN:2012:BY3780

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

AFSCHRIFT. Uitspraak: 10 februari 2015 Zaaknummer: /01 Zaaknummer eerste aanleg: C/13/ / FA RK (MN/WK)

ECLI:NL:GHSGR:2005:AU9743

ECLI:NL:RBDHA:2013:8822

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

ECLI:NL:GHAMS:2013:3051 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM. Afdeling civiel recht en belastingrecht Team III (familie- en jeugdrecht)


ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU7565

ECLI:NL:GHAMS:2007:BC2748 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 316/2007

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:GHSGR:2011:BQ8246

ECLI:NL:GHSGR:2005:AT5233

ECLI:NL:GHAMS:2013:2541 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:GHSGR:2007:BB5051

ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:GHDHA:2013:3963

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9637

ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7496

ECLI:NL:GHSHE:2017:1404

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHAMS:2013:4982

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:801

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

ECLI:NL:GHARL:2015:385

ECLI:NL:RBHAA:2001:AD7176

ECLI:NL:RBNHO:2015:1704

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1623

ECLI:NL:GHLEE:2012:BX6197 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:CRVB:2017:1283

ECLI:NL:RBSGR:2006:AW9814

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Arnhem afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHDHA:2016:113

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9770

ECLI:NL:GHAMS:2016:2922 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2013:4390

ECLI:NL:GHDHA:2014:935

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

ECLI:NL:GHARN:2009:BI3329

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHAMS:2014:3092

ECLI:NL:GHARN:2011:BR0277

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

Uitspraak RN 2007, 46 GERECHTSHOF TE AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 18 januari 2007 in de zaak met rekestnummer 1413/06 van:

ECLI:NL:CRVB:2017:1743

ECLI:NL:RBGEL:2016:6936

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR0816

ECLI:NL:GHSGR:2008:BC6204

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ6021

ECLI:NL:RBDHA:2016:1836

ECLI:NL:RBDHA:2015:2826

ECLI:NL:GHAMS:2014:106 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak RFR 2017/71 GERECHTSHOF AMSTERDAM. Afdeling civiel recht en belastingrecht Team III (familie- en jeugdrecht)

ECLI:NL:GHSHE:2017:348

ECLI:NL:RBGEL:2017:2594

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB6006

ECLI:NL:GHSHE:2013:3797

ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ1887

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHARL:2016:3189

ECLI:NL:RBDHA:2016:16586

ECLI:NL:RBZWB:2014:9405

ECLI:NL:RBHAA:2012:BY6590

ECLI:NL:CRVB:2006:AY4086

ECLI:NL:GHARL:2015:7953

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

Gerechtshof 's-hertogenbosch , ECLI:NL:GHSHE:2018:4847

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

Transcriptie:

ECLI:NL:GHSGR:2010:BM4387 Instantie Datum uitspraak 07-04-2010 Datum publicatie 02-06-2010 Zaaknummer 200.042.771 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage Personen- en familierecht Hoger beroep Huwelijksgemeenschap. Vergoedingsrecht op grond van in de gemeenschap gevloeide gelden uit erfrechtelijke verkrijging met uitsluitingsclausule. Wetsverwijzingen Burgerlijk Wetboek Boek 1 Burgerlijk Wetboek Boek 1 95 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl JPF 2011/108 JIN 2010/646 RN 2010/73 RFR 2010/114 GERECHTSHOF s-gravenhage Familiesector Uitspraak : 7 april 2010 Zaaknummer : 200.042.771 Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-5290 [appellant], wonende te [woonplaats], verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep, hierna te noemen: de man, advocaat mr. M.C. Reichmann te Leiden, tegen [geïntimeerde],

wonende te [woonplaats], verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep, hierna te noemen: de vrouw, advocaat mr. E.H. de Milliano-Machielse te Katwijk. PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP De man is op 7 september 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 5 juni 2009 van de rechtbank s-gravenhage. De vrouw heeft op 30 oktober 2009 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend. Van de zijde van de man zijn bij het hof op 26 januari 2010 en 27 januari 2010 aanvullende stukken ingekomen. Op 5 februari 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: partijen, vergezeld van hun advocaten. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en voor zover in dit hoger beroep van belang bepaald dat de man met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van 1.227,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. Het verzoek tot verdeling is pro forma aangehouden tot 15 oktober 2009. Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP 1. In geschil is ten aanzien van de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw ten laste van de man (hierna ook te noemen: partneralimentatie), de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man, en in incidenteel appel het vergoedingsrecht van de man ten aanzien van een door hem onder een uitsluitingsclausule geërfd geldbedrag. 2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking (naar het hof begrijpt: uitsluitend ten aanzien van de partneralimentatie) te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen, althans te bepalen dat de man met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van 300,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, zolang de woning van partijen in Spanje nog niet is verkocht of aan de vrouw is toegedeeld, dan wel een bedrag van 1.080,- per maand vanaf de eerste dag van de maand dat de woning in Spanje zal zijn verkocht aan derden. 3. De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt incidenteel de bestreden beschikking te vernietigen voor

zover daarin is bepaald dat de man recht heeft op teruggave van een bedrag van 13.049,81 ter zake een door hem onder uitsluitingsclausule verkregen erfenis. Principaal appel De uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw Behoefte van de vrouw 4. De man stelt dat de rechtbank ten onrechte de (aanvullende) behoefte van de vrouw vastgesteld heeft op een bedrag van 832,- per maand. De man is van mening dat de behoefte van de vrouw in werkelijkheid veel lager ligt indien zij in Spanje verblijft, te weten 1.072,- netto per maand. Rekening houdend met de eigen inkomsten van de vrouw dient te worden uitgegaan van een aanvullende behoefte van 300,- bruto per maand zolang zij in Spanje verblijft en anders met een bruto behoefte van 1.149,- per maand. 5. De vrouw volgt de stelling van de man niet dat zij geen woonlasten zou hebben als zij in Spanje verblijft. De vrouw woont bovendien in Nederland, alwaar zij ook haar artsen heeft. 6. Het hof overweegt dat de man terecht stelt dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de vrouw hoger is dan het bedrag waarvan de rechtbank is uitgegaan. Blijkens de specificatie bedraagt deze 826,07 netto per maand. Vermeerderd met vakantietoeslag komt het netto inkomen van de vrouw uit op 807,- per maand. De behoefte van de vrouw aan een bijdrage van de man is derhalve 765,- netto, hetgeen neerkomt op 1.150,- bruto per maand. In zoverre slaagt de grief van de man. 7. De stelling van de man dat de vrouw geen woonlasten heeft in Nederland, omdat zij nagenoeg altijd in het huis in Spanje verblijft, acht het hof gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de vrouw niet aannemelijk. Gebleken is dat de man en de vrouw gedurende het huwelijk langere periodes achtereen in hun vakantiehuis in Spanje verbleven, doch dat zij hun hoofdverblijf in Nederland hadden. Het hof is van oordeel dat niet van de vrouw verwacht kan worden dat zij thans in Spanje gaat wonen. Onbestreden is dat de vrouw in Nederland staat ingeschreven en dat zij hier te lande haar familie, vrienden en artsen heeft. Daar komt bij dat het vakantiehuis in de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap valt en thans nog onduidelijk is wat er met de woning gaat gebeuren. De vrouw heeft voorts onbetwist gesteld dat de woning in Spanje niet te verhuren valt en door partijen ook nooit is verhuurd, zodat met inkomsten uit verhuur geen rekening zal worden gehouden. De door de vrouw opgevoerde huurlast van 560,- per maand acht het hof alleszins redelijk gelet op de welstand van partijen gedurende het huwelijk. Draagkracht van de man 8. De man stelt dat de rechtbank ten onrechte de draagkracht van de man vastgesteld heeft op 1.227,- per maand. De man geniet inkomen uit een pensioenuitkering en een WAO-uitkering en heeft geen recht op een arbeidskorting. De man beschikt over een maximale draagkracht van 1.080,- per maand. 9. De vrouw is van mening dat de man voldoende draagkracht heeft om de verzochte partneralimentatie te kunnen voldoen. Met de woonlast in Spanje dient geen rekening gehouden te worden, gelet op het feit dat deze woning ofwel aan de vrouw zal worden toegedeeld of wel zal worden verkocht. 10. Bij het bepalen van de draagkracht van de man houdt het hof rekening met een inkomen uit WAOuitkering van 2.289,84 bruto per maand exclusief vakantietoeslag, een inkomen uit pensioen van

[werkgever] van 1.303,97 bruto per maand en de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [verzekeringmaatschappij] van 535,51 bruto per maand, zoals dit blijkt uit de overgelegde specificaties van januari 2010. Daarnaast houdt het hof rekening met een inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet van 2.233,- per jaar. 11. Met betrekking tot de door de man opgevoerde lasten overweegt het hof als volgt. Het hof houdt rekening met het eigen woningforfait van 1.413,-, de rente over de hypothecaire geldlening van 233,- per maand en het forfait overige eigenaarlasten van 95,- per maand. Voorts houdt het hof rekening met een premie basisverzekering Zorgverzekeringswet van 133,- per maand, het eigen risico van 13,- per maand en een inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet van 186,- per maand en te verminderen met de correctie nominaal deel van 43,- per maand. Deze kosten zijn niet, dan wel onvoldoende, door de vrouw bestreden. 12. Ten slotte heeft de man in de door hem overgelegde draagkrachtberekening nog een tweetal kostenposten opgenomen van 272,- en 190,- per maand, betrekking hebbende op de kosten van de woning in Spanje respectievelijk de servicekosten van de echtelijke woning. Het hof zal met deze kosten rekening houden, nu gebleken is dat de man deze kosten daadwerkelijk heeft. 13. Rekening houdend met de inkomsten en lasten van de man zoals hiervoor vermeld, alsmede met de gebruikelijke belasting en (alleen) de algemene heffingskorting, is het hof van oordeel dat de draagkracht van de man een alimentatie voor de vrouw toelaat zoals door de rechtbank is vastgesteld. Gelet op de eigen inkomsten van de vrouw, zoals deze uit de overgelegde stukken blijkt, voorziet de man daarmee in de aanvullende behoefte van de vrouw en is er geen noodzaak onderscheid te maken in de periode dat de man de kosten van de woning in Spanje draagt en de periode dat dit niet langer het geval is. De tweede grief van de man faalt. 14. Uit het vorenstaande volgt dat het hof de bestreden beschikking wat betreft de partneralimentatie zal vernietigen en de uitkering tot levensonderhoud zal vaststellen op 1.150,- per maand. Incidenteel appel 15. De vrouw kan zich niet verenigen met de overweging van de rechtbank dat de man in beginsel recht heeft op teruggave van een bedrag van 13.049,81. Zij stelt daartoe dat het bedrag is opgegaan onder meer aan de aanschaf van een auto en caravan, dat er derhalve vermenging met de gemeenschap heeft plaatsgevonden en dat de man thans jegens de vrouw geen aanspraak meer kan maken op terugbetaling van het bedrag. 16. De man stelt dat dit een overweging van de rechtbank en geen beslissing betreft, zodat de vrouw niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar incidenteel appel. Voor zover het hof anders oordeelt, stelt de man dat deze privégelden geïnvesteerd zijn in de gezamenlijke vakantiewoning in Spanje. 17. Het hof overweegt als volgt. Nu hoger beroep was ingesteld tegen de bestreden beschikking ter zake van de vaststelling van de uitkering tot levensonderhoud, die in zoverre een eindbeschikking betrof, kan de beschikking, voor zover deze nog slechts een tussenbeschikking betrof, ook in hoger beroep worden betrokken. De vrouw is derhalve ontvankelijk in haar incidenteel appel. 18. De belangrijkste uitzonderingen op het hoofdstelsel dat de gemeenschap wat haar baten betreft alle tegenwoordige en toekomstige goederen van de echtgenoten omvat, vormen de erfrechtelijke verkrijgingen en giften onder uitsluitingsclausule. Tussen partijen staat vast dat de man in 1989 een bedrag van 13.049,81 onder een uitsluitingsclausule heeft verkregen, dat dit bedrag op een gemeenschappelijke rekening van partijen is gestort en vervolgens is uitgegeven aan bestedingen ten gunste van de gemeenschap. Hieruit volgt dat het geërfde geld niet in het privévermogen van de man

is gevloeid, dan wel nadien op naam van de man afgezonderd is of is aangewend voor privéschulden van de man. Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft overwogen dat de man in beginsel een vergoedingsrecht op de gemeenschap heeft ter hoogte van 13.049,81. De grief van de vrouw faalt derhalve. BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP Het hof: vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, opnieuw beschikkende: bepaalt de alimentatie voor de vrouw ten laste van de man, met ingang van de datum dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, op 1.150,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige; wijst het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Mink en Mulder, bijgestaan door mr. Quarles van Uffordvan Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2010.