ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206


ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

ECLI:NL:RBGEL:2014:2198

ECLI:NL:RBGEL:2015:7076

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:RBNNE:2013:6459

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

ECLI:NL:RBLEE:2007:BC2679

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

ECLI:NL:RBNHO:2017:1493

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0442

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:RBZWB:2015:7148

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1911

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:RBZWB:2016:2064

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6595

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

ECLI:NL:RBGEL:2015:4535

ECLI:NL:RBGEL:2017:11

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

ECLI:NL:RBZWB:2014:8977

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHARL:2014:7457

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek

ECLI:NL:RBZWB:2015:3923

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:RBZWB:2014:747

ECLI:NL:RBZWB:2017:2696

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:RBNNE:2016:2318

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBDHA:2013:13019

ECLI:NL:RBHAA:2007:BA6728

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:GHARL:2015:3296

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

Rechtbank Gelderland AWB - 14 _ Belastingrecht

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

ECLI:NL:GHARN:2006:AW2040

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5774

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,


ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ9227

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

ECLI:NL:GHDHA:2016:30

ECLI:NL:RBZWB:2016:4340

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ8181

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

Transcriptie:

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 14-01-2009 Datum publicatie 12-05-2009 Zaaknummer AWB 07/1900 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste aanleg - enkelvoudig Terecht bijtelling privé-gebruik auto. Dat auto is geschorst door Dienst Wegverkeer doet aan bijtelling niet af nu daarmee geenszins vaststaat dat de auto niet daadwerkelijk wordt gebruikt. Dit wordt bevestigd door de verklaring ter zitting van eiser dat de auto ook daadwerkelijk is gebruikt. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NTFR 2009, 1358 FutD 2009-1043 Uitspraak RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer registratienummer: AWB 07/1900 uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 14 januari 2009 inzake [X], wonende te [Z], eiser, tegen de inspecteur van de Belastingdienst[P], verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) met [aanslagnummer] (hierna: de aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 40.685.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 maart 2007 de aanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen bij brief van 7 mei 2007, ontvangen bij de rechtbank op 8 mei 2007, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Voorafgaand aan het onderzoek ter zitting heeft eiser, na een verzoek om inzage van het procesdossier een kopie daarvan ontvangen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2008 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [A]. Namens verweerder is verschenen drs. [B]. 2. Feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast. Eiser is enig aandeelhouder van [C] Beheer B.V. (hierna: [C]). Eiser heeft op 20 september 2004 aangifte IB/PVV gedaan voor het jaar 2002 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van 34.256. Bij onderdeel 5a van die aangifte heeft eiser het volgende aangegeven: Naam werkgever Ingehouden loonheffing Loon [C] Beheer BV 12.917 41.709 Corr salaris gld ipv euro 0-22.942 12.917 18.767 Tot de stukken behoort een verzamelloonstaat afkomstig van [C]. Volgens deze verzamelloonstaat heeft [C] in het betrokken jaar aan loon 53.130 uitbetaald en is daarop 11.195 aan loonbelasting ingehouden. Verweerder is op 30 oktober 2004 een boekenonderzoek bij [C] begonnen. Van dat onderzoek is door verweerder geen rapport opgemaakt. Wel is naar aanleiding van het boekenonderzoek ter voorbereiding van een te sluiten vaststellingsovereenkomst een notitie Grondslag Vaststellingsovereenkomst opgemaakt. Hierin staat onder meer het volgende vermeld: 6 Auto Vanaf 2001 is er en Mercedes geboekt op de B.V. en de BTW over de aanschafprijs afgetrokken. Bijtelling 2001-2003 7.964 per jaar ( ). De Mercedes (hierna: de auto) is van het type C200 en heeft een cataloguswaarde inclusief omzetbelasting en belasting van personenauto s en motorrijwielen (BPM) van 31.856. Tussen partijen is ter zake van de heffing over het betrokken jaar geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Verweerder heeft de aanslag met dagtekening 28 november 2006 vastgesteld. Daarbij heeft verweerder het aangegeven inkomen van 34.256 verhoogd met 6.270 ter zake van privégebruik

auto en met 115 in verband met omrekenverschillen gulden-euro tot 40.685. Als verrekenbare loonbelasting heeft verweerder een bedrag van 5.861 in aanmerking genomen. Het bedrag van 6.270 is het bedrag van de werkelijke kosten van de auto. Eiser heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt. 3. Geschil en standpunten partijen In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag overeenkomstig de aangifte. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting heeft eiser in aanvulling hierop onder meer verklaard: - dat de auto, hoewel deze was geschorst, hem ter beschikking stond; - dat hij doorgaans met een old-timer reed; - dat hij nauwelijks met de auto heeft gereden; - dat hij geen kilometeradministratie heeft bijgehouden en - dat hij niet wist dat hij een kilometeradministratie moest bijhouden. 4. Beoordeling van het geschil Privé-gebruik auto Artikel 3.145 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB 2001) luidt, voor zover hier van belang, als volgt (tekst van 1 januari 2002 tot 1 januari 2003): 1. Indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op jaarbasis gesteld op ten minste 25% van de waarde van de auto. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt. ( ) 3. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil. 4. Indien het door de belastingplichtige op jaarbasis voor privé-doeleinden gereden aantal kilometers blijkt uit een rittenregistratie, wordt het voordeel: a. indien dit aantal meer is dan 500 maar niet meer dan 4000, gesteld op ten minste 10% van de waarde van de auto; b. indien dit aantal meer is dan 4000 maar niet meer dan 8000, gesteld op ten minste 15% van de waarde van de auto. c. indien dit aantal meer is dan 8000 maar niet meer dan 10000, gesteld op ten minste 20% van de waarde van de auto.. Eiser heeft gesteld dat de auto aan hem voor privé-doeleinden ter beschikking stond, maar dat er

geen bewijs voor de bijtelling is. Eiser heeft ook verklaard geen kilometeradministratie te hebben bijgehouden. Verweerder heeft gesteld dat eiser niet de vereiste aangifte heeft gedaan en dat daarom de bewijslast moet worden omgekeerd. De rechtbank onderschrijft dat standpunt van verweerder niet. Vaststaat dat de auto aan eiser voor privégebruik ter beschikking is gesteld. Eveneens staat vast dat eiser geen rittenregistratie heeft bijgehouden. Ingevolge het bepaalde in artikel 3.145, eerste lid, tweede volzin, van de Wet IB 2001 is dan nodig dat eiser overtuigend aantoont dat met de auto in het betrokken jaar minder dan 500 kilometer is gereden. Nu de bewijslast reeds op eiser rust, is omkering daarvan niet aan de orde (vgl. HR 3 februari 2006, nr. 41 814, BNB 2006/205). De rechtbank acht eiser niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast. De enkele verklaring van eiser dat de auto was geschorst, is hiertoe onvoldoende. Met de enkele omstandigheid dat de geldigheid van het kenteken van een auto door de Dienst Wegverkeer is geschorst, staat immers geenszins vast dat de auto niet daadwerkelijk wordt gebruikt. Dit wordt bevestigd door de verklaring van eiser ter zitting dat hij de auto in het betrokken jaar ook daadwerkelijk voor privédoeleindenheeft gebruikt. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het aangegeven bedrag terecht heeft verhoogd met een bijtelling ter zake van privé-gebruik van de auto. In overeenstemming met het arrest HR 17 maart 1993, nr. 26 678, BNB 1993/166 heeft verweerder die bijtelling beperkt tot het bedrag van de werkelijke kosten. Het gelijk is in zoverre aan verweerder. Omrekenverschillen en verrekende loonbelasting De rechtbank heeft gelet op de loongegevens in de aangifte als vermeld onder 2 geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de correctie van 159 die verweerder in verband hiermee heeft aangebracht. Gelet op de correctie die eiser heeft aangebracht in verband met de omrekening van guldens naar euro moet worden aangenomen dat de in de aangifte genoemde bedragen van 41.709 (loon) en 12.917 (ingehouden loonbelasting) guldens representeren. De tegenwaarde van f 41.709 bedraagt 18.926. Eiser heeft 18.767 tot zijn loon gerekend. Gelet hierop heeft verweerder terecht een bedrag van 159 ( 18.926 -/- 18.767) als omrekenkoersverschil in aanmerking genomen. De tegenwaarde van het bedrag van f 12.917 bedraagt 5.861. Gelet hierop heeft verweerder terecht 5.861 als verrekenbare loonbelasting in aanmerking genomen. Uit het voorgaande volgt dat de aanslag tot een juist bedrag is opgelegd. Horen na bezwaar Eiser heeft er voorts over geklaagd dat hij in de bezwaarfase niet is gehoord. Ingevolge artikel 25, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt de belanghebbende gehoord op zijn verzoek. Eiser heeft niet gesteld een zodanig verzoek te hebben gedaan. Ook anderszins is daarvan niet gebleken. Deze grief kan daarom niet slagen. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard. 5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 6. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 14 januari 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier. De griffier, De rechter, Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.