Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 Gewogen Belangen

Vergelijkbare documenten
maken bekend dat in hun vergadering van 1 juli 2003 is vastgesteld hetgeen volgt:

Beleidsnota Flora- en faunawet. Gewogen Belangen. Provincie Noord-Brabant. H. van der Borg E. Deckers N. Gradisen C. Snellen M.

Fauna en wet Natuurbescherming

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van «pm», nummer «pm»;

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 12 augustus 2014) Nummer Aan de leden van Provinciale Staten

Besluit van GS van 15 september 2014, kenmerk 2014/ gehoord het Faunafonds van 18 juli 2004, kenmerk BIJ F F OVERWEGENDE;

Introductie Faunabeheer. FBE Limburg - Alfred Melissen

Beheer en schadebestrijding in Noord-Brabant

JACHT, BEHEER EN SCHADEBESTRIJDING IN DE WET NATUURBESCHERMING. Presentatie t.b.v. Faunabeheerbijeenkomst d.d

Nota Faunabeleid Zeeland AANVULLEND VOORSTEL

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Fauna & Schade LLTB - Ubachsberg - 14 dec 2015

Betreft: ontheffingaanvraag artikel 68 Flora- en faunawet voor de Wilde eend

Betreft: ontheffingaanvraag artikel 68 Flora- en faunawet voor de Wilde eend

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet

Uitgangspunten inzake gebiedsbescherming (Natura 2000), soortenbescherming, faunabeheer en bescherming houtopstanden

nummer 20 van 2005 Herziening Verordening vrijstelling grondgebruiker

Houtduiven Bijgedragen door Faunabeheereenheid

Was-wordt overzicht aan de hand van de tekst van Verordening en Beleidsregel

4 november 2003 Nr , LG Nummer 37/2003

van Gedeputeerde Staten op vragen van

van Gedeputeerde Staten op vragen van

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN

Nieuwsbrief Faunabeheereenheid Noord Holland - 1 mei 2014

Aanvraag ontheffingverlening ex art. 68 van de Flora- en faunawet

Beleidsregels Faunabeheer Provincie Overijssel

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2005/47

8.9 Konijn (Oryctolagus cuniculus)

Utrecht, 3 juni 2008 Pythagoraslaan 101 Tel

Documentnummer: Page 1 of 11

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT FLORA- EN FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer Onderwerp Roeken

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 16 juni 2014) Nummer 2948

Stichting Faunabeheereenheid Groningen

Wet natuurbescherming Stap vooruit voor natuur en economie?

Besluit Gelet op bovenstaande overwegingen hebben wij overeenkomstig het advies van de hoor en adviescommissie besloten:

Beleidsnotitie bescherming en beheer ree Fryslân

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet

Evaluatie handhaving Flora- en faunawet

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

De nieuwe Wet natuurbescherming in vogelvlucht

Evaluatie Verordening Vrijstellingen Flora en faunawet September 2005 Provincie Noord Holland, Afdeling WNLO

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Faunabeheereenheid Fryslân. Wat gaan we doen?

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 10 januari 2010) Nummer 2340

provincie Zeeland M/V* M/V* inschrijfnummer Kamer van Koophandel: plaats van inschrijving: datum van inschrijving: Ga verder met vraag 6.

P R O V I N C I A A L B L A D

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) en J.A.R.M. van Egmond (GroenLinks) (d.d. 12 februari 2014) Nummer 2900

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN. gelezen de voorstellen van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 31 maart 2015, nr.

PROVINCIAAL BLAD. In de regionale ganzenwerkgroepen zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd:

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 21 maart 2016) Nummer 3158

Vergelijking faunabeleid van de provincies Noord-Holland, Utrecht, Fryslân en Noord-Brabant

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Onze referentie Bijlagen Beslissing Aanvraag Toelichting

PROVINCIAAL BLAD. Eerste wijzigingsregeling Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant

Uitvoering Flora- en Faunawet

AANVRAAGFORMULIER HOOFDSTUK 3 SOORTEN FAUNABEHEER

Nota Beleidsregels Faunabeheer 2008

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Aanvraagformulier 05 EB-1

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 25 februari

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

06 april 2004 Nr , LG Nummer 21/2004

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Aanvraagformulier EB-2

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. Nummer Aan de leden van Provinciale Staten

Nota beleidsregels faunabeheer Provincie Overijssel

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Wildschade. DLV Plant

Beantwoording schriftelijke vragen van de Statenfractie PvdD over het provinciale ganzenbeleid

Ons kenmerk Besluit

Stichting Faunabeheereenheid Groningen

1. Wie speelt welke rol in dat beleid (rijk, provincie, faunabeheereenheid, en mogelijke

Wet natuurbescherming

Kadernota Faunabeleid. Opmaat naar een nieuw flora en faunabeleid in 2014

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Beleidsnotitie Flora- en faunawet 2009

provinci renthe r (o592) 36 tj tt r (o592) 36 t7 t7 A. Flora- en Faunawet (FFW) ,l,ht,l,t l,l,lttttttrt,trhr,l

Technische vragen over de stand van zaken van het Ganzenakkoord en het ganzenbeleid in Noord-Brabant. 2

Nota van verbeteringen en aanvullingen vigerende voorschriften ontheffingen ex art 68 Flora- en faunawet van de Faunabeheereenheid Gelderland

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Provinciale staten van Noord-Holland; besluiten. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Betreft: ontheffingaanvraag artikel 68 Flora- en faunawet voor de Spreeuw

Commissie Ruimte, Water en Groen. 5 maart 2002 Nr , RRN. Nummer 11/2002

Wet natuurbescherming: hoofdlijnen soortenbescherming

Faunabeheerplan Fryslân Actualisatie en aanvulling 2017

2 Aanhangsel Handelingen nr. 1555, vergaderjaar

Natuurwetgeving. Reinier van Elderen voorzitter HPG 25 september

Faunaf onc l s 11 JAN 2006 PROVINCIAL^ STATEN VAN OVERU^SEL. Provinciale Staten Overijssel Postbus GB ZWOLLE. lojanuari 2006 bijlagen

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

Transcriptie:

Provincie Noord-Brabant Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 Gewogen Belangen Auteur H. van der Borg E. Deckers N. Gradisen C. Snellen M. ten Tije Datum 22 oktober 2009

Inhoud: 1. Inleiding 2 2. Achtergrond: provinciale taken en bevoegdheden 3 3. Vrijstellingen en aanwijzingen 6 4. Ontheffingen 8 4.1. Preventieve middelen 8 4.2. Aangevraagde en afgegeven ontheffingen 9 4.3. Voorschriften ontheffingen 10 5. Handhaving 11 6. Landelijk Beleidskader Faunabeheer 13 7. Jacht 14 8. Communicatie 15 9. (Juridische) werkbaarheid 17 9.1. Bezwaar en beroep 17 9.2. De beleidsnota in de praktijk 18 10. Monitoring 19 11. Conclusie en lopende ontwikkelingen 20 Begrippenlijst 22 Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 1/25

1. Inleiding Voor u ligt de evaluatie van de Beleidsnota uitvoering Flora- en faunawet 2006 (hierna: de beleidsnota). Op 28 maart 2006 werd de beleidsnota door Gedeputeerde Staten (hierna: GS) vastgesteld. 1.1 Aanleiding In de beleidsnota is aangegeven dat een evaluatie van het gevoerde beleid eens in de 5 jaar plaats vindt. 1 De vraag ligt voor hoe de beleidsnota de afgelopen jaren in de praktijk heeft gewerkt en in hoeverre er sprake is van voortschrijdend inzicht. Sinds de vaststelling van de beleidsnota hebben er bovendien diverse wijzigingen plaatsgevonden in de Flora- en faunawet (hierna: de Ff-wet) en de hierop gebaseerde lagere wetgeving, die in een eventuele herziening van de beleidsnota eind 2010 verwerkt moeten worden. 1.2 Aanpak Directie Ecologie heeft de evaluatie uitgevoerd. Er is actief contact gezocht met verschillende instanties en personen die gebruik maken van de beleidsnota. Dit zijn onder meer het Faunafonds*, de Faunabeheereenheid Noord-Brabant (hierna: de FBE)*, de provinciale ontheffingverleners en handhavers, jachtaktehouders* en grondgebruikers. Zo stelt de FBE op basis van de beleidsnota haar faunabeheerplannen* op en toetst het Faunafonds bij het geven van adviezen aan de provincie mede aan het provinciale beleid. De genoemde betrokken partijen hebben veel input geleverd voor deze evaluatie via bijeenkomsten en door middel van enquêtes. De belangrijkste criteria waaraan de beleidsnota is getoetst, zijn draagvlak, juridische houdbaarheid, leesbaarheid, procedurele aspecten, flexibiliteit en handhaafbaarheid. Omdat er onduidelijkheid bestond over de status van de FBE, is er juridisch advies ingewonnen bij prof. mr. A.A. Freriks, hoogleraar Dier en Recht bij de Universiteit Utrecht. Zij heeft een advies uitgebracht (hierna: het advies van Freriks) waarin zij met name ingaat op de juridische status van de FBE, het machtigen van gebruikers van ontheffingen en de mogelijkheden tot handhaving. Verderop in deze evaluatie zal dit advies nader aan de orde komen. Leeswijzer In hoofdstuk 2 schetsen we het kader en gaan we nader in op de bevoegdheden van PS en GS. Vanaf hoofdstuk 3 tot en met hoofdstuk 10 zijn de hoofdstukken thematisch ingedeeld. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen staan in elk hoofdstuk bovenaan om de lezer snel een beeld te geven van de bevindingen. Hoofdstuk 11 bevat de conclusie van deze evaluatie en geeft een doorkijk naar de op dit moment lopende ontwikkelingen. Na dit laatste hoofdstuk is een begrippenlijst te vinden. De begrippen die omschreven staan in de begrippenlijst, zijn de eerste keer dat ze in deze evaluatie gebruikt worden, voorzien van een * (sterretje). Op een aantal kritieke punten zal ook door middel van een sterretje worden verwezen naar de begrippenlijst. * = zie begrippenlijst (pagina 23-25) 1 Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006, p. 52. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 2/25

2. Achtergrond: provinciale taken en bevoegdheden 2.1 Positie binnen het natuurbeleid Een van de hoofddoelstellingen van natuurbeleid is instandhouding, herstel en ontwikkeling van een zo natuurlijk mogelijke verscheidenheid van in het wild levende dier- en plantsoorten. Soortenbescherming in Nederland gebeurt op een actieve en een passieve manier. Onder het actieve soortenbeleid wordt verstaan het door de overheid geformuleerde beleid om kwetsbare en bedreigde diersoorten en hun leefgebied te beschermen. Denk hierbij onder meer aan stimuleringsmaatregelen in de vorm van subsidies. Dit wordt bijvoorbeeld geregeld via de leefgebiedenbenadering, EHS, soortenbeschermingsplannen en de zogenaamde Rode Lijsten. Onder passief soortenbeleid wordt verstaan de wettelijke bescherming zoals deze is neergelegd in de Ff-wet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Dit werkt door middel van een stelsel van verbodsbepalingen en ontheffingsmogelijkheden. 2.2 Uitgangspunt Ff-wet De Ff-wet is op 1 januari 2002 in werking getreden. De doelstelling van deze wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is daarom een 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten, zoals het doden, vangen of opzettelijk verontrusten van diersoorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Voor de jacht op de wildsoorten* geldt in de wet een algemene uitzondering, onder bepaalde voorwaarden en gedurende een bepaalde periode in het jaar (zie ook hoofdstuk 7). Daarnaast zijn er instrumenten waarmee tot een uitzondering kan worden gekomen in het kader van beheer en schadebestrijding. Dit kan enkel onder de volgende voorwaarden: 1. De gunstige staat van instandhouding van de diersoort mag niet in gevaar komen. 2. Er mag geen andere bevredigend oplossing zijn dan de inzet van het instrument in kwestie. Als door het inzetten van preventieve middelen*, zoals vlaggen, knalapparaten en hekwerken, schade kan worden voorkomen, heeft dat dus voorrang (zie ook paragraaf 4.1). 3. Het instrument wordt ingezet ter bescherming van een bepaald belang, zoals de volksgezondheid, de openbare veiligheid, de veiligheid van het luchtverkeer, voorkoming van belangrijke schade aan gewassen of vee, en voorkoming van schade aan flora en fauna. 2.3 Drie instrumenten Er zijn drie provinciale instrumenten die kunnen worden ingezet ter bescherming van de in de wet erkende belangen. Dit zijn de vrijstelling, de aanwijzing en de ontheffing. Deze kunnen enkel worden ingezet als aan de drie voorwaarden die hierboven zijn genoemd, wordt voldaan. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 3/25

2.3.1 Instrument 1: de vrijstelling Door middel van een vrijstellingsverordening kan vrijstelling worden verleend voor met name het doden, vangen of opzettelijk verontrusten van diersoorten ter voorkoming van dreigende schade. Een vrijstellingsverordening kan alleen gelden voor diersoorten die door de rijksoverheid op een vrijstellingslijst zijn gezet. Hierop staan diersoorten die belangrijke schade kunnen aanrichten aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en water, of aan fauna. Een vrijstelling heeft dus altijd betrekking op schade en kan bijvoorbeeld niet in het belang van de volksgezondheid worden gemaakt. De rijksoverheid heeft een landelijke vrijstellingslijst* gemaakt, waarop diersoorten staan die in het gehele land schade aanrichten, zoals de houtduif, het konijn en de vos. Voor deze diersoorten kan de Minister van LNV een vrijstellingsverordening maken. Ook heeft de rijksoverheid een provinciale vrijstellingslijst* gemaakt. Daarop staan diersoorten die in delen van het land schade aanrichten, zoals de grauwe gans, de haas en de woelrat. PS kunnen voor deze diersoorten een provinciale vrijstellingsverordening maken. 2.3.2 Instrument 2: de aanwijzing GS kunnen door middel van een besluit personen of categorieën van personen aanwijzen om de stand van bepaalde diersoorten te beperken. Een aanwijzing kan alleen betrekking hebben op de diersoorten die door de Minister van LNV op een lijst op grond van artikel 67 Ff-wet* zijn aangewezen, zoals het wilde zwijn, de muskusrat en de verwilderde duif. Het aanwijzen van personen kan in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid, de veiligheid van het luchtverkeer, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij of wateren, of ter voorkoming van schade aan flora en fauna. Bij het aanwijzingsbesluit kan met name worden toegestaan dat de aangewezen personen of categorieën van personen dieren van de diersoort in kwestie doden of vangen. 2.3.3 Instrument 3: de ontheffing Ten slotte is er het specifieke instrument van de ontheffing. GS kunnen een ontheffing verlenen van een verbod uit de Ff-wet, zodat het met de ontheffing toegestaan wordt bijvoorbeeld dieren te doden, te vangen of opzettelijk te verontrusten. Ontheffingen gelden, in tegenstelling tot vrijstellingen of ontheffingen, altijd voor een specifiek gebied en in een specifiek geval. Ontheffingen worden in principe verleend aan de FBE op basis van een faunabeheerplan*. Een ontheffing die aan de FBE is verleend, kan door de FBE, in de vorm van machtigingen*, worden doorgeschreven aan individuele jachtaktehouders. In uitzonderlijke gevallen verlenen GS de ontheffing aan anderen dan aan de FBE. Ontheffingen kunnen worden verleend in het belang van de openbare orde en veiligheid, de veiligheid van het luchtverkeer, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren, ter voorkoming van schade aan flora en fauna of met het oog op andere belangen, die door de rijksoverheid bij Algemene Maatregel van Bestuur zijn aangewezen. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 4/25

2.4 Andere taken en bevoegdheden Naast de hierboven genoemde taken en bevoegdheden op het gebied van beheer en schadebestrijding, zijn er nog enkele taken en bevoegdheden van PS en GS: GS kunnen faunabeheereenheden erkennen. In Noord-Brabant is er één erkend: de Faunabeheereenheid Noord-Brabant (de FBE)*. GS moeten faunabeheerplannen* van de FBE (goed)keuren. Dit is een belangrijk instrument omdat daarin de basis wordt gelegd voor het verlenen van ontheffingen. GS kunnen bij bijzondere weersomstandigheden de jacht sluiten (zie hoofdstuk 7). GS zijn bevoegd besluiten te nemen tot de aanwijzing van beschermde leefomgevingen (BLO). In de beleidsnota is aangegeven dat vooralsnog alleen gebruikt wordt gemaakt van een eventuele noodaanwijzing (op basis van artikel 24 Ff-wet), omdat er voldoende andere instrumenten zijn om natuur te beschermen. Het feit dat GS van deze bevoegdheid geen gebruik hebben gemaakt, of een onderbouwde aanvraag hiervoor hebben gehad, bevestigt dat. 2.5 Ontwikkelingen decentralisatie taken en bevoegdheden Ff-wet De Commissie Lodders heeft zich gebogen over de verdere invulling van het provinciale takenpakket en de overdracht van taken en bevoegdheden van het Rijk naar de provincie. Een van de aanbevelingen van de Commissie Lodders is om het provinciale takenpakket verder te vullen met taken en bevoegdheden op het gebied van natuur. De Minister van LNV heeft het voornemen om de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffingen voor ruimtelijke ingrepen in relatie tot beschermde inheemse diersoorten te decentraliseren naar de provincies. Deze bevoegdheid ligt op dit moment bij de Minister zelf. Daarnaast heeft de Minister het voornemen om het Faunafonds* te decentraliseren. Over de wijze waarop dit zal plaatsvinden heeft overleg plaatsgevonden tussen het Ministerie van LNV en het IPO. Verwachting is dat de decentralisatie aan het einde van 2010 zijn beslag zal krijgen. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 5/25

3. Vrijstellingen en aanwijzingen 3.1 Vrijstellingen De huidige vrijstellingsverordening van PS stamt uit 2007. De verordening blijkt in de praktijk goed te werken. Van de meeste soorten die door de rijksoverheid op de provinciale vrijstellingslijst* zijn gezet, wordt door de FBE aangegeven dat de huidige mogelijkheden in Noord-Brabant voldoende zijn. Over de kolgans en de meerkoet wordt opgemerkt dat het niet ondenkbeeldig is dat dit in de toekomst verandert. Volgens de FBE is het huidige beleid voor de smient onvoldoende, maar is er in Noord- Brabant nauwelijks schade gemeld. De FBE geeft aan dat er behoefte is om de schade in beeld te brengen. Over de brandgans wordt gezegd dat de verspreiding duidelijk zou moeten worden afgebakend. Ten slotte is van belang dat inzicht verkregen wordt in de omvang en verspreiding van de woelrat. De huidige provinciale verordening is op 2 februari 2007 door PS vastgesteld. In de huidige verordening is het, in tegenstelling tot de vorige, niet langer toegestaan om de roek te doden op percelen met appels en peren en vollegrondsgroenten. Dit heeft geen problemen gegeven: de FBE geeft in de evaluatie aan dat het beheren van de roek op basis van ontheffingen effectief genoeg is. Het is in de verordening van 2007 wel toegestaan om de woelrat te doden op percelen met appels en peren. De FBE geeft aan dat het werken met deze vrijstelling als nadeel heeft dat er geen beeld is van de omvang en de verspreiding van de populatie. In 2005 is een flinke uitbraak geweest van de woelrat, met daarbij zeer omvangrijke schades. Daarom is monitoring van belang. Daarnaast is het in de huidige verordening toegestaan om 16 diersoorten opzettelijk te verontrusten, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen. 3.2 Aanwijzingen In 2004 hebben GS de Aanwijzing categorieën van personen ex artikel 67 Flora- en Faunawet vastgesteld. Deze voldoet, maar zal wellicht moeten worden aangevuld met andere mogelijkheden en soorten, met name waar het gaat om exoten* en onbeschermde diersoorten*. De FBE is voornemens een faunabeheerplan* voor exoten en onbeschermde diersoorten in te dienen, inclusief een verzoek tot aanwijzing voor een aantal van die soorten. Als dit plan wordt goedgekeurd door GS dan moet de Aanwijzing categorieën van personen ex artikel 67 Flora- en Faunawet worden aangepast. In de beleidsnota staan geen criteria voor het vaststellen van een aanwijzing door GS. Er zou overwogen kunnen worden om dit wel op te nemen. Nagegaan moet worden of de huidige Aanwijzing categorieën van personen ex artikel 67 Flora- en Faunawet voor het damhert en het wilde zwijn aanpassing behoeft. De Aanwijzing categorieën van personen ex artikel 67 Flora- en Faunawet moet worden aangepast in verband met de overgang van de muskusrattenbestrijders naar de waterschappen. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 6/25

Op 10 maart 2004 hebben GS de Aanwijzing categorieën van personen ex artikel 67 Flora- en Faunawet vastgesteld. Daarbij zijn de muskusrattenbestrijders aangewezen ter beperking van de stand van de muskusrat en de beverrat. Daarnaast zijn de jachtaktehouders* aangewezen ter beperking van de stand van de muskusrat, de rosse stekelstaart, de verwilderde kat, de verwilderde duif, het damhert en het wilde zwijn. De muskusrattenbestrijders geven aan dat de aanwijzing goed werkt. Gezien de geplande overgang naar de waterschappen en de daarbij gepaard gaande benodigde wijzigingen in het aanwijzingsbesluit heeft overleg plaatsgevonden met de waterschappen en de muskusrattenbestrijders. De FBE merkt op dat het huidige beleid voor de meeste aangewezen soorten voldoende is. Wat betreft het damhert en het wilde zwijn wordt vanuit de FBE aangegeven dat het wellicht wenselijk is om de aanwijzing (eventueel met aanpassing) te combineren met een ontheffing op voorhand*. Ten aanzien van exoten en andere onbeschermde diersoorten die op dit moment niet zijn aangewezen, geeft de FBE aan dat aanwijzingen gewenst zijn. Inmiddels heeft de FBE hiervoor een concept Faunabeheerplan Exoten en onbeschermde diersoorten ingediend (zie ook hoofdstuk 11). Over de grauwe gans heeft de FBE eerder aangegeven dat een planmatige aanpak noodzakelijk is en dat schadebestrijding op perceelniveau symptoombestrijding is. Ook is in de evaluatie aangegeven dat voor de nijlgans een aanwijzing gewenst is. Uit schadecijfers blijkt dat ganzen de laatste jaren vaak verantwoordelijk zijn voor de grootste schades. In 2003 is dan ook het Beleidskader Faunabeheer tot stand gekomen, waarmee maatregelen worden genomen om de schade door ganzen en smienten in te perken (zie hoofdstuk 6). Dit lijkt echter op dit moment te weinig effect te hebben om de schade door ganzen onder controle te krijgen. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 7/25

4. Ontheffingen 4.1. Preventieve middelen Het is van belang voor de grondgebruiker en het imago van de overheid als er tussen het Faunafonds, de provincie en de FBE afstemming is over de voorwaarden ten aanzien van de preventieve middelen. Handhaving controleert 80% van de afgegeven machtigingen* op preventieve middelen. In de Ff-wet is opgenomen dat GS bij het doen van een aanwijzing, het verlenen van een vrijstelling of het geven van een ontheffing, steeds moeten nagegaan of er geen andere bevredigende oplossing is om schade van beschermde inheemse diersoorten* te voorkomen. Dit betekent dat als er andere (minder ingrijpende) middelen zijn om onder meer schade aan gewassen te voorkomen, deze ingezet moeten worden. Met het criterium geen andere bevredigende oplossing geeft de wet een volgorde aan in de in te zetten handelingen tegen een soort, van licht (opzettelijk verontrusten), naar zwaar (doden). Bij ontheffingen voor het doden van beschermde inheemse diersoorten met geweer om schade aan gewassen te voorkomen, moeten deze handelingen de effectiviteit van de aanwezige preventieve middelen ondersteunen (verjaging met ondersteunend afschot). Doel hiervan is dat de schadeveroorzakende soorten de preventieve middelen gaan associëren met gevaar en deze plaatsen dus mijden. 2 De beleidsnota vermeldt daarom dat een grondgebruiker voor het verkrijgen van een ontheffing ter voorkoming van schade aan gewassen, minimaal twee in het Handboek Faunaschade genoemde preventieve maatregelen (per soort/gewascombinatie) op een effectieve wijze moet treffen. Voorbeelden van zulke middelen zijn het plaatsen van vlaggen, knalapparaten en hekwerken. Bij de interviews die in het kader van deze evaluatie zijn gehouden, werd door alle partijen aangegeven dat alleen effectieve preventieve middelen moeten worden voorgeschreven. De preventieve middelen moeten bijdragen aan het verjagen of weren van schadeveroorzakende diersoorten. De FBE gaf verder aan dat van geactiveerde machtigingen ook daadwerkelijk gebruik moet worden gemaakt. Dat wil zeggen dat verjagen met preventieve middelen gevolgd moet worden door ondersteunend afschot. Alleen op deze wijze kan de methode voldoende effectief worden gemaakt. Niet alleen GS, maar ook het Faunafonds stelt de eis van het treffen van preventieve middelen. Het Faunafonds stelt deze eis bij het verstrekken van tegemoetkomingen voor schade die wordt veroorzaakt door beschermde inheemse diersoorten. Het is daarom van belang dat over de inzet van de preventieve middelen overeenstemming bestaat tussen het Faunafonds en de ontheffingverleners. 2 Zie ook (de nieuwe) Handreiking Faunaschade, Faunafonds 2009, p. 34. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 8/25

4.2. Aangevraagde en afgegeven ontheffingen Het systeem van het verlenen van ontheffingen op voorhand* zorgt voor lastenverlichting, snellere schadebestrijding en meer duidelijkheid, terwijl de gunstige staat van instandhouding en de preventie via een faunabeheerplan is gewaarborgd. Partijen in het veld zijn daarom voorstander van het door de provincie ingezette beleid. De meeste ontheffingen worden afgegeven voor het belang schade aan gewassen. In de beleidsnota wordt hier dan ook de meeste aandacht aan besteed. Uit schadecijfers van het Faunafonds blijkt dat ganzen provinciaal de meeste schade veroorzaken. Omdat een vorig beheerplan voor overzomerende ganzen* in Noord-Brabant bij de rechter geen stand heeft gehouden, is het zaak om hier nieuw beleid voor te ontwikkelen. Daarnaast blijkt uit schadecijfers van het Faunafonds dat spechten veel schade kunnen aanbrengen aan boomkwekerijen. Deze soort wordt niet genoemd in de beleidsnota, maar daar is door het incidentele karakter ook geen aanleiding toe. In tabel 1 is het aantal aanvragen per belang te zien voor de jaren 2006, 2007 en 2008. Uit deze tabel blijkt dat de meeste ontheffingen zijn aangevraagd ter voorkoming van schade aan gewassen. De afgifte van ontheffingen op voorhand heeft geleid tot een daling van het aantal ontheffing ter bestrijding van schade aan gewassen. In aanvulling op landelijke vrijstelling zijn voor de vos in een aantal specifieke gebieden vanaf 2008 ontheffingen verleend voor het gebruik van kunstlicht (zie kolom schade aan flora en fauna.) 80 70 60 50 40 30 2006 2007 2008 20 10 0 Schade aan gewassen Schade aan Konijn/vos sportveld bedrijfsmatig gehouden of industrieterrein vee Volkgezondheid en Openbare veiligheid Schade aan flora en fauna Veiligheid luchtverkeer Tabel 1: Aantal aanvragen per belang per jaar Ontheffingen worden in beginsel verleend aan de FBE. Dit gebeurt op basis van een door GS goedgekeurd faunabeheerplan*. (Dreigende) belangrijke schade moet in dit plan zorgvuldig onderbouwd en aannemelijk zijn, en de instandhouding van de soort mag niet in gevaar komen. Daarnaast moet in dit plan ook aangegeven worden dat er geen andere bevredigende oplossing is dan het afgeven van een ontheffing. De FBE kan op basis van de ontheffing machtigingen doorschrijven aan jachtaktehouders die door de grondeigenaar gerechtigd zijn om faunaschade op het perceel te bestrijden. De machtigingen geven een indicatie van de schadebeperkende handelingen die op een schadeperceel hebben plaatsgevonden. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 9/25

4.3. Voorschriften ontheffingen GS hebben in de loop der jaren een bepaald beleid ontwikkeld ten aanzien van voorschriften die aan ontheffingen verbonden zijn. Op dit moment is hierover weinig geregeld in de beleidsnota. Bij de totstandkoming van de herziening van de beleidsnota, dienen GS een afweging te maken in hoeverre zij de voorschriften voor een ontheffing in de beleidnota willen vastleggen. Partijen in het veld zien graag dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen het sluiten van de jacht en het opschorten van ontheffingen, wanneer er sprake is van extreme weersomstandigheden. In de Ff-wet is bepaald dat er voorschriften kunnen worden verbonden aan afgegeven ontheffingen. Er staat in de wet niet (expliciet) welke inhoud deze voorschriften kunnen hebben. Over het algemeen worden de volgende voorschriften aan een ontheffing verbonden. Allereerst verbinden GS procedurele voorschriften voor de FBE aan de ontheffing over het gebruik van de ontheffing en het doorschrijven van machtigingen. Daarnaast is er een voorschrift dat zich richt tot de gemachtigde, waarmee deze verplicht wordt papieren (zoals de jachtakte en een kopie van de ontheffing) bij zich te dragen. Freriks vraagt zich in haar advies (zie hoofdstuk 1) af of dit kan, omdat dit voorschrift zich richt tot de jachtaktehouder*, terwijl de ontheffing aan de FBE wordt verleend. Daarbij moet worden opgemerkt dat de jachtaktehouder vanuit de Ff-wet verplicht is papieren bij zich te hebben (met name de jachtakte). Verder wordt aan ontheffingen voor schadebestrijding bij gewassen het voorschrift gekoppeld dat enkel een machtiging tot uitvoering mag worden verleend onder de voorwaarde dat er minimaal twee bepaalde preventieve maatregelen uit het Handboek Faunaschade zijn getroffen. Het aanwezig zijn van preventieve middelen* is dan dus niet alleen een voorwaarde om de ontheffing verleend te kunnen krijgen (zie paragraaf 4.1), maar ook een voorschrift om de afgegeven ontheffing te mogen gebruiken. Dit is ook te lezen in de beleidsnota. 3 In de beleidsnota staat tevens dat bij het ontbreken van de vereiste preventieve maatregelen een bestuursrechtelijke aanpak voor de hand ligt. 4 In de praktijk blijkt er over de handhaafbaarheid hiervan onduidelijkheid te bestaan. Hier wordt nader op ingegaan in het hoofdstuk over handhaving (hoofdstuk 5). Ten slotte wordt er bij de ontheffing een koppeling gelegd met de sluiting van de jacht in verband met bijzondere weersomstandigheden (zie ook hoofdstuk 7). Aan ontheffingen wordt het voorschrift verbonden dat in het geval van sluiting van de jacht, GS kunnen bepalen dat van verleende ontheffingen geen gebruik gemaakt mag worden. 5 Dit is een invulling van de voorwaarde dat er geen afbreuk mag worden gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Het is echter de vraag of het altijd wenselijk is dat als de jacht gesloten wordt, ook geen gebruik mag worden gemaakt van ontheffingen. Dit kwam naar voren in een evaluatie van de sluiting van de jacht in de winter van 2009 met betrokkenen van het Faunafonds, de FBE en de provincie. Bij beheer en schadebestrijding is de Ff-wet genuanceerder dan bij jacht en er spelen andere belangen, wat vraagt om een andere aanpak. 3 Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006, met name p. 31, maar ook p. 28, 34, 35, 36, 37 en 38. 4 Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006, p. 47. 5 Zie ook Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006, p. 24. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 10/25

5. Handhaving De FBE is tevreden met de invulling van de handhavingsbevoegdheid van de provincie. Deze invulling blijkt ook effectief: van de gecontroleerde ontheffingen voldoet ongeveer 80% aan de regels. Circa 15% voldoet hier aan na een eerste waarschuwing. Bij overige controles wordt ingegrepen. Het hoofdstuk Handhaving van de beleidsnota bevat te weinig informatie over hoe handhaving op dit moment praktisch gezien is geregeld. Het is nodig het hoofdstuk te actualiseren en daarmee beter aansluiting te vinden op de huidige praktijk. Daarnaast is een stevigere juridische verankering gewenst. Nadruk bij handhaving moet liggen op bestuursrechtelijke handhaving, en minder op strafrechtelijke vervolging. Het advies van Freriks geeft handvatten om het hoofdstuk Handhaving in de beleidsnota beter vorm te geven. 5.1 Beleidsnota In de beleidsnota is een hoofdstuk aan handhaving gewijd. 6 Daarin wordt aangegeven dat het bestuursrechtelijk handhaven met name moet plaatsvinden bij overtreding van de voorschriften aan verleende ontheffingen. Het gaat bij handhaving vooral om de controle van het aanwezig zijn van preventieve middelen* bij geactiveerde machtigingen* en het sanctioneren bij het ontbreken van deze middelen. Verder gaat het hoofdstuk in op de samenwerking tussen de handhavers en andere partijen. 5.2 Evaluatie door provinciale handhavers De provinciale handhavers geven aan dat het gewenst is het hoofdstuk uit de beleidsnota en de daaraan gekoppelde documenten beter af te stemmen op de actuele, door de jaren heen ontwikkelde, praktijk. Deze praktijk werkt als volgt. Als er een machtiging bij de FBE wordt aangevraagd, dan vindt de eerste toets door de handhavers plaats. Daarna wordt de machtiging gecontroleerd. In de praktijk wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de controle binnen 24 uur plaatsvindt. De controle en handhaving vinden met name plaats als er een verplichting is tot het nemen van preventieve maatregelen en als er sprake is van specifieke ontheffingen waarbij een positief advies door Bureau Handhaving Natuur, Bodem en Water een vereiste is. Ongeveer 80% van de machtigingen wordt gecontroleerd. In circa 80% van de gecontroleerde gevallen wordt aan het voorschrift voldaan dat twee preventieve middelen in het veld aanwezig moeten zijn. Bij ongeveer 15% van de gevallen worden preventieve middelen alsnog aangebracht na een mondelinge waarschuwing. In circa 5% van de gevallen heeft de grondgebruiker de preventieve middelen niet op orde, ook niet na een waarschuwing. Verder geven de provinciale handhavers aan dat er wat onduidelijkheid is over het systeem met machtigingen. Het bleek voor handhaving niet helder of juridisch gezien de FBE of de jachtaktehouder moet worden aangesproken als voorschriften die aan ontheffingen zijn verbonden, niet worden nageleefd. Hierover is juridisch advies ingewonnen. 6 Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006, p. 47-49 (hoofdstuk 8). Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 11/25

5.3 Evaluatie door FBE De FBE geeft aan tevreden te zijn over de handhaving. Het contact over en weer is goed en handhaving wordt terecht ingezet als middel, niet als doel. Het blijkt wel dat handhaving af en toe weinig middelen heeft om op te treden en in te grijpen. De FBE geeft aan dat bekeken moet worden hoe dit effectiever kan. De digitalisering van de processen zal de samenwerking tussen de FBE en de provinciale handhavers verder verbeteren. Inmiddels is een begin gemaakt om tot deze digitalisering te komen. 5.4 Het advies van Freriks In het advies van Freriks (zie hoofdstuk 1) wordt aangegeven dat de FBE juridisch gezien geen publiekrechtelijke bevoegdheden heeft, noch een publieke taak uitvoert. De FBE is slechts bevoegd tot het doorschrijven van een ontheffing en is in dat kader tegenover GS verantwoordelijk om toe te zien op correcte uitvoering van de ontheffing door diegenen die zij machtigt om tot feitelijke uitvoering over te gaan. Freriks geeft aan dat de feitelijke uitvoerder, dus de grondgebruiker en/of jachtaktehouder*, in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving als overtreder kan worden aangemerkt als de voorschriften die aan de ontheffing zijn verbonden, niet goed worden nageleefd. Daarnaast kan ook de FBE worden aangesproken als deze feitelijk betrokken is bij de overtreding. De status van de FBE staat het bestuursrechtelijk sanctioneren van de grondgebruiker en/of jachtaktehouder dus niet in de weg. Wel kan uit het advies van Freriks worden geconcludeerd dat bestuursrechtelijke handhaving meer voor de hand ligt dan strafrechtelijke vervolging. Dit omdat er voor strafrechtelijke vervolging een feitelijke constatering van de overtreding moet zijn, wat in het geval van verjaging praktisch niet uitvoerbaar is. Het strafrecht stelt strengere eisen aan de bewijslast, zodat bestuursrechtelijke handhaving meer voor de hand ligt. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 12/25

6. Landelijk Beleidskader Faunabeheer Het Beleidskader Faunabeheer is ingesteld om enerzijds de opvang van overwinterende ganzen* te garanderen en anderzijds een oplossing te bieden voor de schadeproblematiek. Dit Beleidskader Faunabeheer zou een plek moeten krijgen in de beleidsnota. Het Beleidskader Faunabeheer is recent (juli 2009) geëvalueerd. De aanbevelingen uit dit rapport kunnen een rol spelen bij de herziening van de beleidnota. Verjaging buiten de opvanggebieden heeft tot op heden niet of nauwelijks tot gevolg dat de ganzen in de aangewezen foerageergebieden geconcentreerd worden. Omdat het Beleidskader nu pas voor het eerst goed in de steigers staat en omdat de afgelopen twee jaar voor veel gebieden 6-jarige overeenkomsten zijn afgesloten, is het per direct afschaffen van het opvangbeleid niet verstandig. In het najaar van 2003 is het landelijke Beleidskader Faunabeheer tot stand gekomen. Dit is nieuw beleid om de toenemende schade door ganzen en smienten in te perken. In de huidige beleidsnota is nog niets opgenomen over het Beleidskader Faunabeheer. In Noord-Brabant zijn ter uitvoering hiervan uiteindelijk vijf foerageergebieden aangewezen. Medio 2007 is de ruimtelijke begrenzing van de foerageergebieden definitief vastgesteld. De foerageergebieden zijn onderdeel gaan uitmaken van de beheersgebieden behorend bij het provinciaal beheersgebiedplan. Grondgebruikers kregen de mogelijkheid binnen de vastgestelde gebieden opvangpakketten af te sluiten, ter compensatie van eventuele schade. De wijze waarop de opvangpakketten afgesloten konden worden, verschilde per seizoen. Hierdoor verschilde ook de vrijwillige deelname van de agrariërs. Vanaf het seizoen 2007/2008 konden alleen nog 6-jarige pakketten afgesloten worden. Veel agrariërs kozen voor de reguliere schaderegeling via het Faunafonds dat geen maximum schadeniveau kent. In het najaar van 2008 zijn de tarieven van de pakketten verhoogd en is roulatie goedgekeurd. Het draagvlak voor het Beleidskader is daarmee flink omhoog gegaan. Verjaging buiten de opvanggebieden heeft tot op heden niet of nauwelijks tot gevolg dat de ganzen in de aangewezen foerageergebieden geconcentreerd worden. Ruim 40% van de ganzen en smienten verbleven in gebieden waar ze geen bescherming genoten en waar ze schade aan landbouwgewassen konden veroorzaken. 7 Mogelijk zijn de verjaaginspanningen te gering, teveel gespreid in de tijd, te dicht bij foerageergebieden of onvoldoende gecoördineerd. Ganzen zijn wel te verjagen, maar de richting waarheen is willekeurig. Doordat niet alle in aanmerking komende agrariërs deelnemen, blijven er binnen de foerageergebieden toch percelen waar verjaagd en gejaagd mocht worden. Er zijn regels om de onrust te beperken, maar het is de vraag of deze afdoende zijn. 7 Evaluatie Opvangbeleid 2005-2008 overwinterende ganzen en smienten, Ministerie van LNV 2009, p. 27. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 13/25

7. Jacht Uit de evaluatie van de sluiting van de jacht in de winter van 2009 bleek dat niet iedereen op de hoogte was van de sluiting. Een duidelijk communicatieplan is van belang. Daarnaast is gebleken dat de situatie ten aanzien van extreme omstandigheden niet in heel Noord-Brabant gelijk hoeft te zijn. Partijen in het veld pleiten daarom voor het sluiten van de jacht voor enkel dat deel waar deze omstandigheden zich voordoen. 7.1 Jacht versus beheer en schadebestrijding De jacht is een algemene uitzondering op het verbod om beschermde inheemse diersoorten te doden. In de Ff-wet is het jagen op zes wildsoorten* toegestaan, onder voorwaarden en in bepaalde perioden van het jaar. De jachthouder* heeft een inspanningsverplichting om een redelijke stand van het aanwezige wild te handhaven/te bereiken, en om schade door in zijn jachtveld aanwezig wild te voorkomen voor zover dat door de jacht mogelijk is. Het gaat daarbij om de schade die een overmatige wildstand teweeg brengt. Als de mogelijkheden die de jacht biedt, niet voldoende blijken, hebben GS de bevoegdheid om ontheffingen te verlenen voor beheer en schadebestrijding die verder gaan dan de jachtmogelijkheden. Er moet dan met name worden gedacht aan het gebruik van middelen die bij de jacht niet zijn toegestaan, zoals kunstlicht. Er wordt dan beoordeeld of het vanuit beheer of schadebestrijding nodig is om verder te gaan dan de jachtmogelijkheden. De beleidsnota geeft geen invulling aan deze bevoegdheid. Buiten het jachtseizoen kan er ontheffing worden gevraagd voor wildsoorten op het moment dat deze schade veroorzaken. In de beleidsnota wordt hiervan aangegeven dat de behandeling van deze aanvragen voor ontheffingen conform het algemene beheer- en schadebestrijdingsbeleid plaatsvindt. 8 In de praktijk gebeurt dit ook op deze manier. Er is geen wens om dit te veranderen. 7.2 Sluiting van jacht bij bijzondere weeromstandigheden GS kunnen de jacht voor (een deel van) de provincie een tijd sluiten als er sprake is van bijzondere weersomstandigheden. Daarbij moet vooral gedacht worden aan extreme kou en langdurige warmte. In het Draaiboek sluiting jacht bij bijzondere weersomstandigheden zijn de criteria en de procedure van een sluiting opgenomen. 9 De winter van 2009 is de eerste winter dat de jacht gesloten moest worden door bijzondere weersomstandigheden. Deze sluiting is geëvalueerd door het Faunafonds, de FBE en de provincie. Zij kwamen tot de conclusie dat de zaken in de praktijk voortvarend en goed zijn verlopen. Wel is er een aantal verbeterpunten. Zo zijn er enkele criteria in het draaiboek te vinden waarvoor geen duidelijke en objectieve gegevens voor handen zijn. Het is beter als bij de invulling van die criteria wordt verwezen naar gegevens van objectieve bronnen (bijvoorbeeld het KNMI). Verder is er bij de sluiting geen onderscheid gemaakt tussen het westen en oosten van de provincie, terwijl de weersomstandigheden in deze delen van elkaar verschilden. Ten slotte bleek de politie in het veld niet altijd op de hoogte te zijn van de sluiting van de jacht. 8 Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006, p. 24. 9 Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006, p. 64-70 (Bijlage 2). Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 14/25

8. Communicatie Partijen hebben sinds de invoering van de Ff-wet aan elkaar moeten wennen. De communicatie en verstandhouding tussen FBE, Faunafonds en de provincie is over het algemeen goed. Naar de burgers en gemeentes toe is het wenselijk dat er meer duidelijkheid komt waar ze moeten zijn als er overlast is veroorzaakt door diersoorten. Dit is afhankelijk van het geschonden belang. Bij politiek of maatschappelijk relevante onderwerpen is het van belang een communicatieplan op te stellen. 8.1 FBE De huidige beleidsnota gaat niet specifiek in op de communicatie met de FBE. De rolverdeling is duidelijk: de provincie maakt beleid en de FBE voert het uit. Dit zou volgens de FBE ook in de toekomst zo moeten zijn. De FBE ziet graag dat de provincie duidelijke keuzes maakt in de beleidsnota. Uit de interviews met het bestuur en de adjunct-secretaris van de FBE blijkt dat zij de communicatie met de provincie als steeds beter ervaren. Een voorbeeld van goede communicatie is het initiatief van de provincie om een zogenaamd triangeloverleg (overleg tussen de provincie, de FBE en het Faunafonds) in te stellen. Daarnaast hebben de provinciale inventarisatiemedewerkers samen met de FBE en Wildbeheereenheid Steenbergen e.o. een ganzentelling uitgevoerd. De FBE geeft aan dat men ook tevreden is over het contact tussen handhaving en de FBE onderling. Sinds 2006 worden alle vragen over beheer en schadebestrijding en alle aanvragen om ontheffing afgehandeld door of via de FBE (één-loketfunctie). Redenen hiervoor zijn: duidelijkheid van één aanspreekpunt en de controlefunctie die de FBE vervult bij de rapportages. In de praktijk werkt dit naar tevredenheid. Bij twijfel of vragen wisten de FBE en de provincie elkaar snel te vinden. Het advies van Freriks maakt duidelijk dat een aanvraag die, buiten de FBE om, direct wordt gericht aan GS, op dezelfde manier moet worden behandeld als een aanvraag die via de FBE wordt ingediend. Wel kan ook bij die aanvragen de verdere afhandeling via de FBE verlopen. 8.2 Faunafonds De huidige beleidsnota gaat niet in op de communicatie met het Faunafonds*. Het Faunafonds geeft in haar interview aan dat er bij de inwerkingtreding van de Ff-wet een kloof was tussen Faunafonds en provincie; beiden moesten aan elkaars opvatting wennen. Echter, er zijn bruggen gebouwd en bij problemen is er nu vaak snel overleg om deze op te lossen. In uitzonderlijke (meer gecompliceerde) gevallen vindt er zelfs een gezamenlijk veldbezoek plaats. Ook het eerder genoemde triangeloverleg wordt als positief ervaren. Recent zijn de beleidsregels van het Faunfonds versoepeld. De provincie had het wenselijk gevonden als dit eerst gecommuniceerd was. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 15/25

8.3 Statenvragen In de onderstaande tabel staan de onderwerpen van de statenvragen die zijn gesteld over uitvoering van de Ff-wet. Samenvatting Statenvragen vanaf 2003 Jaar Partij Onderwerp 2003 PvdA Vossen 2005 CU/SGP Jakobskruiskruid 2005 SP Natuurbrug 2006 CU/SGP Jakobskruiskruid 2007 PvdD Jakobskruiskruid 2007 PvdD Ganzenschade 2008 PvdD Vossen 2008 SP Wilde zwijnen 2009 PvdD Ganzenschade 2009 PvdD Sluiting jacht Tabel 2: Gestelde statenvragen vanaf 2003 Ongeveer twee keer per jaar werden er statenvragen gesteld over de Ff-wet. De onderwerpen waar de meeste vragen over werden gesteld, zijn Jakobskruiskruid (tot 2007), vossen en ganzenschade. Bij de vossen was de eerste serie vragen voor, en de tweede serie na de vrijstelling in 2006. De vragen waren voor GS geen directe aanleiding om het vigerende beleid te wijzigen. 8.4 Vragen burgers en instanties Bij vragen fungeerde de provincie vaak als intermediair ofwel tussen burger/gemeente en de FBE (één-loketfunctie) ofwel tussen burger/gemeente en Dienst Regelingen van LNV (bij artikel 75: overlast van dieren waarvoor de provincie niet verantwoordelijk is). Indien mogelijk werden burgers direct geholpen. Het was soms onduidelijk voor mensen waar ze nou voor welk probleem terecht konden als het over schade van dieren ging. 8.5 Media De onderwerpen met betrekking tot dieren en schade hebben bij vlagen veel aandacht van de media. Dit is het geval geweest bij de sluiting van de jacht afgelopen koude winter en speelt ook bij aanpak van de ganzen- en wilde zwijnenproblematiek in Nederland. Het is dan ook van belang om de gedeputeerde tijdig te informeren als er gevoelige onderwerpen spelen. Afgelopen jaren heeft dit niet tot problemen geleid. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 16/25

9. (Juridische) werkbaarheid 9.1. Bezwaar en beroep De behandelde bezwaar- en beroepschriften gaven geen aanleiding om de beleidsnota aan te passen. Ten opzichte van de periode 2002-2005 is het aantal bezwaar- en beroepschriften na de inwerkingtreding van de beleidsnota afgenomen. Onderwerpen die aan de orde kwamen in bezwaar en beroep waren het begrip belangrijke schade en de vraag of er geen andere bevredigende oplossingen waren om schade te voorkomen. Het overgrote deel van de beslissingen op de bezwaarschriften is na toetsing door de rechter in stand gebleven. In de periode 2006 tot en met heden zijn 28 bezwaarschriften ingekomen. In 7 gevallen werd beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift. In 6 gevallen was het beroep ongegrond en in 1 geval is het besluit vernietigd. De meeste bezwaarschriften zijn ingediend bij het van kracht worden van het Faunabeheerplan 2006-2011. Op basis van dit faunabeheerplan hebben wij ontheffingen op voorhand aan de FBE afgegeven. Onderwerpen die aan de orde kwamen in bezwaar en beroep waren het begrip belangrijke schade en de vraag of er geen andere bevredigende oplossingen waren om schade te voorkomen. Als we dit vergelijken met de periode 2002-2006 is het aantal ingekomen bezwaar- en beroepschriften gedaald (toen 37 bezwaarschriften en 7 beroepschriften). Dit kan worden verklaard doordat sinds de inwerkingtreding van de beleidsnota er ook faunabeheerplannen tot stand zijn gekomen op basis waarvan ontheffingen op voorhand aan de FBE zijn afgegeven. Uit de gevoerde procedures blijkt dat het verlenen van een ontheffing op voorhand aan de FBE, op basis van een goedgekeurd faunabeheerplan, is toegestaan. Hierbij moet door GS wel worden aangetoond dat er sprake is van (dreigende) belangrijke schade veroorzaakt door de diersoort. Als belangrijke schade wordt een bedrag gehanteerd van 250,00 per geval. Het doorschrijven van de ontheffing, in de vorm van een machtiging tot gebruik, mag aan de FBE worden overgelaten. Bij het doorschrijven van een ontheffing geldt dat deze niet verder kan gaan dan de verleende ontheffing op voorhand. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 17/25

9.2. De beleidsnota in de praktijk Van belang is een goede afweging tussen enerzijds de beleidsnota van de provincie en anderzijds het faunabeheerplan van de FBE. De huidige beleidsnota is er één op hoofdlijnen en het faunabeheerplan gaat met name dieper in op de ecologie, de uitvoering en de monitoring. Deze huidige verdeling heeft naar tevredenheid gewerkt. De beleidsnota moet beter worden afgestemd op de huidige praktijk, met name op het gebied van de handhaving. Hiervoor kan het advies van Freriks goed worden gebruikt. 9.2.1 Algemene werkbaarheid beleidsnota De projectgroep heeft de verschillende partijen die de beleidsnota gebruiken, vragen gesteld over de werkbaarheid van de huidige beleidsnota. De ontheffingverleners van de provincie Noord- Brabant hebben aangegeven dat zij de huidige beleidsnota matig tot redelijk goed vinden. Vanuit de FBE wordt opgemerkt dat er met de beleidsnota, op basis van de destijds aanwezige kennis, een goed product is neergelegd. 9.2.2 Leesbaarheid, begrijpelijkheid en indeling De beleidsnota wordt als goed leesbaar en begrijpelijk ervaren. De beleidsnota bevat echter over het algemeen veel tekst, wat soms voor onduidelijkheid zorgt. De tabellen die in de nota zijn opgenomen, geven wel veel duidelijkheid. De hoofdstukindeling van de beleidsnota is logisch, maar de indeling binnen de hoofdstukken is soms onduidelijk, vooral binnen het hoofdstuk over schadebestrijding en beheer. 9.2.3 Algemeen inhoudelijk De handhavers van de provincie Noord-Brabant en de FBE geven bovendien aan dat de beleidsnota in sommige opzichten niet (meer) voldoende is afgestemd op de praktijk. Ook is er onduidelijkheid over de juridische mogelijkheden tot het handhaven bij afgegeven ontheffingen. Dit heeft met name te maken met de status van de FBE (dit is in hoofdstuk 5 aan de orde geweest). Deze onduidelijkheid kan worden weggenomen door aanpassing van de beleidsnota op basis van het advies van Freriks. De ontheffingverleners geven aan dat de beleidsnota soms te weinig flexibel is en daarmee weinig ruimte laat voor maatwerk. Bovendien menen zij dat een betere afbakening tussen de beleidsnota en het faunabeheerplan gewenst is. De FBE geeft aan dat de beleidsnota op dit punt weinig ruimte geeft om te beheren. Het Faunafonds geeft aan dat de beleidsnota en het faunabeheerplan goed op elkaar zijn afgestemd. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 18/25

10. Monitoring Aansluiting bij de Gegevensautoriteit Natuur (GaN) kan witte vlekken in de beschikbaarheid van vogelgegevens voor de toekomst opvullen. Deze ontwikkeling is inmiddels in gang gezet. Het is van belang dat de registratie van bijvangsten door de muskusrattenbestrijders wordt voortgezet na de overgang naar de waterschappen. Met de FBE moet regelmatig overleg gevoerd worden over soorten of soortgroepen die in de monitoring ontbreken en toegevoegd dienen te worden om tot een goede onderbouwing van het beleid te komen. Monitoring geeft inzicht in de ontwikkeling en verspreiding van soorten en de uitvoering van het voorkomen en bestrijden van mogelijke schade door diersoorten. De eindverantwoordelijkheid voor de monitoring ligt bij de provincie. Bij de uitvoering van de monitoring is er sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van GS, Faunafonds, FBE, terreineigenaren en grondgebruikers, gemeenten, politie, wegbeheerders, gezondheidsdiensten, burger- en defensieluchtvaart, jachtaktehouders en jachthouders. De FBE is verantwoordelijk voor het leggen van inhoudelijke relaties tussen de algemene monitoring en lokale gegevens. De FBE heeft daarbij een toetsende rol ten aanzien van de kwaliteit en volledigheid van lokale gegevens. Ook speelt zij een belangrijke rol in de coördinatie tussen de diverse betrokkenen. De gegevens die bij de monitoring gebruikt worden zijn afkomstig van inventarisaties van Bureau Natuurverkenningen van de provincie Noord-Brabant, SOVON vogelonderzoek Nederland, Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ), Koninklijke Nederlandse jagersvereniging (KNVJ), FBE, jaarverslagen uitvoering groene wetten en de website www.waarneming.nl. In de beleidsnota is opgenomen dat de provincie jaarlijks een monitoringsrapportage uitvoering Flora- en faunawet opstelt, mede op basis van de gegevens van de FBE en het Faunafonds. In 2006, 2007 en 2008 zijn jaarlijks rapportages verschenen. Het gaat daarbij om een selectie van soorten die in het verleden schade veroorzaakt hebben aan de gewassen of andere belangen die in de Ff-wet worden genoemd, hebben aangetast. In 2008 is besloten om niet meer elk jaar een monitoringsrapportage te maken, maar eenmaal per vijf jaar, omdat dat voldoende bleek te zijn om de trends in beeld te brengen. Tussentijds zal een actualisering van de gegevens plaatsvinden. In 2008 is binnen de provincie Noord-Brabant besloten de elfjarige cyclus van de vlakdekkende vogelkartering los te laten. Dat betekent dat in principe niet meer eenmaal per elf jaar een compleet nieuwe dataset vogelgegevens van het agrarisch gebied beschikbaar is en dat er witte vlekken ontstaan. Uit de datasets van het provinciale meetnet zijn trendgrafieken te berekenen. Ganzen en zwanen worden maandelijks gedurende het winterseizoen geïnventariseerd. Uit deze data kunnen trendgrafieken en verspreidingskaarten gemaakt worden. Eenmaal per jaar worden alle roekenkolonies geteld en geactualiseerd. In 2009 is, samen met de FBE en de Wildbeheereenheid Steenbergen e.o., een inventarisatie gehouden van het aantal ganzen ten behoeve van de pilot overzomerende ganzen te Steenbergen (zie ook hoofdstuk 11). Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 19/25

11. Conclusie en lopende ontwikkelingen Op basis van deze evaluatie komen wij tot de conclusie dat het huidige beleid effectief is geweest. Aanpassing van de beleidsnota is nodig voor een blijvend goede uitvoering van de Ff-wet. Verandering in wetgeving, nieuwe inzichten aangaande beheer en schadebestrijding, en naar voren gekomen praktische knelpunten bij de uitvoering van het beleid, zijn redenen om de beleidsnota aan te passen. 11.1 Algemeen De beleidsnota heeft over het algemeen goed gewerkt. Voor veel diersoorten is het vigerende beleid voldoende uitgewerkt. De beleidsnota blijkt, mede hierdoor, bij de partijen op voldoende draagvlak te kunnen rekenen. De in de beleidsnota omschreven procedures geven houvast, maar ook voldoende flexibiliteit om verschillende gevallen verschillend te behandelen. Een voorbeeld hiervan is de sluiting van de jacht in de winter van begin 2009. Uit een evaluatie van die sluiting blijkt dat er kleine verbeterpunten zijn, maar dat de beleidsnota over het algemeen goed werkt, ook in zulke incidentele situaties. Qua leesbaarheid blijkt de beleidsnota aan de wensen te voldoen. Wel kan bij een enkel hoofdstuk een betere structuur van de beleidsnota, de leesbaarheid nog wat verbeteren. Bij rechterlijke procedures bleek de beleidsnota juridisch houdbaar. Er is de afgelopen jaren één besluit op een bezwaarschrift door een rechter vernietigd, de overige zijn in stand gebleven. Wel geldt voor de juridische houdbaarheid, net als voor de handhaafbaarheid, dat de beleidsnota wat verbeterd kan worden door het advies van Freriks daarin te verwerken. Daarnaast zijn er veranderingen in wetgeving die in de nieuwe beleidsnota moeten worden verwerkt. Een herziening van de beleidsnota is van hieruit nodig om goed uitvoering te kunnen blijven geven aan de Ff-wet. 11.2 Punten van aandacht De volgende diersoorten en ontwikkelingen vragen bij de herziening van de beleidsnota extra aandacht: 11.2.1 Exoten en andere onbeschermde diersoorten Exoten* zijn uitheemse soorten die Nederland die door menselijk handelen (transport, infrastructuur) terecht zijn gekomen in de Nederlandse natuur. In het kader van de huidige Ff-wet behoren exoten niet tot de beschermde inheemse diersoorten*. Tevens is er een categorie onbeschermde diersoorten* die niet op de lijst van beschermde inheemse diersoorten voorkomen. In 2008 heeft de Minister van LNV gemeld dat het doden van exoten en andere diersoorten of verwilderde diersoorten met het geweer alleen is toegestaan wanneer deze zijn aangewezen op basis van een aanwijzingsbesluit. Inmiddels is door de FBE het concept Faunabeheerplan Exoten en onbeschermde diersoorten voorgelegd met een verzoek om aanwijzingsbesluiten te nemen voor verwilderde grauwe gans, verwilderde eend, Amerikaanse nerts, muntjak, nijlgans en verwilderde kat. De procedure voor de goedkeuring van het definitieve Faunabeheerplan Exoten en onbeschermde diersoorten zal binnenkort worden opgestart. Daarna zal een eventuele aanwijzing worden voorbereid. Evaluatie Beleidsnota Uitvoering Flora- en Faunawet 2006 20/25