14-177A ECLI:NL:TADRAMS:2014:274 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: A

Vergelijkbare documenten
14-400/DB/OB ECLI:NL:TADRSHE:2016:37 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /DB/OB

14-229A ECLI:NL:TADRAMS:2015:30 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: A

RAAD VAN DISCIPLINE. en mr. [ ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten (123b/13) klager

L ECLI:NL:TADRSHE:2015:144 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: L

RAAD VAN DISCIPLINE. mr. [ ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord- Nederland klager

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 16 juli 2018

Raad van Discipline. Beslissing. Beslissing van 12 november 2013 in de zaak A naar aanleiding van de klacht van: klaagsters.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

RAAD VAN DISCIPLINE in het ressort Amsterdam BESLISSING d.d. 19 april 2010 in de zaak H

RAAD VAN DISCIPLINE. 2.8 Bij beslissing van 7 oktober 2010 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof

RAAD VAN DISCIPLINE in het ressort 's-gravenhage

Raad van Discipline. adres. tegen:

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 12 december 2016

12-228A ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4230 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: A

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

16-299/A/NH ECLI:NL:TADRAMS:2016:161 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /A/NH

ZWB ECLI:NL:TADRSHE:2014:306 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: ZWB

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 25 april 2018

heeft de volgende beslissing gegeven naar aanleiding van het hoger beroep van verweerder.

Raad van Discipline. É6sànteno, ïevens per gewone postl. AANGETEKEND De heer B.A. van Rooijen Beatrixlaan C8 SUSÏEREN

15-569/A/NH ECLI:NL:TADRAMS:2015:273 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /A/NH

RAAD VAN DISCIPLINE. Bijgevoegd een drietal berekeningen betreffende welk inkomen benodigd is voor de financierbaarheid

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 13 maart 2017

ECLI:NL:TADRARL:2016:162 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van:

Raad van Toezicht Haarlem van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM

17-540/A/A ECLI:NL:TADRAMS:2017:209 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /A/A

ECLI:NL:TADRARL:2016:295 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van:

Eigen belang/handel. Risicodragende projectontwikkeling.

Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Zelfstandig oordeel van de Raad t.o.v. oordeel civiele rechter.

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Gemeente SCHINNEN INGEKOMEN 1 8 DEC Class. No. AJd. Coi^ I Z^^' L Dhr.B.H.M.Link / mr.r.h.m.wagemans

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 19 juni 2017 in de zaak DB LI

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 19 juni 2017

Optie en bod. Afwijken van het biedsysteem. Biedsysteem A.

14-83 ECLI:NL:TADRARL:2014:271 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: 14-83

Ontvankelijkheid. Risicodragende projectontwikkeling. Eigen belang.

17.137T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 mei 2018

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

H RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: H

18-132/A/A ECLI:NL:TADRAMS:2018:129 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /A/A

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:TAHVD:2017:73 HOF VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van:

A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard,

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

/A/A/D ECLI:NL:TADRAMS:2017:17 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /A/A/D

Beslissing van de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2017

16.053Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

KAMER VOOR HET NOTARIAAT KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Raad van Discipline. Beslissing. Beslissing van 30 oktober 2012 in de zaak A naar aanleiding van de klacht van: de heer

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

16-389/A/NH ECLI:NL:TADRAMS:2016:175 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /A/NH

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

7538 ECLI:NL:TAHVD:2015:318 HOF VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: 7538

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: G MAKELAARS, NVM-lid, kantoorhoudende te A, beklaagde in hoger beroep

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 16 februari 2017 TEGENSPRAAK

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHAMS:2016:1333 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

en in de zaak A naar aanleiding van het bezwaar van: de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax


HOF VAN DISCIPLINE. Griffie

Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde.

Raad van Toezicht Haarlem van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in Onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:RBAMS:2010:BM8140

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

en in de zaak A naar aanleiding van het bezwaar van: de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 10 april 2018 in de zaak /A/A naar aanleiding van de klacht van:

Echtscheiding, perikelen bij. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Ongepast optreden.

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Het Hof van Discipline

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

17-779/A/A ECLI:NL:TADRAMS:2017:265 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: /A/A

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Belangenbehartiging opdrachtgever. Mededelings- en onderzoeksplicht. Onzorgvuldig handelen.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

16.062T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM DE LOOP VAN DE PROCEDURE

Beslissing Tuchtcollege Het tuchtcollege spreekt de beslissing op een openbare zitting uit. Het tuchtcollege doet binnen twee maanden uitspraak na

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Transcriptie:

14-177A ECLI:NL:TADRAMS:2014:274 RAAD VAN DISCIPLINE Beslissing in de zaak onder nummer van: 14-177A Beslissing van 14 oktober 2014 in de zaak 14-177A naar aanleiding van het bezwaar van: mr Deken van de Orde van Advocaten deken tegen: De heer mr. p/a gemachtigde mr. advocaat te Amsterdam verweerder 1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Bij brief aan de raad van 1 juli 2014 met kenmerk 4013-1328, door de raad ontvangen op 3 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht. 1.2 Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 19 augustus 2014 in aanwezigheid van: de deken, zijn stafmedewerker mw. H., en verweerder met bijstand van zijn gemachtigde mr K. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 t/m 10 op de bij die brief gevoegde inventarislijst. De raad heeft tevens kennisgenomen van de nagezonden stukken van beide partijen. 2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan: 2.2 Verweerder heeft op 14 december 2013 twee uit Roemenië afkomstige cliënten op het politiebureau bezocht in het kader van de piketregeling. Verweerder en zijn cliënten gingen akkoord met afdoening van de zaken door middel van supersnelrecht. Op 16 december 2013 heeft verweerder aan de cliënten rechtsbijstand gegeven in de behandeling die daarop volgde. 2.3 Verweerder beschikte voorafgaand aan de zitting niet over het dossier en verweerder heeft de inhoud van het dossier niet met zijn cliënten besproken. 2.4 Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat verweerder eerst bij pleidooi (naar de raad begrijpt: als de behandeling van de feiten en de persoonlijke omstandigheden is voltooid en de officier van justitie heeft gerekwireerd) aan de politierechter heeft gevraagd of de laatste over de aangiftes in het dossier beschikte. Vervolgens constateert de rechter dat verweerder blijkbaar niet zelf over het dossier beschikte en vraagt hij verweerder of hij zich voldoende in staat achtte de zaak te bepleiten. Na debat daarover wordt de behandeling van de zaak voortgezet. 1/5

2.5 De behandelend politierechter, tevens teamvoorzitter van het kabinet van de rechtercommissaris, heeft na deze zitting verweerder op zijn optreden ter zitting aangesproken en telefonisch contact opgenomen met een lid van de raad van toezicht. Dat contact resulteerde in een e-mail van 19 december 2013 waarin de rechter zich heeft beklaagd over het optreden van verweerder ter zitting. De kern van de klacht is dat verweerder het dossier niet bleek te kennen waarna een inadequaat pleidooi volgde. De rechter refereerde daarnaast aan andere negatieve ervaringen van de rechtbank met verweerder. 2.6 Verweerder bevindt zich in een voorwaardelijke schorsing ingevolge de beslissing van het hof van discipline van 24 mei 2013, zaaknummer 6624. De proeftijd duurt twee jaar en is ingegaan op 24 mei 2013. 3 HET DEKENBEZWAAR 3.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door tijdens een zogenaamde supersnelrechtzitting op 16 december 2013 als strafrechtadvocaat twee Roemeense verdachten op volstrekt inadequate wijze bij te staan. 3.2 De deken vordert naast het dekenbezwaar tenuitvoerlegging van de door het hof van discipline opgelegde voorwaardelijke schorsing. Daarop zal de raad separaat beslissen. 4 BEOORDELING 4.1 Aanvankelijk werd de politierechter die het optreden van verweerder ter zitting van 16 december 2013 onder de aandacht van de raad van toezicht bracht gezien als klager. Bij nader inzien bleek dat de rechter zichzelf niet als klager zag en ook als zodanig niet gezien wilde worden, maar alleen als melder van het voorval. Dat betekent dat de raad de rechter niet als partij aanmerkt en in deze alleen het dekenbezwaar centraal staat. 4.2 De raad overweegt als volgt. In casu gaat het om het aan verweerder ter uitvoering van de piketregeling alsmede ter uitvoering van het recht op een toegevoegde raadsman in strafzaken toevertrouwde belang van twee gedetineerde en relatief onmondige cliënten. De cliënten bevonden zich in een kwetsbare positie. Zij waren de Nederlandse taal niet machtig, hen hing een vrijheidsbeneming boven het hoofd en alleen verweerder kon voor hun belangen opkomen. In dit verband kent de raad geen gewicht toe aan het feit dat de kwestie niet leunt op een klacht van de cliënten, maar door middel van een dekenbezwaar ter kennis van de raad is gekomen. 4.3 Vast staat dat verweerder niet wist op welke wijze hij in een supersnelrechtzaak in het bezit moet komen van het dossier. Bij een normale voorgeleiding ligt het dossier gereed bij het kabinet van de rechter-commissaris, maar bij een supersnelrechtzaak dient de raadsman het dossier bij de bode op te halen. Verweerder heeft niet op adequate wijze navraag gedaan waar hij dossier kon ophalen. Evenmin heeft verweerder direct ter zitting aan de orde gesteld dat hij (om welke reden ook) nog geen beschikking had over het dossier. Verweerder koos er voor de feitenbehandeling en de behandeling van de persoonlijke omstandigheden van de cliënten te laten passeren, en pas na formulering van de eis bij zijn pleidooi liet verweerder indirect blijken dat hij niet over het dossier beschikte door de rechter de vraag te stellen of de aangiftes zich in het dossier bevonden. 4.4 Verweerder heeft zichzelf aldus de mogelijkheid ontnomen van de inhoud van het dossier kennis te nemen voor de zitting of in het uiterste geval bij de aanvang daarvan. Reeds daaruit volgt dat verweerder onvoldoende voorbereid de verdediging aanving, temeer nu hij pas tijdens het pleidooi indirect liet merken niet over het dossier te beschikken. In voorkomend geval wordt van een behoorlijk raadsman verwacht dat hij al eerder tijdens de loop van een proces intervenieert, bijvoorbeeld bij aanvang van de 2/5

zitting. De raadsman die zonder het dossier te kennen er voor kiest het proces op zijn beloop te laten, stelt zich niet op zoals van een redelijk handelend en bekwaam advocaat mag worden verwacht. Hiermee heeft de raad ook de stelling van verweerder meegewogen dat het oordeel over de kwaliteit van het pleidooi in wezen op een subjectieve waarneming van de betrokken rechter berust. Voor een behoorlijke rechtshulp is hoe dan ook vereist dat een raadsman voor aanvang van de zitting over het dossier beschikt en van de inhoud ervan kennis heeft genomen. Indien hij het dossier om welke reden ook nog niet kent dient hij schorsing te vragen om het dossier te kunnen lezen, ook al betreft het een supersnelrechtzitting. Het gaat hier immers om een elementaire taak van een strafadvocaat. 4.5 Verweerder heeft aangevoerd dat bij dit type strafzaken in de praktijk sprake is van een beperkte rol en speelruimte van de raadsman. Wat daarvan zij, kennisneming van het dossier blijft echter wel essentieel voor een behoorlijke verdediging, temeer nu de cliënten en de raadsman afstand hebben gedaan van de normale procedure en de waarborgen daarvan. Bovendien omschrijft verweerder zelf het door hem gevoerde verweer niet als een strafmaatverweer maar als een bewijsverweer en was sprake van ontkennende verdachten. Niet valt uit te sluiten dat het dossier wel degelijk aanknopingspunten voor de verdediging oplevert. Er is bij een supersnelrechtzaak naast hetgeen de cliënt zijn raadsman toevertrouwt geen andere bron om uit te putten dan het dossier. 4.6 Namens verweerder is aangevoerd dat supersnelrechtzittingen relatief weinig voorkomen. Hoewel verweerder deelneemt aan de piketregeling en frequent strafzaken behandelt was het voor hem toch de eerste keer dat hij met de supersnelrecht-variant te maken kreeg. Om die reden was verweerder niet bekend met de wijze waarop het dossier ter kennis van de raadsman komt. De raad overweegt dat die omstandigheid voor zijn rekening komt en hem bovendien zwaar wordt aangerekend. Een advocaat die strafzaken behandelt dient immers op de hoogte te zijn van de varianten op het standaard verloop van de strafprocedure en zo nodig navraag te doen in het belang van zijn cliënten. Het is de raad bekend dat de orde van advocaten de werkwijze betreffende het supersnelrecht onder de leden van de balie heeft verspreid, en verweerder had hiervan als deelnemer aan de piketregeling kennis kunnen en moeten nemen. 4.7 Namens verweerder is aangevoerd dat het bij supersnelrechtzittingen niet altijd mogelijk is kennis te nemen van het dossier laat staan het dossier met de cliënten te bespreken, bijvoorbeeld omdat het dossier in de praktijk pas op het laatste moment wordt aangeleverd of omdat de spreekruimte in het cellencomplex niet altijd beschikbaar is. De raad verwerpt deze verweren als niet voldoende concreet onderbouwd. Niet is gebleken dat de gestelde omstandigheden zich ook rondom de zitting van 16 december 2013 hebben voorgedaan. Verder moge het zo zijn dat praktische beperkingen bestaan bij de mogelijkheid het dossier te bespreken, het ligt toch op de weg van de raadsman het dossier minimaal te bemachtigen en te lezen ter voorbereiding van de verdediging, en als hij daar niet in slaagt dat direct ter zitting kenbaar te maken. Ook is onvoldoende gebleken dat verweerder er alles aan heeft gedaan om het dossier tijdig in zijn bezit te krijgen. 4.8 De rechter heeft het gevoerde verweer als niet ter zake doende betiteld. Namens verweerder is aangevoerd dat het verweer, hoewel verweerder niet over het dossier beschikte, wel voldoende accuraat was; er is hoger beroep ingesteld door een andere raadsman en diens appèlschriftuur volgt de door verweerder ingeslagen weg. Ook dat verweer heeft de raad niet overtuigd. Het moge zo zijn dat het verweer in hoger beroep niet wezenlijk anders is, het blijft een feit dat het verweer in eerste aanleg een slag in de lucht was nu verweerder het dossier niet kende en dus moest improviseren op basis van zijn indrukken van de zitting en hetgeen zijn cliënten hem in de politiecel hebben 3/5

verteld. Vitale informatie die zich in het dossier bevindt zoals de aangifte en de ondersteunende bewijsmiddelen heeft verweerder bij zijn pleidooi niet met kennis van zaken kunnen bestrijden. 4.9 De raad acht ook zorgelijk dat verweerder, zoals hij stelt, zich bij zijn keuzes heeft laten leiden door irritatie die hij waarnam bij de rechter. Indien van deze irritatie sprake was, betekent dat nog niet dat verweerder een passieve houding (het door verweerder gekozen woord is: nederig) moet aannemen, en bovendien houdt de raad het er op dat de weerstand van de rechter voortvloeide uit diens constatering bij het pleidooi betreffende het ontbreken van het dossier. 4.10 De raad acht verweerder dan ook nalatig. Het dekenbezwaar is gegrond. De raad rekent verweerder deze nalatigheid zwaar aan, temeer nu verweerder de verdediging heeft gevoerd zonder van het meest essentiële stuk in het strafproces kennis te nemen, het dossier, en bovendien een gewaarschuwd man was als gevolg van de beslissing van het hof van discipline. Het hof heeft verweerder het signaal afgegeven dat een onvoorwaardelijke schorsing dreigt indien binnen de proeftijd opnieuw sprake is van gebrekkige zorg aan een cliënt. 4.11 De raad zal tevens bij beslissing van heden (zaaknummer: 14-178A) de tenuitvoerlegging van de door het hof opgelegde voorwaardelijke schorsing gelasten. 5. MAATREGEL 5.1 Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijke verwijt acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden. BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het dekenbezwaar gegrond; - legt op de maatregel van berisping. Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, G. Kaaij, K. Straathof, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier. en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2014. griffier voorzitter Deze beslissing is in afschrift op 14 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan: - verweerder - de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten - de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door; - verweerder - de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep. De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk. Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline: a. Per post 4/5

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda b. Bezorging De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda. Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof. c. Per fax Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076-548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof. Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof 076-548 4607 of griffie@griffiehvd.nl Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl 5/5