Advies Onteigeningsdecreet Brussel, 2 mei 2016 SERV_20160502_onteigeningsdecreet_ADV.docx Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 info@serv.be www.serv.be
. Adviesvraag: Voorontwerp van decreet betreffende de onteigening voor het algemeen nut Adviesvrager: Geert Bourgeois - Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed Ontvangst adviesvraag: 31 maart 2016 Adviestermijn: 30 dagen Decretale opdracht: SERV-decreet 7 mei 2004 art. 11 (overlegfunctie) Goedkeuring raad: 2 mei 2016 Contactpersoon: Wim Knaepen - wknaepen@serv.be Annick Lamote alamote@serv.be 2
De heer Geert BOURGEOIS Minister-president van de Vlaamse Regering Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed Martelaarsplein 19 1000 BRUSSEL contactpersoon ons kenmerk Brussel Wim Knaepen SERV_ADV_20160502_onteigeningsdecreet_wk 2 mei 2016 wknaepen@serv.be Annick Lamote alamote@serv.be Adviesvraag voorontwerp van decreet betreffende onteigening voor het algemeen nut Mijnheer de minister-president Algemeen beschouwd vindt de SERV het positief dat men in een nieuw decreet een ééngemaakte en gemoderniseerde procedure uitwerkt voor onteigeningen. De SERV heeft reeds in een gezamenlijk advies 1 met SARO en Minaraad van medio 2014 over de krijtlijnen voor een geïntegreerd grond- en pandenbeleid het samenbrengen van de versnipperde wetgeving inzake onteigening in één onteigeningsdecreet ten volle ondersteund. De bedoeling om de procedure te versnellen beantwoordt aan een reële noodzaak. Thematisch staat de SERV tevens positief tegenover : 1. De beroepsprocedure. Eens men in de gerechtelijke fase komt zal de procedure voor de Vrederechter gevoerd worden, met een beroepsmogelijkheid bij de rechtbank van eerste aanleg. De derde trap van beoordeling in hoofde van het Hof van Beroep wordt dus uitgeschakeld, waardoor de gerechtelijke procedure met een aantal jaren verkort wordt. Dit komt tegemoet aan het huidige probleem van de soms eindeloze gerechtelijke proceduregang - 20 jaar en meer- waardoor een aantal onteigenden terugschrikken om hun rechten gerechtelijk te verdedigen. 2. De onderhandelingsplicht. De overheid wordt thans verplicht om minnelijke onderhandelingen te voeren vooraleer de onteigening gerechtelijk kan worden afgedwongen. Het versterkt terecht de positie van de onteigende die aldus een gerede kans krijgt om zijn dossier stevig te onderhandelen zonder overdadige druk van de onteigenende overheid. 1 Gezamenlijk advies over de krijtlijnen voor een geïntegreerd grond- en pandenbeleid, SERV 30 juni 2014, SARO 25 juni 2014 en Minaraad 3 juli 2014 SERV_20160502_onteigeningsdecreet_ADV.docx Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 info@serv.be www.serv.be
3. Gedwongen aankoop. De onteigende persoon die met een gedeelte van zijn eigendom overblijft waar hij niet veel meer mee kan doen, zal van de onteigenende overheid de gedwongen aankoop kunnen eisen. Dit zal ook gelden bij te onteigenen goederen die minnelijk verworven werden. Deze wetsaanpassing is een billijke regeling die onterechte opsplitsingen van eigendom voorkomt. 4. Wederoverdracht. De mogelijkheid om de wederoverdracht te vragen van onteigende goederen waarvoor de voorziene werken van openbaar nut toch niet gerealiseerd zijn, wordt uitgebreid tot alle getroffen goederen. Dus ook voor goederen die minnelijk zijn aangekocht ten algemene nutte zal voortaan wederoverdracht mogelijk zijn. Dat is een logische en terechte vervollediging van de regelgeving. Daarnaast vestigt de SERV de aandacht op volgende bekommernissen: 1. De bevoegdheidsuitbreiding van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. De SERV stelt vast de bevoegdheid van de Raad voor Vergunningsbetwistingen wordt uitgebreid met de onteigeningsbetwistingen, rekening houdend met de doelstellingen van proceduresnelheid en kostenefficiëntie. De SERV is, zoals reeds aangegeven, voorstander van een eenvormige, snelle en efficiënte procedure inzake onteigeningen. De SERV stelt zich echter de vraag of met de uitbreiding van de bevoegdheid van de Raad voor Vergunningsbetwistingen tegemoet wordt gekomen aan de algemene doelstelling van efficiëntiewinst. De SERV verduidelijkt hierna zijn bekommernis in deze: - De Raad voor Vergunningsbetwistingen is thans bevoegd om zich uit te spreken over vergunningsbetwistingen inzake stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning, een zeer omvangrijk en tijdrovend contentieux waarin op een bepaald ogenblik achterstand werd opgelopen. De Raad voor Vergunningsbetwistingen wordt bovendien ook bevoegd voor het omgevingsvergunningscontentieux, wanner het decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014 in werking is getreden. Hiermee wordt de werklast van de Raad verhoogd. De nood aan bijkomend personeel, zeker in geval van bevoegdheidsuitbreiding naar omgevings- en onteigeningsbetwistingen, is dan uiterst urgent. - Het contentieux inzake onteigeningen is eerder beperkt en sluit volgens de SERV bij uitstek aan bij de centrale rol van de Raad van State als bewaker van de wettigheid van bestuurshandelingen. 2. De inzet van erkende landmeters en landmeters-studiebureaus. De artikelen 10 en 11 beklemtonen het primordiaal belang van het onteigeningsplan in de bestuurlijke fase. Het dient, op straffe van nietigheid, altijd deel uit te maken van het voorlopige onteigeningsbesluit (artikel 10). Artikel 11 somt de verplichte vermeldingen op die het onteigeningsplan minimaal moet bevatten. Daaronder valt onder meer de kadastrale vermelding van de sectie, de nummers, de grootte en de aard van de percelen en de onroerende goederen. De Memorie van Toelichting geeft aan dat het kadasterplan niet altijd volstaat om de accurate maten en oppervlakten te preciseren terwijl een onteigeningsplan de precieze grenzen en correcte oppervlakte moet aanduiden. Het kadasterplan kan als aanknopingspunt fungeren, waarna een erkend landmeter of landmeter-bureau kan ingeschakeld worden om het plan te actualiseren. De Memorie sluit hiermee aan bij de beleidsintentie verwoord in de beleidsnota 2014-2019 Mobiliteit 4
en Openbare Werken waarnaar wordt verwezen op blz. 5 van de Memorie in het kader van de inschakeling van beëidigde landmeter-experts voor onteigeningen bij grote infrastructuurwerken. De SERV onderschrijft de gedachtegang dat het kadasterplan als aanknopingspunt kan dienen maar is van oordeel dat dit aanknopingspunt dan niet meer dan een perceelsidentificatie met eigenaarsidentificatie kan en mag inhouden. Om een precieze actualisatie van het plan mogelijk te maken pleit de SERV ervoor dat de positieve intentieverklaring ten aanzien van de inschakeling van erkende landmeters en landmeter-studiebureaus een concrete wettelijke doorslag krijgt in het decreet zelf. De SERV stelt daarom voor artikel 11 als volgt aan te vullen : Bijkomend dient er een beroep gedaan te worden op een landmeter-expert of landmeter-bureau vermeld op de lijst van de Federale Raad van landmeter-experten om een actueel plan op te maken. 3. De zelfrealisatie en het verval van het definitieve onteigeningsbesluit. De artikelen 24 tot en met 27 regelen de mogelijkheid voor het indienen van een verzoek van zelfrealisatie door de eigenaar of de houder van een zakelijk recht tijdens het openbaar onderzoek. Het definitieve onteigeningsbesluit dient de behandeling van en de uitspraak over het gestaafd verzoek tot zelfrealisatie te bevatten. Indien niet op het verzoek van zelfrealisatie wordt ingegaan, kan, bij gebrek aan voldoende motivering, de onteigeningsbeslissing in de bestuurlijke fase vernietigd worden of in de gerechtelijke fase buiten beschouwing gelaten worden. Artikel 42, 1 bepaalt dat de eigenaar of de houder van een zakelijk recht een verzoek kunnen indienen om van de onteigening af te zien, indien binnen een termijn van vijf jaar na datum van het definitieve onteigeningsbesluit de gerechtelijke onteigeningsprocedure niet is aangevangen. Indien binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek geen beslissing wordt kenbaar gemaakt aan de verzoeker, vervalt het onteigeningsbesluit van rechtswege. De SERV vraagt zich af of, ingeval het verzoek tot zelfrealisatie wordt afgewezen en de onteigenende instantie nalaat om binnen de vijf jaar na het definitieve onteigeningsbesluit tot de effectieve onteigening over te gaan, het verzoek om van de onteigening af te zien opnieuw de vraag kan bevatten om tot zelfrealisatie over te gaan. Hoogachtend Pieter Kerremans administrateur-generaal Karel Van Eetvelt voorzitter 5