ECLI:NL:GHSGR:2004:AP1225

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHDHA:2017:826

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:GHSGR:2011:BP5815

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:GHAMS:2015:382 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00712

ECLI:NL:GHDHA:2013:3180

ECLI:NL:GHSGR:2003:AO0704

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:GHAMS:2010:BL3972 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/01104

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

NTFR 2010/203 met annotatie van Castelijn FutD V-N 2009/65.1.1

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO5161

ECLI:NL:GHARN:2006:AW2040

ECLI:NL:GHDHA:2016:30

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 april 2016, nummer Awb 15/2747, in het geding tussen belanghebbende en

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850


ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00637

ECLI:NL:GHARL:2017:634

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:GHAMS:2005:AS7261 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/01325

Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Uitspraak van 26 maart 2014 [X] te [Z], belanghebbende, de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond,

ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ5928

ECLI:NL:RBZWB:2016:2064

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

/ Belastingrecht. Hoger beroep

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:GHARL:2017:613


ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4%

ECLI:NL:GHDHA:2016:1495

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:GHSHE:2016:2327

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:GHDHA:2013:3122

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

De Inspecteur heeft de bijdrage uit het BTW compensatiefonds teruggevorderd. Het Hof vernietigt de terugvorderingsbeschikking.

ECLI:NL:GHAMS:2002:AE8442 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 01/3644

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:GHDHA:2014:1430

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7826

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

Gerechtshof Den Haag BK-15_ Belastingrecht. Hoger beroep. Rechtspraak.nl FutD

ECLI:NL:RBZWB:2017:1974

ECLI:NL:GHDHA:2017:1555

ECLI:NL:GHARL:2015:3296

Effectenbezittersvereniging heeft toch recht op btw-aftrek

ECLI:NL:GHSHE:2016:2335

ECLI:NL:RBZWB:2015:306

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB4234 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 06/00058

ECLI:NL:GHAMS:2016:72

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

Uitspraak. NTFR 2002, 802 FutD BELASTINGKAMER Nr. 98/ HET GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch U I T S P R A A K

ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5774

ECLI:NL:RBZWB:2015:7148

ECLI:NL:RBROT:2001:AD4035

de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

ECLI:NL:GHDHA:2017:1125

Transcriptie:

ECLI:NL:GHSGR:2004:AP1225 Instantie Datum uitspraak 06-05-2004 Datum publicatie 09-06-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage BK-03/01298 Belastingrecht Eerste aanleg - meervoudig Belanghebbende heeft een opdracht gegeven tot en een bestelling geplaatst voor een EnergiePrestatieAdvies en zonnepanelen. Belanghebbende heeft ter zake van het EPA en het nadien aan hem geleverde PV-systeem een enegiepremie aangevraagd, inclusief de bonuspremie van 25 percent. Ten aanzien van belanghebbende is een beschikking genomen op de voet van artikel 36p, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag. De energiepremie voor het EPA en het PV-systeem is verleend. De bonuspremie van 25 percent is geweigerd. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of belanghebbende recht heeft op de vorengenoemde bonuspremie, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt. Nu de (voorlopige) bestelling heeft geresulteerd in een definitieve aanschaf van het PV-systeem na het uitbrengen van een positief EPA, moet worden geoordeeld dat de aanschaf van het PV-systeem is geschied op basis van het EPA, mede gelet op de daarop gerichte intentie van partijen. Het gelijk is mitsdien aan belanghebbende. Het verzoek om toekenning van de bonuspremie moet alsnog worden toegewezen. Wetsverwijzingen Wet belastingen op milieugrondslag 36p, geldigheid: 2004-05-06 Vindplaatsen Rechtspraak.nl NTFR 2004, 1076 met annotatie van Nieuwenhuizen FutD 2004-1031 met annotatie van Fiscaal up to Date V-N 2004/39.30 Uitspraak GERECHTSHOF TE 's-gravenhage derde meervoudige belastingkamer 6 mei 2004 nummer BK-03/01298 UITSPRAAK op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van het onderdeel P van de Belastingdienst, betreffende na te noemen beschikking.

1. Beschikking en bezwaar 1.1. Ten aanzien van belanghebbende is met dagtekening 13 januari 2003 een beschikking genomen op de voet van artikel 36p, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (tekst 2002, hierna: de Wet). 1.2. Het tegen de beschikking gerichte bezwaar van belanghebbende is bij de bestreden uitspraak afgewezen. 2. Loop van het geding 2.1. Belanghebbende is van de vorenbedoelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is van belanghebbende door de griffier een griffierecht geheven van 116. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. 2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 24 maart 2004, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. 3. Vaststaande feiten Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan: 3.1.Belanghebbende heeft op 14 juni 2002 bij A B.V., ook handelend onder de naam B, een opdracht gegeven tot en een bestelling geplaatst voor een EnergiePrestatieAdvies (hierna: EPA) en zonnepanelen (hierna: het PV-systeem) als bedoeld onder nummer 2024 respectievelijk 3010 van bijlage I bij de Uitvoeringsregeling energiepremies, zoals laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 december 2001, WV2001/682M, Stcrt. 2001, 250 (hierna: de Uitvoeringsregeling). 3.2.De opdracht en de bestelling zijn gedaan door middel van één formulier dat in kopie tot de gedingstukken behoort. Het formulier bevat onder meer de volgende passage: "Hierbij machtig ik A B.V. ( ) om van mijn rekening het bedrag af te schrijven voor de bestelling van de componenten en EPA als gedaan in hoofdstuk 2 van dit bestelformulier. ( ) Deze machtiging is onherroepelijk. Op deze bestelling is onder meer uw recht van ontbinden van toepassing, zoals beschreven in hoofdstuk 4 (punt 1) van het bijgevoegde toelichtingsblad." Het toelichtingsblad vermeldt het volgende: "De bestelling voor de zonnepanelen geldt onder voorbehoud van een positief EPA. Bij een negatief advies inzake zonnepanelen heeft u het recht de koop van de zonnepanelen schriftelijk te ontbinden binnen twee weken na mededeling van de resultaten. Doet u dat niet, dan wordt de koop als gesloten beschouwd. Het verschuldigde bedrag voor uw bestelling wordt afgeschreven: ( ) b) Met EPA, zo snel mogelijk na een positief EPA-advies inzake zonnepanelen." 3.3.Tot de gedingstukken behoort tevens een brief aan belanghebbende van het hoofd juridische zaken van A B.V. van 2 december 2002, welke brief voor zover hier van belang als volgt luidt:

"De door ons gehanteerde bestelformulieren hebben bij de belastingdienst de indruk gewekt dat de koop van de zonnepanelen al gesloten is voordat het EPA-advies is uitgebracht. Uiteraard is het niet onze bedoeling geweest om af te wijken van de door de belastingdienst gewenste volgorde. Daarmee zou immers verkrijging van de 25% EPA-bonus op het spel komen te staan. Derhalve bevestigen wij hierbij nogmaals voor alle duidelijkheid dat wij met u zijn overeengekomen dat u na het uitbrengen van het EPA-advies alle vrijheid hebt om te beslissen of, en zo ja bij wie, u uw zonnepanelen koopt. Voor het geval het door ons gehanteerde bestelformulier daarmee in strijd zou zijn, is hetgeen in de voorgaande zin van deze brief is opgenomen bindend tussen partijen." 3.4.Het EPA is aan belanghebbende uitgebracht door middel van een rapport de dato 8 juli 2002, waarin de aanschaf van een PV-systeem werd geadviseerd. 3.5.Belanghebbende heeft ter zake van het EPA en het nadien aan hem geleverde PV-systeem een enegiepremie aangevraagd, inclusief de bonuspremie van 25 percent als genoemd in voetnoot 1 onder bijlage II bij de Uitvoeringsregeling en in de Toelichting op de Regeling EPA van 24 maart 2000, gepubliceerd in onder meer de Staatscourant van 4 april 2000, nummer 67, pagina 10 en volgende. De energiepremie voor het EPA en het PV-systeem is verleend. De bonuspremie van 25 percent ofwel 486,50 is evenwel geweigerd. 4.Omschrijving geschil Tussen partijen is uitsluitend in geschil of belanghebbende recht heeft op de vorengenoemde bonuspremie, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt. 5. Conclusies van partijen 5.1.Het beroep van belanghebbende strekt tot toekenning van de bonuspremie van 486,50. 5.2.De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep. 6. Beoordeling van het beroep 6.1.Voetnoot 1 bij bijlage II van de Uitvoeringsregeling luidt voor zover hier van belang als volgt: "Wanneer op basis van een EPA één of meerdere voorzieningen worden getroffen die behoren tot de nummers ( ) 3010 t/m 3080 ( ) dan wordt de premie voor die voorziening(en) vermeerderd met een bonus van 25%, mits de EPA voor toekenning van een energiepremie in aanmerking komt." Deze bepaling is als volgt toegelicht (Stcrt. 1999, 250, blz. 45): "Omdat het EPA een nog relatief nieuw instrument is wordt aan deze voorziening een extra stimulans gegeven in de vorm van een bonus van 25% op de energiepremie voor de voorzieningen onder de nummers ( ) in bijlage II die op grond van het advies worden toegepast." 6.2. Centraal in dit geding staat de stelling of het verweer van de Inspecteur dat de beslissing of de opdracht tot aanschaf van het PV-systeem moet hebben plaatsgevonden op of na de datum van het EPA-rapport. Een dergelijke stringente eis vindt evenwel geen steun in de tekst van artikel 36p van de Wet of in de tekst van de artikelen 8m en 8n van de Uitvoerings-regeling en evenmin in de totstandkomingsgeschiedenis van die artikelen. De

hiervoor aangehaalde toelichting op de nieuwe regeling wijst er veeleer op dat deze naar haar aard ruim dient te worden toegepast. 6.3.In hetgeen belanghebbende in deze zaak heeft aangevoerd ligt de stelling besloten dat de onder 3.1 genoemde bestelling slechts een voorlopig karakter had die (mede) afhankelijk was van de uitkomst van het EPA. Dit voorlopige karakter is eveneens door de contractspartij van belanghebbende, A, bij de hiervoor onder 3.3 geciteerde brief en door de verklaring onder ede van de getuige C, managing director van A, ter zitting van het Hof, bevestigd. 6.4.Gelet op het vorenoverwogene heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat hij eerst definitief tot de aanschaf van het PV-systeem heeft besloten en dat hij zich daartoe eerst definitief heeft verbonden nadat een positief EPA daarover was uitgebracht, een en ander overeenkomstig de intentie van beide contractspartijen. De enkele omstandigheid dat de verleende betalingsmachtiging onherroepelijk was, maakt dit niet anders, nu deze machtiging kennelijk slechts bedoeld was voor het geval belanghebbende zich definitief tot de aanschaf van het PV-systeem zou verbinden. 6.5.Bij deze oordelen neemt het Hof mede het volgende in aanmerking. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, kan niet op grond van alleen de tekst van dat contract worden beantwoord. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op hetgeen partijen te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn welke rechtskennis van hen kan worden verwacht (NJ 1981,635). 6.6.Nu de (voorlopige) bestelling heeft geresulteerd in een definitieve aanschaf van het PV-systeem na het uitbrengen van een positief EPA, moet worden geoordeeld dat de aanschaf van het PVsysteem is geschied op basis van het EPA, mede gelet op de daarop gerichte intentie van partijen. 6.7.Het gelijk is mitsdien aan belanghebbende. Het verzoek om toekenning van de bonuspremie van 486,50 moet alsnog worden toegewezen. 7. Proceskosten en griffierecht 7.1.Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij het Hof, gelet op de inhoud van de desbetreffende dossiers, de onderhavige zaak en de zaken met de nummers BK-03/01288, BK-03/01289, BK-03/01295 en BK-03/01304 aanmerkt als met elkaar samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het vorengenoemde Besluit en de daarbij behorende bijlage, voor de vorenbedoelde zaken tezamen vast op 1.449 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarvan te dezen een vijfde deel, derhalve (afgerond) 290 in aanmerking wordt genomen. 7.2.Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed. 8. Beslissing Het Gerechtshof - verklaart het beroep gegrond, - vernietigt de uitspraak waarvan beroep en de beschikking, - wijst het verzoek om toekenning van de bonuspremie van 486,50 toe, - veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op 290,

- gelast de Staat der Nederlanden deze kosten en het voor deze zaak gestorte griffierecht van 116 aan belanghebbende te vergoeden. Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Vierhout, Visser en Van Rijn. De beslissing is op 6 mei 2004 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier. (Van den Bogerd) (Vierhout) Aangetekend aan Partijen verzonden: Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: - de naam en het adres van de indiener; - de dagtekening; - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; - de gronden van het beroep in cassatie. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.