STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Deelplan 3.2: t Speelhof INHOUD ARTIKEL 0: ALGEMENE BEPALINGEN... 2 0.1. VOORSCHRIFTEN... 2 0.2. SCHAAL EN MAATVOERING... 2 0.3. BESTAANDE GEBOUWEN EN ACTIVITEITEN... 2 0.4. CONSTRUCTIES VAN ALGEMEEN NUT... 2 0.5. AFVALWATERZUIVERING... 2 0.6. HEMELWATER... 2 0.7. BEPALINGEN MET BETREKKING TOT RECLAME... 2 0.8. ERFSCHEIDINGEN... 2 0.9 BRANDWEER... 2 0.10. BIJ TE VOEGEN PLANNEN BIJ AANVRAAG VOOR STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING... 3 0.11. GEHANTEERDE BEGRIPPEN... 3 ARTIKEL 1 ZONE VOOR LOKAAL RECREATIEF KNOOPPUNT... 4 ARTIKEL 3: ZONE VOOR SPEL EN GROEN... 7 ARTIKEL 4: AFSCHERMING... 8 BIJLAGE: STREEKEIGEN PLANTSOORTEN... 9 Stedenbouwkundige voorschriften deelplan 3.2. 1
ARTIKEL 0: ALGEMENE BEPALINGEN 0.1. Voorschriften Het Ruimtelijk Uitvoeringsplan legt de bestemming en inrichting vast van het gebied waarop het plan van toepassing is. De grafische gegevens van het plan en onderhavige voorschriften vullen elkaar aan. 0.2. Schaal en maatvoering De schaal en de daaruit afgeleide maten van het plan zijn indicatief. Het grafisch plan is opgemaakt op basis van de kadastrale ondergrond. De werkelijke afmetingen zullen, daar waar noodzakelijk, door een opmeting ter plaatse worden vastgesteld. 0.3. Bestaande gebouwen en activiteiten Wanneer de bestaande toestand niet overeenstemt met de bepalingen van het plan, zullen alle werken moeten worden uitgevoerd volgens huidig uitvoeringsplan. 0.4. Constructies van algemeen nut In elke zone zijn constructies voor nutsvoorzieningen (bijvoorbeeld elektriciteitskast, gastank, ) toegelaten mits voldoende aandacht wordt geschonken aan de integratie van de constructie in de omgeving. De bebouwde oppervlakte mag niet groter zijn dan 9m² per inplanting. Ze dienen op minimum 2m van de perceelsgrens te worden geplaatst. Mits een schriftelijk akkoord van de aanpalende eigenaar(s) mag dit ook dichter. 0.5. Afvalwaterzuivering Al het afvalwater dient via een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie op eigen terrein behandeld te worden. De afvalwaterzuiveringsinstallatie kan in elke zone ingeplant worden mits voldoende aandacht wordt geschonken aan de integratie in de omgeving. Het gezuiverde afvalwater wordt afgevoerd naar grachten of infiltratievoorzieningen. 0.6. Hemelwater Het hemelwater van alle niet-waterdoorlatende verhardingen en gebouwen dient steeds via een infiltratievoorziening afgevoerd te worden. Indien een hemelwaterput wordt voorzien, dient de overloop via deze infiltratievoorziening te gebeuren. De infiltratievoorzieningen mogen in alle zones aangelegd worden. 0.7. Bepalingen met betrekking tot reclame Publiciteit is toegelaten onder de vorm van publiciteitspanelen (al dan niet verlicht) ter aankondiging van de horeca-activiteit op de desbetreffende eigendom en onder volgende voorwaarden: Publiciteit mag geplaatst worden op de voor- en/of zijgevel enkel binnen het gevelvlak. De panelen zullen een totale maximum oppervlakte hebben van 4 m². Maximum 2 kleine publiciteitsborden (<1m²) haaks op de gevel zijn eveneens mogelijk. Het publiciteitspaneel dient in harmonie te zijn met de verschijningsvorm van de horecazaak en het landelijk karakter van de omgeving. Aanplakborden zijn in alle zones van dit plan verboden. Aanplakborden zijn reclame-inrichtingen waarop publiciteit (werving voor het kopen van merkproducten) wordt aangeplakt. Informatiepanelen in functie van het recreatief medegebruik (zowel met info en aanduiding i.v.m. wandel-, fiets- en ruiterroutes als info over de omgeving) zijn toegelaten in alle zones met een maximum oppervlakte van 4m². 0.8. erfscheidingen Het afsluiten van de perceelsgrens wordt met een streekeigen levend groenscherm uitgevoerd eventueel in combinatie met een draadafsluitingen van groen of zwart geplastificeerde draad. In functie van de afscherming (artikel 4) kunnen op de perceelsgrens ook houten afsluitingen en muren in gevelsteen geplaatst worden. De max. hoogte bedraagt 2m. Betonnen afsluitingen worden niet toegestaan. 0.9 Brandweer Voorafgaand aan de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning dienen de brandweerautoriteiten geraadpleegd te worden. Stedenbouwkundige voorschriften deelplan 3.2. 2
0.10. Bij te voegen plannen bij aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning - Voor alle verharde delen van het terrein zullen oppervlakte, functie en materiaalgebruik duidelijk omschreven worden. Voor alle gebouwen zullen volume en functie omschreven worden. - Voor de niet-verharde delen van het terrein zal een gedetailleerd beplantingsplan bijgevoegd worden. - Het eventueel vellen van aanwezige bomen kan enkel toegelaten worden voor zover dit noodzakelijk is voor de oprichting van de gebouwen en het nemen van toegang tot de gebouwen. Op de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning worden alle te kappen bomen duidelijk aangeduid. - De maatregelen die genomen worden ter afscherming van de visuele en geluidshinder t.o.v. de buren dienen grondig te worden toegelicht. - De integratie van de constructies, parking en speelzones in de groene waardevolle omgeving is een belangrijk aandachtspunt en dient omstandig gemotiveerd te worden. 0.11. Gehanteerde begrippen - Afvalwater: Water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen met uitzondering van nietverontreinigd hemelwater. - Horeca: Horeca is de naam van de bedrijfstak die alle eet- en drinkgelegenheden en hotels omvat. - Hemelwater: Verzamelnaam voor regen, sneeuw, hagel, met inbegrip van dooiwater. - Infiltratievoorziening: Een buffervoorziening waarbij de vertraagde afvoer gebeurt door infiltratie, zijnde het doorsijpelen van hemelwater in de bodem. - Infiltratiebekken (wadi): Wadi is afkomstig van het Arabisch en betekent dal. Het is een infiltratievoorziening die bij hevige regenval tijdelijk met water gevuld is om daarna langzaam leeg te lopen door infiltratie en eventueel een vertraagde afvoer. - Kroonlijsthoogte: Hoogte van een bouwwerk die moet worden gemeten van het grondpeil tot de bovenkant van de deksteen in het geval het gebouw een plat dak heeft of tot de bovenkant van de kroonlijst in het geval het bouwwerk een hellend of gebogen dak heeft. - Recreatief medegebruik: In verschillende bestemmingszones is recreatie mogelijk zonder dat hiertoe bestemmings en/of inrichtingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Recreanten maken gebruik van een dominante niet-recreatieve functie. Het betreft bijvoorbeeld: wandelen, joggen, fietsen, paardrijden, spelen, natuurbeleving in bos-, natuur-, landbouwgebieden, - Streekeigen groen: Beplanting of plantengroei die van nature spontaan voorkomt bij de fysieke omstandigheden die zich in een bepaalde streek en/of een specifieke plaats voordoen (zie ook bijlage) - Toeristisch-recreatieve knooppunten: Accommodaties, faciliteiten of attracties met een permanente infrastructuur of natuurlijke elementen, die een (boven)lokale aantrekkingskracht uitoefenen en een grote ruimtelijke impact op hun omgeving hebben (oppervlakte, bezoekersaantallen, mobiliteit, aard van de activiteit). - Vloerpas: Het hoogtepeil dat overeenkomt met de bovenkant van de dorpel. - Vegetatie- of groendak: Daken die ontworpen zijn en gebouwd zijn om er een natuurlijke begroeiing op aan te brengen en deze te onderhouden. - Waterdoorlatende verharding: Verhardingsmaterialen die toelaten dat hemelwater infiltreert in de bodem en dus niet moet afgevoerd worden. Bv. steenslag, dolomiet, grastegels, waterdoorlatende betonstraatstenen, Stedenbouwkundige voorschriften deelplan 3.2. 3
Artikel 1 ZONE VOOR LOKAAL RECREATIEF KNOOPPUNT Kolom 1 van onderstaande tabel geeft de verordenende stedenbouwkundige voorschriften weer. Kolom 2 geeft verdere toelichting rond een aantal elementen uit de voorschriften. Deze toelichting helpt bij het beoordelen van stedenbouwkundige vergunningen. Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting 1.1. Bestemming 1.1.1. Hoofdbestemming Het gebied is bestemd voor een lokaal recreatief knooppunt, in die zin dat de bestaande activiteiten van de hier gevestigde horecazaak kunnen gehandhaafd blijven. Beperkte wijzigingen in het uitbaten van de horecazaak zijn toegestaan voor zover er niet meer hinder wordt veroorzaakt. Activiteiten die de draagkracht van het gebied overstijgen zijn niet toegestaan. De wijziging van de hoofdbestemming tot ééngezinswoning is toegestaan. Gelet op de eigenheid van het terrein is hier slechts één horecazaak of één woning (in hoofdbestemming) toegelaten 1.1.2. Nevenbestemming Als nevenbestemming is in deze zone ook het bestendigen van één woongelegenheid toegelaten. Deze woning wordt beschouwd als bedrijfswoning horende bij de horecazaak. Puur residentiële bewoning is enkel mogelijk bij stopzetting van de horeca-activiteit. Het huidige café - restaurant mag omgevormd worden tot café, taverne of kleinschalige logies. Een danscafé, discotheek of paintball terrein daarentegen kaderen niet in deze omgeving en zijn dus niet toegestaan. In het kader van verweving van functies, een zuinig ruimtegebruik en sociale controle kan een woning geïntegreerd worden in de horecagebouwen voor een conciërge of zaakvoerder. Deze woning kan niet afgesplitst worden van de horeca-activiteit om puur residentiële bewoning, niet betrokken bij de horeca-activiteit, mogelijk te maken. Puur residentiële bewoning is enkel mogelijk bij stopzetting van de horeca-activiteit. Stedenbouwkundige voorschriften deelplan 3.2. 4
1.2. Inrichting van het terrein De gebouwen en constructies mogen niet uitbreiden, maar verbouwen of herbouwen binnen de afgebakende zone is wel mogelijk. Dit wil zeggen dat het op ogenblik van inwerkingtreding van dit RUP gebouwde volume het maximum bouwvolume is. Daarnaast kan het terrein ingericht worden met terras, tuin, speeltuin, stapelplaatsen, opritten, bedieningswegen en parkeerplaatsen. Deze delen mogen worden verhard. Niet-bebouwde of verharde delen van het terrein dienen als groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. De horecazaken kunnen niet uitbreiden. Wel mag er verbouwd en herbouwd worden om tot een betere ruimtelijke indeling van de gebouwen te komen. Het volume op ogenblik van inwerkingtreding van dit RUP is een maximumwaarde. Alvorens men een uitbreiding wil bouwen, dient men dus eerst hetzelfde volume elders op het perceel af te breken. 1.3. Constructies en gebouwen De gebouwen en constructies kunnen binnen de zone en binnen het maximum volume op ogenblik van inwerkingtreding van dit RUP verbouwd en herbouwd worden. Bij de stedenbouwkundige aanvraag wordt een gedetailleerd overzicht bijgevoegd van de oppervlaktes en volumes van de bestaande en de nieuwe gebouwen. Hierbij wordt aangetoond dat het bestaande volume niet toeneemt. > Het volume betreft een brutovolume en wordt dus gemeten met inbegrip van buitenmuren en, dak, te vertrekken van het maaiveld. Ook bovengrondse opslagruimte, veranda s en tuinhuisjes worden meegerekend. Het deel van het keldervolume onder het maaiveld wordt niet meegerekend, op voorwaarde dat het een gebruikelijke onderkeldering van het gebouw betreft. Wanneer de ondergrondse ruimtes een verbruikerszaal, degustatieruimte, keuken of woonruimtes omvat, dienen deze wel meegerekend te worden, aangezien ze niet als gewone kelder kunnen beschouwd worden. Als gewone kelder geldt bijvoorbeeld een ondergronds gelegen stookruimte, berging, wijnkelder of koelcel Herbouwen op een gewijzigde plaats (minder dan drie kwart overlapping met de plaats van de huidige gebouwen) is enkel mogelijk voor zover dit een betere plaatselijke ordening oplevert. Dit houdt minstens een betere integratie in de bebouwde omgeving in, alsmede een betere terreinbezetting en een kwalitatief concept. Het gebouw richt zich bovendien naar de omgevende bebouwing. Er wordt via een verzorgd materiaalgebruik en een aangepaste vormgeving gestreefd naar integratie in de landelijke en bosrijke omgeving. Er wordt naar een compact ruimtegebruik en aaneengesloten geheel gestreefd. In functie hiervan zijn twee bouwlagen toegestaan. Stedenbouwkundige voorschriften deelplan 3.2. 5
1.3.1. Vloerpas De vloerpas van het gelijkvloers van de gebouwen bevindt zich op max. 0,35m boven het peil van de weg of het bestaande maaiveld. 1.3.2. Bouwhoogte De maximum kroonlijsthoogte op de perceelsgrens bedraagt 3m. Deze hoogte mag oplopen tot de maximum kroonlijsthoogte binnen een hoek van 45. De maximum kroonlijsthoogte binnen de zone bedraagt 3m50 De maximum nokhoogte bedraagt 7m50. Van deze bouwhoogte mag afgeweken worden in functie van beperkte technische installaties (bijvoorbeeld voor airco, zonnepanelen, zonneboilers, ) voor zover zij geen visuele hinder vanaf het openbare domein veroorzaken. 1.3.3. Dakvorm Voor het hoofdvolume aan de openbare weg een hellend dak tussen 30 en 45. In functie van een mansardedak is een steilere dakhelling toegelaten. De dakvlakken hebben aan voor- en achterzijde een zelfde helling. Voor de nevenvolumes is ook een zachter hellend dak of plat dak toegelaten. Een plat dak mag ingericht worden als groendak. Een dakterras is niet toegestaan. Dakkapellen zijn toegestaan als zij gericht zijn naar de openbare weg of achtertuin voor zover zij niet de privacy van de aanpalende in het gedrang brengt. 1.3.4. Materialen De gebouwen dienen door hun architecturaal voorkomen en materiaalgebruik in de landelijke en waardevolle groene omgeving geïntegreerd te worden. De gebruikte materialen dienen hiervoor zowel duurzaam, esthetisch verantwoord als aangepast aan de omgeving te zijn. Tussen de bouwdelen onderling dient een harmonische samenhang te bestaan. Alle gevels worden afgewerkt zoals voorgevels. Dit betekent dat vanaf een halve meter van de perceelsgrens een maximum kroonlijsthoogte van 3m50 mogelijk is. In functie van een duurzaam waterbeheer wordt geadviseerd om platte daken uit te rusten met een groendak. Aldus bekomt men een natuurlijke waterbuffering en beperkt men de afvoer van regenwater naar de rioleringen. Tevens heeft men meer thermische inertie en een hogere natuurlijke isolatiewaarde. Gezien hun ligging in landbouw en/of natuur of bosgebied, dienen de horecazaken geïntegreerd te worden in de omgeving door hun architecturaal voorkomen. Er dient dus gestreefd te worden naar een verzorgde verschijningsvorm, aangepast aan de omgeving. 1.3.6. Woongelegenheid Per bouwzone is maximaal één woongelegenheid toegestaan, die bewoond wordt door iemand die rechtstreeks instaat voor de veiligheid of de goede werking van de horecazaak. Deze woongelegenheid maakt ruimtelijk, esthetisch en geïntegreerd deel uit van de gebouwen. 1.3.7. afsluitingen In functie van de afscherming van het terras zijn ook betonnen stapelblokken en glazen panelen toegestaan. Stedenbouwkundige voorschriften deelplan 3.2. 6
Artikel 3: ZONE VOOR SPEL EN GROEN Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting 3.1. Bestemming De strook is bestemd voor aanleg van speelterrein en/of groene ruimte. 3.2. Inrichting Het terrein kan ingericht worden als speelterrein bij het lokaal recreatief knooppunt. Het mag ingericht worden met speeltoestellen passend in de natuurlijke omgeving. Dit mag aangevuld worden met speelheuvels, zitbanken, vuilbakken en beperkte dierenhokken (max 1m²). Verhardingen zijn niet toegelaten. Enkel een natuurlijke bodembedekking zoals zand, gras en houtschors zijn toegelaten als bodembedekking. Het speelterrein dient geïntegreerd te worden in de waardevolle groene omgeving. Daartoe dient de bestaande streekeigen groenelementen maximaal gehandhaafd te worden en indien nodig aangevuld te worden tot minimum 4 hoogstammen per 500m² speelruimte. Achter de bestaande gebouwen mag een speelterrein ingericht worden, geïntegreerd in de natuurlijke omgeving. Kleine clusters van aanplantingen met hoogstammige bomen en onderbegroeiing zorgen voor een groen kader en verhogen de speelfactor. Deze zone kan ook volledig als groenzone aangeplant en gehandhaafd worden. In deze zone mogen ook de nodige voorzieningen zoals grachten, vijvers, infiltratievoorziening aangelegd worden in functie van de behandeling van het hemelwater opgelegd voor de gebouwen en aangelegde verhardingen in artikel 1. In functie van een duurzaam waterbeheer kunnen buffervoorzieningen voor het hemelwater opgelegd worden voor de gebouwen en ondoorlatende verhardingen. Deze voorzieningen mogen in deze zone aangelegd worden. Stedenbouwkundige voorschriften deelplan 3.2. 7
Artikel 4: AFSCHERMING Verordenende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting 4.1. Bestemming Op het plan is langs de perceelsgrens met een lijn aangeduid waar extra aandacht moet besteed worden aan een afscherming om de aanpalende woonpercelen te vrijwaren van zicht- en geluidshinder die wordt voortgebracht door de recreatieve knooppunten. 4.2. Inrichting Er kan een visuele of een geluidswerende afscherming nodig zijn of beide. Een geluidswerende afscherming is nodig in de nabijheid van geluidsproducerende activiteiten zoals een terras, keukenactiviteiten, speelterrein, Een visuele afscherming moet gebeuren t.o.v. minder geluidsproducerende activiteiten zoals bos, parking,... De afscherming wordt uitgevoerd met materialen die aangepast zijn aan de omgeving. Afhankelijk van de omgeving en functie kan een afscherming verkregen worden met: een bosbeplanting met onderbegroeiing, een dicht streekeigen groenscherm, houten panelen, betonnen stapelblokken, een bakstenen muur. Een gebouw tot tegen de perceelsgrens kan ook een voldoende afscherming bieden. Betonplaten zijn niet toegestaan. De afscherming worden bij voorkeur gecombineerd met de erfscheidingen. De maximum hoogte bedraagt 2m. Bij een aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning, worden de maatregelen die tot afscherming worden genomen op plan aangeduid en gemotiveerd. Als visuele afscherming wordt de voorkeur gegeven aan een streekeigen groenscherm. Voor geluidswerende afscherming kan mits voldoende afstand wordt gehouden een groenscherm en bosaanplanting voldoende zijn. Bij dichter bebouwde gehelen worden geluidspanelen, houten panelen of een bakstenen muur aangeraden. Deze lijst is niet limitatief. De aanvrager kan ook andere esthetisch verantwoorde materialen voorstellen. Stedenbouwkundige voorschriften deelplan 3.2. 8
Bijlage: Streekeigen plantsoorten Veldesdoorn of Spaanse aak Gewone Esdoorn Zwarte Els Grauwe Els Zachte Berk Ruwe Berk Haagbeuk Tamme kastanje Gele kornoelje Rode kornoelje Hazelaar Tweestijlige Meidoorn Eenstijlige Meidoorn Wilde Kardinaalmuts Beuk Gewone Es Hulst Okkernoot Wilde Liguster Wilde appel Ratelpopulier Boskers Vogelkers Sleedoorn Zomereik Wintereik Sporkehout Kruisbes Hondsroos Egelantier Acer campestre Acer pseudoplatanus (neofiet) Alnus glutinosa Alnus incana Betula alba Betula pendula Carpinus betulus Castanea sativa (neofiet) Cornus mas Cornus sanguinea Corylus avellana Crataegus laevigata Crataegus monogyna Euonymus europaeus Fagus sylvatica Fraxinus excelsior Ilex aquifolium Juglans regia (neofiet) Ligustrum vulgare Malus sylvestris Populus tremula Prunus avium Prunus padus Prunus spinosa Quercus robur Quercus petraea Rhamnus frangula Ribes uva-crispa Rosa canina Rosa rubiginosa Katwilg Kraakwilg Amandelwilg Bittere Wilg Schietwilg Waterwilg Grauwe Wilg Vlier Wilde Lijsterbes Venijnboom Winterlinde Gelderse Roos Salix viminalis Salix fragilis Salix triandra Salix purpurea Salix alba Salix caprea Salix cinerea Sambucus nigra Sorbus aucuparia Taxus baccata Tilia cordata Viburnum opulus Stedenbouwkundige voorschriften deelplan 3.2. 9