ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691


ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838

ECLI:NL:RBZWB:2015:306

ECLI:NL:RBZWB:2014:8977

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:RBZWB:2017:2385

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:RBZWB:2017:2696

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RBZWB:2015:7148

ECLI:NL:RBZWB:2013:5107

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBZWB:2014:747

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5774

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

ECLI:NL:GHARL:2017:4367

ECLI:NL:RBZWB:2016:4124

ECLI:NL:RBHAA:2007:BB2114

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:RBZWB:2014:7077

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:GHDHA:2017:2098

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBGEL:2017:4332

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO9334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00549

ECLI:NL:RBDHA:2016:6102

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546

ECLI:NL:RBZWB:2017:1974

ECLI:NL:RBGEL:2017:11

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:RBGEL:2015:4535

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

ECLI:NL:GHARL:2017:613

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5171

ECLI:NL:RBGEL:2017:2361

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:RBZWB:2015:3923

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser


ECLI:NL:RBZWB:2013:7492

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9268

ECLI:NL:RBGEL:2017:3683

ECLI:NL:GHARL:2017:9611

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:GHAMS:2016:2024 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00637

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

ECLI:NL:RBGEL:2016:6941

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ6240

ECLI:NL:RBZWB:2017:1655

ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4752 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 09/00638

ECLI:NL:RBBRE:2011:BU8775

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:GHSHE:2016:2733

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBZWB:2017:4204

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:RBZWB:2016:2064

ECLI:NL:RBZWB:2017:4240

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2017:634

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:RBDHA:2015:5568

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

ECLI:NL:RBLEE:2007:BC2679

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

de directeur van het onderdeel Belastingregio Belastingdienst/Limburg van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:CRVB:2017:1283

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

Transcriptie:

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523 Instantie Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 05-09-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant AWB-12_5516 Belastingrecht Eerste aanleg - enkelvoudig Verzuimboete De gemachtigde heeft op de laatste dag van de in de aanmaning genoemde termijn bij het belastingkantoor een uitdraai van de aangifte ingediend, omdat deze vanwege een blokkering van het account van belanghebbende op dat moment niet elektronisch verzonden kon worden. De rechtbank acht het aannemelijk dat het niet tijdig doen van de aangifte op de voorgeschreven wijze enkel te maken had met problemen met het doen van elektronische aangifte. De rechtbank oordeelt dat sprake is van avas. Gesteld noch gebleken is dat het aan belanghebbende of zijn gemachtigde te wijten is dat het account is geblokkeerd, noch dat belanghebbende of zijn gemachtigde op de hoogte was of redelijkerwijs had kunnen zijn van de blokkering. De rechtbank vernietigt de boetebeschikking. Wetsverwijzingen Wet inkomstenbelasting 2001, geldigheid: 2013-09-05 Vindplaatsen Uitspraak Rechtspraak.nl FutD 2013-2232 V-N Vandaag 2013/1438 V-N 2013/49.18.19 Belastingadvies 2013/21.1 mr.dr. N. Djebali annotatie in NTFR 2014/612 RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Belastingrecht, enkelvoudige kamer Locatie: Breda Procedurenummer AWB 12/5516 uitspraak van 17 juli 2013 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet

bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen [belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende, en de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Maastricht, de inspecteur. 12/5516 De bestreden uitspraak op bezwaar De uitspraak van de inspecteur van 18 september 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem gelijktijdig met de voor het jaar 2009 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen bij beschikking vastgestelde verzuimboete van 226. Zitting Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2013 te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Valkenburg, en namens de inspecteur, [gemachtigden]. 1 Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar en de boetebeschikking; - veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van 1.179; - gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van 42 aan hem vergoedt. 2 Gronden 2.1. Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma en was als ondernemer verplicht om over het jaar 2009 elektronisch aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen te doen. Hij is daartoe bij brief van 27 februari 2010 uitgenodigd. Op verzoek van belanghebbende is tweemaal uitstel verleend voor het doen van aangifte. Eerst tot 1 mei 2011 en later tot 1 augustus 2011. 2.2. Aan belanghebbende is op 24 augustus 2011 een herinnering gezonden en op 20 oktober 2011 een aanmaning. In de aanmaning is belanghebbende een termijn gesteld tot en met 3 november 2011. 2.3. Op 3 november 2011 heeft de gemachtigde op het belastingkantoor een uitdraai van de aangifte

ingediend, omdat deze vanwege een blokkering van het account van belanghebbende op dat moment niet elektronisch verzonden kon worden. Bij brief van 11 november 2011 heeft de inspecteur aan belanghebbende meegedeeld dat hij een onjuist aangiftebiljet heeft ingediend. Op 19 november 2011 heeft de gemachtigde alsnog, met behulp van het op aanvraag aan hem toegezonden wachtwoord, elektronisch aangifte gedaan. 2.4. Met dagtekening 22 februari 2012 is aan belanghebbende de definitieve aanslag opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. Gelijktijdig is bij beschikking de verzuimboete vastgesteld. Het daartegen gemaakte bezwaar is door de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 18 september 2012 ongegrond verklaard. 2.5. In geschil is of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld. 2.6. Ingevolge artikel 67a van de AWR zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2010, kan de inspecteur aan de belastingplichtige die de aangifte voor een aanslagbelasting niet of niet tijdig heeft gedaan (hierna: het aangifteverzuim) een verzuimboete van ten hoogste 4.920 opleggen. In 21, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: het BBBB) is bepaald dat de inspecteur ter zake van een aangifteverzuim bij de inkomstenbelasting een verzuimboete van 226 oplegt. Ingevolge het vierde lid van 21 van het BBBB is alleen sprake van een verzuim waarvoor een boete kan worden opgelegd als de belastingplichtige geen aangifte heeft gedaan en geen gevolg heeft gegeven aan een aanmaning daartoe. Op grond van 4 van het BBBB, legt de inspecteur bij afwezigheid van alle schuld (hierna: avas) geen verzuimboete op. De bewijslast dat sprake is van avas rust op belanghebbende. 2.7. Belanghebbende heeft gesteld dat zijn gemachtigde heeft geprobeerd de aangifte vlak voor het verstrijken van de aanmaningstermijn op de voorgeschreven wijze in te dienen. De gemachtigde heeft verklaard dat hij wel in het persoonlijk domein van belanghebbende kon komen en toegang kreeg tot de aangifte en deze kon invullen, maar dat het verzenden niet is gelukt vanwege een blokkering van het account van het persoonlijk domein van belanghebbende. Voorts heeft belanghebbende gesteld dat er voor het laatst op het account is ingelogd op 17 juli 2010 toen de aangifte over het jaar 2008 werd ingediend. Verder heeft belanghebbende aangevoerd dat de inspecteur hem niet op de hoogte heeft gebracht van de blokkering, terwijl de blokkering reeds had plaatsgevonden voordat de aanmaning werd verstuurd. Ook heeft belanghebbende gesteld dat de inloggegevens van de echtgenote van belanghebbende in oktober 2011 wel gebruikt konden worden. Tot slot heeft belanghebbende gesteld dat hij en zijn gemachtigde niet wisten dat het account was geblokkeerd en dat de reden ervan hen nog altijd onbekend is. 2.8. De inspecteur heeft het in 2.7 vermelde niet weersproken, maar ziet daarin geen aanleiding voor avas omdat het volgens hem voor rekening en risico van belanghebbende dient te blijven dat de aangifte te laat is ingediend, nu hij tot het einde van de aanmaningstermijn heeft gewacht met het doen van aangifte. Aangezien het hier een vierde verzuimboete betreft, mocht belanghebbende er volgens de inspecteur niet blindelings op vertrouwen dat de gemachtigde ervoor zou zorgdragen dat tijdig aangifte zou worden gedaan. 2.9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd aannemelijk gemaakt dat er sprake is van avas. Niet in geschil dat belanghebbende tijdig de papieren aangifte heeft ingediend. Hoewel dit geen aangifte is op de voorgeschreven wijze, volgt hieruit wel dat de aangifte van belanghebbende tijdig klaar was voor de verzending. De rechtbank acht het aannemelijk dat het niet tijdig doen van de aangifte op de voorgeschreven wijze enkel te maken had met problemen met het doen van elektronische aangifte. De rechtbank stelt voorop dat het primair de verantwoordelijkheid van belastingplichtigen is om te beschikken over bruikbare inloggegevens voor het indienen van elektronische aangiften. Tot 22 september 2011 beschikte belanghebbende daarover en tot 17 juli 2010 heeft hij het account gebruikt. Gesteld noch gebleken is dat het aan belanghebbende of zijn gemachtigde te wijten is dat het account in

september 2011 is geblokkeerd, noch dat belanghebbende of zijn gemachtigde op de hoogte was of redelijkerwijs had kunnen zijn van de blokkering. Een boete acht de rechtbank hier niet op zijn plaats. Belanghebbende hoefde niet zonder enige betrokkenheid of aanwijzing erop bedacht te zijn dat de inloggegevens niet meer bruikbaar zouden zijn op het moment dat de gemachtigde heeft geprobeerd de aangifte over het jaar 2009 te verzenden. Het ter zitting door de inspecteur gedane voorwaardelijk bewijsaanbod om te achterhalen wat de precieze reden was van de blokkering van het account acht de rechtbank tardief. Dit onderzoek had de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank gelet op hetgeen belanghebbende reeds in het beroepschrift naar voren heeft gebracht, in redelijkheid eerder kunnen en moeten doen. 2.10. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de boetebeschikking dient te worden vernietigd. Hetgeen de inspecteur verder nog heeft aangevoerd doet hier niet aan af. 2.11. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard. 2.12. De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op 1.179 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van 235, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van 472 en een wegingsfactor 1). Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2013 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier. De griffier, De rechter, Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 17 juli 2013 Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR). Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te s-hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ s-hertogenbosch. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.