q.o-2cf 6 SEP havenmond Hoek van Holland grindstrand zuidwal stabiliteit zandige vooroever verslag berekeningen

Vergelijkbare documenten
golfrandvoorwaarden haven 1. Controle toepasbaarheid gedetailleerde methode Golfreducerende werking van de havendammen bij Wemeldinge

Memo. Beschouwingen omtrent de mogelijkheid van een rijk strand bij Wemeldinge en Yerseke. 1 Inleiding en doelstelling


Revisie Detailadvies haven Walsoorden

BIJLAGE G VERSPREIDING ZOETWATERNEVEL LANGS DE IJSSELMEERDIJK

Overzicht. omvangrijk en complex onderwerp behandeling hier heel algemeen en voor kwalitatief begrip

GOLVEN M.B.T. EROSIE BIJ BETONBLOKKEN

PONTOS-berekeningen ten behoeve van vliegveld in zee

Sjaak Jacobse, RIKZ Caroline Gautier Maarten Jansen ' 14 maart 2005 cg/05090/1308 Opdracht van mantelovereenkomst

Hydraulische belasting op golfbrekers in haven Wemeldinge

I I I. rijkswaterstaat. h Ik I1 lil l * i l. nota WWKZ-80.VOO3. en is geschreven in het kader van het overleg binnen de

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Memo Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. i., ',.,0,


Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004

r Alkyon Eindrapport Analyse stroom- en goifvelden nabij de dijk van de Westerschelde Rijkswaterstaat RIKZ Rapport A243 Opdrachtgever: Ir- A243


Fundamenteel Onderzoek, uitgevoerd door het Waterloopkundig Laboratoriua, in opdracht van en in samenwerking 5et de Bijkewaterataat


Q~~-, ?~- ~-é)c))'22_~ 1 Inleiding. 2 Uitgangspunten. Aan Van 2e Lezer: Datum: Ref Betreft : Status: Aanvraag:

Morfologische effecten

Erosie en aanzanding rond strekdammen bij Katwijk

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Memo Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Werkgroep. Datum. Juni Datum. 13 juli Bijlage(n) Kenmerk

Extrapolatie van de waterstand in het Waddengebied

Van Hopinhoucklian 60 AAN. Van Ho~enhoucklaan 60, ' BiaUVICNIIAUiE.

Belastingfunctie voor keuze maatgevende golfcondities

DHV Milieu en Infrastructuur BV. Laan 1914, nr. 35 Postbus BB Amersfoort Telefoon (033) Telefax (033)

Golfbelasting in havens en afgeschermde gebieden

nieuw sturmvioeclvoorspellings systeem

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dick de Wilde

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0)

MEMO Update randvoorwaarden Breskens

Referentienummer Datum Kenmerk GM maart 2014 PN

.fi^"li.y:;ö^'sa.;.;;;.'^ (bibliotheek en documentatie) Frederic R. Harris. ners, Economists & Consultants therlands HARRIS 9.0


RIJKSWATERSTAAT DELTADIENST. Waterloopkundige Afdeling 1959

dienst weg en water bouwkunde

Een stroming ontstaat als er op een bepaalde watermassa een kracht. wordt uitgeoefend. De belangrijkste aandrijfmechanismen voor kuststromingen

Hydraulische belastingen

waterloopkundig laboratorium delft hydraulics laboratory

Geokunststoffen in de kustwaterbouw. Zeespiegelstijging, Erosie en Kustbescherming. Creatieve sessie NGO. 6 juni Wim Voskamp.

Gedetailleerde toets zettingsvloeiing t.b.v. verlengde 3e toetsing

Memo Afleiding correctiewaarden Oosterschelde

memo Toetsing damwand havenkade Walsoorden

1C8\J0[2~QOQ,OCS~:J. ~2<D~- [I'La J~3Z SVASEK. Detailadvies Zuid- en Everingepolder. _ ROYAL HASKONIIliG

/ DE AFVOERBEPALING VAN DE OVERIJSSELSE VECHT

Vraag 1 2 3(a) 3(b) 3(c) 4(a) 4(b) 5 6 7(a) 7(b) 7(c) Max aantal punten. tentamencijfer is aantal behaalde punten gedeeld door 10

Technisch Rapport Golfoploop en Golfoverslag bij Dijken

1-D model voor interne grenslagen voor water en land (voorlopig)

Zoutafleiding Bijlage bij de RWS Standaard

Conclusies. Martijn de Ruyter de Wildt en Henk Eskes. KNMI, afdeling Chemie en Klimaat Telefoon

Parkeerbehoefte berekenen, niet schatten

Hydraulische analyse schuren van de stadsgrachten. Inleiding. Gegevens

Behorend bij de Macro Economische Verkenning 2014

7c\ 8c;\,g e_~v\ ~. ~ DETAILADVIES Gat van Westkapelle. If\ L).

Gevoeligheidsanalyse van de invoerparameters voor Graserosie Buitentalud (GEBU) Traject 47-1

Modelonzekerheid in GeoTOP

Samenvatting. Exploratieve bewegingen in haptische waarneming. Deel I: de precisie van haptische waarneming

Effect van zeer grootschalige zandwinning langs de Nederlandse kust op de waterbeweging, zandtransporten en morfologie

1- Havendammen Walsoorden Oriënterende berekeningen naar de invloed van de havendammen op de achterliggende waterkering

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Memo Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat 31 AUG Afschrift aan

Morfologie kwelders en. platen Balgzand

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid. 2016/17 digitaal cursus naslagwerk 2016/17 totaal

Hydraulische belastingen

Weerstand tegen strorning in de Gorai rivier

Mogelijke golfreductie Schermdijk voor Delfzijl

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Blauwe Eilanden. conceptontwikkeling in opdracht van Boskalis (maart 2008)

Pianc 15 februari 2012 Theoretische benadering van een strandsectie. ir. Tina Mertens

1 O0 200 zoo c.m. + N.A.P. 40 O ies

Meten en experimenteren

SEDIMENTATIE INVAAROPENING EN PLAS WAALWAARD IN BESTAANDE EN VERDIEPTE EN VERBREDE SITUATIE (VARIANT 0+)

BEREKENING VAN STORTSTEEN GOLFBREKERS. MET HET IRÏBARREN-GETAt. maart hyörondmig'

Gevoeligheidsanalyse van de invoerparameters voor Gras Erosie Kruin en Binnentalud (GEKB) - Traject 53-2

b) Het spreidingsdiagram ziet er als volgt uit (de getrokken lijn is de later uit te rekenen lineaire regressie-lijn): hoogte

Meten en experimenteren

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Klimaat voor AAS. A. Smits (Ilja)

REVISIE DETAILADVIES Boulevard Bankert Ever1sen It, I<"L"v.J~

In het model M 600 werden de volgende oppervlakten van de Biesbos R 9 KS WAT ERSTAAT - DELTA DI EN ST

Raad voor Accreditatie (RvA) De sterkte van het zwaarteveld in Nederland

Schematisatie van de belastingduur in Steentoets

IS DE BEMESTINGSTOESTAND EEN MAAT VOOR HET PEIL VAN DE LANDBOUW IN EEN GEMEENTE?

Samenvatting. Waddeneilanden

AFSLUITING VEERSEGAT

Keywords Grasbekleding erosie buitentalud (GEBU), hydraulische belasting, stormduur, Bovenrivierengebied

Aan Robert Vos;Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving. Kenmerk VEB Doorkiesnummer +31(0)

Oosterschelde, stroomsnelheden Veiligheidsbuffer Oesterdam.

Duinaangroei na 1990 voor de kust van Noord- en Zuid-Holland

ZEEUWSE MEER. globale getij - hoogten. in verschillende. compartimenteringsmodellen. ;aat deltadienst ndenzoek. nota: 75-04

Titel 3 D Projectie van resultaten geologisch booronderzoek op kavel 126

VERGELIJKENDE STUDIE VAN ALTERNATIEVE ONTWERPWAARDE SCHATTINGEN VAN SIGNIFICANTE GOLFHOOGTE

Workshop schematiseringsfactor. Casus. Werner Halter. Lelystad, 29 april

Betreft (actie en nr.) Golfcondities voor ontwerp dijkbekleding en kruinhoogte Westelijk dijkgedeelte buitenhaven Vlissingen.

hluzltl District Zuidwest ~ugustus 1978 Directie Waterhuishouding. cn Waterbcweying

Introductie Prognosetafel AG2014 Effect voorziening zeer beperkt, kostendekkende premie neemt wel toe

Bepaling faalkans asfaltbekleding tijdens een storm ten gevolge van overschrijding van de breuksterkte bij een extreme golfklap

Transcriptie:

q.o-2cf havenmond Hoek van Holland grindstrand zuidwal stabiliteit zandige vooroever verslag berekeningen BIBLIOTHEEK Dienst Weg- en Waterbouwkr Postbus 5044, 2600 GA BB=F] M 1063 deel V 6 SEP. 1991 november 1975

INHOUD blz. j Inleiding 1 1.1 Probleemstelling 1 1. 2 Samenvatting en conclusies 1 2 Opzet van de studie 2 2.1 Inleiding 2 2.2 Schematisatie van de kustprocessen 2 2.3 Schematisatie van de randvoorwaarden 3 2.4 Schematisatie van refractie- en diffractie-effecten 4 3 Berekening zandtransporten 5 3.1 Golfhoogteverdeling 5 3.2 Relatie golfhoogte - golf periode 5 3.3 Relatie golfparameters en waterstand 5 3.4 Invloed refractie - diffractie 5 3.5 Berekening transportcapaciteit 6 4 Berekening erosie vooroever 7 LITERATUUR

FIGUREN 1 Situatie zuidwal 2 Dwarsprofiel zuidwal

HAVENMOND HOEK VAN HOLLAND Grindstrand zuidwal. Stabiliteit zandige vooroever. 3 Inleiding 1.1 Probleemstelling Modelproeven (M 1063-1) hebben aangetoond dat de vorm van de vooroever ter plaatse van'de geprojecteerde grinddam bij de Zuidwal van de Havenmond te Hoek van Holland van grote invloed is op de stabiliteit van deze grindbekleding. Op verzoek van Rijkswaterstaat, Directie Benedenrivieren, Bouwbureau Havenmonden heeft het Waterloopkundig Laboratorium, in het kader van het onderzoek naar de stabiliteit van de grindbekleding op de Zuidwal, een schatting gemaakt van de te verwachten zandtransporten op de vooroever. Aan de hand van deze cijfers is getracht de grootte van een mogelijke verlaging van de vooroever te voorspellen. Deze berekeningen zijn uitgevoerd door ing. H.B. Schoonman. De hoofdlijnen van de berekening alsmede de belangrijkste resultaten en conclusies zijn in dit verslag verzameld. 1.2 Samenvatting en conclusies 1 Gezien de gecompliceerdheid van de optredende physische processen en de onzekerheid ten aanzien van de invloed van de diverse variabelen op deze processen, is een benaderde berekening opgesteld, om een bovengrens van de zandtransportcapaciteit te bepalen. 2 Met inachtname van de in hoofdstuk 2 genoemde schematisaties en beperkingen wordt voor deze bovengrens een transportcapaciteit in de orde van 440.000 m 3 /jaar gevonden. 3 Aangezien geen zand wordt gesuppleerd zal erosie van de vooroever optreden. Aannemende dat de erosie lineair afneemt in het, aan directe golfaanval blootgestelde kustvak van 1000 m, wordt als maximale erosie aan het beginpunt een waarde van 440 m 3 /m.jaar gevonden. 4 Uitgaande van een beginprofiel als gegeven in figuur 1 en onder de aanname dat geen zandtransport optreedt beneden een diepte van N.A.P. -10 m, zal deze

-2- erosie een gemiddelde vooroeverdaling van 2 m/jaar tot gevolg hebben. Met name in de eerste jaren zal plaatselijk echter met hogere waarden rekening moeten worden gehouden. 2 Opzet van de studie 2.1 Inleiding De stabiliteit van een kustvak wordt bepaald door de verhouding tussen het zandaanbod en het transporterend vermogen van de golf en/of stroom in het betreffende vak. In deze verhouding gelijk aan 1 dan is er sprake van een, zij het dynamisch evenwicht. Wanneer de transportcapaciteit het aanbod overtreft zal erosie optreden waardoor de kust achteruit gaat, of, indien de kust is verdedigd, een verdieping van de vooroever optreedt. Het zal duidelijk zijn dat de laatste situatie optreedt vóór de Zuidwal, ter plaatse van de aansluiting op de Zuiderdam. Zoals uit figuur 1 blijkt is dit deel blootgesteld aan directe golfaanval, terwijl aanvoer van materiaal hier niet optreedt. De dwarsprofielen van de geprojecteerde oeververdediging, die in figuur 2 zijn aangegeven, tonen aan dat een groot deel van de vooroever uit zand bestaat, dat geen weerstand biedt aan krachten van golf en stroom. Er moet dan ook worden verwacht dat over een grote afstand de vooroever zal worden verlaagd. Door de gecompliceerdheid van de optredende processen en het grote aantal variabelen, dat van invloed is op deze processen, is een berekening alleen mogelijk als zowel de optredende processen als de randvoorwaarden sterk worden geschematiseerd. Mede op grond van de beschikbare gegevens uit andere onderzoeken zijn daartoe de hieronder beschreven aannamen gedaan. 2.2 Schematisatie van de kustprocessen 1 Het transport langs de Zuidwal wordt voornamelijk bepaald door golven die rechtstreeks de havenmond binnenlopen. De invloed van getij stroom is van ondergegeschikt belang en mag worden verwaarloosd. Deze aanname wordt gerechtvaardigd door uitkomsten van stroommetingen uitgevoerd in het model M 900. 2 De binnenkomende golfenergie wordt volledig in rekening gebracht bij het bepalen van de transportcapaciteit van zand. In werkelijkheid zal ook een deel van de energie in het grindtalud worden geabsorbeerd of aldaar transport van grind bewerkstelligen. Deze aanname leidt daardoor tot een overschatting van

-3- de optredende zandtransporten. 3 De optredende transporten kunnen worden geschat met behulp van de zogenaamde CERC formule die de golfenergie relateert aan de transportcapaciteit. Aangezien deze formule is afgeleid voor flauwe zandige kusten is het twijfelachtig of deze formule ook geldt voor het hier onderzochte geval met een steil geultalud voor de zandige vooroever. Met name de brekervorm kan hierdoor sterk worden beïnvloed, hetgeen van invloed zal zijn op het transport. Hoewel geen kwantitatieve gegevens bekend zijn is voorshands aangenomen dat deze aanname een onderschatting van het transport tot gevolg zal hebben. 4 De erosie treedt op in het gebied, dat blootgesteld is aan directe golfaanval. Gezien de configuratie van de havenmond zijn daarbij alleen de golfaanvalsrichtingen tussen W en N van belang. Voor de begrenzing van het erosiegebied is als maatgevende richting een aanvalsrichting van 345 aangehouden. Dit levert een erosiegebied ter lengte van ca. 1000 m. De keuze van de genoemde richting, zijnde de, voor het zandtransport maatgevende richting, wordt gemotiveerd aan de hand van de frequenties van voorkomen van de golven uit de beschouwde sectoren. Hieruit volgt dat, met name voor de lage en gematigde golfhoogten de bijdrage uit de richtingen 360 en 300 het hoogst is. 5 De erosie van de vooroever wordt bepaald door de verschillen in transportcapaciteit en optredende langstransporten. De invloed van dwarstransport, die met name in de beginfase van belang zal zijn, wordt verwaarloosd. 2.3 Schematisatie van de randvoorwaarden De randvoorwaarden worden gekarakteriseerd door de golfparameters - golfhoogte, golfperiode en golfrichting - en de waterstand. De waarde van elk der variabelen kan worden gekarakteriseerd door een verdelingsfunctie. Doordat een aantal variabelen onderling vrij sterk zijn gecorreleerd kunnen een aantal van deze verdedigingsfuncties worden gecombineerd. Daartoe zijn de volgende vereenvoudigingen aangenomen. 1 De golfhoogteverdelingen zoals waargenomen op het lichtschip Goeree [ij zijn als uitgangspunt gekozen voor de beschrijving van de verdelingsfunctie. In dit rapport is daarbij uitgegaan van de verdelingsfunctie voor de sector W-N,

-4- zoals gegeven in nota W.70-105 van Rijkswaterstaat, Waterloopkundige afdeding van de Deltadienst [2J. 2 Eveneens met behulp van de waarnemingen van het lichtschip is de correlatie bepaald tussen golfhoogte en golfperiode. Aan de hand van deze uitkomsten is voor de sector W-N bij iedere golfhoogte een meest waarschijnlijke periode gedefinieerd. 3 Met behulp van de nota W.70-105 zijn deze gegevens vervolgens herleid tot een gecombineerde verdelingsfunctie voor golfhoogten en waterstanden. 2.4 Schematisatie van refractie-en diffractie-effecten Afhankelijk van periode en waterstand worden golven meer of minder beïnvloed door de bodemconfiguratie. Een complicatie hierbij vormt in het hier beschouwde geval de geul die voor een aantal golfrichtingen een zeer geprononceerde - doch niet eenduidig verklaarde - invloed heeft. Ook stroomrefractie heeft op de golfvoortplanting een duidelijk invloed, speciaal op het moment waarop eb of vloedstromen maximaal zijn. Tot slot zal de golfbinnendringing worden beïnvloed door diffractie rond de koppen van de golfbreker. Op grond van waarnemingen tijdens de uitvoering van het modelonderzoek M 816 is getracht voor een aantal combinaties van waterstanden en golfparameters te schatten welke correcties op golf richting en golfhoogte in open zee in rekening dienen te worden gebracht om de bijbehorende condities ter plaatse van de Zuidwal te bepalen. Gezien de grote spreiding in de resultaten bleek deze differentiatie niet mogelijk en is de berekening uitgevoerd voor ëén reductie-coëfficiënt, die op grond van de modeluitkomsten is bepaald als veilige schatting. Verondersteld mag worden dat de laatste benadering een te hoge waarde zal geven voor het in werkelijkheid optredend transport.

-5-3 Berekening zandtransporten 3.1 Golfhoogteverdeling De meerjarige waarnemingen van het lichtschip Goeree zijn als uitgangspunt gekozen voor de golfhoogteverdeling. Gezien de oriëntatie van de havenmond is alleen de sector W-N van belang. Aangezien is aangetoond dat visuele waarnemingen systematisch afwijken van de optredende golfhoogte dient het waarnemingsmateriaal gecorrigeeerd te worden. Deze correctie is verwerkt in de nota W 70.105. De hierin gegeven waarden, die voor deze studie als uitgangspunt zijn gekozen, zijn verzameld in Tabel 1. 3.2 Relatie golfhoogte - golfperiode Een globale vergelijking van de visueel waargenomen golfhoogten op het lichtschip Goeree maakt het mogelijk een correlatie te leggen tussen deze twee grootheden. De, voor iedere golfhoogte interval bepaalde, meest waarschijnlijke golfperiode is eveneens in Tabel 1 aangegeven. 3.3 Relatie golfparameters en waterstand In de nota W 70.105 is een analyse gemaakt van de waarschijnlijkheid van voorkomen van gegeven combinaties van golfcondities en waterstanden. Aan de hand van deze gegevens is het mogelijk voor de geselecteerde golfomstandigheden een nadere indeling te maken, waarbij de kans op het voorkomen van een gegeven waterstand met een gegeven golfconditie kan worden bepaald. Met behulp van dit gegeven is Tabel 1 in zijn definitieve vorm gebracht. Het is duidelijk dat voor de berekening alleen de waterstanden tot N.A.P. +1.5 m van belang zijn. 3.4 Invloed refractie - diffractie De waarnemingen uit het model M 816 zijn geanalyseerd om na te gaan of er een systematisch verband bestond tussen de golfcondities langs de Zuidwal en die in open zee, een verband dat aan éën der onderzochte variabelen kan worden gerelateerd. Gezien het grote aantal variabelen en het - in vergelijkin daarmee - relatief gering aantal proeven, bleek dit niet mogelijk. Voor de berekening is derhalve gekozen voor een oplossing waarbij als golfrichting die richting is gekozen die het grootste transport levert. Aangezien deze richting

***rifs*r»'itjjfe»a»iti**ac [iep' D ' i»»(l 8 «WÜtfi-Kit ****«!**«**;«.*«*** =*»»,*»?; i * - «üsfl wsïb&nrij. "t*tf«wsé ïoopkunaig ladoraionunr V4 delft hydraulics laboratory havenmond Hoek van hofland..,, f i. *. * * * i * - r.-. f * - *, i * * x ' -u, "ft'*;-. v^s^ gnndstrand zuidwaf 1 '. *-'-- stabiliteit zandige vgorpever - - - -.»*. Af."*»" ' SS» ^-ij"toi<*jifta>a mm».,*, ^mtisiïi%'^%*rq&mm l M \r- tï>, " * M 1063 deel V novombo! 1975

-6- nagenoeg samenvalt met de richting 345, een richting die overeenkomt met de dominerende golfrichting op zee, lijkt deze aanname reëel. Voor het bepalen van de reductie in golfhoogte is de waarde van de reductie coëfficiënt beschouwd als een stochastische variabele. De in model gevonden waarden zijn in de vorm van een histogram uitgezet. Aan de hand hiervan is de waarde van de reductiecoëfficiënt bepaald die door 10% van de waarnemingen wordt overschreden. Deze waarde, een reductie factor van 0.70, is verder voor alle golfcondities en waterstanden aangehouden. De keuze van het overschrijdingspercentage van 10% is arbitrair en leidt tot een overschatting van de werkelijke transporten. Indien de gemiddelde waarde wordt aangehouden wordt een reductiefactor van 0.35 gevonden, hetgeen een halvering van de berekende transporten impliceert. 3.5 Berekening transportcapaciteit De transportcapaciteit is berekend met de zgn. CERC formule [3j,die luidt: S = 1.4 x 10~ H 2. C K 2 sin d> Y e o r cos Y d> waarin S = transport in m 3 /sec H = equivalente golfhoogte, gedefinieerd als \ \J2 H C = voortplantingssnelheid van de golf in diep water K = refractie coëfficiënt <J> = hoek tussen dieptelijnen en golfkam op punt van breken Uitgaande van de in 3.1-3.3 gegeven randvoorwaarden (zie Tabel 1) en de in hoofdstuk 3.4 gegeven waarden voor K en 0 wordt een totaal transport in de orde van 440.000 m /jaar gevonden. Deze waarde moet worden gezien als een bovengrens, gezien het cumulatief effect van diverse aannamen,die tijdens de berekening zijn gehanteerd. Voor een gemiddelde waarde van K gelijk aan 0.35 wordt een waarde van 220.000 m 3 /jaar gevonden. Deze waarde zal een meer reële schatting zijn van de optredende transporten.

-7-4 Berekening erosie vooroever Gezien het ontbreken van zandtoevoer zal het gehele transport geleverd moeten worden door erosie van de vooroever. Wanneer als globale schematisatie wordt aangenomen dat erosie lineair afneemt over het aan golfaanval blootgestelde kustvak van 1000 m dan levert dit een maximale erosie van 440 m /m. per jaar aan het begin van het kustvak. Wanneer verder wordt aangenomen dat beneden een diepte van N.A.P. -10 m geen transport van betekenis zal optreden dan is erosie over een breedte van ca. 250 m mogelijk (zie figuur 2). Bij gelijkmatige erosie van de vooroever zal jaarlijks een gemiddelde verdieping in de orde van 2 m zijn te verwachten. Met name in het begin zal, zeker in het meest ondiepe gedeelte nabij de grinddam, met aanzienlijk hogere waarden rekening dienen te worden gehouden.

LITERATUUR 1 R. DORRESTEIN., Wind and wave data of Netherlands light vessels since 1949 Mededelingen en verhandelingen K.N.M.I. No. 90 Staatsdrukkerrij 's Gravenhage 1967 2 Tussentijds bericht W-70.105 Nota R.W.S. Deltadienst, Waterloopkundige Afdeling Golfrandvoorwaarden voor het modelonderzoek naar de stabiliteit van de kop van de Zanddam West-Goeree 3 Shore Protection Planning and Design U.S. Army Coastal Engineering Research Center, Techn. Report. No. 4

golf- waterstand t.o.v. NAP parameters < +1.0 +1.0 - +1.5 +1.5 - +2.0 +2.0 - +2.5 +2.5 - +3.0 +3.0 - +3.5 +3.5 - +4.0 H s T (m) (sec) (m) (m) (m) (m) (m) (m) (m) 0-1 4.6 15.5 0.9 1-2 4.6 19.2 0.85 8.0 x 10~ 2 1.0 x 10~ 3 2-3 5.7 5.2 0.55 12.0 x 10~ 2 8.0 x 10~ 3 3-4 6.5 0.6 0.26 8.5 x 10~ 2 1.5 x 10~ 2 1.0 x 10~ 3 4-5 7.2 0.10 3.7 x 10~ 2 1.4 x 10~ 2 2.0 x 10~ 3 1.0 x 10~ 4 5-6 7.9 2.8 x 10~ 2 1.1 x 10~ 2 7.7 x 10" 3 2.0 x 10~ 3 1.5 x 10~ 4 6-7 8.5 8.0 x 10~ 3 3.8 x 10~ 3 2.8 x 10~ 3 1.9 x 10~ 3 2.5 x 10~ 4 2.0 x 10~ 5 7-8 8.9 2.4 x 10~ 3 1.4 x 10" 3 1.5 x 10~ 3 1.1 x 10" 3 2.8 x 10~ 4 4.0 x 10~ 5 8-9 9.5 1.4 x 10~ 3 1.5 x 10~ 3 1.6 x 10~ 3 7.2 x 10~ 4 2.3 x 10~ 4 5.0 x 10~ 5 Tabel 1 Frequentie van voorkomen van gespecificeerde combinaties van golfcondities en waterstanden (in % van de tijd)

... ***M*4*ttiMMWMtf***«MaU* SITUATIE ZUIDWAL WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM SCHAAL V.100.000 M.1063 FIG. 1

DWARSPROFIEL ZUIDWAL SCHAAL hor. 1:2500 vert. 1:250 WATERLOOPKUNDIG LABORATORIUM M 1063 FIG. 2