Ontmoetingskerk Laren N.H. - zondag 5 maart 2017 - Mattheus 4 Als je te voet een tocht door de woestijn wilt maken moet je op je bagage letten. Je moet nagaan: wat heb ik echt nodig voor onderweg en wat ik thuislaten. Zonder wat levensnoodzakelijk is red je het daar niet. Maar ook als je teveel mee wilt nemen en te zwaar belast bent, kom je niet ver. De woestijn bepaalt je bij wat wezenlijk is. Die helpt je onderscheid te maken tussen ballast en bagage. De woestijn is in de Bijbel meer dan ruig gebied met veel zand en stenen en een eigen begroeiing. Die is meer dan natuur. De woestijn is de tijd of de ruimte waarin je gaat nadenken over je leven. Waarin je vragen gaat stellen: wie ben ik eigenlijk, wat is mijn bestemming. Wat zijn hoofdzaken voor mij en wat is bijzaak. Waar richt ik me op. Waardoor laat ik me steeds weer afleiden? Ieder mens komt vroeg of laat in de woestijn terecht. Het kan een crisis in je leven zijn. Je wordt ziek, afhankelijk van anderen. Je verliest een geliefde. Je wordt teruggeworpen op jezelf. Hardhandig word je bepaald bij wat echt is en wat niet. Bij wat er toe doet voor jou en wat niet. Bij wie er voor jou toe doet en wie minder. De woestijn is de tussentijd van je leven. Je weet hoe het vroeger was, maar vroeger komt niet meer terug. Je ziet de toekomst op je afkomen. Maar hoe zal die toekomst zijn? Elk leven kent zijn tussentijd. De woestijn periode. De tijd waarin dingen door elkaar lopen en jij niet goed zicht hebt op hoe verder. De tijd waarin er soms niets anders opzit dan om van dag tot dag te leven en te wachten en te hopen op meer zicht, meer helderheid. Het grote verhaal van het Oude Testament vertelt van zo n tussentijd, als het Joodse volk uit Egypte trekt op weg naar het land van bestemming. Ze laten het land achter waar ze niet meer kunnen en willen leven. Maar voordat ze op hun bestemming zijn, is daar de woestijn. Veertig jaar zullen ze in die woestijn blijven. Achteraf zeggen ze: dat was een leertijd. Om te leren wat er toe doet in leven. Om te leren wat erbij komt kijken om mens, echt mens, bevrijd mens te zijn. Elk leven kent zijn tussentijd. 1
Je kunt er niet om heen, je moet er doorheen. Je moet er blijven, zo lang als nodig is. Hoe lang? Bijbelverhalen gebruiken voor tijd die nodig is voor jou het getal veertig. Zo n tussentijd kan veertig uren, veertig dagen, weken, maanden, veertig jaren zijn. Zolang als nodig is voor jou. Wie de woestijn, wie de tussentijden van zijn leven niet uit de weg gaat zal vroeg of laat beseffen dat woestijntijd geen verloren tijd is. Die zal merken dat tussentijden nieuw zicht kunnen geven op wat er eigenlijk toe doet. Ook Jezus komt in de woestijn terecht. Kiest hij er voor, overkomt het hem? Ik denk beide. De woestijn is ook voor hem onontkoombaar. De Geest voert hem omhoog daarnaartoe, zegt ons verhaal. Of deze woestijn van Jezus op een hoog- of een laagvlakte ligt, daar gaat het niet om. Omhoogvoeren betekent: je bestemming zoeken. Jezus kan en wil de woestijn niet ontlopen, want daar wordt helder wat zijn bestemming is. Daar wordt helder wat met God te maken heeft. Ja, maar daar komt hij ook de duivel tegen, zegt dit verhaal. De duivel? Wat is de duivel? Je kunt die wegzetten als een middeleeuwse figuur met van die horentjes. Je kunt de duivel een voorstelling geven waarin je niet gelooft. Maar met het wegdoen van middeleeuwse voorstellingen verdwijnt niet waar het woord duivel voor staat. Dat is dit: De ervaring dat leven een chaos kan worden. Dat alles door elkaar kan lopen. En dat ik het zicht op wat belangrijk is voor mij soms kwijt ben. In de woestijn gaat Jezus vasten. Vasten zolang als nodig is. Veertig dagen en veertig nachten. Hij is daar om zicht te krijgen op zijn bestemming. Ja, maar in de eenzaamheid van de woestijn, met de honger en de dorst komen ook de angsten en de beproevingen van het leven dichterbij. In de eenzaamheid komt hij niet alleen dichter bij wat belangrijk voor hem is, maar 2
staat hij ook oog in oog met wat hem daar van afhoudt. In de woestijn staat hij ook oog in oog met de duivel. De duivel is in de Bijbel geen Middeleeuwse figuur, maar een invloed op je leven. Een invloed die alles door elkaar kan gooien. Die jou het zicht ontneemt op waarvoor jij ten diepste bestemd bent. In het Grieks van de Bijbel staat het woord diabolos. Door elkaar gooien betekent dat. Het zicht op wat er toe doet kan vertroebeld raken. Daar staat de duivel voor, met of zonder horentjes, de door elkaar gooier. Anders genoemd: de Hinderaar. Datgene of diegene die je in weg staat om je bestemming te bereiken. In de confrontatie met de Hinderaar wordt Jezus bestemming helder. Die verleidt en beproeft Jezus drie maal om keuzes te maken die hem afhouden van waartoe hij op aarde is. Dat doet die Hinderaar met mooie woorden. Met vrome woorden. De duivel neemt veel Bijbelteksten in de mond, stuk voor stuk om Jezus te misleiden. Dat gebeurde niet alleen toen, dat gebeurt steeds opnieuw. Met vrome woorden kun je duivelse kanten op. Het verhaal geeft drie verleidingen. De eerste verleiding voor Jezus: gebruik je macht voor het spektakel. Zoek het in wonderen, zoek het in tovenarij. Zeg tegen die stenen: wordt brood. In de kerk is Jezus vaak neergezet als een tovenaar, die kan wat anderen niet kunnen. Die wonderen verricht om zijn toverkunsten te tonen. Het is een duivelse verleiding om zo geloof in te vullen. Het gaat Jezus er niet om de grote magiër uit te hangen, maar om ons mensen de weg te wijzen. Om te zeggen: je leeft bij meer dan bij brood alleen. Je leeft niet alleen bij stenen, bij materie. Je leeft om het goede te doen, met jouw vermogen, met jouw stenen, met jouw goudklompen, met jouw hart en handen. Het wonder dat Jezus wil bewerkstelligen is niet dat een steen sim sala bim in brood verandert. Het wonder dat hij wil verrichten is dat wij veranderen tot bewogen mensen. 3
De tweede duivelse verleiding zit in vroomheid die de eigen verantwoordelijkheid vergeet. Spring van de tempel en vertrouw dat engelen je op handen zullen dragen. Ze lijken vroom, deze Bijbelteksten uit de mond van de duivel. Maar ze druisen in tegen de bestemming van Jezus. De schrijver Bertolt Brecht vertelt in zijn boek Moeder Courage van keizerlijke troepen die een stad bedreigen. Vrome boeren zien ze aankomen en gaan bidden. Onze Vader, die in de hemel zijt, laat de stad niet omkomen. Maak dat de wachter niet slaapt, want straks is het te laat. De boeren bidden en doen zelfs niets, maar het kleine meisje, Katrien, pakt een trommel, klimt op het dak en trommelt zo luid dat de stad ontwaakt. Het meisje wordt van het dak geschoten, maar de wakker geworden stedelingen kunnen de keizerlijke troepen wegjagen. Voor Brecht is Katrien de heldin. En de boeren? Brecht zit niet zo ver van de boodschap van Jezus. Met vrome woorden kun je duivelse kanten op. De duivelse kant van het niets doen. Leer van Katrien, de trommelaarster. Ik zal je alle koninkrijken geven, als je buigt voor mij, zegt de duivel. De derde verleiding is die van de macht. In de theologie van Donald Trump gaat het om macht. Hij leert van Amerikaanse geestelijken: veel macht, veel bezit laten zien dat jij in de gunst van God staat. Als jij gelooft zal het je goed gaan. Zoiets lees je soms ook in de Bijbel. Een rijke oogst wordt een gunst van God genoemd. Geniet van het goede, hoor je bijbelschrijvers zeggen. Het verhaal van de woestijn zegt ook: Je kunt met al je bezit en macht slaaf van de duivel worden. Laat deze vraag voor jou leidend zijn: hoe ga ik om met mijn bezit en vermogen. Waartoe wend ik die aan. Het woord liturgie kun je in dit verband gebruiken. Voor ons is liturgie vaak de volgorde van liederen in kerkdiensten. Liturgie is letterlijk: wat je doet voor mensen. Sponsoring mag je liturgie noemen. Wat zakendoen betreft: je kunt handlanger van de duivel zijn, maar je kunt ook liturgisch zakendoen. Dat is: doe ik het goede met mijn bezit. 4
Ik las deze week dat Shell twintig jaar geleden al waarschuwde voor klimaatproblemen. Ze voorspelden scherper dan wie ook welke gevolgen fossiele brandstoffen hebben voor het klimaat. Wat hebben ze er mee gedaan? Liturgisch zakendoen is je afvragen: wat zijn de gevolgen van mijn handelen, stimuleer ik het goede of ben ik handlanger van de duivel. In de woestijn wordt Jezus verleid het te zoeken in tovenarij, in quasi vrome onverantwoordelijkheid of in macht. Tegen al deze verleidingen zegt hij nee. Hij wijst de weg, heel simpel naar: doe wat je moet doen. Buig voor niets of niemand, word geen handlanger, geen slaaf van welke macht dan ook. VVD er Hans van Baalen zei indertijd: een mens buigt voor niemand, behalve voor God. De woestijn werpt Jezus op zichzelf terug. Hij wordt verleid om anders te zijn dan hij is. Verleid om niet trouw te zijn aan zijn bestemming. Als hij alle beproevingen heeft doorstaan komen engelen. Misschien denk je in de woestijn: hadden die engelen er niet eens wat eerder kunnen zijn? Engelen nemen onze verantwoordelijkheid niet van ons over. Het zijn krachten die je helpen. Goede machten die jou omringen als je met vallen en opstaan probeert mens te zijn op aarde. En wij? Vroeg of laat komen we in de woestijn. Ontloop, ontvlucht die niet. Ga er naar toe, steeds opnieuw. Om in te keren, om los te laten. Om je te richten op wat wezenlijk is. Om te beseffen waardoor jij afgeleid wordt. Om helder te krijgen welke weg er voor jou is. Om weer te weten waartoe jij bestaat. Wie de woestijn leert kennen, zal vroeg of later ook ervaren hoe er engelen zijn. Amen 5