5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Beoordeling Bevindingen

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Voorts klaagt verzoeker erover dat de politieambtenaren die nacht zonder toestemming zijn huis zijn binnengetreden.

Rapport. Datum: 3 mei 2004 Rapportnummer: 2004/151

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Rapport. Datum: 5 september 2006 Rapportnummer: 2006/306

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland uit Amsterdam. Datum: 14 juni 2012

Rapport. Datum: 11 februari 1998 Rapportnummer: 1998/024

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

V. stelde verzoeker van deze overdracht bij brief van dezelfde datum op de hoogte.

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/018

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Beoordeling. h2>klacht

De politie stuurde deze registratieset toe aan de Stichting Processen-Verbaal.

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 22 juni 2006 Rapportnummer: 2006/222

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze ambtenaren zijn kamer hebben doorzocht om zijn legitimatiebewijs te vinden.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 14 september 2006 Rapportnummer: 2006/314

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Rapport. Datum: 16 december 1999 Rapportnummer: 1999/501

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Beoordeling. h2>klacht

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Rapport. Datum: 23 april 2007 Rapportnummer: 2007/069

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni Rapportnummer: 2011/194

Rapport. Datum: 7 november 2007 Rapportnummer: 2007/244

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Datum: 10 juni 2005 Rapportnummer: 2005/171

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Rapport. Datum: 28 december 2010 Rapportnummer: 2010/370

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 17 november 1999 Rapportnummer: 1999/470

3. De RDW antwoordde verzoekers moeder bij brief van 16 maart 2009 onder meer:

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

1.3 De auto van verzoeker bleef achter in een parkeervak waar parkeerbelasting moest worden betaald.

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 11 juli 2007 Rapportnummer: 2007/112

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 4 augustus Rapportnummer: 2011/233

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Veenendaal. Datum: 30 oktober Rapportnummer: 2012/181

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/028

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/331

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053

Rapport. Datum: 31 maart 2005 Rapportnummer: 2005/101

Rapport. Datum: 15 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/247

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/089

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Datum: 11 februari 2005 Rapportnummer: 2005/038

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 19 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/229

Rapport. Datum: 23 maart 2006 Rapportnummer: 2006/114

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over Belastingsamenwerking Rivierenland te Tiel. Datum: 23 juli Rapportnummer: 2013/092

Rapport. Datum: 22 november 2010 Rapportnummer: 2010/332

Beoordeling. h2>klacht

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond zich, nadat verzoeker om een legitimatie had gevraagd, niet kon legitimeren. Beoordeling Algemeen 1. Op 29 juni 2008 parkeerde verzoeker zijn (geleasede) auto in een straat in de gemeente Poortugaal. Nadat hij daar een uur geparkeerd stond zag hij dat twee politieambtenaren in uniform van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond bij zijn auto stonden. Zij waren ter plekke gekomen in een niet herkenbare politieauto. De politieambtenaren schreven een parkeerboete uit en klemden deze onder de ruitenwisser van de auto van verzoeker. Deze ambtenaren bleken later brigadier S. en een aspirant agent te zijn. 2. Verzoeker liep vervolgens naar zijn auto en sprak de politieambtenaren aan. Hij vroeg de ambtenaren waarom er door hen een bekeuring werd uitgeschreven. Verzoeker gaf even later aan dat hij het legitimatiebewijs van brigadier S. wilde zien. Brigadier S. gaf aan dat hij zich niet kon legitimeren. 3. Op 29 oktober 2008 diende verzoeker een klacht in bij de beheerder van het korps. Hij klaagde er onder meer over dat brigadier S. zich niet kon legitimeren en het verkeerde voorbeeld aan zijn collega gaf. 4. De plaatsvervangend districtschef W. van district Zuid reageerde bij brief van 28 november 2008 op de klacht. Hij gaf aan dat brigadier S. zich gezien de omstandigheden van het moment zich jegens verzoeker niet hoefde te legitimeren. Dit herhaalde hij in zijn brief van 22 december 2008. 5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman. Bevindingen 1. Verzoeker klaagt erover dat brigadier S. zich op zijn verzoek niet kon legitimeren. Hij maakte zich kenbaar als bestuurder van de auto, zo stelt hij. Tevens gaf hij aan dat hij zich wél wilde legitimeren en wilde aantonen dat hij verantwoordelijk was voor de geparkeerde auto. Brigadier S. ging echter op dit aanbod niet in en bleef in zijn auto zitten. Verzoeker stelde dat als hij geen legitimatiebewijs kon tonen hij een overtreding begaat. Brigadier S. zei hem dat zijn personeelsnummer op de uitgeschreven boete stond en dat hij het

3 daarmee moest doen. Met behulp van internet kon verzoeker uiteindelijk de naam van de politieambtenaar achterhalen. 2. De plaatsvervangend districtschef W. beriep zich in zijn brief van 28 november 2008 op artikel 2 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaren: "De ambtenaar legitimeert zich met het legitimatiebewijs dat aan hem is verstrekt: b. bij optreden in uniform, op verzoek daartoe." In dit geval sprak verzoeker brigadier S. aan nadat er een bekeuring op zijn voertuig bevestigd was. Verzoeker zou zich niet kenbaar hebben gemaakt als de eigenaar/ bestuurder van het voertuig. Volgens de districtschef was er in dit geval geen sprake van een optreden jegens verzoeker in de zin van daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde of het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. 3. Gevraagd naar zijn reactie op de klacht liet brigadier S. weten dat verzoeker een onvolledige c.q. onjuiste voorstelling van zaken gaf. Bij het opmaken en uitschrijven van de boete was verzoeker absoluut geen partij (noch betrokkene op grond van de Wet Mulder, noch verdachte op grond van enig strafbaar feit) en was niet door hen staandegehouden noch aangesproken naar aanleiding van deze parkeergedraging. Brigadier S. had niet geconstateerd noch gezien wie het betrokken motorvoertuig als zodanig geparkeerd had, aldus brigadier S. Verzoeker kwam op hen aflopen en vroeg waarom een bekeuring werd uitgeschreven. Brigadier S. heeft toen een en ander aan verzoeker uitgelegd. Volgens brigadier S. zei verzoeker in woorden van gelijke strekking: "En nu wil ik jouw naam weten, want als de politie mij daar naar vraagt moet ik die toch ook geven. En ik wil je legitimatiebewijs zien". Hierop gaf brigadier S. zijn achternaam aan verzoeker. Bij zijn reactie stuurde brigadier S. de Nationale ombudsman een afschrift uit het Kentekenregister Rijksdienst Wegverkeer, waaruit bleek dat de kentekenhouder c.q. tenaamstelling van de auto een rechtspersoon (bedrijf, leasemaatschappij) was (en dus niet op naam gesteld was van verzoeker). 4. De korpsbeheerder reageerde bij brief van 19 mei 2009 op de klacht van verzoeker. Hij is met W. en brigadier S. van mening dat er in de gegeven situatie, waarin verbalisant een bekeuring had uitgeschreven op kenteken en niet kon weten dat verzoeker partij was in deze zaak, er voor de verbalisant juridisch wellicht geen noodzaak was om zich te legitimeren omdat er niet tegen verzoeker werd opgetreden en artikel 2 van de ambtsinstructie daarop wel ziet. Anderzijds overwoog de korpsbeheerder dat hij niet begrijpt waarom voor deze formeel juridische insteek is gekozen. De lijn in het korps is simpel en helder: als een burger vraagt

4 om een legitimatie, dan toont men die. In dit geval kon de legitimatie niet getoond worden, omdat brigadier S. deze die dag vergeten was mee te nemen. In het geval een ambtenaar zijn legitimatie vergeet ziet de korpsbeheerder liever dat de klacht gegrond wordt verklaard dan dat met kunst en vliegwerk wordt aangetoond dat het tonen van een legitimatiebewijs in een bepaald geval niet noodzakelijk was. Beoordeling 5. Het vereiste van professionaliteit houdt in dat ambtenaren met een bijzondere training of opleiding jegens burgers overeenkomstig de standaarden van hun beroepsgroep dienen te handelen. Het vereiste houdt onder meer in dat een politieambtenaar in functie zich op verzoek dient te legitimeren indien hij in uniform gekleed is. 6. Het parkeren op het trottoir en het parkeren binnen een parkeerverbodzone zijn gedragingen waarop de regels van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) van toepassing zijn. Een politieambtenaar die is belast met het toezicht op de naleving van op het verkeer betrekking hebbende voorschriften is een toezichthouder in de zin van artikel 5:11 van de Wet algemene bestuursrecht (Awb) (zie Achtergrond, onder I.). 7. Artikel 5:12 van de Awb (zie Achtergrond, onder II.) bepaalt dat een toezichthouder bij de uitoefening van zijn taak een legitimatiebewijs bij zich draagt, dat is uitgegeven door het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is. Het tweede lid van dit artikel schrijft voor dat een toezichthouder zijn legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds toont. 8. Daarnaast is in de Ambtsinstructie voor de politie, Koninklijke Marechaussee en buitengewoon opsporingsambtenaren de legitimatie van politieambtenaren neergelegd. Artikel 2, onder sub b. (zie Achtergrond, onder III.) bepaalt dat een ambtenaar bij optreden in uniform zich, op verzoek daartoe, legitimeert met een legitimatiebewijs dat aan hem is verstrekt. 9. Uit de tekst van bovengenoemde wetsartikelen blijkt dat een politieambtenaar gehouden is zijn legitimatie op verzoek te tonen. Verzoeker heeft brigadier S. kenbaar gemaakt dat hij zijn legitimatiebewijs wilde zien. Het gedrag van verzoeker dat wellicht irritatie bij S. heeft opgewekt, noch de stelling dat S. niet kon weten dat verzoeker partij was in deze zaak doen aan deze verplichting af. De Nationale ombudsman merkt bij deze stelling op dat indien een persoon, op het moment dat een politieambtenaar bij een voertuig een boete uitschrijft, de ambtenaar aanspreekt en vraagt waarom een bekeuring wordt uitgeschreven, deze ambtenaar met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ervan uit mag gaan dat dit de bestuurder en/of eigenaar van de auto betreft. Het had in de rede gelegen dat brigadier S. aan

5 verzoeker had gevraagd of hij de bestuurder en/of eigenaar van de auto was. De Nationale ombudsman onderschrijft de stelling van de korpsbeheerder dat het beter is om, indien vaststaat dat een politieambtenaar zich inderdaad niet heeft gelegitimeerd, de klacht daarover gegrond te verklaren. Nu gebleken is dat brigadier S. zich niet heeft gelegitimeerd is de Nationale ombudsman van oordeel dat het vereiste van professionaliteit is geschonden. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, is gegrond wegens schending van het vereiste van professionaliteit. Onderzoek Op 26 januari 2009 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer N. te T., met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reacties van de korpsbeheerder, verzoeker en betrokken ambtenaar gaven aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen en aan te vullen. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie. Verzoekschrift met bijlagen van 26 januari 2009. Reactie van betrokken ambtenaar S. op de klacht van 16 april 2009.

6 Standpunt van de korpsbeheerder van 19 mei 2009. Reactie van verzoeker van 11 juni 2009. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond I. Algemene wet bestuursrecht Artikel 5:11 "Onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift." II. Algemene wet bestuursrecht Artikel 5:12 "1. Bij de uitoefening van zijn taak draagt een toezichthouder een legitimatiebewijs bij zich, dat is uitgegeven door het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is. 2. Een toezichthouder toont zijn legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds. " III. Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren Artikel 2 "De ambtenaar legitimeert zich met het legitimatiebewijs dat aan hem is verstrekt: ( ) b. bij optreden in uniform, op verzoek daartoe."