Tools voor een inbraakveilig pand: het BORG-certificaat, de VRKI en de eisen van wet en verzekeraar

Vergelijkbare documenten
VvBO Verbond van BeveiligingsOrganisaties

Presentatie VRKI. ing. Robert van Tongeren rr senior risico adviseur Achmea

Eindtermen Adviseur in de beveiliging (ABV)

verbeterde risicoklassenindeling

6 EL - ELEKTRONISCHE MAATREGELEN

Document D03/375 Verbeterde Risicoklassen-indeling voor woningen januari 2010

Beveiligingsmaatregelen voor Buitenterreinen Mobiliteitsbedrijven.

veiligheid door samenwerking verbeterde risicoklassenindeling Inbraakpreventie voor bedrijven

Handreiking. Beveiligingsmaatregelen voor Buitenterreinen Mobiliteitsbedrijven

VvBO Verbond van BeveiligingsOrganisaties

Richtlijn inbraakbeveiliging onderwijsinstellingen

VERZEKERINGSTECHNISCHE RISICOANALYSE PARTICULIEREN

Eindtermen Adviseur in de beveiliging (ABV)

Richtlijn inbraakbeveiliging onderwijsinstellingen

Whitepaper. Technische controle Alarmoverdracht & VRKI WP

Eindtermen Technisch Beheerder Mechanische Beveiliging (TBMB)

VRKI 2.0. Verwijder deze afbeelding en voeg een nieuwe in.

Risicoklasse indeling voor Bedrijven

Handreiking. Beveiligingsmaatregelen voor Buitenterreinen Mobiliteitsbedrijven

Verbeterde Risicoklassenindeling Definities beveiligingsmaatregelen document D03/ VvBO Verbond van BeveiligingsOrganisaties

Eindtermen Technicus Beveiligingsinstallaties (TBV)

Document D01/026 Installatievoorschriften Mistgeneratoren Oktober 2001 versie 2

De ontwerpmodule bedrijven is uitgebreid en aangepast

Verbeterde Risicoklassenindeling Definities beveiligingsmaatregelen

Dit document is een revisie van de documenten in katern 3.1. Handboek Beveiligingstechniek.

Richtlijn inbraakbeveiliging onderwijsinstellingen

Hoe veilig is uw woning?

Sjablonen voor kwaliteitsdocumenten

Verbeterde Risicoklassenindeling. Definities beveiligingsmaatregelen. Document D03/385 Definities beveiligingsmaatregelen wordt

Verbeterde Risicoklassenindeling Definities beveiligingsmaatregelen

Verbeterde Risicoklassenindeling voor woningen

Hoe voorkomt u brand, inbraak en andere schade?

Beveiligingsmaatregelen voor Buitenterreinen Transport- /Logistieke bedrijven.

Verbeterde Risicoklassenindeling voor woningen

VERZEKERINGSTECHNISCHE RISICOANALYSE BEDRIJVEN

Richtlijn inbraakbeveiliging onderwijsinstellingen

BUVA PREVENTIEADVIES. Van advies tot oplevering

Ieder huisje heeft zijn...kluisje. Preventie van woninginbraken. Politiezone Geel Laakdal Meerhout Jos Delarbre

Verbeterde Risicoklassenindeling Definities beveiligingsmaatregelen

Richtlijn inbraakbeveiliging onderwijsinstellingen

Handreiking 'Beveiligen van bouwlocaties'

Verbeterde Risicoklassenindeling voor woningen

1. Inleiding Indeling in Risicoklassen Risicoklasse-indeling woningen... 4

Levering van diensten en gebruik van beeldmerken 5.5 Het BORG-bedrijf verleent op het gebied waarvoor hij op grond van de BRL is gecertificeerd slecht

9/12/15. Het ABC van een alarmsysteem Jacques Deschamps. Gillijns Erik, Docent beveiliging, Technisch instituut Don Bosco

VERZEKERINGSTECHNISCHE RISICOANALYSE BEDRIJVEN

EEN VEILIG GEVOEL BEGINT BIJ PROTECTION4U

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN

VOORJAAR PREVENTIETIPS BEVEILIGINGS GROEP. Ontspannen. genieten van het voorjaar... BEWAAREXEMPLAAR

Monteur Beveiligingsinstallaties (MBV)

A l g e m e e n p r o g r a m m a v a n e i s e n v o o r i n b r a a k b e v e i l i g i n g s i n s t a l l a t i e s v o o r de g e b o u w e n v

BEVEILIGING JACHTHAVENS

Samenvatting van de eisen die in de T 015/2 Ed. 5 beschreven zijn Algemene voorschriften voor inbraakalarminstallaties

hoe voorkomt u brand, inbraak en andere schade?

COPYRIGHT GARANTIEBEPERKINGEN

Stop! Beveiligde woning! Hoe u inbraken in uw woning kunt voorkomen.

VRKI 2.0. Deel B: Definities van beveiligingsmaatregelen

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN voor het BORG procescertificaat voor ONTWERPEN, UITVOEREN EN ONDERHOUDEN VAN INBRAAKBEVEILIGING

BORG 2005 versie 2 / A10: Versie : 1.0. Publicatiedatum : 1 mei 2018

Examen MBV Bij het installeren van technische beveiliging wordt tenminste voldaan aan de volgende voorschriften en eisen:

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN Procescertificaat voor het ontwerp, de installatie en het onderhoud van inbraakbeveiliging

VRKI 2.0 Deel B: definities van beveiligingsmaatregelen

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BORG 2005 versie 2 Procescertificaat voor het ontwerp, de installatie en het onderhoud van inbraakbeveiliging.

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN Procescertificaat voor het ontwerp, de installatie en het onderhoud van inbraakbeveiliging

Technisch Reglement van het merk S3

Voorschriften voor beheer en onderhoud alarmapparatuur

AANDACHTSPUNTEN VOOR OVERVALPREVENTIE (Kijk wat u in uw organisatie toe kunt passen)

Voorlichtingsbijeenkomst veilig wonen. [Naam spreker]

Verbeterde Risicoklassenindeling Definities beveiligingsmaatregelen

OFFERTE. Auto Beveland. Offertenummer: 386

Bescherm wat u aan het hart gaat

Inbraakwerende scheidingconstructie. Woningbouw. Inbraakwerende deur- kozijncombinatie, zoals bedoeld in afdeling Inpandige woning-entree

1.1 Hoeveel inwoners telt de stad of streek waar het gebouw is gevestigd? Meer dan Tussen en Minder dan 20.

NAJAAR PREVENTIETIPS BEVEILIGINGS GROEP. Ontspannen. genieten van het najaar... BEWAAREXEMPLAAR

EXAMENVRAGEN TRAINING TBV 1

OFFERTE. Alarmsysteem zakelijk BORG Bedraad. Offertenummer: 900. Bedrijf: Autobedrijf Beuse

Nederlandse handleiding Ajax alarmsysteem

Politiekeurmerk veilig wonen nieuwbouw en vrije kavel

Checklist Politiekeurmerk Bestaande Bouw Aanvrager: Project : Plaats : Betreft : PRESTATIE-EISEN CERTIFICAAT BEVEILIGDE WONING(W)

Versie : Publicatiedatum : 7 december Ingangsdatum :

Veelgestelde vragen over de VRKI

MAAK JE WONING INBRAAKVEILIG

December preventietips

HVN Motorsloten NEN179

HDI Risk Consulting VRKI 2.0 versie 2019 highlights verschillen 6 juni 2019 Rob van Nierop RSE

Inbraakpreventie 28 november 2013

Handreiking. Beveiligingsmaatregelen voor Buitenterreinen Transport-/Logistieke bedrijven.

Ontwerpmodule op basis van de VRKI 2.0 versie 2019

NIEUWSFLASH

Regio Politie Limburg-Noord. Checklist bedrijven

Opleiding WFt Schade particulier

Focus op veiligheid! CAMERABEVEILIGING BRANDBEVEILIGING INBRAAKBEVEILIGING TOEGANGSCONTROLE

WIJZIGINGSBLAD A2. BORG 2005 versie 2 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 2.2. Publicatiedatum : 31 maart Ingangsdatum : 1 april 2010

Veiligheid Open voor perfectie

DIEFSTALPREVENTIEADVIES

VRAAG EN ANTWOORD 1 T/M 16. Inhoudsopgave. 1. De staat van uw inbraakpreventie De verantwoordelijke De risicoklasse indeling...

een veilig gevoel: dat wil toch iedereen?

Politiekeurmerk. module 5. Sport, dienstverlening en veiligheid

Transcriptie:

Tools voor een inbraakveilig pand: het BORG-certificaat, de VRKI en de eisen van wet en verzekeraar

Over het e-book Iedere ondernemer loopt kans op een inbraak. En helaas komen inbraken nog regelmatig voor. Goede beveiliging kan veel ellende voorkomen of beperken. Weet u welke maatregelen u moet nemen? Dat hangt af van het inbraakrisico van uw pand en de wensen van u als ondernemer. Uiteraard heeft de wet een aantal eisen opgesteld ten behoeve van inbraakpreventie. U als ondernemer moet u aan de regels van de wet houden. Daarnaast zijn er ook andere tools, om te beoordelen hoe inbraakveilig uw pand is. En waarmee u ook aan verzekeraars kunt aantonen dat de beveiliging van uw pand op orde is. Hiervoor kunt u een BORGcertificaat verkrijgen. Dit certificaat erkent, onafhankelijk en deskundig, de kwaliteit van uw inbraakbeveiliging. U moet dan wel de juiste beveiligingsmaatregelen nemen. Welke maatregelen dat zijn? Dat wordt bepaald met de Verbeterde Risicoklassenindeling (VRKI), een instrument om de risico s te bepalen. Zowel het BORG-certificaat als de VRKI roepen vaak vragen bij pandeigenaren op. Het doel van dit e-book is om zoveel mogelijk vragen te beantwoorden, waaronder: is een BORGcertificaat verplicht? Hoe wordt het inbraakrisico van mijn pand bepaalt? Welke maatregelen moet ik treffen en waarom? Wat hebben verzekeraars te maken met dit certificaat? Het e-book bevat de volgende hoofstukken: Hoofdstuk 1: Certificering Hoofdstuk 2: Verbeterde Risico-indicator (VRKI) Hoofdstuk 3: Beveiligingsmaatregelen

1 CERTIFICERING In de wet staan al veel voorschriften voor een inbraakveilig pand. Denk bijvoorbeeld aan de eisen van een betrouwbare inbraakinstallatie. Waarom is een aanvullend certificaat dan nodig? Deze vraag wordt aan de hand van de volgende vragen beantwoord: Wat zegt de wet over inbraakveiligheid? Wat is een BORG-certificaat? Wie kan mij een certificaat geven? Hoe verloopt het proces van certificering? Welke eisen stellen verzekeraars?

1 CERTIFICERING 1.1 Wat zegt de wet over inbraakbeveiliging? In de wet staan verschillende voorschriften voor inbraakbeveiliging. In het bouwbesluit van 2012 gaan artikel 2.214, 2.215 en 2.130 in op inbraakveiligheid. Artikel 2.130 verwijst daarbij naar enkele NEN-normen: NEN 5087 en NEN 5096. Wat wordt er precies over inbraakveiligheid gezegd? NEN 5087 Deze norm gaat vooral in op de weg waarmee de inbreker een pand kan bereiken. De plek waar een inbreker het pand in kan, moet tot 2,40 hoogte inbraakwerend zijn. Is er een balkon? Dan moet het plateau op minimaal 3,5 meter van grond zijn. Alle gevelelementen moeten ook inbraakwerend zijn. Dit geldt ook voor de volgende verdiepingen. Deze norm gaat ook in op werkvlakken, ofwel de minimale ruimte waarin een inbreker stabiel kan staan. Dit is een oppervlakte van minimaal 40 cm x 40 cm, met een maximale hellingshoek van 30 graden. U kunt hier (op pagina 14) en op de website van het Politiekeurmerk (pagina 2) een beschrijving en een voorbeeld bekijken.

1 CERTIFICERING NEN 5096 Deze norm gaat in op de inbraakwerendheid van dakof gevelelementen met deuren, ramen of luiken. Om de inbraakwerendheid van dak- en gevelelementen te testen, zijn er verschillende proeven gedaan. Aan de hand van de testresultaten, zijn weerstandsklassen opgesteld. De inbraakwerendheid moet, conform deze NEN-norm, minimaal voldoen aan weerstandklasse 2 of 3. Klasse 2 is het standaard politiekeurmerk en is te herkennen aan één ster van het SKG keurmerk. Volgens deze klasse wordt een inbreker minimaal drie minuten tegengehouden. Klasse 3 is zwaar inbraakwerend en is te herkennen aan twee sterren van het SKG keurmerk. Volgens deze klasse wordt een inbreker minimaal vijf minuten tegengehouden.

1 CERTIFICERING 1.2 Wat is een BORG-certificaat? Het BORG-certificaat is in het leven geroepen om het aantal inbraken in bedrijfspanden of woningen te verminderen. Het is opgesteld door verschillende partijen, waaronder verzekeraars, de politie en beveiligingsinstallateurs. Om de kans op een inbraak daadwerkelijk te verkleinen, worden de risico s van een bedrijfspand alsook de bijbehorende maatregelen in kaart gebracht. Daarom zijn er verschillende risico`s bepaald en opgenomen in het instrument Verbeterde Risicoklasseindeling (VRKI). Bedrijven die het BORG-certificaat kunnen afgeven, gebruiken dit instrument. De volgende hoofdstukken gaan dieper in op het VRKI. Een BORG-certificaat wordt pas afgegeven wanneer u alle beveiligingsmaatregelen genomen heeft, die per risicoklasse worden aangeduid.

1 CERTIFICERING 1.3 Wie kan mij een certificaat geven? In Nederland is het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) verantwoordelijk voor het BORGcertificaat. Echter, zij verstrekken het certificaat niet zelf. Het CCV heeft enkele partijen geselecteerd, die verantwoordelijk zijn voor het uitgeven van certificaten. Deze partijen worden ook wel certificatie-instellingen genoemd. Er zijn vier instellingen die het certificaat kunnen afgeven: CB&V, DEKRA, KIWA en CIBV. Deze instellingen kunnen andere bedrijven de bevoegdheid geven om een certificaat af te geven. Op deze website kunt u zien welke bedrijven een BORG-certificaat kunnen afgeven. Wilt u een certificaat verkrijgen? Dan kunt u contact opnemen met een certificatie-instelling.

1 CERTIFICERING 1.4 Hoe verloopt het proces van certificering? Om een certificaat te kunnen krijgen, komt er een gecertificeerd bedrijf bij u op locatie. Dit bedrijf is vooraf door een certificatie-instelling gecontroleerd. Deze instelling heeft zich verbonden aan het CCV. Om je aan het CCV te kunnen verbinden, moet je aan bepaalde regels voldoen. In de praktijk zijn de regels van het CCV strenger dan de voorschriften in de wet. Daarnaast controleert de certificatie-instelling of de kwaliteit gewaarborgd wordt. Omdat de instelling niet alle inbraaksystemen kan controleren, doen ze regelmatig een steekproef. Bij een steekproef wordt er ook gekeken naar de klachtenafhandeling, rapportages en documentenbeheer. Door op deze manier de kwaliteit te controleren, worden risico s zoveel mogelijk verkleind. controle kwaliteit Certificatieinstelling Beveiligingsbedrijf inbraakinstallatie met certificaat steekproef klanten Ondernemer Hoe dit er in de praktijk uitziet? Het figuur hiernaast en een filmpje van het CCV laat het zien. Figuur 1: driehoeksverhouding bij certificatie

1 CERTIFICERING 1.5 Welke eisen stellen verzekeraars? Een verzekeraar wil dat er zo weinig mogelijk schade aan uw pand plaatsvindt. De hoogte van de verzekeringspremie hangt af van de risico`s van uw bedrijfspand. Ook zal bij een hoog risiconiveau, de vergoeding bij een inbraak lager uitvallen. Wilt u zich voor een klein bedrag laten verzekeren? Dan stellen verzekeraars niet veel eisen. Wilt u zich voor een groot bedrag laten verzekeren? Dan moet u aan verschillende eisen voldoen! Per verzekeraar kunnen de eisen verschillen, dus let daar goed op. Met een keurmerk kunt u laten zien dat de beveiliging van uw pand goed is. Voorbeelden van deze keurmerken zijn: BORG en PKVW. Hoofdstuk 2 en 3 gaan dieper in op de beveiligingsmaatregelen die het BORG-certificaat stelt.

2 VERBETERDE RISICOKLASSENINDELING In dit hoofdstuk wordt de Verbeterde Risicoklassenindeling (VRKI) behandeld. Zoals reeds genoemd, beheert het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) de VRKI. De VRKI is een meetinstrument, waarmee inbraakrisico s van woningen en bedrijfspanden wordt gemeten. De inbraakgevoeligheid van een pand wordt bepaald aan de hand van de attractiviteit van de aanwezige goederen en inventaris én de waarde van deze goederen. Deze factoren brengen risico s met zich mee. En hoe weet hoe welke beveiligingsmaatregelen bij welke risico s horen? Dat wordt aangegeven in een schema, de beveiligingsmatrix. Dit hoofdstuk legt de beveiligingsmatrix uit, aan de hand van de drie onderdelen, namelijk: 1. Risicoklasse 2. Beveiligingsmaatregelen 3. Voorwaarden

2 VERBETERDE RISICOKLASSENINDELING 2.1 De risicoklasse van een pand bepalen Attractiviteit van goederen Spullen die makkelijk mee te nemen zijn en die snel geld opleveren, zijn geliefd bij inbrekers. De VRKI noemt dit attractieve goederen. Denk niet te snel dat u de dans ontspringt. Tegenwoordig liggen er in ieder bedrijfspand wel goederen die een inbreker kan aantrekken. Een praktijkvoorbeeld legt het verder uit: We vergelijken een kantoorpand met een autobedrijf. In het kantoorpand staat een groot aantal laptops van de medewerkers. Deze laptops worden elke dag op het werk achtergelaten. In het autobedrijf staan 50 auto`s, op slot. De sleutels van de auto s liggen in een kluis. Bij het kantoor met de laptops is de attractiviteit ontzettend hoog. Laptops zijn eenvoudig mee te nemen en makkelijk te verkopen. Bij het autobedrijf is de attractiviteit ook hoog, maar niet zo hoog als bij het kantoorpand. Dit komt omdat de auto`s minder makkelijk mee te nemen zijn.

2 VERBETERDE RISICOKLASSENINDELING Waar liggen de goederen? De mate van attractiviteit wordt ook bepaalt door de plaats waar de producten of goederen zich in het pand bevinden. Om de plaats aan te duiden, zijn de volgende begrippen gedefinieerd: 1. Eigen gebruik 2. Showroom/winkel 3. Magazijn Een praktijkvoorbeeld legt dit weer uit: Bij autobanden voor eigen gebruik, is de attractiviteit laag. Liggen ze in een magazijn, dan is de attractiviteit hoog. Dit komt door de wijze van opslag. Een inbreker zal ook sneller naar een onbeheerd magazijn vol met autobanden gaan, dan naar de plek waar u een paar reservebanden thuis heeft opgeborgen. Dit heeft uiteraard ook te maken met de totale waarden van de aanwezige goederen.

2 VERBETERDE RISICOKLASSENINDELING Attractieniveaus Het CCV heeft een overzicht gemaakt van een groot aantal goederen en inventaris, waarbij de mate van attractiviteit is aangegeven. Benieuwd naar deze indeling? De samenvatting vindt u hier, of kijk op de website van het CCV. Welke attractiviteitsniveaus zijn er? Laag: producten in eigen gebruik zijn, zoals tuinplanten, banden en linnengoed; Matig: goederen zoals aanhangwagens, meetgereedschap, babykleding en verlichtingsartikelen; Hoog: goederen zoals auto`s, boten, printers/scanners (niet voor eigen gebruik) en metalen (roestvrij staal, lood, koper, messing en brons). Zeer hoog: goederen zoals laptops, smartphones en gemotoriseerde bos-, tuin- en parkgereedschappen.

2 VERBETERDE RISICOKLASSENINDELING Waarde van producten en inventaris De totale waarden aan producten en inventaris bepaalt hoe aantrekkelijk uw pand is. Het risicoklassenschema maakt de volgende verdeling: 1. Minder dan 7500,- 2. 7500,- t/m 75.000,- 3. 75.000,- t/m 150.000,- 4. 150.000,- t/m 300.000,- 5. Meer dan 300.000 Hoe ziet het risicoklassenschema eruit? Om het risicoklassenschema in de praktijk toe te passen, is er een kruistabel gemaakt van de attractiviteit en de waarde van de producten en inventaris. Hoe hoger de attractiviteit en de waarde van de aanwezige goederen en inventaris, hoe meer risico s er zijn. Hoe meer risico s er zijn, hoe inbraakgevoeliger het pand en hoe meer beveiligingsmaatregelen er genomen moeten worden.

2 VERBETERDE RISICOKLASSENINDELING De attractiviteitsniveaus betekenen het volgende: Laag: Is de attractiviteit van de aanwezige goederen laag, dan hoeft u in veel gevallen alleen te voldoen aan de beveiligingsmaatregelen in risicoklasse 1. Heeft u een waarde in uw pand van meer dan 300.000,-? Dan moet u voldoen aan risicoklasse 2. Matig: Heeft u een waarde in uw pand van minder dan 7500,-? Dan hoeft u alleen te voldoen aan de maatregelen van de risicoklasse 1. Heeft u een waarde van tussen de 7500,- tot 300.000,-? Dan valt u in risicoklasse 2. En bij een waarde van boven de 300.000,- in risicoklasse 3. Hoog: Tot 150.000,- valt u in risicoklasse 2. Van 150.000,- t/m 300.000,- valt u in risicoklasse 3 en bij een waarde van boven de 300.000,- in klasse 4. Zeer hoog: Alleen bij de een lage waarde valt u nog in risicoklasse 2. Met een waarde van 7500,- tot 75.000,- moet u voldoen aan de eisen van risicoklasse 3. En bij een waarde van boven 75.000,-, valt u in risicoklasse 4.

2 VERBETERDE RISICOKLASSENINDELING 2.2 De juiste beveiligingsmaatregelen kiezen U begrijpt ook wel dat een bloemenwinkel minder beveiliging nodig heeft dan een autobedrijf. Dus als de risicoklasse van uw pand is bepaalt, weet u ook welke beveiligingsmaatregelen genomen kunnen worden. Per risicoklasse zijn er meerdere mogelijkheden voor het nemen van maatregelen. Waarom dat zo is? Omdat niet elke maatregel in de praktijk haalbaar is. Wat betekenen de codes uit het tabel? Er zijn zes letters, en drie cijfers. De letters geven het soort beveiliging aan: O= Organisatorisch B= Bouwkundig C/M= Compartimentering/Meeneembeperkende maatregelen E= Elektronische R= Reactie De cijfers 1, 2 en 3 geven de gradatie van de maatregel aan. Hoe hoger het cijfer, hoe zwaarder de beveiligingsmaatregel. Hoofdstuk 3 gaat hier dieper op in.

2 VERBETERDE RISICOKLASSENINDELING 2.2 Voorwaarden beveiligingsmaatregelen Aan enkele beveiligingsmaatregelen zijn voorwaarden verbonden: Voorwaarden 1: Deze maatregel mag niet worden genomen bij goederen met een zeer hoog risico. Voorwaarden 2: Beveiligingsmaatregel 1 in risicoklasse 3 mag niet worden genomen bij goederen met een hoge tot zeer hoge attractiviteit. Voorwaarden 3: Doordat er geen of minder goede C/Mmaatregelen zijn, moet u een extra schilddetectie van niveau 2 aanschaffen. Voorwaarden 4: Bij deze optie zijn er geen C/Mmaatregelen genomen. Wanneer een inbreker bij het magazijn komt, moet er een alarm afgaan. Hierbij is een schilddetectie van niveau 3 vereist. Op deze manier heeft de inbreker minder tijd om producten mee te nemen. Paragraaf 3.4 gaat dieper in op de schilddetectie.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN Iedere ondernemer loopt het risico op een inbraak. En daar moet u zich beveiligen. Zoals hiervoor is uitgelegd, bepaalt u met de VRKI welke maatregelen u kunt nemen. Maar waarom moet u aan deze maatregelen voldoen? Niet alleen om de kans op een inbraak te verkleinen, de schade zoveel mogelijk te beperken en de continuïteit van uw bedrijf te waarborgen? Ook omdat verzekeraars een BORG-certificaat eisen. En het BORG-certificaat krijgt u alleen, wanneer u voldoet aan de vereiste maatregelen. De maatregelen die u kunt nemen tegen inbraak, worden in dit hoofdstuk besproken: Organisatorische maatregelen; Bouwkundige maatregelen; Compartimentering/ Meeneembeperkende middelen; Elektronische maatregelen; Alarmering; Reactie. Ook in dit hoofdstuk is het handig om de beveiligingsmatrix erbij te houden.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN 3.1 Organisatorische maatregelen Organisatorische maatregelen hanteert de VRKI bij elke risicoklasse (zie het beveiligingsmatrix). Hiervoor worden twee codes gebruikt: O1 en O2. De code O1 wordt in de eerste twee risicoklassen toegepast. Aan O2 zijn strengere eisen verbonden en ziet u terug in risicoklasse 3 en 4. Wat houden deze codes in? Dat wordt hierna uitgelegd.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN Maatregel: O1 en O2 Deze maatregel betreft standaard organisatorische maatregelen en voorlichting over preventie. Dit is misschien wel de belangrijkste van alle beveiligingsmaatregelen. U kunt een uitstekende beveiliging hebben, maar het heeft pas effect als iedereen zich aan de voorschriften houdt. Aan welke maatregelen moet u denken? 1. Zorg voor een goed sleutelbeheer; 2. Stel regels op bij het betreden en afsluiten van het pand; 3. Weet welke producten en inventaris in het pand is (en registreer dit); 4. Merk uw spullen, zodat deze minder aantrekkelijk zijn voor een inbreker (maakt doorverkopen lastiger); 5. Maak gebruik van (schrik)verlichting op paden en deuren bij het pand; 6. Deel uw pand op in verschillende delen, zodat een inbreker niet overal direct bij kan; 7. Maak duidelijk welke personeelsleden (en/of andere bezoekers) waar mogen komen; 8. Zorg dat er binnen één meter rondom uw pand geen bomen en struiken zijn; 9. Verberg hulpmiddelen voor inbrekers, zoals containers en ladders; 10. Zorg voor toegangscontrole wanneer het pand omheind is met een hek (bijv. met toegangspasjes); 11. Beveilig uw bedrijfsgegevens; 12. Communiceer wijzigingen van uw pand aan uw beveiligingsleverancier; 13. Hanteer een procedure voor het up- en downloaden van informatie uit de alarminstallatie; 14. Registeer in- en uitschakelmomenten van het alarm bij de PAC (Particuliere Alarm Centrale), bij O2 ook de controlemeldingen; 15. Noteer alles in het logboek. Wat moet u extra doen bij O2? Bij O2 moet u specifieke maatregelen, die toegespitst zijn op een specifieke risico voor uw bedrijf, in het beveiligingsplan opnemen.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN 3.2 Bouwkundige maatregelen Aan elke risicoklasse is wel een bouwkundig maatregel verbonden. Dit zijn maatregelen aan de buitenschil van uw pand. Denk bijvoorbeeld aan: hekken, ramen en buitendeuren. De hoogte van deze maatregel hangt af van de andere maatregelen en risicoklasse. Zo kunt u B1 als maatregel in elke risicoklasse kiezen. Dit houdt in, dat in klasse 3 en 4 er bij een andere maatregel strengere eisen zijn verbonden. De maatregelen die u moet treffen bij B0- B3 worden hierna uitgelegd.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN Maatregel B0 Deze maatregel vereist dat er hang- en sluitwerk aanwezig moet zijn. Omdat dit een minimale maatregel is en zelfs bij risicoklasse drie aan de orde komt, zijn er extra elektronische en/of compartimentering vereist. Maatregel B1 Deze maatregel verwijst naar NEN 5096. In deze norm staat dat alle bereikbare gevelelementen (zoals een kozijn, raam strook en/of pui, met vaste vullingen en/of beweegbare delen) inbraakwerend moeten zijn. Voorbeeld: bij een deur moet alles tot 2,40 meter inbraakwerend zijn. Maatregel B1 vereist dat de inbraakwerendheid van hang- en sluitwerk minimaal drie minuten moet zijn. Heeft u een raam of opening voor de ventilatie? Wanneer de opening groter is dan 15 centimeter, moet u beveiliging tegen beklimming aanschaffen. Lichtkoepels die niet van slagvaste kunststof zijn gemaakt, moeten voorzien zijn van tralies. Dit geldt ook voor kelderramen boven de grond. Bij een kelderraam onder de grond voldoet een rooster.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN Maatregel B2 Deze maatregel moet voldoen aan de weerstandsklasse 3 van NEN 5096. Dit betekent dat alle bereikbare gevelelementen vijf minuten inbraakwerend moeten zijn. Bij sommige gebouwen kunt u aan deze eis voldoen, door veiligheidsbeglazing voor vaste gevelelementen met weerstandsklasse 4 of zwaar traliewerk te gebruiken. Heeft u bewegende gevelelementen, bijvoorbeeld draairamen? Dek deze dan af met rolluiken. Maatregel B3 Maatregel B3 vereist dat alle bereikbare gevelelementen tien minuten inbraakwerend zijn. Ook hier moet er veiligheidsbeglazing voor vaste gevelelementen weerstandsklasse 4 of zwaar traliewerk gebruikt zijn. De bewegende gevelelementen moeten afgedekt zijn met rolluiken. De toepassing van de beveiligingsmaatregelen wordt op basis van een risicoanalyse gedaan. In het beveiligingsplan staan alle specificaties van alle bouwkundige maatregelen. Op deze manier voldoet u aan de eisen van het certificaat en u bent minder gevoelig voor inbraak!

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN 3.3 Compartimentering/ Meeneembeperkende middelen In de praktijk blijkt dat inbrekers vaak maar weinig tijd nodig hebben om waardevolle spullen mee te nemen. Daarom zijn er diverse tests in de vorm van inbraakpogingen gedaan, waarbij vanuit de gedachte van de inbreker is gedacht. Aan de hand van deze tests zijn de volgende maatregelen opgesteld:

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN E/M1 Deze maatregel vereist drie minuten inbraakvertraging. Hoe? Door het verplaatsen van producten moeilijk te maken en producten te koppelen of te verankeren. Dit kan op de volgende manieren: 1. Verstop goederen wanneer het voor eigen gebruik is; 2. Maak bij een winkel of etalage gebruik van een eventuele bovenverdieping of kelder, om spullen te verbergen; 3. Plaats waardevolle producten, in bijvoorbeeld een magazijn, extra hoog; 4. Maak gebruik van kabels voor bijvoorbeeld uw flash screen; 5. Gebruik beugelsloten of geplastificeerde staalkabels voor grotere producten/inventaris. E/M2 Valt u in deze categorie en wilt u een BORG-certificaat behalen? Dan moet u maatregelen nemen die de inbreker minimaal vijf minuten vertraagt. Bij deze maatregel gaan producten achter slot en grendel. Voor kleinere producten helpen vitrines met gelaagde beglazing, (stalen) kasten of kisten. Het slot dat op de kist zit moet voldoen aan niveau B2 (zie paragraaf 3.2). Heeft u bijvoorbeeld auto s in uw pand? Dan kunt u de inbraak vertragen door een hekwerk of een rolluik te plaatsen. Het gaat erom dat inbrekers producten niet eenvoudig mee kunnen nemen. Komt een inbreker bij een auto, moet hij er niet zomaar mee weg kunnen rijden. Let op! Blokkeer de vluchtwegen niet bij deze maatregel.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN E/M3 Deze maatregel vereist een inbraakvertraging van tien minuten. Hiervoor kunt u verschillende middelen inzetten zoals: mistgeneratoren, kluizen en compartimenten. Mistgeneratoren gaan in werking, zodra de inbreker in het detectieveld stapt. In korte tijd staat de hele ruimte onder kunstmatige mist. Hierdoor raakt de inbreker in verwarring en ziet hij de waardevolle spullen niet. Benieuwd naar hoe dat eruit ziet? Bekijk dit filmpje. Een kluis vertraagt een inbreker ook. Bedenk wel dat de inbreker een groot bedrag in de kluis verwacht. Zet de kluis daarom niet in het zicht. Ook compartimenten kunnen het voor een inbreker moeilijk maken. Wat zijn compartimenten? Het volgende voorbeeld legt het uit: Stel u heeft een pand met een magazijn, een kamer met waardevolle spullen en nog enkele kantoorruimtes. Dan plaatst u extra deuren tussen het magazijn en de ruimte met waardevolle spullen. Deze deuren moeten voorzien zijn van goede sloten, van weerstandsklasse 4. Uw wanden moeten 200 millimeter zijn en bij een hoogte van drie meter zal de dikte 400 millimeter zijn. Deze maatregelen zorgen ervoor dat de inbreker minimaal tien minuten vertraagd wordt!

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN 3.4 Elektronische maatregelen Bij elektronische maatregelen gaat het vaak om detectoren in het pand. Detectoren worden vaak geplaatst in ruimten met attractieve goederen. De mogelijke maatregelen worden hierna toegelicht: Maatregel E1 Bij deze maatregel mag u optische alarmgevers (flitslamp) toepassen die niet gecertificeerd zijn. De elektronische maatregelen, die aan allerlei normen moeten voldoen, kunt u zowel draadloos als met bedrading aansluiten. Let op! Bij een draadloze aansluiting is een aansluiting op een PAC verplicht. Ook moeten meldingen bij u (de eigenaar van het alarmsysteem) of de installateur terecht komen. Wat betekent dat precies? Stel, een inbreker breekt in. Het alarm gaat af en de elektronische maatregel zorgt ervoor dat er een signaal naar de PAC (Particuliere Alarm Centrale) gaat. Vervolgens moet deze melding aan u of w installateur doorgegeven worden. Het inbraaksignaleringssysteem moet minimaal één keer per jaar onderhouden worden!

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN Maatregel E2 Bij deze maatregel mag u geen draadloos systeem gebruiken. Wel mag ook hier optische flitsers (flitslamp) worden gebruikt, die niet gecertificeerd zijn. Ruimtelijke detectoren moeten anti-masking zijn. Dit houdt in dat het gezichtsveld van deze detector niet geblokkeerd mag zijn. Gebeurt dit wel? Dan wordt er een melding weergegeven in de alarmcentrale. Let op! Ook hier moet één keer per jaar een onderhoudscontrole uitgevoerd worden! Voor zowel maatregel E1 als E2 geldt, dat de detectie geplaatst moet worden waar: 1. attractieve goederen zijn (denk aan een magazijn); 2. de gang naar het alarmcentrale zit (vaak in de meterkast); 3. de bediendelen zijn; 4. de kluis zich bevindt; 5. meeneembeperkende maatregelen zijn toegepast (zoals toegelicht in 3.3.) In de praktijk kan het gebeuren het alarm niet ingeschakeld wordt. Let erop dat de volgende onderdelen afgesloten zijn: Bereikbare gevelopeningen zoals: deuren, ramen, rolluiken en hekken met beveiligingsfunctie; De deuren van compartimenten; De deur waar de alarmcentrale achter zit.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN Maatregel E3 Veel van bovenstaande maatregelen zijn ook vereisten bij E3. Logisch, want de beveiliging moet minimaal op hetzelfde niveau zitten. Zo zijn de plekken van detectie hetzelfde en moeten dezelfde onderdelen afgesloten zijn om het alarm in te schakelen. Ook is een anti-masking systeem een vereiste en mogen detectoren niet draadloos zijn. Waarin verschilt maatregel E3 ten opzichte van E2? 1. Het alarm moet minimaal aan niveau AL2 voldoen, en soms is AL3 vereist (deze codes worden in paragraaf 3.5 uitgelegd). 2. Zoals u weet is zijn er voor risicoklasse 4, drie mogelijke beveiligingsmaatregelen. Aan twee van deze opties zijn voorwaarden verbonden. Alleen bij optie 3 niet, waar C/M niveau 3 is. Wanneer bij E3 geen C/M-maatregelen zijn getroffen, is het plaatsen van een schilddetectie van niveau 3 een voorwaarde. Is er wél een C/M2-maatregel genomen? Dan moet u alsnog een schilddetectie van niveau 2 aanschaffen. En wat is schilddetectie precies? Schilddetectie is bedoelt om een attractieve maatregelen te nemen. In het kort gaat het erom dat het alarm afgaat bij een eerste aanval op bereikbare gevelelementen. Aan welke detectiemethodes kunt u denken? Maatregelen zoals: glasbreukdetectie en trillingsdetectie.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN 3.5 Alarmering Voor alarmeringen zijn er ook vereisten. Waarom? Inbrekers proberen regelmatig het alarm te saboteren. Om dit te voorkomen kunt u een aantal maatregelen treffen. De volgende codes zijn hiervoor opgesteld: AL0, AL1, AL2 en AL3. Deze codes ziet u niet terug in de beveiligingsmatrix. Toch moet u deze maatregelen nemen. Deze zijn direct verbonden aan de risicoklassen. In het tabel hiernaast is de samenhang te zien. In het tabel ziet u twee soorten verbindingen: via IP (internetverbinding) en ISDN (telefoonverbinding). Is uw alarm aangesloten op een IP-netwerk? Dan ziet u in het schema welke maatregelen u moet treffen. Is uw alarm aangesloten op een ISDN-verbinding? Dan leest u hierna welke maatregelen u kunt nemen, aan de hand van de codes AL0, AL1, AL2 en AL3.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN Maatregel AL1 Om te voldoen aan het BORG-certificaat, moet het alarm bij inbraak na 60 seconden afgaan. Het alarm moet vanaf de weg zichtbaar zijn door flitslampen. Zorg in ieder geval dat u twee alarmgevers heeft. Bij sabotage heeft u dan altijd iets achter de hand. De melders mogen niet op de zelfde stroomvoorziening zitten. Het alarmsignaal gaat naar een PAC (Particuliere Alarmcentrale). Daarnaast moet een keer in de 24 uur een controlemelding zijn. Maatregel AL2 De eisen van deze maatregel komen grotendeels overeen met de eisen van maatregel AL1. Enkele verschillen zijn bijvoorbeeld: wanneer u IP-verbinding gebruikt, moet deze op een besloten netwerk zitten. Ook zijn er verschillen in detailniveau als het gaat over de transmissietijd. De eisen staan omschreven in NEN-EN-50136. Maatregel AL3 Voor maatregel AL3, kunt u ook de eisen van maatregel AL2 toepassen. Echter, deze maatregel kan ook uitvallen. Daarom is bij deze maatregel een extra functie toegevoegd. Bij sabotage van maatregel AL2, zal naar 180 seconden een melding gaan naar de PAC. De PAC controleert dan wat er aan de hand is.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN 3.6 Reactie Tot slot zijn er enkele maatregelen opgesteld voor de reactie op een alarm. Is de reactie op een alarm niet goed geregeld? Dan is alles haast voor niks. De inbreker kan naar hartenlust zijn buit verzamelen en vervolgens ontsnappen, zonder dat er iets gebeurd.

3 BEVEILIGINGSMAATREGELEN Maatregel R1 De sleutelbeheerder moet binnen 20 minuten reageren nadat de PAC gebeld heeft. Gaat het om een écht alarm? Dan belt de sleutelbeheerder direct 112. U dient minimaal twee sleutelbeheerders in uw pand aan te stellen. Maatregel R2 Handel bij deze maatregel hetzelfde als bij maatregel R1, op enkele uitzonderingen na. De PAC moet gecontroleerd te zijn door Ministerie van Veiligheid en Justitie. Ook moet de sleutelbeheerder, na een melding, binnen 15 minuten reageren. Maatregel R3 Handel bij deze maatregel hetzelfde als bij maatregel R2. Hierop aansluitend zal de politie bij het bellen van 112, de melding prioriteit 1 geven.

Ga aan de slag met de veiligheid van uw pand! Bent u na het lezen van dit e-book geïnspireerd en wilt u aan de slag met de inbraakveiligheid van uw bedrijfspand? Alfagroup heeft meer dan 10 jaar ervaring op het gebied van brandbeveiliging, inbraakbeveiliging en camerabeveiliging. Wij kunnen BORG-gecertificeerde systemen leveren. Hiermee bent u beveiligd tegen inbrekers en kunt u zonder problemen een verzekering afsluiten die bij u past! Heeft u vragen na aanleiding van dit e-book? Wij beantwoorden uw vragen graag! NEEM CONTACT MET ONS OP!