NATUURONDERZOEK A9 BADHOEVEDORP Vleermuizen vliegroutes en foerageergebied Eindrapport Adviesbureau E.C.O. Logisch Nieuwerkerk a/d IJssel, 16-11-2016
VERANTWOORDING Opdrachtgever: Aveco de Bondt Contactpersoon: Dhr. M. Debruyne Adviseur Omgevingsmanagement Adres: Postbus 2674, 3800 GE Amersfoort Tel: +31615855165 E-mail: mdebruyne@avecodebondt.nl Uitvoering: Adviesbureau E.C.O. Logisch Adres: Postbus 38, 2910 AA Nieuwerkerk a/d IJssel Bezoekadres: 's-gravenweg 318-D, 2911 BK Nieuwerkerk a/d/ IJssel Tel: 0180 322840 E-mail: algemeen@eco-logisch.com Auteur: Kwaliteitscontrole: ing. M. Bouma ing. S. van Lieshout Projectcode: AVVL1613 Status: Concept Datum: 16-11-2016 Adviesbureau E.C.O. Logisch werkt volgens de kwaliteitsnormen van het Netwerk Groene Bureaus. Dit netwerk werkt aan de kwaliteit van advisering gericht op natuur, landschap, water, milieu en ruimte. De deskundigen werkende bij Adviesbureau E.C.O. Logisch voldoen hierdoor aan de volgens het Ministerie van Economische Zaken gestelde eisen. Adviesbureau E.C.O Logisch is aangesloten op de Nationale Databank Flora en Fauna en heeft daarmee toegang tot de meest volledige natuurgegevens in Nederland. 2
SAMENVATTING Binnen het projectgebied zijn de gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en de watervleermuis waargenomen. Van de laatvlieger en de rosse vleermuis betreft het enkel overvliegende of kort foeragerende exemplaren. De watervleermuis is enkel foeragerend waargenomen boven het kanaal langs de Hoofdweg in het uiterste noordwesten van het projectgebied. Binnen het projectgebied is een vaste vliegroute waargenomen van de gewone dwergvleermuis. De vliegroute loopt vanaf een kraamkolonie ter hoogte van de Adelaarstraat 36 langs een deel van de beplanting aan de zuidzijde van de A9 in oostelijke richting. Het verwijderen van dit deel van de beplantingen zal leiden tot een verstoring van de gewone dwergvleermuis. Hoe groot deze verstoring is, hangt grotendeels af van de inrichting van het projectgebied in de nieuwe situatie. Een ontheffing inzake de Flora- en faunawet wordt met betrekking tot het verstoren van deze vaste vliegroute van vleermuizen noodzakelijk geacht. Het aanwezige foerageergebied binnen het projectgebied is voor zowel de gewone dwergvleermuis als de ruige dwergvleermuis niet van essentieel belang voor de gunstige staat van instandhouding van de lokale populaties. Dit wordt door slechts enkele individuen benut en er zijn voldoende alternatieven in de omgeving aanwezig. Eventuele negatieve effecten zijn dan ook verwaarloosbaar. Een ontheffing inzake de Flora- en faunawet wordt met betrekking tot het verwijderen van een deel van het foerageergebied van vleermuizen niet noodzakelijk geacht. 3
INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding... 5 1.1 Aanleiding en doel... 5 1.2 Wettelijk kader... 5 2 Onderzoeksmethodiek... 6 2.1 Vleermuizen vliegroutes en foerageergebied... 6 2.2 Overzicht inventarisaties... 7 3 Resultaten... 8 3.1 Vleermuizen... 8 3.1.1 Vliegroutes... 8 3.1.2 Foerageergebied... 8 4 Conclusie en aanbevelingen... 8 4.1 Conclusie... 8 4.2 Aanbevelingen t.o.v. de Flora- en faunawet... 9 Bijlage 1: Resultaten vleermuisonderzoek... 10 4
1 INLEIDING 1.1 AANLEIDING EN DOEL Rijkswaterstaat is voornemens de A9 ter hoogte van Badhoevedorp om te leggen. Hierbij worden de aangrenzende opgaande beplantingen die parallel langs de A9 lopen grotendeels verwijderd. Deze ingreep wordt gezien als een ruimtelijke ontwikkeling. Naar aanleiding van de potentiële waarden voor vleermuizen in het projectgebied is door Adviesbureau E.C.O. Logisch aanvullend natuuronderzoek uitgevoerd naar het gebruik van het projectgebied door vleermuizen. Dit rapport bevat de resultaten van het natuuronderzoek en aanbevelingen ten opzichte van de Flora- en faunawet. 1.2 WETTELIJK KADER Alle in Nederland voorkomende vleermuizen zijn middels tabel 3 van de Flora- en faunawet en bijlage IV van de Habitatrichtlijn beschermd. Dit houdt in dat een ontheffing vereist is op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet, wanneer er sprake is van een overtreding op de verbodsbepalingen uit artikel 9, 10 en 11 van de Floraen faunawet. Vleermuizen en de Flora- en faunawet Op grond van artikel 11 van de Flora- en faunawet is het verboden om voortplantingsplaatsen of vaste rusten verblijfplaatsen van beschermde diersoorten te beschadigen, te vernielen, weg te nemen of te verstoren. Voor vleermuizen wordt er onderscheid gemaakt tussen zomerverblijfplaatsen, paarverblijfplaatsen, winterverblijfplaatsen en kraamkolonies. Deze verblijfplaatsen bevinden zich, afhankelijk van de soort, in gebouwen of in bomen. Daarnaast worden migratie- en vliegroutes en foerageergebieden, die essentieel zijn voor de gunstige staat van instandhouding van een lokale populatie vleermuizen, onder artikel 11 van de Flora- en faunawet beschermd. 5
2 ONDERZOEKSMETHODIEK 2.1 VLEERMUIZEN VLIEGROUTES EN FOERAGEERGEBIED Het onderzoek naar vleermuizen is te verdelen in het inventariseren van vliegroutes en foerageergebied. Het onderzoek is uitgevoerd conform het Vleermuisprotocol 2013 1. De inventarisaties naar vliegroutes en foerageergebieden van vleermuizen zijn uitgevoerd door middel van twee rondes van twee uur per deelgebied. Hierbij is minimaal één ronde per deelgebied in de kraamperiode uitgevoerd en is een minimale tussenperiode van 8 weken gehanteerd. Bij het onderzoek zijn de aanwezige vliegroutes en/of foerageergebieden op kaart ingetekend. Zie paragraaf 1.3 voor de indeling van de deelgebieden. De inventarisaties met betrekking tot vleermuizen zijn met behulp van een zogenaamde batdetector uitgevoerd. Adviesbureau E.C.O. Logisch werkt standaard met de Petersson D240X of een vergelijkbare detector. Dit apparaat vangt de ultrasone geluiden van vleermuizen op en maakt deze hoorbaar voor het menselijk gehoor. Daarnaast biedt het apparaat de mogelijkheid geluiden op te nemen voor analyse achteraf. Enkele soorten zijn namelijk zeer moeilijk te determineren in het veld en vereisen een controle met behulp van analyse-software. In paragraaf 2.2 is een overzicht gegeven van de uitgevoerde inventarisaties en de weersomstandigheden. De toegepaste methodiek wordt hier per functie nader toegelicht. Op afbeelding 1 zijn de verschillende deelgebieden weergegeven. 1 2 3 4 6 5 Afbeelding 1: Verdeling projectgebied 1 Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, Zoogdiervereniging en Gegevensautoriteit Natuur 2013. Vleermuisprotocol 2013, 27 maart 2013 6
2.2 OVERZICHT INVENTARISATIES In tabel 1 is een overzicht gegeven van de data en weersomstandigheden van het onderzoek. De inventarisaties zijn uitgevoerd door ing. M. Bouma, ing. Daniel Peereboom en Koos den Hartogh MSc. Tabel 1: Overzicht inventarisaties Datum Tijd Hoofdgroep Activiteit Weersomstandigheden 30-06-2016 22:06 00:06 Vleermuizen Vliegroutes en foerageergebieden Geheel bewolkt, windkracht 3, 16 C 05-07-2016 22:04 00:04 Vleermuizen Vliegroutes en foerageergebieden Zwaar bewolkt, windkracht 4, 14 C 06-07-2016 03:28 05:28 Vleermuizen Vliegroutes en foerageergebieden Half bewolkt, windkracht 3, 12 C 12-07-2016 21:58 23:58 Vleermuizen Vliegroutes en foerageergebieden Zwaar bewolkt, windkracht 3, 14 C 09-09-2016 20:09 22:09 Vleermuizen Vliegroutes en foerageergebieden Vrijwel onbewolkt, windkracht 2, 15 C 10-09-2016 21:04 23:04 Vleermuizen Vliegroutes en foerageergebieden Vrijwel onbewolkt, windkracht 2, 14 C 10-09-2016 23:04 01:04 Vleermuizen Vliegroutes en foerageergebieden Vrijwel onbewolkt, windkracht 2, 12 C 7
3 RESULTATEN 3.1 VLEERMUIZEN Binnen het projectgebied zijn de gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en de watervleermuis waargenomen. Per onderzochte functie wordt het gebruik van het projectgebied nader toegelicht. In bijlage 1 zijn de resultaten van het onderzoek op kaart weergegeven. 3.1.1 VLIEGROUTES In de opgaande beplantingen binnen het projectgebied zijn zowel in de zomer- en kraamperiode als in het najaar geen verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. In deelgebied 4 is een kraamkolonie van de gewone dwergvleermuis waargenomen in bebouwing aan de Adelaarstraat 36 (zie afbeelding 2). Hier zijn op 12 juli minimaal 50 individuen uitvliegend waargenomen. Het grootste deel van de kolonie vliegt s avonds bij het uitvliegen langs de beplantingen aan de zuidzijde van de A9 in oostelijke richting uit. Op de hoek van de Adelaarstraat vliegen ze vervolgens achter de bebouwing van een kinderdagverblijf langs in zuidelijke richting. Een kleiner deel van de uitvliegers steekt vanaf de kraamkolonie direct de A9 over in noordelijke richting. Overige vaste vliegroutes van vleermuizen zijn niet waargenomen. De vliegroute welke is verbonden met de kraamkolonie staat op kaart ingetekend in bijlage 1. Afbeelding 2: Kraamkolonie (rode cirkel) 3.1.2 FOERAGEERGEBIED De beplantingen in het projectgebied worden voornamelijk gebruikt door de gewone dwergvleermuis als foerageergebied. Daarnaast zijn enkele individuen van de ruige dwergvleermuis foeragerend waargenomen. Van de laatvlieger en de rosse vleermuis zijn enkel overvliegende of zeer kort foeragerende individuen waargenomen. Boven het kanaal langs de Hoofdweg in het uiterste noordwesten van het projectgebied wordt daarnaast door enkele individuen van de watervleermuis gefoerageerd. Grotere aantallen van de gewone dwergvleermuis zijn alleen waargenomen in het zuidoosten van het projectgebied. Hier wordt in beplantingen boven de watergang rond de sportvelden door enkele tientallen individuen van de gewone dwergvleermuis gefoerageerd. De beplantingen die deel uitmaken van het projectgebied bevinden zich aan de buitenzijde van dit foerageergebied tegen de A9 aan. In dit deel zijn bijna geen foeragerende vleermuizen waargenomen. De beplanting werkt wel als een buffer voor geluid en licht tussen de A9 en het foerageergebied. 4 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN 4.1 CONCLUSIE Het projectgebied bevat elementen welke worden benut door beschermde vleermuizen. Een deel van de opgaande beplanting langs de A9 zorgt voor geleiding van tientallen individuen van de gewone dwergvleermuis op een vaste vliegroute in de kraamperiode. Er zijn alternatieve vliegroutes aanwezig. Het verwijderen van dit deel van de beplantingen zal desalniettemin leiden tot een verstoring van de gewone dwergvleermuis. Hoe groot deze verstoring is, hangt grotendeels af van de inrichting van het projectgebied in de nieuwe situatie. Een ontheffing inzake de Flora- en faunawet wordt met betrekking tot het verstoren van deze vaste vliegroute van vleermuizen noodzakelijk geacht. 8
Het aanwezige foerageergebied binnen het projectgebied is voor zowel de gewone dwergvleermuis als de ruige dwergvleermuis niet van essentieel belang voor de gunstige staat van instandhouding van de lokale populaties. Dit wordt door slechts enkele individuen benut en er zijn voldoende alternatieven in de omgeving aanwezig. Eventuele negatieve effecten zijn dan ook verwaarloosbaar. Een ontheffing inzake de Flora- en faunawet wordt met betrekking tot het verwijderen van een deel van het foerageergebied van vleermuizen niet noodzakelijk geacht. 4.2 AANBEVELINGEN T.O.V. DE FLORA- EN FAUNAWET Bij het verwijderen van de opgaande beplantingen dient tijdens de actieve periode van vleermuizen (maart t/m november) rekening gehouden te worden met foeragerende vleermuizen in de aangrenzende groenzones. Om verstoring van foeragerende vleermuizen te voorkomen dienen de werkzaamheden in eerste instantie overdag uitgevoerd te worden. Indien nachtelijke werkzaamheden niet te voorkomen zijn dan dient lichtuitstraling richting de aangrenzende groenzones zoveel mogelijk te worden voorkomen. Het is aan te bevelen het verwijderen van het opgaande struweel buiten het broedseizoen van algemene broedvogels uit te voeren. Deze periode loopt globaal van 15 maart t/m 15 juli. De aangegeven periode is niet leidend, ieder broedgeval is beschermd. 9
Bijlage 1: Resultaten vleermuisonderzoek 10