University of Groningen Memory for people's names in closed head injured patients Milders, Maarten Valentijn IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 1997 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Milders, M. V. (1997). Memory for people's names in closed head injured patients Groningen: s.n. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 26-09-2017
SAMENVATTING Inleiding De laatste jaren is er een toenemende belangstelling in de klinische neuropsychologie voor de ecologische validiteit van het neuropsychologisch onderzoek. Dit heeft geresulteerd in een roep om testmethoden die duidelijk betrekking hebben op het dagelijks leven van de patiënt. Het onderzoek dat in dit proefschrift wordt beschreven tracht tegemoet te komen aan deze roep door stoornissen in het geheugen voor persoonsnamen te onderzoeken bij patiënten met hersenbeschadiging als gevolg van gesloten schedelletsel. Het leren van nieuwe namen en het terughalen van de namen van bekende personen zijn belangrijke en veel voorkomende taken in het dagelijks leven. Behalve relevant voor het dagelijks leven, was onderzoek naar het geheugen voor persoonsnamen bij patiënten met gesloten schedelletsel van belang omdat problemen met het onthouden van de namen van mensen tot de belangrijkste geheugenklachten van deze patiënten behoren. Verschillende studies hebben deze klachten gemeld, maar tot nu toe hebben heel weinig studies het geheugen voor persoonsnamen bij patiënten met gesloten schedelletsel onderzocht met objectieve testmethoden. De studie beschreven in dit proefschrift is een van de eerste die het geheugen voor persoonsnamen bij deze patiënten onderzocht met objectieve in plaats van subjectieve testmethoden. Hoofdstuk 1 geeft een literatuur-overzicht van het experimentele onderzoek naar het geheugen voor persoonsnamen. Wat duidelijk blijkt is dat normale, gezonde proefpersonen relatief veel moeite hebben met het onthouden van persoonsnamen. Het leren van iemands naam blijkt moeilijker dan het leren van andere informatie over die persoon, zoals diens beroep. Hetzelfde geldt voor het terughalen van de naam van een bekend persoon. Het terughalen van iemands naam duurt langer en heeft meer kans om te mislukken dan het terughalen van het diens beroep of andere semantische informatie over die persoon. Verder lijkt het geheugen voor persoonsnamen bijzonder gevoelig te zijn voor hersenbeschadiging, zoals gesuggereerd wordt door beschrijvingen van patiënten met selectieve stoornissen in het terughalen van de namen van bekende personen. Tenslotte worden verschillende theorieën besproken die proberen te verklaren waarom het onthouden van persoonsnamen relatief moeilijk is. Hoofdstuk 2 geeft een kort overzicht van de belangrijkste cognitieve stoornissen die optreden bij patiënten met gesloten schedelletsel. Hierbij wordt nader ingegaan op die stoornissen die relevant zijn voor het leren en terughalen van persoonsnamen, zoals stoornissen in het leren van verbaal materiaal, de snelheid van informatie-verwerking en de taalproduktie. Een overzicht van de gerapporteerde klachten van patiënten met gesloten schedelletsel laat zien dat problemen met het onthouden van de namen van mensen tot de
148 meest frequente klachten hoort. Hoofdstuk 2 sluit af met de drie hoofdvragen van deze studie. Ten eerste, kan de prestatie van patiënten met gesloten schedelletsel op objectieve tests hun subjectieve klachten betreffende het onthouden van persoonsnamen bevestigen? Ten tweede, hoe selectief is de stoornis in het geheugen voor persoonsnamen bij deze patiënten en welke factoren dragen bij aan de stoornis? Ten derde, is het mogelijk om het geheugen voor persoonsnamen bij patiënten met gesloten schedelletsel te verbeteren door middel van cognitieve revalidatie? Het geheugen voor persoonsnamen bij patiënten met gesloten schedelletsel Aan de verschillende experimenten namen in totaal 33 patiënten deel die enkele maanden tot jaren voor het onderzoek zwaar tot zeer zwaar gesloten schedelletsel hadden opgelopen. Verder namen in totaal 56 normale controle-proefpersonen deel die qua leeftijd en opleidingsniveau vergelijkbaar waren met de patiënten. Hoofdstuk 3 beschrijft drie experimenten waarin de proefpersonen een naam of andere verbale informatie bij een onbekend gezicht leerden. Een vierde experiment vergeleek de herkenning van onbekende gezichten in patiënten en controles. De herkenning van onbekende gezichten bleek niet gestoord in de patiënten, maar zij leerden desondanks significant minder namen, beroepen of bezittingen bij onbekende gezichten dan de controle proefpersonen. De problemen van de patiënten met het leren van persoonsnamen waren niet buiten verhouding ernstig vergeleken met hun problemen met het leren van andere verbale informatie bij gezichten. Zowel de patiënten als de controles leerden minder namen dan andere informatie bij gezichten en leerden meer betekenisvolle dan betekenisloze namen. De verschillen tussen de namen en andere items of tussen betekenisvolle en betekenisloze namen waren echter vergelijkbaar binnen beide groepen van proefpersonen. De conclusie is dat de stoornis in het leren van persoonsnamen bij de patiënten met gesloten schedelletsel een uiting is van hun reeds bekende stoornis in het leren van verbaal materiaal. In Hoofdstuk 4 worden vijf experimenten beschreven waarin het terughalen van de namen van bekende personen onderzocht werd bij patiënten met gesloten schedelletsel. In het algemeen kwamen bij de patiënten significant meer naamblokkades voor dan bij vergelijkbare normale proefpersonen. Er is sprake van een naamblokkade als men niet in staat is iemands naam te produceren, ondanks dat die persoon wel bekend is en ondanks dat men weet de naam te kennen. De latentie-tijden voor het correct benoemen van bekende gezichten waren eveneens significant langer bij de patiënten dan bij de controles. De herkenning van bekende gezichten bleek echter nauwelijks gestoord bij de patiënten. De belangrijkste oorzaak voor de problemen van de patiënten met het terughalen van de namen van bekende personen lijkt een stoornis in de activatie van de fonologische naam-informatie. Het prestatie-patroon van de patiënten vertoonde duidelijke overeenkomsten met de
Samenvatting 149 resultaten van simulaties met modellen voor het benoemen van personen opgesteld door Burton en Bruce (1992) en door Brédart, Valentine, Calder en Gassi (1995). Het mechanisme verantwoordelijk voor de stoornis in het benoemen van personen zou gelegen zijn in een vermindering van de verbindings-sterkte tussen informatie-verwerkingseenheden. Een soortgelijk mechanisme is eerder al voorgesteld als verklaring voor de geringere snelheid van informatie-verwerking bij patiënten met gesloten schedelletsel. Het feit dat namen van personen relatief moeilijk terug te halen zijn is grotendeels te wijten aan het feit dat persoonsnamen eigennamen zijn. Eigennamen verwijzen naar een enkel, uniek item in tegenstelling tot algemene namen die verwijzen naar een categorie van items. In Hoofdstuk 5 worden twee experimenten beschreven waarin het terughalen van persoonsnamen vergeleken werd met het terughalen van een andere categorie van eigennamen: de namen van bekende gebouwen. De resultaten toonden opvallende overeenkomsten aan tussen het benoemen van bekende personen en bekende gebouwen. Binnen zowel de patiënten-groep als de controle-groep waren de latentie-tijden voor het benoemen van bekende personen en bekende gebouwen praktisch gelijk. Hetzelfde gold voor het aantal naamblokkades dat optrad bij de bekende personen en gebouwen. Een nadeel van de groepsgemiddelden zoals gebruikt in voorgaande hoofdstukken is dat hierin mogelijk interessante informatie verloren gaat. Hoofdstuk 6 presenteert de individuele scores van 22 van de 33 patiënten op de belangrijkste taken die beschreven zijn in Hoofdstukken 3 tot 5. De gegevens van de individuele patiënten bevestigden het eerder voorgestelde verband tussen stoornissen in het leren van persoonsnamen en het leren van andere verbaal materiaal. De resultaten van twee patiënten lieten verder een dubbele dissociatie zien tussen stoornissen in het leren van namen en het terughalen van namen van bekende personen. Deze dissociatie ondersteunt de opvatting dat het leren van nieuwe namen en het terughalen van bekende namen afzonderlijke processen zijn. Er waren geen aanwijzingen voor een dubbele dissociatie tussen stoornissen in het benoemen van bekende personen en van bekende gebouwen. Dit bevestigt de conclusie van Hoofdstuk 5 dat het benoemen van bekende personen en gebouwen vergelijkbare taken zijn en dat de stoornis van de patiënten in het terughalen van persoonsnamen een uiting is van een meer algemeen probleem met het terughalen van eigennamen. Revalidatie van het geheugen voor persoonsnamen Hoofdstuk 7 beschrijft een geheugen-training waaraan 13 van de 33 patiënten deelnamen. In deze training werd geprobeerd zowel het leren van nieuwe namen als het terughalen van namen van bekende personen te verbeteren. Om het leren van namen te verbeteren werd de patiënten strategieën geleerd om persoonsnamen meer betekenis te geven. Uit experimenteel onderzoek blijkt de betekenisloosheid van persoonsnamen een van de belangrijkste redenen dat de namen moeilijk te leren zijn. In tegenstelling tot veel eerdere
150 trainingen, hoefde de patiënten geen expliciete associatie tussen de naam en het gezicht te maken. De strategieën die de patiënten werd geleerd om het terughalen van namen te verbeteren waren hoofdzakelijk bedoeld om naamblokkades te verhelpen. Het leren van namen bij gezichten verbeterde significant na de training. Deze verbetering kon niet worden toegeschreven aan hertest-effecten of aan de intensieve aandacht die de patiënten hadden gekregen tijdens de training. Het terughalen van bekende namen verbeterde nauwelijks na de training. Dit was mogelijk te wijten aan het feit dat de test die gebruikt werd om het effect van de training op het terughalen van namen te meten niet ideaal was. Daarnaast was het mogelijk dat de strategieën die de patiënten leerden om persoonsnamen terug te halen niet effectief waren voor het verbeteren van de toegang tot de fonologische naam-informatie. Hoofdstuk 7 besluit met suggesties voor toekomstige pogingen om door middel van cognitieve revalidatie het terughalen van de namen van bekende personen te verbeteren bij hersenbeschadigde patiënten. Conclusie Hoofdstuk 8 komt terug op de drie hoofdvragen van deze studie en de antwoorden die het onderzoek heeft opgeleverd. Ten eerste, de resultaten bevestigden de klachten van patiënten met gesloten schedelletsel over problemen met het onthouden van persoonsnamen. Zowel het leren van nieuwe namen als het terughalen van bekende namen verliep beduidend slechter bij de patiënten dan bij vergelijkbare normale proefpersonen. Ten tweede, het geheugen voor persoonsnamen was niet selectief gestoord bij de patiënten. De problemen met het leren van nieuwe namen zijn hoogstwaarschijnlijk een uiting van een algemene stoornis in het leren van verbaal materiaal, wat een bekende cognitieve stoornis is na gesloten schedelletsel. De stoornis van de patiënten in het benoemen van bekende personen kon niet worden toegeschreven aan problemen met het herkennen van bekende personen. De stoornis in het terughalen van persoonsnamen was echter niet selectief, omdat het terughalen van een andere categorie van eigennamen - de namen van bekende gebouwen - net zo problematisch bleek voor de patiënten. Deze stoornis in het terughalen van eigennamen is mogelijk het gevolg van een meer algemene stoornis in de informatieverwerking van patiënten met gesloten schedelletsel. Ten derde, het bleek mogelijk middels cognitieve revalidatie het geheugen voor persoonsnamen te verbeteren bij de patiënten, althans wat betreft het leren van nieuwe namen. Verder lieten de resultaten ondermeer zien dat het geheugen voor persoonsnamen geen enkelvoudig concept is, maar dat er aparte processen bestaan voor het leren van nieuwe namen en voor het terughalen van de namen van bekende personen. Tenslotte lijken namen van personen niet fundamenteel anders te zijn dan namen van voorwerpen, gezien de sterke overeenkomst tussen het benoemen van unieke voorwerpen, zoals bekende gebouwen, en bekende personen. De verschillen tussen het benoemen van
Samenvatting 151 personen en voorwerpen die in de literatuur gemeld worden, lijken eerder een afspiegeling van het verschil tussen de produktie eigennamen en van algemene namen dan een verschil tussen persoonsnamen en voorwerpsnamen.
CURRICULUM VITAE Maarten Milders was born in Gouda on 4th March 1962. He finished grammar school in Lochem in June 1981 and started to study musicology at the University of Amsterdam in September 1981. After four months of study he left university to work in restaurants as a cook, and became a qualified chef in August 1983. Until August 1985 he ran a restaurant in Amsterdam together with two other people. In August 1985 he started his undergraduate study in psychology at the University of Amsterdam, specializing in experimental psychology and neuropsychology with a special interest in visual perception. In May 1991 he received his Master s degree. From September 1991 until September 1992 he worked as a postgraduate student with dr. David Perrett of the University of St. Andrews (UK), and participated in single cell recordings in macaque monkeys. Other work in St. Andrews included study of the perception of gaze direction. From November 1992 until February 1997 he worked as research assistant at the Neuropsychology department of the University of Groningen on a PhD project concerning memory impairments in patients with closed head injury, in particular the memory for people s names. Supervisors were prof. Betto Deelman and prof. Tim Valentine. Additional studies involved the recognition of faces and facial expressions in patients with temporal, frontal or limbic lesions in collaboration with dr. Rob Haaxma of Groningen university hospital, and prof. Beatrice de Gelder of Tilburg university. Publications Grind, W.A. van de, Koenderink, J.J., Doorn, A.J. van, Milders, M.V. and Voerman, H. (1993). Inhomogenity and anisotropies for motion detection in the monocular visual field of human observers. Vision Research, 33, 1089-1107. Leekam, S., Baron-Cohen, S., Perrett, D., Milders, M. and Brown, S. (1997). Eye direction detection: A dissociation between geometric and joint-attention skills in autism. British Journal of Developmental Psychology, 15, 77-95.. Milders, M. (submitted). Learning people s names following severe closed head injury. Milders, M.V., Berg, I.J. and Deelman, B.G. (1995). Four-year follow-up of a controlled memory training study in closed head injured patients. Neuropsychological Rehabilitation, 5, 223-238. Milders, M., Deelman, B. and Berg, I. (in press). Rehabilitation of memory for people s names. Memory. Milders, M.V. and Perrett, D.I. (1993). Recent developments in the neuropsychology and physiology of face processing. In: C. Kennard (Ed.) Visual Perceptual Defects, pp 361-388. London: Baillière Tindall. Padmos, P. and Milders, M.V. (1992). Quality criteria for simulator images: a literature review. Human Factors, 34, 727-748.
154 Abstracts: Grind, W.A. van de, Koenderink, J.J., Doorn, J.A. van, Milders, M.V. and Voerman, H. (1990). Inhomogenities and anisotropies of the visual field for motion detection. Proceedings of 1990 ARVO Conference, 239. Milders, M.V., Oram, M.W., Hietanen, J.K. and Perrett, D.I. (1992). Cells selective to faces and eye gaze direction: a possible role in perceiving where others are attending. International Journal of Psychology, 27, 202. Milders, M.V. and Arent, P.P. van (1995). Retrieval of proper names is disproportionably slowed after traumatic brain injury. European Journal of Neuroscience, Supplement 8, 136. Milders, M., Deelman, B. and Berg, I. (1996). Learning names to faces without face-name associations. Journal of International Neuropsychological Society, 2, 191. Padmos, P. and Milders, M.V. (1992). Checklist for outside-world images of simulators. Proceedings of International Training Equipment Conference, 2-14.