ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3787

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RBLIM:2017:544

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ECLI:NL:CRVB:2017:1708

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:CRVB:2017:1689

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

ECLI:NL:CRVB:2017:2822


ECLI:NL:CRVB:2016:4517

ECLI:NL:RBGEL:2013:1641

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBAMS:2012:BV3063

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

ECLI:NL:RBROT:2001:AD4035

ECLI:NL:RBZWB:2016:7164

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

ECLI:NL:CRVB:2017:1448

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:CRVB:2015:1003

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:CRVB:2015:3533

ECLI:NL:CRVB:2015:4862

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:CRVB:2016:2097

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801


EelI: Nl: RBOVE:2016: 2665

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339

ECLI:NL:CRVB:2015:420

ECLI:NL:RBMNE:2017:3973

ECLI:NL:RBDHA:2018:8904

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:CRVB:2017:228

ECLI:NL:RVS:2016:3050

ECLI:NL:RBARN:2012:BY0157

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430

ECLI:NL:RBOVE:2016:4491

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

ECLI:NL:RBGEL:2014:4543

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:CRVB:2016:3289

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

ECLI:NL:RBNHO:2014:185

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:CRVB:2012:BV0179

ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ7588

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:RVS:2013:1522

Uitspraak. RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht Registratienummer: Awb 10/895. uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

ECLI:NL:CRVB:2015:3138

ECLI:NL:CRVB:2012:BW0624

ECLI:NL:CRVB:2014:3947

ECLI:NL:RBGEL:2017:11

ECLI:NL:CRVB:2016:1532

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:CRVB:2011:BR3572

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

ECLI:NL:RBBRE:2012:BV6438

ECLI:NL:RBNNE:2017:214

ECLI:NL:RBOVE:2016:4119

ECLI:NL:RBZWB:2017:4537

ECLI:NL:CRVB:2013:1259

GERECHTSHOF AMSTERDAM

ECLI:NL:CRVB:2014:819

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:CRVB:2017:95. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:CRVB:2017:881

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:CRVB:2015:321

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

Uitspraak /1/A1

ECLI:NL:RBAMS:2008:BH4545

ECLI:NL:CRVB:2016:3143

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1136

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

Transcriptie:

ECLI:NL:RBSHE:2012:BY3787 Instantie Datum uitspraak 21-11-2012 Datum publicatie 21-11-2012 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer Awb 12 / 1915 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht Eerste aanleg - meervoudig Wmo, pgb voor hulp bij het huishouden, herziening en terugvordering loondoorbetaling bij ziekte: geen publiekrechtelijke grondslag. Anders dan verweerder heeft aangevoerd, leidt de rechtbank uit het toekenningsbesluit van 6 december 2007 af dat daarbij geen aanvullend pgb is toegekend voor de kosten van loondoorbetaling bij ziekte. Daarentegen valt uit dit besluit juist op te maken dat dergelijke kosten uit het toegekende pgb van 74,50 per week moeten worden betaald. Hieruit vloeit voort dat de vergoedingen voor loondoorbetalingen bij ziekte, die de SVB aan eiser heeft verstrekt, niet hun grondslag vinden in het besluit van 6 december 2007. De rechtbank is voorts niet gebleken dat de verstrekking van deze vergoedingen een andere publiekrechtelijke grondslag kan hebben. Bij het ontbreken van een publiekrechtelijke grondslag voor de toekenning van een vergoeding ontbreekt tevens een publiekrechtelijke grondslag voor de intrekking daarvan en van de terugvordering van hetgeen geacht moet worden onverschuldigd aan eiser te zijn uitbetaald. Mitsdien heeft verweerder ten onrechte een besluit genomen tot herziening en terugvordering van deze vergoedingen. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK s-hertogenbosch Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 12/1915 Uitspraak van de meervoudige kamer van 21 november 2012 Inzake het geschil tussen [eiser], te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. N.C.A. Elias-Boots,

en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten, verweerder, gemachtigden mr. L. Nijssen en M. Rutten. Procesverloop Bij besluit van 6 december 2007 heeft verweerder aan eiser een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend over het jaar 2008. Bij besluit van 23 september 2009 heeft verweerder het pgb over 2008 teruggevorderd tot een bedrag van 3.874,00. Tevens heeft verweerder het door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) uitbetaalde bedrag voor vergoeding van doorbetaling bij ziekte in 2008 van eiser teruggevorderd tot een bedrag van 22.946,00. Tenslotte heeft verweerder de indicatie voor huishoudelijke hulp omgezet van een pgb naar zorg in natura. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 2 februari 2010 nietontvankelijk verklaard voor zover het ziet op de terugvorderingen, omdat het bezwaar niet daartegen zou zijn gericht. Verder heeft verweerder het bezwaar tegen de omzetting van een pgb naar zorg in natura ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Bij uitspraak van 21 november 2011 heeft de rechtbank te s-hertogenbosch het beroep gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de terugvorderingen (AWB 10/771). Verweerder is daarbij opgedragen inhoudelijk te beslissen op de bezwaren tegen de terugvorderingen. De rechtbank heeft voorts het beroep gericht tegen de omzetting van het pgb naar zorg in natura ongegrond verklaard. Bij besluit van 25 mei 2012 heeft verweerder het besluit van 6 december 2007 met betrekking tot het recht op pgb over het jaar 2008 ingetrokken. Voorts heeft verweerder volhard in de terugvordering van het pgb over 2008, met dien verstande dat het terug te vorderen pgb over 2008 is verlaagd naar 3.624,00, omdat een deel van het pgb vrij te besteden is en dit niet verantwoord hoeft te worden. Tevens heeft verweerder de vergoeding voor loondoorbetaling bij ziekte die de SVB aan eiser heeft betaald herzien en volhard in de terugvordering van 22.946,00. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. De zaak is behandeld op de zitting van 24 september 2012, waar eiser noch zijn gemachtigde is verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigden. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank op 28 september 2012 het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. Verweerder heeft bij brief van 3 oktober 2012 toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Deze toestemming is door de rechtbank eerst ontvangen op 14 november 2012. Eiser heeft deze toestemming gegeven bij brief van 15 oktober 2012, door de rechtbank ontvangen op 16 oktober 2012. De meervoudige kamer van de rechtbank heeft het onderzoek op 14 november 2012 gesloten.

Overwegingen 1. Verweerder heeft bij besluit van 6 december 2007 aan eiser een pgb voor hulp in de huishouding verstrekt voor 5 uur per week. In 2009 heeft verweerder eiser diverse malen verzocht het pgb en de uitbetaalde vergoeding loondoorbetaling bij ziekte te verantwoorden door middel van het meegezonden antwoordformulier. Eiser heeft dit nagelaten. Bij het primaire besluit van 23 september 2009 is verweerder overgegaan tot volledige terugvordering over 2008 van het pgb en van de vergoeding loondoorbetaling bij ziekte. Bij bezwaarschrift van 9 november 2009 heeft eiser alsnog het Verantwoordingsformulier PGB gemeente Asten 2008 overgelegd. De sociale recherche heeft nader onderzoek verricht naar de verantwoording. In het kader daarvan zijn verzoeker en de zorgverleners waarmee hij een zorgovereenkomst had afgesloten, gehoord. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport (met bijlagen) van de sociale recherche van 23 maart 2011. 2. Aan het bestreden besluit ligt het standpunt ten grondslag dat eiser niet heeft voldaan aan de verantwoordingsplicht die geldt voor een persoon die een pgb aanwendt voor hulp in de huishouding, als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2008 (de Verordening) in samenhang met de artikelen 1d, 1e en 1f van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Asten (het Besluit maatschappelijke ondersteuning). Eiser heeft niet alle opgevraagde stukken overgelegd. Bovendien bevatten de wel overgelegde stukken tegenstrijdigheden. Uit het rapport van de sociale recherche blijkt dat de opgegeven personen geen huishoudelijk werk hebben verricht bij eiser en dat zij van eiser geen loon of doorbetaling van loon bij ziekte hebben ontvangen. De door eiser verstrekte gegevens ter verantwoording van het pgb zijn onjuist en valselijk opgemaakt. Volgens het beleid mag volledig worden teruggevorderd indien er sprake is van fraude. Een specificatie van de teruggevorderde bedragen is niet noodzakelijk, nu eiser het pgb onvoldoende heeft verantwoord en het pgb niet heeft besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt. Verweerder heeft hierin reden gezien met toepassing van artikel 35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening gebruik te maken van zijn bevoegdheid op grond van artikel 36, eerste lid, van de Verordening tot intrekking van het gehele pgb over het jaar 2008. 3. Eiser betwist dat hij heeft gefraudeerd. Hij stelt alles volledig en duidelijk te hebben verantwoord. Volgens hem is verweerder ten onrechte zonder nadere specificatie overgegaan tot volledige terugvordering van het verstrekte pgb over 2008 en van de vergoeding van de SVB voor doorbetaling bij ziekte in 2008. Eiser heeft verder aangevoerd dat er geen publiekrechtelijke grondslag is voor de terugvordering van de loondoorbetaling door de SVB. Verder heeft eiser verzocht om zeven personen, die aan eiser zorg hebben verleend, als getuigen te horen. Eiser legt aan dit verzoek ten grondslag dat hij ten aanzien van deze personen een zorgverlenerscontract heeft overgelegd en dat deze personen (al dan niet gedeeltelijk) terug zouden willen komen van de verklaringen die zij tegenover de sociale recherche hebben afgelegd. 4. De rechtbank overweegt het volgende. 5. Het horen van de getuigen kan redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Ook indien een getuige later van een afgelegde verklaring wil terugkomen, mag naar vaste rechtspraak in het algemeen worden uitgegaan van de juistheid van diens eerdere, tegenover een sociaal rechercheur afgelegde verklaringen. Dit is slechts anders als sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat niet alle verzochte getuigen hun verklaringen tegenover de sociale recherche hebben ondertekend, levert geen bijzondere omstandigheid op en leidt er evenmin toe dat niet van de juistheid van deze verklaringen zou kunnen worden uitgegaan. De verklaringen zijn immers neergelegd in op ambtseed opgemaakt processen-verbaal. De motivering van het verzoek reikt de rechtbank overigens geen handvatten aan om bijzondere omstandigheden aanwezig te achten.

6. De rechtbank heeft in de uitspraak van 21 november 2011 al geoordeeld dat eiser diverse zorgovereenkomsten valselijk heeft opgemaakt. De Verordening biedt ruimte om ten aanzien van het gehele pgb te verlangen dat het wordt besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt. In het verlengde daarvan kan verweerder met toepassing van de artikelen 35 en 36 het pgb intrekken en terugvorderen. 7. Uit het rapport van de sociale recherche van 23 maart 2011 blijkt dat eiser geen deugdelijke verantwoording heeft afgelegd van de geleverde huishoudelijke hulp in 2008 en dat alle overgelegde zorgovereenkomsten onregelmatigheden bevatten. Zo zijn de handtekeningen onder enkele zorgovereenkomsten niet van de betreffende zorgverleners en stroken de overeenkomsten niet met de verklaringen van de personen met wie eiser de zorgovereenkomsten zou hebben afgesloten. Verder zijn er afwijkingen geconstateerd ten aanzien van het soort werkzaamheden dat verricht zou zijn, de werkdagen en tijden, de ingangsdatum, de dagtekening, de reiskostenvergoedingen en het uurloon. Typerend in dit verband is dat zorgverlener [persoon 1] zelf zorg bleek te ontvangen, omdat zijn beide benen zijn geamputeerd. Ook hebben enkele personen verklaard dat zij nooit bij eiser huishoudelijke hulp hebben verleend of dat zij andere dan huishoudelijke werkzaamheden hebben verricht. Zorgverlener [persoon 2] heeft bijvoorbeeld verklaard dat hij wel eens chauffeurswerkzaamheden voor het bedrijf van eiser heeft verricht en in de tuin van eiser heeft gewerkt. Gelet op het voorgaande kan geen van de door eiser overgelegde zorgovereenkomsten als verantwoording voor geleverde huishoudelijke hulp in 2008 worden aangemerkt. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid gebruik kunnen maken van de bevoegdheid om het toekenningsbesluit van 6 december 2007 betreffende het recht op pgb over 2008 in te trekken en het gehele pgb over 2008 terug te vorderen. Het beroep van eiser faalt in zoverre. 8. Verweerder heeft de herziening en terugvordering van de vergoeding voor loondoorbetaling bij ziekte gebaseerd op de stelling dat de SVB dit bedrag onverschuldigd heeft betaald, omdat eiser daarover onvoldoende verantwoording heeft afgelegd. Volgens verweerder is er een publiekrechtelijke grondslag voor herziening en terugvordering, omdat volgens vaste jurisprudentie de budgethouder met het pgb diensten moet kunnen inkopen die in termen van bijvoorbeeld kwaliteitswaarborgen, arbeidsvoorwaarden en continuïteit vergelijkbaar zijn met een voorziening in natura. Tevens moet met het pgb kunnen worden voldaan aan wettelijke verplichtingen, zoals de betaling van het minimumloon en loondoorbetaling bij ziekte. De gemeente Asten is met de SVB overeengekomen dat de SVB ten behoeve van pgb-gerechtigden zorg draagt voor vergoeding van loondoorbetaling bij ziekte en dat de SVB daarbij administratieve ondersteuning biedt. De SVB vergoedt op grond van deze overeenkomst aan de pgb-gerechtigde het loon dat deze in geval van ziekte van een hulpverlener aan die hulpverlener moet doorbetalen. De SVB declareert die vergoeding vervolgens bij verweerder. Volgens verweerder dient de vergoeding voor loondoorbetaling bij ziekte daarom te worden aangemerkt als een aanvullend pgb. Dit blijkt tevens uit de toelichting bij artikel 5 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning. 9. In het besluit van 6 december 2007 is eiser geïndiceerd voor 5 uur hulp in de huishouding per week, waarvoor hij een pgb ontvangt van 74,50 bruto per week. Daarbij is aangegeven dat eiser met het toegekende pgb zelf de hulp bij het huishouden moet regelen. Hij dient er verder rekening mee dient te houden dat hij als pgb-houder een werkgeversrol vervult. Eiser moet daarom een contract aangaan met de hulpverlener. Het besluit van 6 december 2007 vermeldt: Ook zaken als verzekeringen, doorbetaling bij ziekte e.d. moet u regelen. Indien u bij het regelen van deze zaken ondersteuning nodig heeft, dan kunt u een beroep doen op bijvoorbeeld Per Saldo of Savant. De gemeente heeft een contract afgesloten met Savant, Zij regelen in samenwerking met de SVB diverse zaken voor u. Gelet op de financiële consequenties die de werkgeversrol met zich mee kan brengen adviseren wij u dringend om gebruik te maken van de ondersteuning. De kosten hiervan moet u uit het toegekende persoonsgebonden budget betalen. Anders dan verweerder heeft aangevoerd, leidt de rechtbank hieruit af dat bij het besluit van 6 december 2007 geen aanvullend pgb is toegekend voor de kosten van loondoorbetaling bij ziekte. Daarentegen valt uit dit besluit juist op te maken dat dergelijke kosten uit het toegekende pgb van

74,50 per week moeten worden betaald. Hieruit vloeit voort dat de vergoedingen voor loondoorbetalingen bij ziekte, die de SVB aan eiser heeft verstrekt, niet hun grondslag vinden in het besluit van 6 december 2007. De rechtbank is voorts niet gebleken dat de verstrekking van deze vergoedingen een andere publiekrechtelijke grondslag kan hebben. Bij het ontbreken van een publiekrechtelijke grondslag voor de toekenning van een vergoeding ontbreekt tevens een publiekrechtelijke grondslag voor de intrekking daarvan en van de terugvordering van hetgeen geacht moet worden onverschuldigd aan eiser te zijn uitbetaald. Mitsdien heeft verweerder ten onrechte een besluit genomen tot herziening en terugvordering van deze vergoedingen. 10. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en het primaire besluit van 23 september 2009 herroepen, voor zover dit ziet op de herziening en de terugvordering van de betalingen door de SVB voor doorbetaling bij ziekte. 11. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal 437,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift; waarde per punt 437,00, wegingsfactor 1. Nu eiser in bezwaar niet is bijgestaan door een beroepsmatig rechtsbijstandverlener, wordt het verzoek om proceskosten in bezwaar te vergoeden afgewezen. 12. Tevens zal de rechtbank bepalen dat de gemeente Asten aan eiser het door eiser gestorte griffierecht ten bedrage van 42,00 dient te vergoeden. 13. Beslist wordt als volgt. Beslissing De rechtbank, - verklaart het beroep gegrond voor zover dit is gericht tegen de herziening en de terugvordering van de betalingen door de SVB voor loondoorbetaling bij ziekte tot een bedrag van 22.946,00; - vernietigt het bestreden besluit in zoverre; - herroept het primaire besluit in zoverre; - verklaart het beroep ongegrond voor zover dit is gericht tegen de intrekking en de terugvordering van het pgb over 2008 ten bedrage van 3.624,00; - gelast de gemeente Asten aan eiser te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van 42,00; - veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op 437,00; - bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moet worden voldaan aan de griffier.

Aldus gedaan door mr. R.J.A. Schaaf als voorzitter en mr. A.F.C.J. Mosheuvel en mr. C.F.E. van Olden-Smit als leden, in tegenwoordigheid van J.H. van Wordragen-van Kampen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012. Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Afschriften verzonden: