Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax drs. O.A.M. Beckers

Vergelijkbare documenten
Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel

De Milieuadviseur Datum: 31 augustus 2015 Projectnummer: Onderzoek spuitzone

Gemeente Tilburg t.a.v. het college van B&W Postbus LL TILBURG ADVIES SPUITZONE. Rotterdam, 5 augustus 2013.

ONDERBOUWING TOELICHTING SPUITZONE TOELICHTING BESTEMMINGSPLAN

Gemeente Rheden t.a.v. het college van B&W Postbus ZJ DE STEEG ADVIES SPUITZONE. Rotterdam, 25 april 2014.

Spuitzones nader bekeken. T.b.v. Steenweg 70 en Zandweg 52

R01a. Dura Vermeer Midden West BV in Heemstede Locatiespecifiek onderzoek spuitzone Tull en t Waal. datum: 6 augustus 2015

Camping De Karekiet Erickemsekade 8 Buren

advies spuitzone Volkel West II

ONDERZOEK SPUITCIRKEL ODIJKERWEG 35 TE DRIEBERGEN BP Landgoed De Reehorst 22 SEPTEMBER 2016

ONDERZOEK SPUITCIRKEL ODIJKERWEG 35 TE DRIEBERGEN BP Landgoed De Reehorst 15 DECEMBER 2015

Bestemmingsplan "Bouwlocaties Tull en 't Waal II" Notitie i.v.m. uitspraken Afdeling bestuursrechtspraak

Second opinion spuitzone. Molenwijck-Zuid. Gemeente Loon op Zand

Onderbouwing spuitzone bestemmingsplan Schokkerhoek

onderbouwing spuitzone Van der Mondeweg 82

Bestemmingsplan Herziening Laagraven - Oudwulverbroek Gemeente Houten

Wijk bij Duurstede, 21 februari Betreft: Spuitzone Garagebedrijf Van Kerkhof. Memo. Van: Miriam Bensmann. Aan: Jan Veenstra en Robin Wouters

Fungicide (suspensie concentraat) Captor SC Captan (50%) Bloembollen en bolbloemen

Gemeente Bunnik NOTA VAN ZIENSWIJZEN. behorend bij het. Bestemmingsplan Hollendewagenweg 21 Werkhoven

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel

onderbouwing spuitzone bestemmingsplan Van Heemstraweg 2a

m i l i e u g e l u i d b o u w a d v i e s b r a n d v e i l i g h e i d r u i m t e l i j k e o r d e n i n g b e l e i d s a d v i e s B.R0

: Verlengde Molenstraat 7, Winssen In opdracht van : Erven van P.G. Verploegen Datum : augustus 2017

Onderzoek milieuzonering bedrijven en externe veiligheid. Kloosterblokje IV te Willemstad

Omgevingsvergunning Ruimtelijke onderbouwing Duifhuizerweg perceel Uden, P, 983 te Uden. concept

IN mini HIM ín HIM im. GEMEENTE BEUNii 3EN INGEKOMEN. 2 u MRT 2015

memo Gemeente Deventer SAB

Bedrijven en milieuzonering Horeca paviljoen, Mercuriusplein Berlicum

Onderzoek milieuzonering bedrijven. Achterhoeksestraat 63a. 63a te Rucphen

Oude Tempel Soesterberg Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering

HOOFDSTUK 1 Inleiding

Toelichting Wijzigingsplan Sint Jan ten Heereweg 1 Aagtekerke

Reactienota Motie bestemmingsplan Buitengebied Wakker Emmen. Inhoud motie

Ruimtelijke onderbouwing bouwplan Kievitsham 9, Kerkdriel

Notitie spuitcirkels (gewijzigde versie)

notitie Hindercontouren rondom het plangebied Amerongerwetering 2 te Amerongen

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren

onderbouwing spuitzone Voorweg 83 in Hazerswoude-Dorp

Bijlage bij de toelichting. Inrichtingsplan landschappelijke inpassing

Milieuhygiënische toetsing herinrichting sportvelden Jekerdal te Maastricht ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing 12 woningen aan de Kreukel te Bergen op Zoom

GEMEENTE LEUDAL. Toelichting landschappelijke inpassing Roligt 7 Roggel

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE

Nota van Inspraak en Overleg bestemmingsplan Westergeest-Bumawei 21

Gemeente Woerden. Toetsing aan de wijzigingsregels Teckop 11 in Kamerik

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax Datum: 29 januari 2015

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax

Notitie. 1 Inleiding. Figuur 1 Weergave voornemen 1 / 7

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

Nota Wijzigingen. bestemmingsplan Heusden Buitengebied 4de herziening. Behorende bij. Vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2018

Ruimtelijke onderbouwing voor de bouw van een woning aan Laurens Stommespad 2 te Middelburg

Nota Gewasbescherming & Ruimtelijke Ordening

Driftblootstelling binnen 50 m van de perceelsgrens bij bespuitingen van een fruitboomgaard

Bestemmingsplan Centrum-Oss Bijlage 6: Akoestisch onderzoek woningen Bram van den Berghstraat november 2012

Bestemmingsplan Waterdael III, herziening Boerenkamplaan 5. Gemeente Someren

Opdrachtgever: Contactpersoon: Uitgevoerd door: Contactpersoon: Datum: Rapportnummer: P

Bestemmingsplan Broek 6, 8 en 10 te Sevenum. Zienswijzenrapport

In onderstaande figuur is een mogelijke invulling van het plangebied weergegeven.

Wijzigingsplan Warandepark - Rijsbergen. Datum: Plan identificatie: NL.IMRO.0879.WPwarandepark-VS01

Onderwerp: Bestemmingsplan "Buitengebied Montferland"; heroverweging Dijksestraat 53a Didam

Bestemmingsplan Lith-oost

Beleidsregel Plattelandswoningen 2014

Onderzoek Bedrijven en Milieuhinder

2.0. Nota Gewasbescherming & Ruimtelijke Ordening

memo Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg 63 en 65 te Doorn

OMGEVINGSVERGUNNING AFWIJKING BESTEMMINGSPLAN T.B.V. AANPASSING BOUWMOGELIJHEDEN AAN ROSHEUVEL

Nota van beantwoording zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Woning Hofstraat ong. Maasbracht

GEMEENTE ZEIST Nota van Zienswijzen en ambtshalve wijzigingen ontwerpbestemmingsplan Tiendweg

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 12 februari v3 M. Blankvoort

7. Bij de planvaststelling heeft de raad (voor zover in casu relevant) besloten om:

3 e Gewijzigde Raadsvoorstel R adsvoorstel Voorstelnummer: Houten, 22 april 2016

Oosterhout, maart 2010

LIGGING. topografische kaart. ligging in het veld

GEMEENTE REIMERSWAAL. RAADSVOORSTEL Agendapunt : 6 Aan de gemeenteraad. Datum : 13 juni Onderwerp Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Waarde

Raadsvergadering. 8 maart

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

Ruimtelijke Onderbouwing voor de herbouw van een schuur ten behoeve van bouwbedrijf Been, Kommisjewei 28 te Opeinde. Bestaande situatie

De Marke III te Hengevelde

ADVIESMEMO. Plangebied Nuland Oost/Pelgrimsche Hoeve

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 29 maart M. Souren

Verklaring. In verband met wijziging agrarische bedrijfswoning tot status plattelandswoning

Wijzigingsplan Grootweg 13a, Berkhout Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel

Achterstraat 13a en 15, Randwijk

Inspraakverslag. Hieronder zal een samenvatting van de reacties en een standpunt daarop worden gegeven.

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET PLAATSEN VAN (MODEL) TUINHUISJES AAN DE NIEUWE RIJKSWEG 25 TE S-HEER HENDRIKSKINDEREN

Zienswijzen nota. Gemeente Epe. bestemmingsplan "Wissel Schaveren Correctieve Herziening" Anonieme versie

wijzigingsplan Boerderijsplitsing Bemmerstraat 7, Beek en Donk gemeente Laarbeek

Memo. Quick scan bedrijven en milieuzonering bedrijfswoning, Rietveld 33A Woerden, projectnummer:

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

Akoestisch onderzoek evenementen Landgoed kasteel de Berckt te Baarlo ten behoeve van een ruimtelijke onderbouwing

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

Landschaps-/mitigatieplan Pastoor Albertsstraat ong. te Puth

Toelichting behorende bij de binnenplanse wijziging van het bestemmingsplan ex. artikel 3.6 Wro. Kortenhoevendijk 11, Lexmond

INLEIDING. 3 BjflO. Hoofdstuk 1

Rapport R01. Van Teylingenweg 74 in Kamerik Onderzoek milieuzonering

Aanleg paardenbak Het Zuid 34 Drachten

Transcriptie:

Opdrachtgever: Buro SRO Contactpersoon: dhr. J. van Nuland Uitgevoerd door: Contactpersoon: WINDMILL Milieu I Management I Advies Postbus 5 6267 ZG Cadier en Keer Tel. 043 407 09 71 Fax. 043 407 09 72 ing. J.L.M.M. Brouwers drs. O.A.M. Beckers Datum: 27 januari 2016 Rapportnummer: P2014.272-08 Spuitzone-onderzoek fruitteeltpercelen nabij het plangebied Beusichemseweg 30 in de gemeente Houten

B W I N D M I L L Wllf^ """'"' " JS "~"" ; "" Í " " Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Omgeving plangebied 4 2.1 Ligging plangebied 4 2.2 Omliggende percelen ten opzichte van gevoelige functies 5 2.3 Feitelijk gebruik relevante percelen 7 2.4 Mogelijke planologische invulling 8 3 Kenmerken plan 9 3.1 Algemeen 9 3.2 Planvoornemen 9 3.3 Beplantingsplan 9 4 Ui tgangspunten en onderzoeksmethode 11 4.1 Algemeen 11 4.2 Beleid gemeente Houten 11 4.3 Drift en blootstelling 12 4.4 Veiligheidsafstanden 14 5 Beoordeling situatie 17 5.1 Toetsing veiligheidsafstanden 17 5.2 Resultaten 18 6 Uitwerking randvoorwaarden invulling plangebied 19 6.1 Noodzakelijke maatregelen 19 6.2 Beoordeling woon- en leefklimaat 20 6.3 Planologische verankering 20 7 Conclusie 21 2

#1- S WINDMILL 5 U,l«in. 1 PH i ľl ii i r J ir'. i - '" 1 Inleiding De gemeente Houten is voornemens medewerking te verlenen aan de verplaatsing van het Timmer- en onderhoudsbedrijf van Dort van de locatie het Groenedijkje 5 in 't Goy naar de nieuwe locatie aan de Beusichemseweg 30. De beoogde ontwikkeling past niet binnen het geldend bestemmingsplan "Buitengebied Houten". Om de ontwikkeling mogelijk te maken, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. De percelen rondom het plangebied zijn deels in gebruik als boomgaard (fruitteelt) en voor akkerbouw. Ten behoeve van een goede fruitproductie kunnen bespuitingen in de boomgaard plaatsvinden. Gewasbeschermingsmiddelen die niet op bomen en blad terecht komen, kunnen verwaaien naar de omgeving en daardoor een onvoldoende woon- en leefklimaat veroorzaken ter plaatse van de nieuwe woonbestemming. Om een goed woon- en leefklimaat te borgen, wordt regulier een afstand aangehouden van 50 meter tussen een boomgaard en op te richten gevoelige objecten. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van 3 bedrijfswoningen nabij de fruitboomgaard mogelijk. Uit uitspraken van de Raad van State valt af te leiden dat onder bepaalde voorwaarden met borging van maatregelen, gemotiveerd van deze afstand kan worden afgeweken. Vraagstelling De wens bestaat zicht te krijgen of het voorliggende plan inpasbaar is nabij de aanwezige agrarische percelen. Hiertoe dient inzicht te worden verkregen in de te respecteren afstand van de nieuwe bestemming tot de omliggende (fruitteelt)percelen en welke maatregelen getroffen dienen te worden om op de betreffende afstand de bestemmingswijziging door te voeren. 3

III. 1 I tl I I ì r " 1 " I." ' ŕ I II. I - 2 Omgeving plangebied 2.1 Ligging plangebied De nieuwe locatie van het timmer- en onderhoudsbedrijf is circa 300 meter ten noorden van de Beusichemseweg gelegen. De percelen rondom het plangebied zijn deels in gebruik als boomgaard en voor akkerbouw. Naast het oorspronkelijke perceel is een aangrenzend perceel in eigendom verworven. Op de volgende afbeelding is de begrenzing van de locatie weergegeven: r Figuur 2.1 Op het perceel aan de Beusichemseweg stond een oude woonboerderij met bijbehorende agrarische bedrijfsbebouwing en een bakhuis. De woonboerderij is afgebrand en is inmiddels opnieuw in aanbouw. Op de volgende afbeelding is de (huidige) bebouwing weergegeven: Ļ berging jíj f/^^^/ -2. bakhuis \}^~~~~~^^é^^-^jf 3- woonboerderij met deel ľŗ- ^ 4 kapschuur met open noordzijde Figuur 2.2 5. berging 4

III. 1 I tl I I ì r " 1 " I." ' ŕ I II. I 2.2 Omliggende percelen ten opzichte van gevoelige functies De inpasbaarheid van het bouwplan wordt getoetst ten opzichte van omliggende agrarische percelen waar gewasbeschermingsmiddelen gebruikt kunnen worden. Op basis van jurisprudentie zijn gevoelige functies zonder aanvullende motivering inpasbaar indien een afstand van 50 meter gerespecteerd wordt tussen de gevoelige functie en agrarische percelen. Bij het respecteren van deze afstand is ter plaatse van de gevoelige functies sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zoals dit vereist is vanuit een goede ruimtelijke ordening. Agrarische percelen die op méér dan 50 meter van het bouwplan liggen, kunnen buiten beschouwing worden gelaten. Voor de beoordeling is het van belang welke delen van het plangebied als 'gevoelig' aangemerkt moet worden. Hiervoor wordt de definitie van een gevoelige functie conform paragraaf 2.2.3. van de nota Gewasbescherming en ruimtelijke ordening (zie tevens paragraaf 4.2) als uitgangspunt gehanteerd: Gevoelige functie = Gronden en/of gebouwen waar mensen langdurig verblijven en daarmee een groter risico lopen op blootstelling aan (drift van) gewasbeschermingsmiddelen door toepassing daarvan in een naastgelegen fruitboomgaard. Hieronder worden in ieder geval begrepen: «(recreatie)woningen met bijbehorende tuin(en); «bedrijfsgebouwen waar men langdurig verblijft, zoals detailhandel en kantoren; «de volgende gebouwen met bijbehorende terreinen: scholen, kinderdagverblijven, zorginstellingen, recreatieverblijven en andere in aard daarmee gelijk te stellen functies. Binnen het plangebied zijn diverse functies te onderscheiden. Ten behoeve van de woonfunctie zijn 3 bedrijfswoningen met bijhorende tuinen aanwezig. Voor de bedrijfsfunctie is een bedrijfsgebouw met bovengelegen kantoren en een opslagloods aanwezig. Daarnaast wordt het buitenterrein gebruik voor zowel de woondoeleinden als de bedrijfsmatige activiteiten. Om zeker geen onderschatting te maken van de gevoeligheid van het plangebied wordt het gehele terrein met het bestemmingsvlak 'Bedrijf' en de daarbinnen gelegen bebouwing als gevoelig aangemerkt In onderstaande figuur is de begrenzing van de gevoelige functie weergegeven. 5

a r e If W I N O M I I I W - i' i t. PH Iff ii i :! f f 4^^3Bteř^-3r^^^ # ^^^wrm^l 12,5 ^^"^Z Z # Figuur 2.3 Afbakening gevoelige functies binnen plangebied In figuur 2.4 zijn het plangebied (begrenzing aangeduid met de zwarte stippellijn) en de voor het plangebied relevante agrarische percelen A t/m D in de directe omgeving weergegeven. 6

a r e W I N O M I I I W lit. t ttt i ľl ii i " JŴ0 I 7 - ^ ^ ^ ^ ^ B (L18Ţ1 C(L372) ļa (L469) D (L470) I Figuur 2.4 Relevante agrarische percelen ten opzichte van de Beusichemseweg (inventarisatieafstand 50 meter) 2.3 Feitelijk gebruik relevante percelen Perceel A, gelegen ten zuiden en ten westen van het plangebied, is in gebruik als fruitboomgaard. De kortste afstand gemeten vanaf de uiterste perceelsgrens van perceel A tot aan bestemmingsvlak 'Bedrijf' bouwvlak en de daarbinnen gelegen gevoelige functies betreft 16,5 meter. Uitsluitend het noordelijk deel van het perceel is gelegen langs een watergang. Perceel B, gelegen ten noord/noordwesten van het plangebied, is eveneens in gebruik als fruitboomgaard. Tussen perceel B en het plangebied is een watergang gelegen. De kortste afstand tussen perceel B de gevoelige functies binnen het plangebied (zie figuur 2.3) betreft 9 meter (de kadastrale grens van perceel B loopt in de watergang). Perceel C, gelegen ten noord/oosten van het plangebied, is in gebruik als akkerland. De afstand vanaf de perceelgrens tot aan de plangrens bedraagt 12 meter. Akkerlanden en weilanden worden bespoten met een veldspuit waarbij de gewasbestrijdingsmiddelen neerwaarts uitstromen. In vergelijking met het op- en zijwaarts spuiten, zoals bij fruitteelt wordt toegepast, veroorzaakt een veldspuit met minder drift. Bovendien moet er vanwege de aanwezige sloot driftreducerend worden gespoten (activiteitenbesluit). Voor wat betreft het ontstaan van drift vanaf de noordelijke zijde, is dan ook niet perceel C, maar het fruitperceel op perceel B maatgevend. 7

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I - Op perceel D staan (uitgaande van de luchtfoto) hoogstamfruitbomen. De afstand van dit perceel tot het bouwvlak betreft 72 meter. De gevoelige functies liggen op een afstand van méér dan 50 meter. Ook vanaf dit perceel wordt geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied geen drift wordt verwacht als gevolg van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Voor een foto-impressie van de omliggende percelen wordt verwezen naar bijlage 1. 2.4 Mogelijke planologische invulling De percelen A t/m D hebben de bestemming Agrarisch. Deze gronden zijn o.a. bestemd voor agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik. Op grond van deze bestemming kunnen diverse agrarische gewassen geteeld worden. Aangezien de aanleg van een boomgaard aanlegvergunningplichtig is (zie paragraaf 4.2), wordt de feitelijke situatie als uitgangspunt voor de beoordeling gehanteerd. In een straal van 50 meter (gemeten vanaf de gevoelige functies binnen het plangebied zoals aangeduid op figuur 2.3) blijkt uitsluitend op de percelen A en B een fruitboomgaard aanwezig te zijn. Deze percelen worden nader beschouwd. 8

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I - 3 Kenmerken plan 3.1 Algemeen De initiatiefnemer is voornemens het timmer- en onderhoudsbedrijf van de locatie het Groenedijkje 5 in 't Goy te verplaatsen naar de nieuwe locatie aan de Beusichemseweg 30. Ter plaatse van de Beusichemseweg 30 geldt de herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied' 1. Deze gronden van het beoogde timmerbedrijf hebben hierin de bestemming 'landelijk gebied 1'. Daarnaast zijn de aanduidingen 'agrarische nevenactiviteit' 2 en 'wonen' voor de locatie opgenomen. De gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor uitoefening van het agrarisch bedrijf en behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden. Aangezien het oprichten van een timmer- en onderhoudsbedrijf op de locatie binnen het huidige bestemmingsplan niet mogelijk, wordt voorliggend bestemmingsplan voor de locatie opgesteld. 3.2 Planvoornemen Op de nieuwe locatie zal het bakhuis en de berging behouden blijven. De woonboerderij wordt momenteel herbouwd. De overige, niet monumentale of karakteristieke bebouwing wordt gesloopt. In plaats daarvan zal een nieuwe bedrijfshal van ca. 420 m 2 worden gebouwd. De nieuwe bedrijfshal wordt ten oosten van de bestaande bebouwing gerealiseerd. Naast het realiseren van de bedrijfshal willen initiatiefnemers van de woonboerderij splitsen in twee bedrijfswoningen. Tevens zal het voormalige bakhuis getransformeerd worden naar een bedrijfswoonhuis. Het plan voorziet niet in bebouwing dichterbij de agrarische percelen dan in de huidige situatie. 3.3 Beplantingsplan Om de eventuele drift van gewasbeschermingsmiddelen te beperken wordt aan de zuidelijke, westerlijke en noordelijke plangrens een wintergroene windhaag gerealiseerd (zie figuur 3.1). 1 Deze herziening is op 19 februari 2008 vastgesteld door de gemeenteraad van Houten en op 21 oktober 2008 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht. 2 een agrarische activiteit die binnen de bestemming 'wonen' mag worden uitgeoefend, mits de activiteit ondergeschikt blijft aan deze bestemming 9

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I - Wintergroen windhaag noordzijde en westzijde J+ 4 fr / / s^tj- + W 4-4-4-4y^ 4-4- i F 4- r/^l^^prfą^ + + + + / - + +Ĩ 4-4- 4-4- 4- Z - 4- # ^ î ^ - ^ t ^ 4- y - ~ 4-4-i ~ 7 Wintergroen windhaag ^^^'^^^^^^ i'^^i Figuur 3.1 Situering aan te planten wintergroene windhagen Op de drift en de driftreducerende werking van een wintergroene haag wordt in hoofdstuk 4 en 5 verder ingegaan. Verder wordt het plangebied groen aangeplant. Op de volgende afbeelding is het beplantingsplan met toekomstige situatie weergegeven: {«fctke'ige* soorą Bedrijfs woning BgrgŤng ft AÄt\pl"A*\4 Askeìe* *lsbfcs4y*4"nvĵ pa^kec "^kke«twee bedrijfs woningen btí k.af,wį bbk kulť kif «Mitktwig Z 'erspľeitïft f*vi4bpwe*/ CL*Al: 1:500 cļ4w: 15 20İÉ, Figuur 3.2: Beplantingsplan 10

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I 4 Uitgangspunten en onderzoeksmethode 4.1 Algemeen Op basis van jurisprudentie wordt in de praktijk een aandachtsgebied voor bebouwing aangehouden van 50 meter vanaf de gewasgrens. Het plandeel dat als gevoelige functie aangemerkt wordt (zie figuur 2.3) komt op een kortere afstand van een boomgaard te liggen. Daarom is de vraag aan de orde of de realisatie van de bedrijfswoningen en tuin verantwoord is in verband met mogelijke driftblootstelling van gewasbeschermingsmiddelen. Voor de beantwoording van deze vraag is gebruik gemaakt van het wetenschappelijk rapport van PRI 2015 in Wageningen, 'Driftblootstelling van omstanders en omwonenden door boomgaard bespuitingen', rapportnummer 609 van maart 2015 (verder PRI 2015). Dit rapport geeft op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten een inschatting van de mate van driftblootstelling bij bespuiting van een boomgaard. De belangrijkste uitgangspunten van het onderzoek van PRI zijn de volgende: «Maximale dosering van gewasbeschermingsmiddelen volgens de geldende toelatingen van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). «De voor het blootstellingrisico maatgevende gewasbeschermingsmiddelen. «Worstcase blootstelling aan drift door uit te gaan van 10000) meewindomstandigheden met een gemiddelde windsnelheid van 3 m/s 3. «Rekening houdend met de maatgevende bespuitingen in de kaalblad situatie. «Hanteren van een actueel drift verspreidingsmodel. Hiermee is het rapport van PRI 2015 algemeen bruikbaar als basis voor de onderbouwing van locatie specifieke praktijksituaties. 4.2 Beleid gemeente Houten Op 2 juli 2015 heeft de gemeenteraad van Houten de nota Gewasbescherming à Ruimtelijke Ordening vastgesteld. De nota Gewasbescherming en ruimtelijke ordening gaat vooral over afstanden en maatregelen tegen spuitdrift tussen fruitboomgaarden en naastgelegen gevoelige functies, zoals woningen. Dit nieuwe beleid staat in twee documenten: 1. nota Gewasbescherming à Ruimtelijke Ordening, inclusief de bijlagen a. inspraakbundel (met een antwoord op alle inspraakreacties) b. rapport driftblootstelling van Wageningen Universiteit (PRI, maart 2015) 2. convenant driftreductie De nota Gewasbescherming à Ruimtelijke Ordening maakt een onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties. 3 Gemeente Houten heeft een convenant driftreductie met de fruitsector opgesteld (zie Ş4.2). Onderdeel van dit convenant is de verplichting tot het spuiten bij een windstille situatie. Hiermee vervalt de toelaatbaarheid van bespuitingen bij een windsnelheid van maximaal 5 m/s (conform de wettelijke gebruiksvoorschriften CTGB). De in het rapport PRI 2015 gehanteerde gemiddelde windsnelheid van 3 m/s doet dan ook recht aan de representatieve omstandigheden. 11

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I Een nieuwe situatie kan zowel een nieuwe fruitboomgaard zijn als een nieuwe gevoelige functie. Voor het aanplanten van nieuwe boomgaarden binnen 50 meter van een gevoelige functie is een aanlegvergunning nodig. De nota beschrijft de systematiek voor het locatie specifiek onderbouwen van zo'n vergunningaanvraag, aan de hand van 12 praktijksituaties. Deze systematiek is gebaseerd op het rapport driftblootstelling van de Wageningen Universiteit. Dezelfde systematiek geldt bij een bestemmingsplanwijziging die nodig is voor het toevoegen van een nieuwe gevoelige functie in het buitengebied. De nota Gewasbescherming à Ruimtelijke Ordening en een convenant met de fruitteeltsector biedt helderheid aan fruittelers en omwonenden hoe in de gemeente Houten wordt omgegaan met spuitzones. 4.3 Drift en blootstelling Met de term (spuit)drift wordt de hoeveelheid spuitmiddel bedoeld die bij het spuiten buiten het perceel op de grond terecht kan komen en/of op hoogte door de lucht passeert. Drift is een belangrijke en directe bron van luchtverontreiniging, waardoor mens en dier in contact kunnen komen met gewasbeschermingsmiddelen. Vooral bij middelen met een hoge toxiciteit en/of voor kwetsbare groepen, zoals jonge kinderen of zwangere vrouwen, kan dit risico's voor de gezondheid met zich mee brengen. In figuur 4.2 is de drift (als percentage van de dosering) van een standaard boomgaardspuit uitgezet tegen de afstand. Te zien is dat de drift exponentieel afneemt met de afstand en al vanaf 25 meter de nullijn (x-as) nadert. Van belang is daarbij te vermelden dat tienden van procenten aan gewasbeschermingsmiddel al kan zorgen dat risiconormen worden overschreden. Met andere woorden, het driftpercentage moet zeer klein zijn op de toetsingsafstand om elk risico uit te sluiten. Ten aanzien van de risicobeoordeling voor de volksgezondheid door blootstelling via de lucht stelt het Ctgb dat over het algemeen de afstand tot de plaats waar met gewasbeschermingsmiddelen wordt gewerkt voor omwonenden aanmerkelijk groter is dan voor de toepasser en omstander. De driftblootstelling zal voor omwonenden derhalve lager zijn dan voor de toepasser en de omstander. 40.0 i 40.0 ļ 35.0 35.0 3 3o.o -5y^ drift voor en na 1 mei (kaal en volblad) appel 2 5 0 \ - kaal İ 20.0 X ~ voftfad 1 É. N \ Į15.0 Ï10.0 ^ v ^ ^ 5.0 " 0.0 I 1 i 1 r 1, 0 5 10 15 20 25 30 afstand van laatste bomenrij ļm] Figuur 4.2 Driftdepositie (O van de dosering) op grondoppervlak naast het perceel voor een standaard 2boomgaardspuit in de volblad (na 1 mei) en de kaalblad (voor 1 mei) situatie (PRI, 2015). 12

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I - De driftblootstellingroutes die het gezondheidrisico bepalen, zijn opname door voedsel, inademen (inhalatoir), huidcontact (dermaal) en indirect contact. Voor elk contact gelden verschillende (effect) drempelwaarden. In relatie tot dit onderzoek is de directe driftblootstelling via dermale opname (absorptie) maatgevend. In het rapport PRI 2015 is een 100%-norm voor dermale driftblootstelling (AEL) opgesteld. Het effect van toepassing van gewasbeschermingsmiddelen wordt als kritisch geacht wanneer de 1000-norm wordt overschreden. PRI 2015 geeft inzicht in wanneer en bij welke afstanden deze 1000-norm wordt overschreden, dit betreft de zogenoemde veiligheidsafstand. Om vast te stellen welk gewasbeschermingsmiddel het hoogste risico aan dermale driftblootstelling met zich meebrengt, is het van belang om de hoeveelheid werkzame stof die op de mens terecht kan komen te toetsen aan de maximale hoeveelheid die op grond van de dermale interne blootstelling tot effect leidt. In het rapport PRI 2015 wordt geconcludeerd dat de werkzame stof Captan, mede door de hoge frequentie en dosering van gebruik, het hoogste risico voor dermale driftblootstelling met zich meebrengt. Het Ctgb biedt een database 4 waarin alle soorten gewasbeschermingsmiddelen zijn opgenomen, inclusief de wettelijke gebruiksvoorschriften. Hiermee zijn alle gewasbeschermingsmiddelen geselecteerd die de werkzame stof Captan bevatten. Onderstaande tabel geeft een overzicht van alle Captan-houdende toegelaten gewasbeschermingsmiddelen. 4 http://www.ctbg.nl/toelatingen 13

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I Tabel 4.1 - Overzicht van Captan houdende gewasbeschermingsmiddelen (fungicides) Soort gewasbeschermingsmiddel in de fruitteelt Naam middel 00, Captan Gebruikt in teelt van water dispergeerbaar Captan 80WG 80 0 7o Appels en peren in granulaat volblad situatie Granulaat of korrel Captosan spuitkorrel 80 0 7o Appels en peren 80WG Suspensie concentraat Captor SC 500 Bloembollen bolbloemen Suspensie concentraat Captosan 500SC 500 Appels en peren Suspensie concentraat Merpan Flowable 500 Appels en peren Granulaat of korrel Merpan spuitkorrel 800 Appels en peren water dispergeerbaar granulaat Malvin WG 800 Appels en peren volblad situatie De gewasbeschermingsmiddelen die in het rapport PRI 2015 als maatgevend worden geacht, zijn de stoffen Merpan en Captosan. In de PRI 2015 rapportage wordt de maximaal toegestane dosering hiervan gesteld op 2,5 kg/ha, waarmee de toegediende hoeveelheid werkzame stof Captan 200 mg/m 2 bedraagt. Met deze stoffen heeft PRI de bijbehorende veiligheidsafstanden in verschillende situaties berekend. en in N.B. Op 13 december 2012, 11 november 2013 en 26 november 2014 is door Buro SRO aan de fruitteler verzocht aan te geven welke middelen worden gebruikt en in welke frequentie. Op 2 december 2014 is hier informatie over ontvangen. Schriftelijk is aangegeven dan niet eenvoudig aangegeven kan worden welk middel, met welke dosering in welke spuitconfiguratie op dit moment wordt toegepast. Bij de beslissing gewasbeschermingsmiddelen in te zetten is een groot aantal variabelen voor de fruitteler van belang. Het is afhankelijk van deze variabelen dat een middel ingezet wordt, vaak in combinatie met andere middelen om een zo optimaal resultaat te verkrijgen. Om die reden wordt uitgegaan van de gewasbeschermingsmiddelen uitgegaan van captan als maatgevend middel, omdat de dosering daarvan maatgevend is. 4.4 Veiligheidsafstanden In het rapport PRI 2015 worden 12 praktijksituaties geschetst waarvoor een minimaal aan te houden veiligheidsafstand (gemeten vanaf de eerste bomenrij) is berekend, zie ook tabellen 4.2 en 4.3 hierna. Deze veiligheidsafstanden zijn door PRI ingedeeld in verschillende afstandsklassen, in stappen van 5 meter. 14

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I - P2014.272 08/27 01 2016 Tabel 4.2 12 praktijksituaties met betrekking tot driftreducerende maatregelen (bron: PRI, 2015) 1. geen sloot om boomgaard; eerste bomenrij staat op 3 m afstand van de perceelgrens en er wordt gebruik gemaakt van een standaard spuĩttechniek; 2. gen sloot om boomgaard; eerste bomenrij staat op 3 m afstand van de perceelgrens en er wordt gebruik gemaakt van een standaard spuittechniek, er staat een windhaag op de perceelgrens; 3. geen sloot om boomgaard; eerste bomenrij staat op 3 m afstand van de perceelgrens en er wordt gebruik gemaakt van een standaard spuittechniek, er staat een windhaag op de perceelgrens en een tweede haag op 4 m afstand op bebouwingszone (of een houtwal); 4. geen sloot om boomgaard; eerste bomenrij staat op 3 m afstand van de perceelgrens en er wordt gebruik gemaakt van een standaard spuittechniek, er staat een wintergroene windhaag op de perceelgrens 5. geen sloot om de boomgaard, er wordt gebruik gemaakt van een driftarme spuittechniek (DRT75); 6. geen sloot om de boomgaard, er wordt gebruik gemaakt van een driftarme spuittechniek (DRT75), er staat een windhaag op de perceelgrers; 7. geen sloot om de boomgaard, er wordt gebruik gemaakt van een driftarme spuittechniek (DRT75), er staat een dubbele windhaag of houtwal op de perceelgrens 8. geen sloot om de boomgaard, er wordt gebruik gemaakt van een driftarme spuittechniek (DRT75), er staat een wintergroene windhaag op de perceelgrens 9. een sloot om de boomgaard, er wordt gebruik gemaakt van een driftarme spuittechniek (DRT90); 10. een sloot om de boomgaaro, er wordt gebruik gemaakt van een driftarme spuittechniek (DRT90), er staat een windhaag op de perceelgrers; 11. een sloot om de boomgaarc, er wordt gebruik gemaakt van een driftarme spuittechniek (DRT90), er staat een dubbele windhaag of houtwal op de perceelgrens 12. een sloot om de boomgaaro, er wordt gebruik gemaakt van een driftarme spuittechniek (DRT90), er staat een wintergroene windhaag op de perceelgrens. Tabel 4.3 Benodigde afstand vanaf de eerste bomenrij (m) om in de kaalblad en in de volblad situatie voor de stof Captan geen overschrijding van de 1000 norm voor dermale driftblootstelling te krijgen op de hoogten 0 3 m en 3 6 m in de lucht (bron:pri, 2015) Praktijk Teeltvrije Spuittechniek Wind 0 3 m 3 6 m situatie zone [m] haag Kale boom Volblad Kale boom Volblad 1 3 Standaard Nee 35 30 35 30 2 3 Standaard Ja 25 5 25 10 3 3 Standaard Twee 15 5 1 ) 15 5') 4 3 Standaard Groen 15 5 15 5 5 3 DRT75 Nee 30 20 25 15 6 3 DRT75 Ja 20 5 15 5 7 3 DRT75 Twee 5') 5 1 ) 5') 5') 8 3 DRT Groen 5 5 5 5 9 3 DRT90 Nee 25 15 15 10 10 3 DRT90 Ja 15 5 5 5 11 3 DRT90 Twee 5') 5') 5') 5') 12 3 DRT90 Groen 5 5 5 5! ) een dubbele windhaag of houtwal heeft ook ruimte nodig, 5 m w 1 zeggen direct achter haag is geen overschrijding Uit tabel 4.3 blijkt bij zij en opwaartse bespuitingen in de fruitteelt, waarbij gebruik gemaakt wordt van een standaard dwarsstroomspuit, 35 meter van de laatste bomenrij een veilige afstand te zijn 5 (praktijksituatie 1). Met gebruikmaking van een wintergroene windhaag wordt de te respecteren afstand verkleind tot 15 meter (praktijksituatie 4). 5 Onafhankelijk van de beoordelingshoogte 15

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I - Langs een watervoerende sloot is in het Activitieitenbesluit een teeltvrije zone van 9 m verplicht. Deze teeltvrije zone mag versmald worden bij gebruik van emissiereducerende technieken. Volgens het wettelijk gebruiksvoorschrift moet bij toediening van captan in een fruitboomgaard langs oppervlaktewater gebruik gemaakt worden van een 90 0 7o driftreducerende spuittechniek (DRT90). Aangezien langs de gehele noordelijke plangrens watergang aanwezig is en daarnaast een wintergroene windhaag is voorzien, vormt praktijksituatie 12 het uitgangspunt voor de beoordeling van perceel B; de veilige afstand wordt bereikt vanaf 5 meter. In de standaardpraktijksituaties wordt voor alle situaties uitgegaan van een teeltvrije zone van 3 meter (m.a.w. de afstand vanaf de perceelsgrens tot de eerste bomenrij bedraagt 3 meter; deze afstand is regulier aanwezig voor de normale bedrijfsvoering (spuiten / snoeien etc.)). Echter in vigerende bestemmingsplan is een dergelijke teeltvrije zone niet voorgeschreven. Planologisch gezien is het dan ook mogelijk dat fruitbomen tot aan de perceelsgrens van de boomgaard aanwezig zijn. De APV van de gemeente Houten daarentegen laat het niet toe om fruitbomen te planten binnen een afstand van 0,5 meter tot de perceelsgrens (artikel 4:11c van de APV). Daarnaast is op basis van de nota Gewasbescherming & Ruimtelijke Ordening voor het aanplanten van nieuwe boomgaard binnen 50 meter van een gevoelige functie een aanlegvergunning nodig. Daar waar bestaande gevoelige functie reeds aanwezig zijn binnen de spuitzone van 50 meter, wordt de feitelijke situatie dan ook als uitgangspunt voor de beoordeling gehanteerd. 16

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I - 5 Beoordeling situatie 5.1 Toetsing veiligheidsafstanden De voorgenomen situatie kenmerkt zich als volgt: - Tussen perceel B en het plangebied is een sloot gelegen. - Op perceel A wordt gebruik gemaakt van standaard spuittechniek. - Op perceel B wordt gebruik gemaakt van een driftreducerende spuittechniek (DRT 90) - De veiligheidsafstand wordt gemeten vanaf de perceelsgrens - Voor de vereiste afstand wordt de kaalblad situatie op een hoogte van 0-3 meter gehanteerd - Er staat zoals beoogd een wintergroene windhaag met een minimale hoogte van 3,5 meter bij de westelijke, zuidelijke en noordelijke perceelsgrens. Uitgaande van voorgaande kenmerken valt perceel A onder praktijksituatie 4 en perceel B onder praktijksituatie 12. De te respecteren veiligheidsafstandenafstanden behorende bij deze praktijksituaties betreffen respectievelijk 15 m en 5 meter (zie tevens tabel 4.3). In onderstaande figuur zijn de vereiste en de feitelijke afstanden gemeten vanaf de perceelsgrenzen (worst-case uitgangspunt) van de fruitpercelen weergegeven: Perceel B Vereiste afstand: 5 meter Feitelijke afstand: 9 meter Perceel A į í i W á r Vereiste afstand: 15 meter Feitelijke afstand: 16,5 meter Vereiste afstand: 15 meter Feitelijke afstand: 22 meter Perceel A Figuur 5.1: Vergelijking vereiste afstanden met de afstanden van de feitelijke situatie (gemeten vanaf de maatgevende locatie van de gevoelige functie tot 0,5 meter uit de perceelsgrenzen van de fruitpercelen, worst-case) 17

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I - Uit figuur 5.1 blijkt dat ten opzichte van de gevoelige functies de veiligheidsafstanden worden gerespecteerd. Dit betekent dat hier geen overschrijding van de 100%-norm voor dermale driftblootstelling plaatsvindt. 5.2 Resultaten Ter plaatse van de gevoelige functies wordt met de toepassing van de wintergroene windhagen in combinatie met de gerealiseerde ruimtelijke scheiding een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Aanvullende maatregelen zijn niet noodzakelijk. Wel dient in het bestemmingsplan de aanwezigheid en instandhouding van de windhaag te worden geborgd. 18

gr* 5, WINDMILL 6 Uitwerking randvoorwaarden invulling plangebied 6.1 Noodzakelijke maatregelen Om de gevoelige functies op een kortere afstand dan 50 meter van de perceelsgrens van de fruitteeltpercelen te kunnen realiseren, dient in het bestemmingsplan geborgd te worden dat op een gedeelte van de perceelgrenzen een windhaag aanwezig is en in stand wordt gehouden. Bij de hoogte van de haag dient rekening gehouden te worden met de hoogte van de fruitbomen. De gemiddelde hoogte van de fruitbomen in de omliggende fruitboomgaarden is 2,5 meter. Het is mogelijk dat fruitbomen hoger worden, daarom wordt in de regels vastgelegd dat de windhaag minimaal 3,5 meter hoog moet zijn of minimaal één meter hoger dan de hoogte fruitboom (gesitueerd op een fruitperceel voor de commerciële fruitproductie) binnen een afstand van 50 meter gemeten vanaf het bestemmingsvlak 'Bedrijf'. Voorgesteld wordt om een wintergroene aan de leggen op de zuidelijke, westelijke en noordelijk perceelgrenzen zoals onderstaande aangegeven met de aanduiding sg-wh. ĵ Ą- \7/fļH^į + + + + Y+ + +J Figuur 6.1 Vereiste overdrachtsmaatregel driftreductie: wintergroene windhagen De aan te leggen hagen dienen een dichtheid te hebben waarmee een filterende werking wordt gerealiseerd vergelijkbaar met een haagbeuk of een coniferen haag. 19

III. 1 l~" I tl I I ì r " 1 " I I ' f I II. I - 6.2 Beoordeling woon- en leefklimaat Met de toepassing van de wintergroene windhagen wordt de minimale vereiste ruimtelijke scheiding tussen een gevoelige functies en de nabijgelegen fruitpercelen behaald. Daarmee wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de gevoelige functies gewaarborgd. 6.3 Planologische verankering Uit uitspraken van de Raad van Staten 6 blijkt dat de toepassing van een windhaag planologische verankerd dient te worden in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan dient te voorzien in een waarborg voor aanleg en in stand houden van de haag. De realisatie en de instandhouding van de groene hagen is belangrijk en kan via een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan worden afgedwongen. Op de verbeelding van het bestemmingsplan dient in dat geval ook de situering van de haag te worden ingetekend. 6 9 januari 2013 (kenmerk 201102611/1/R2) 20

a r e S WINDMILL J^!/..» - i' i j. I ŕh itl ii i. i i wi f ŕ ir'. i 7 Conclusie Het woon- en leefklimaat ter plaatse van het beoogde bouwplan is beoordeeld vanwege de aanwezigheid van de naastgelegen agrarische percelen. Het gebruik van de percelen is beschouwd waarbij beoordeeld is of eventuele drift afkomstig van het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen het woon- en leefklimaat onaanvaardbaar aantast. Indien de beschreven maatregelen worden geborgd in het bestemmingsplan, is geen aanleiding te veronderstellen dat sprake is van een onvoldoende woon- en leefklimaat. Op basis van voorhanden onderzoek, toegepast op de lokale situatie van het plangebied, kan geconcludeerd worden dat de aanwezige ruimtelijke scheiding inclusief de beschreven maatregelen afdoende is om te spreken van een voldoende woon- en leefklimaat. WINDMILL MILIEU I MANAGEMENT I ADVIES Drs. O.A.M. Beckers MBA 21

BIJLAGE I. Foto-impressie omgeving

; u s V,. -" + 4-4-"4-4- 4-4- 4-4- 4-4- 4- -I- 4-4-4-4- 4-4-4 4- -h -r- 4-4- ' 'Sí ì