HANDLEIDING AFVAL. Interpretatiehandleiding over de MERrubrieken Afvalverwerking / / Interpretatiehandleiding

Vergelijkbare documenten
Afbakening van de afvalfase in nieuwe materialenwetgeving

Nieuwe IPPC-installaties vanaf januari 2013

Integrale tekst Afvalstoffenlijst

Schema voor het bepalen van de meldplicht aan het LMA: voor toezichthouders, d.d. 6 juni 2016

BIOREMEDIATIESYSTEMEN WETTELIJK KADER. Annie Demeyere Dep.L&V Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

OVERZICHT EURALCODES VAN TE ACCEPTEREN AFVALSTOFFEN METABEL B.V.

Productspecificatie AEC-bodemas, Verbrandingsassen en Slakken

Biomassa en zijn afvalstatuut

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

Indelen van gevaarlijke (afval)stoffen. EURAL versus ADR

Belgisch Staatsblad d.d VLAAMSE OVERHEID

Juridische Handreiking Duurzame Energie & Grondstoffen. Workshop 5 maart 2015 Aster Veldkamp

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN

Aanvraag Planologisch Attest door GESBO gemeente Balen

LOS nummer: Z Correspondentieadres: Romhof 7, 9411 SB Beilen. Locatie activiteit: Dr. A.F. Philipsweg 51, 9403 AD Assen

Stroomdiagrammen melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen

MEER en BETERE selectieve inzameling bij BEDRIJVEN

WETENSCHAPPELIJK COMITE VAN HET FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

19 Nuttige toepassing

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 332/11 BIJLAGE II TERUGWINNING EN VERWIJDERING VAN AFVALSTOFFEN SECTIE 1.

Vlarem-trein 2012 en 2013 ROGMV Harelbeke -Jabbeke

RICHTLIJN BIJ HET OPSTELLEN VAN EEN WERKPLAN

Ontwerp voor een verordening van de Raad betreffende de statistiek van het afvalbeheer

BIJLAGE IV: INZAKE DE BEOORDELING VAN DE KWALITEIT VAN HET MARIENE MILIEU

VOORSCHRIFTEN. behorende bij het besluit. betreffende de Wet milieubeheer voor de inrichting. DSM EP te Emmen

NL Publicatieblad van de Europese Unie L 158/ 43 BEHEER AFVALSTOFFEN

Overschotten en reststromen uit tuinbouw:

VOORSCHRIFTEN. behorende bij de veranderingsvergunning Wm

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Milieubeheer. Preventieadviseur-coördinator

Sectorplan 12: Metalen

Overzicht te accepteren euralcode s 1 / 9

Sectorplan 24 PCB-houdende afvalstoffen

ADVIES. Ontwerp van Milieuovereenkomst betreffende de afgedankte voertuigen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Vlaremtrein 2011 Muziekactiviteiten Overige wijzigingen

Het inrichtingenbegrip in Vlaanderen. Naam: Steven Betz Functie:Adviseur milieu & ruimtelijke ordening Datum: 22 april 2016

Wet belastingen op milieugrondslag

Publicatieblad van de Europese Unie d.d NL Publicatieblad van de Europese Unie L 114/9

Vergisting toegelaten input organisch biologisch afval (mei 2017)

PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Ontwerp van decreet. betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen Tekst aangenomen door de plenaire vergadering

slibvergisting, wordt omgezet in elektric iteit 0,029 per kwh. slibvergisting, wordt omgezet in elektriciteit 0,029 per kwh.

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL MILIEU

Doel van het formulier

BRONNEN VAN HET MILIEURECHT BEVOEGDHEIDSVERDELING INZAKE MILIEUBELEID HOOFDSTUK I. INLEIDING 3

Veelgestelde vragen Versie 21/04/2015

MEER OF MINDER AFVAL? StAB-symposium 15 september Tjeerd van der Meulen Peter-Arjen Boers

12 Toetsingskader in- en uitvoer

Geconsolideerde TEKST

Beheer van afvalstoffen

Publicatieblad van de Europese Unie L 151/9

Aanmeldnotitie Besluit Mer

Vlaanderen-Wallonië-Brussel Is er een gemeenschappelijk aanpak?

VANHEEDE ENVIRONMENT GROUP. VLAREMA sorteerverplichtingen Actie AEEA en TL-lampen Zaubeek 5 juni 2014

Sectorplan 29 Batterijen

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Project-m.e.r. screening

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19

sectorplan 3 Restafval van handel, diensten en overheden

Materialendecreet: grondstofverklaring. Meg Scheppers OVAM-Dienst Beleidsinnovatie Symbioseworkshop te Melle,

INVENTARIS AFVALSTOFFEN

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Environmental & Safety Services # 4 22/02/2017-1

sectorplan 21 Metaalafvalstoffen

sectorplan 21 Metaalafvalstoffen

De mededeling met de vraag tot omzetting kan alleen ingediend worden tussen de 48e en de 36e maand voor het verstrijken van de milieuvergunning.

Inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars

Milieuwetgeving rond asbest:

TL-buizen en -armaturen

Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie

Formulier voor het bekomen van een premie voor de aanleg van een individuele zuiveringsinstallatie

De noodzaak van het statuut van bijproducten voor de voedingsindustrie

Bijlage 1.2.2bis bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

- Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (afgekort DABM ) 3

ten behoeve van Waddinxveense Groenrecycling Wagro BV

VMR Actualiteitendag 21 maart 2019

RICHTLIJN 2006/12/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen

Technische fiche activiteit TRA ACT 125 versie n 2 11/06/2015

Milieucriteria voor het maatschappelijk verantwoord inkopen van. Bedrijfskleding. Versie 8 april 2015

Screening Grondverzet Acties OVAM

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 332/ BIJLAGE I AFVALPRODUCTIE SECTIE 1. Dekking SECTIE 2.

PAGINA 1 OP 5 BRUDALEX

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 16 DECEMBER 2010.

Ontwerp Code van goede praktijk betreffende de organisatie van bron- en/of nasortering van bedrijfsafvalstoffen

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Behoort bij raadsvoorstel , titel: Afvalstoffenverordening Utrechtse Heuvelrug 2016.

voor de deur Mobiele opvangmiddelen voor afvalwater Opslag van afvalwater Clean Water Mobiele waterzuiver

1. In te trekken de Afvalstoffenverordening 2016 Dronten 2. Vast te stellen de volgende verordening: Afvalstoffenverordening 2019 Dronten

Melding van de exploitatie of verandering van een inrichting van uitsluitend klasse 3

(artikelen 2, 5 en 42 van titel I van het VLAREM) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE. 1. Exploitant (ingeval van overname: de overnemer)

Artikel 10 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006.

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT

de wijziging van het UMBHA

Milieucriteria voor het maatschappelijk verantwoord inkopen van. Bedrijfskleding. Versie 26 januari 2016

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. 14 JUNI Ordonnantie betreffende afvalstoffen (1)

Transcriptie:

/ Interpretatiehandleiding HANDLEIDING AFVAL Interpretatiehandleiding over de MERrubrieken Afvalverwerking / 1.06.2017 www.lne.be

INHOUD 1 Doel... 3 2 Rubrieken... 3 3 Verwante regelgeving... 4 4 Definities en begrippen... 4 4.1 Afvalstof 4 4.2 Belangrijke algemene definities 5 4.3 Definities uit de bijlagen van het project-m.e.r.-besluit 5 4.3.1 Verwijdering 5 4.3.2 Afvalverwijderingsinstallatie voor verbranding of verbrandingsinstallatie 6 4.3.3 Chemische behandeling 6 4.3.4 Storten en stortplaatsen 7 4.3.5 Gevaarlijke afvalstoffen 8 4.3.6 Biomassa-afval 8 4.3.7 Schroot 9 4.3.8 Slibstortplaatsen en monostortplaatsen voor baggerspecie 9 5 M.e.r.-plicht voor speciale inrichtingen of activiteiten... 9 5.1 Afvalwater 9 5.2 Biologische en mechanische behandeling 9 5.3 Gevaarlijke uitgegraven verontreinigde bodem 10 5.4 Opslag van afval en slibstortplaatsen van bijlage III 10 5.5 Asbestcement 10 5.6 Steekvast maken van slibs 11 6 Wanneer welke vorm van milieubeoordeling... 11 6.1 Diepgang van de milieubeoordeling 11 6.1.1 Bijlage I 11 6.1.2 Bijlage II 11 6.1.3 Bijlage III 11 Bijlage 1... 13 Chemische verwerkingstechnieken 13 Fysico-chemische verwerkingstechnieken 13 pagina 2 van 13 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking 1.06.2017 //

1 DOEL Het doel van deze handleiding is om de rubrieken over afvalverwijdering nader toe te lichten en zo meer duidelijkheid te scheppen over de project-m.e.r.-verplichtingen voor de projecten die onder dit toepassingsgebied vallen. 2 RUBRIEKEN Rubriek 13 Bijlage I Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel 4.2.1 VLAREMA, de chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel 4.2.1 VLAREMA of het storten van gevaarlijke afvalstoffen. Rubriek 14 Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel 4.2.1 VLAREMA, of chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel artikel 4.2.1 VLAREMA, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 100 ton per dag. Rubriek 11 Bijlage II Andere projecten: b) Installaties voor de verwijdering van afval: o Verwerking van niet-gevaarlijke afvalstoffen in een verbrandingsinstallatie, met uitzondering van biomassa-afval, met een capaciteit van 50 ton per dag tot en met 100 ton per dag. o Stortplaatsen van categorie 1 en 2 voor niet-gevaarlijke afvalstoffen. o Inrichtingen voor de opslag en fysisch-chemische behandeling van gevaarlijke afvalstoffen voorzover de ermee samenhangende opslag volgens criteria van rubriek 17.3, bijlage I, titel I van Vlarem is ingedeeld in klasse 1. d) Slibstortplaatsen met een stortcapaciteit van 250.000 m³ of meer. e) Monostortplaatsen voor baggerspecie of ruimingsspecie, afkomstig van de oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net met een stortcapaciteit van 250.000 m³ of meer. f) Opslag van schroot met inbegrip van autowrakken als de opslagcapaciteit 10.000 ton of meer of 10.000 voertuigwrakken of meer bedraagt. Rubriek 11 Bijlage III Andere projecten: 1.06.2017 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking pagina 3 van 13

b) installaties voor de verwijdering van afval (projecten die niet onder bijlage I of II vallen) d) Slibstortplaatsen (projecten die niet onder bijlage II vallen) e) Opslag van schroot, met inbegrip van autowrakken (projecten die niet onder bijlage II vallen) 3 VERWANTE REGELGEVING Inrichtingen of activiteiten die te maken hebben met afval, vallen vaak onder het toepassingsgebied van verschillende regelgevingen. Tussen deze verschillende regelgevingen zijn vaak heel wat raakvlakken. Toch moeten we er rekening mee houden dat elke regelgeving een specifieke doelstelling nastreeft. Daardoor zijn er ook verschillen tussen de regelgeving en mogen we niet alle begrippen van de ene wetgeving zomaar toepassen voor de andere als ze er niet expliciet in opgenomen zijn. We moeten steeds het algemeen doel van de m.e.r.-richtlijn voor ogen houden, namelijk dat we voor projecten die significante effecten op het milieu kunnen hebben, een milieueffectenrapport moeten opmaken. We bespreken eerst kort een aantal belangrijke verwante regelgevingen. Artikel 1 van de Europese kaderrichtlijn afvalstoffen (richtlijn 2008/98/EC betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen) beschrijft het toepassingsgebied van de RL. Ze heeft tot doel om maatregelen vast te stellen ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid door preventie of beperking van de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van afvalstoffen, ter beperking van de gevolgen in het algemeen van het gebruik van hulpbronnen en ter verbetering van de efficiëntie van het gebruik ervan. De Europese kaderrichtlijn Afvalstoffen werd in Vlaanderen onder meer geïmplementeerd door het Materialendecreet en het VLAREMA (uitvoeringsbesluit). De vergunningsplicht voor inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen overeenkomstig het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (Materialendecreet) en zijn uitvoeringsbesluiten zijn opgenomen in de indelingslijst van VLAREM onder rubriek 2. 4 DEFINITIES EN BEGRIPPEN 4.1 AFVALSTOF Het materialendecreet definieert het begrip afvalstof als volgt: Afvalstof : elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Worden niet als afvalstoffen beschouwd : a) gasvormige effluenten die in de atmosfeer worden uitgestoten, en koolstofdioxide dat wordt afgevangen en getransporteerd met het oog op geologische opslag, en dat geologisch is opgeslagen overeenkomstig het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond; b) dierlijke mest als vermeld in het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen; pagina 4 van 13 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking 1.06.2017 //

c) het al dan niet verontreinigde water dat wordt geloosd in een oppervlaktewater of in de openbare waterzuiveringsinfrastructuur; in deze context wordt de in-situbehandeling, met inbegrip van de ontwatering van het ter plaatse geproduceerde slib, die bedoeld is om dat water in overeenstemming te brengen met de milieuvoorwaarden die gelden voor de lozing, niet als een afvalstoffenverwerking aanzien; d) huishoudelijk en bedrijfsafvalwater dat overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 24 januari 1984 inzake het grondwaterbeheer en van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning indirect wordt geloosd in het grondwater; e) onuitgegraven bodem, met inbegrip van duurzaam met de bodem verbonden gebouwen; f) radioactieve afvalstoffen, voor zover ze niet als vrijgegeven afvalstoffen worden beschouwd als vermeld in het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de Gewesten van 17 oktober 2002 met betrekking tot het beheer van vrijgegeven afvalstoffen VLAREM neemt deze definitie over om de vergunningsplicht te bepalen. Daarom kunnen we voor de m.e.r.- praktijk deze definitie evenzeer gebruiken. 4.2 BELANGRIJKE ALGEMENE DEFINITIES Deze handleiding richt zich op interpretaties van de afval-gerelateerde rubrieken van het project-m.e.r.- besluit. Het is niet de bedoeling om begrippen van de afvalwetgeving te verduidelijken. Voor de volledigheid nemen we wel een aantal definities uit het materialendecreet op in dit hoofdstuk, omdat ze verder in de handleiding voorkomen. Voor meer informatie over deze begrippen verwijzen we u door naar de het materialendecreet en het VLAREMA. Art.3 van het materialendecreet: 5 afvalstoffenverwerking: nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van voorbereidende handelingen die aan nuttige toepassing of verwijdering voorafgaan. 15 hergebruik : elke handeling waarbij voorwerpen of componenten van voorwerpen die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. 23 nuttige toepassing : elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt, alsook de handelingen die als dusdanig worden bepaald door de Vlaamse Regering. 25 recyclage : elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dat omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal. 4.3 DEFINITIES UIT DE BIJLAGEN VAN HET PROJECT-M.E.R.-BESLUIT 4.3.1 Verwijdering De Europese commissie verklaart in arrest C-486/04 dat volgens richtlijn 75/442 (RL betreffende afvalstoffen), in haar oorspronkelijke versie de term verwijdering zowel doelde op handelingen van definitieve verwijdering als op handelingen voor nuttige toepassing. Zij wijst erop dat in de oorspronkelijke versies van de richtlijnen 1.06.2017 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking pagina 5 van 13

75/442 en 85/337 (richtlijn betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten) de gebruikte termen gelijk zijn en leidt daaruit af dat gemeenschapswetgever met richtlijn 85/337 noodzakelijkerwijs bepaalde handelingen voor nuttig toepassen van afvalstoffen heeft willen onderwerpen aan de bepalingen die voor de milieueffectrapportageprocedure gelden. Bovendien wijst zij erop dat volgens rechtspraak van het Hof richtlijn 85/337 een ruime werkingssfeer en een zeer breed doel heeft 1. De commissie voegt eraan toe dat zij niet inziet welk verschil kan bestaan, vanuit het oogpunt van het milieueffect, tussen een installatie die handelingen voor nuttige toepassing verricht en die van een installatie die handelingen van verwijdering van afvalstoffen verricht. In de m.e.r.-richtlijn staan geen algemene definities voor de begrippen verwijdering of nuttige toepassing, maar slechts een verwijzing naar verschillende handelingen die onder het ene of het andere begrip vallen 2. Het wezenlijk kenmerk van nuttig toepassen van afvalstoffen heeft als belangrijkste doel dat afvalstoffen een nuttige functie kunnen vervullen doordat zij in de plaats komen van materialen die anders voor deze functie hadden moeten worden gebruikt. Een dergelijk kenmerk heeft niets van doen met de gevolgen voor het milieu die de handelingen voor nuttige toepassing van de afvalstoffen op zich kunnen hebben. Deze handelingen kunnen immers evenals verwijderingshandelingen een aanzienlijk milieueffect hebben. Overigens verplicht artikel 4 van richtlijn 75/442 dat de toepassing of de verwijdering van afvalstoffen plaatsvindt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procedés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De conclusie is dat afvalverwijdering in de context van milieueffectrapportage ruim moet geïnterpreteerd worden en dat o.a. installaties voor nuttige toepassing van afvalstoffen ook m.e.r.-plichtig zijn. 4.3.2 Afvalverwijderingsinstallatie voor verbranding of verbrandingsinstallatie VLAREM II beschrijft een verbrandingsinstallatie als een vaste of mobiele technische eenheid of inrichting die specifiek bestemd is voor de thermische behandeling van afval, al dan niet met terugwinning van de geproduceerde verbrandingswarmte. Dit bevat onder meer de verbranding door oxidatie van afval alsmede andere thermische behandelingsprocessen zoals pyrolyse, vergassing en plasmaproces, voor zover de producten van de behandeling vervolgens worden verbrand (VLAREM II, art. 1.1.2). Onder de afvalverwijderingsinstallaties voor verbranding vallen zowel de betrokken D- als R-rubrieken (cfr. VLAREMrubriek 2.4.2 de verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen in afvalverbrandings- of afvalmeeverbrandingsinstallaties ). Verbranding is in deze wetgevende context dus ruimer dan de zuivere wetenschappelijke betekenis van verbranding. Verbranding blijft in deze betekenis niet beperkt tot de oxidatie van een brandstof (bv. afval) in aanwezigheid van zuurstof, maar bevat ook andere thermische behandelingsprocessen. In de definitie worden een aantal voorbeelden gegeven. Het woord zoals wijst erop dat het om voorbeelden gaat van een nietlimitatieve lijst. Andere of recent ontwikkelde thermische behandelingsprocessen vallen ook onder dit toepassingsgebied. Voorbeelden hiervan zijn de nieuwe torrefractietechnologie of thermische desorptie. 4.3.3 Chemische behandeling Rubriek 13 en 14 van bijlage I verwijst het project-m.e.r.-besluit voor het begrip chemische behandeling expliciet naar punt D9 (art.4.2.1) van het VLAREMA. 1 Arrest C-72-95 (24/10/1996) en arrest C-227/01 (16/09/2004) 2 Arrest C-6/00 (27/02/2002) pagina 6 van 13 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking 1.06.2017 //

Zowel de verwijzing in het m.e.r.-besluit naar het punt D9, als de beschrijving van punt D9 in het VLAREMA zijn overgenomen uit Europese richtlijnen. Ondanks de verwijzingen, blijkt uit de bovenstaande informatie dat de begrippen niet overeenkomen. De Europese afvalstoffenrichtlijn spreek in D9 van fysico-chemische behandeling terwijl de Europese project-m.e.r.-richtlijn het heeft over chemische behandelingen. De Europese commissie geeft in haar geactualiseerde handleiding 3 bij de m.e.r.-richtlijn aan dat we bij het interpreteren van de scope van de rubrieken rekening moeten houden met de brede doelstelling van de richtlijn en haar algemeen doel om het leefmilieu te beschermen. Op basis van voorgaande gegevens besluiten we dat we rekening moeten houden met fysico-chemische behandeligen. Art. 4.2.1 van het VLAREMA omschrijft D9 als fysisch-chemische behandeling op een andere wijze dan de wijzen, vermeld in dit artikel, waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd volgens een van de methoden, vermeld in D1 tot en met D12 (bijvoorbeeld verdampen, drogen, calcineren). Uit deze omschrijving kunnen we concluderen dat het om een residuele categorie gaat over alle handelingen die niet in de andere categorieën opgenomen zijn. De technische richtlijn 4 voor fysico-chemische afvalverwerking van de conventie van Basel is de meest geschikte bron om beroep op te doen om de residuele categorie te verduidelijken. De conventie van Basel is een internationaal verdrag over de beheersing van grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan. Het is een internationale overeenkomst om het vervoer en de verwijdering van gevaarlijk afval te beheersen. De technische richtlijnen voor fysico-chemische afvalverwerking van de conventie van Basel deelt verschillende technieken op in 5 categorieën van verwerkingsprocessen, nl.: Mechanische technieken Chemische technieken Fysico-chemische technieken Immobilisatietechnieken Biologische technieken Onder het toepassingsgebied van chemische behandeling zoals in de rubrieken 13 en 14 van bijlage I van het m.e.r.-besluit staat, verstaan we de categorieën chemische en fysico-chemische technieken die in de technische handleiding van de conventie van Basel zijn opgenomen. Deze zijn samengevat in bijlage 1 van deze interpretatiehandleiding. 4.3.4 Storten en stortplaatsen VLAREM II definieert de term stortplaats in art. 1.1.2 als: stortplaats: een afvalverwijderingsterrein voor het storten van afvalstoffen op of in de bodem (d.w.z. onder de grond), met inbegrip van: - interne afvalstortplaatsen (d.w.z. stortplaatsen waar een afvalproducent zijn eigen afval op de plaats van de productie verwijdert), en - een terrein dat permanent (d.w.z. meer dan een jaar lang) wordt gebruikt voor de tijdelijke opslag van afval, maar met uitsluiting van: o voorzieningen waar afvalstoffen worden uitgeladen ter voorbereiding van verder transport voor terugwinning, behandeling of verwijdering elders, en o van opslag van afval voorafgaand aan terugwinning of behandeling voor een periode van in de regel minder dan drie jaar, of 3 Interpretation of definitions of project categories of annex I and II of the EIA Directive, European commission, 2015 4 Basel convention technical guidelines on hazardous wastes: Physico-chemical treatment (D9) 1.06.2017 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking pagina 7 van 13

o van opslag van afvalstoffen voorafgaand aan verwijdering, voor een periode van minder dan een jaar; Stortplaatsen zijn onderverdeeld in verschillende categorieën. De categorie 2 stortplaatsen zijn stortplaatsen voor niet gevaarlijke afvalstoffen (cfr. vlarem-rubriek 2.3.6 b) en de categorie 1 stortplaatsen zijn beemd voor gevaarlijke afvalstoffen (cfr. vlarem-rubriek 2.3.6 c). Hieruit blijkt dat in bijlage II rubriek 11b) van het mer-besluit een tegenstelling zit; In die rubriek staat stortplaatsen van categorie 1 en 2 voor niet-gevaarlijke afvalstoffen. In praktijk betekent dit echter dat deze rubriek enkel van toepassing is op categorie 2 stortplaatsen. Categorie 1 stortplaatsen zijn immers bestemd voor gevaarlijke afvalstoffen en vallen daardoor onder rubriek 13 van bijlage I nl., ( ) storten van gevaarlijke afvalstoffen. Voor categorie 1 stortplaatsen moet dus steeds een MER opgemaakt worden volgens rubriek 13 van bijlage I. 4.3.5 Gevaarlijke afvalstoffen De Europese handleiding bij de project-m.e.r.-richtlijn verwijst voor de definitie van gevaarlijk afval naar de Europese kaderrichtlijn afvalstoffen. In Vlaanderen definieert het materialendecreet het begrip gevaarlijk afval als volgt: afvalstoffen die een bijzonder gevaar voor de gezondheid van de mens of voor het milieu opleveren of kunnen opleveren of die in speciale inrichtingen verwerkt moeten worden. De Vlaamse Regering bepaalt welke afvalstoffen als gevaarlijke afvalstoffen worden beschouwd overeenkomstig de geldende Europese voorschriften. Bijlage 2.1 van het VLAREMA bevat een lijst met afvalstoffen. De gevaarlijke afvalstoffen zijn in deze lijst met een * aangeduid (VLAREMA, art. 4.1.3). Deze afvalstoffen worden geacht minstens een van de gevaarlijke eigenschappen te bezitten als vermeld in verordening (EU) 1357/2014 van de Commissie van 18 december 2014. Meer uitleg over gevaarlijke afvalstoffen kan je terugvinden in de handleiding van OVAM Europese afvalstoffenlijst EURAL Handleiding. 4.3.6 Biomassa-afval 5 Biomassa is de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en reststromen van biologische oorsprong uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval. Biomassareststromen: biomassa-afval en biomassafracties niet bestemt voor het doel waarvoor ze intentioneel werden geteeld, zoals voeding, energie (incl. nevenstromen van de voedingsindustrie en dierlijke bijproducten; excl. energieteelten). Energieteelten die men doelbewust teelt om er bio-energie uit te halen, vallen niet onder de biomassareststromen (bv. wilg/populier) Biomassa-afval is de al dan niet gescheiden ingezamelde biologisch afbreekbare fractie van bedrijfsafval en huishoudelijk afval (onderverdeling volgens type en oorsprong). De OVAM bepaalt wanneer iets biomassa-afval is of niet. 5 Actieplan duurzaam beheer van biomassa(rest)stromen 2015 2020, OVAM, 14 juli 2015 // pagina 8 van 13 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking 1.06.2017

4.3.7 Schroot Onder schroot beschouwen we alle metaalafvalstoffen in metallisch niet-verspreidende vorm. Dit kan zuiver metaalafval zijn of te bewerken materialen. Onder metaalafval valt zowel ferro (ijzer) als non-ferro (aluminium, lood, koper, tin, zink,...) metaalafval. Voorbeelden van te bewerken materialen zijn autowrakken, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), De uitgesorteerde fracties van het ontvangen schroot zijn nog steeds afvalstoffen en vallen dus onder het toepassingsgebied voor opslag van schroot. 4.3.8 Slibstortplaatsen en monostortplaatsen voor baggerspecie In rubriek 11 van bijlage II van het mer-besluit is een onderscheid gemaakt tussen slibstortplaatsen (11 d) en monostortplaatsen voor baggerspecie of ruimingsspecie. Een monostortplaats is elke stortplaats waar een bepaalde afvalstof die in grote hoeveelheden ontstaat afzonderlijk wordt gestort. Om te bepalen welke rubriek van toepassing is, moet je kijken naar de context/afkomst van het materiaal. De VLAREM-rubrieken die je moet aanvragen kan je gebruiken als richtlijn. Baggerspecie of ruimingsspecie zijn afkomstig van het ruimen, verdiepen of verbreden van bevaarbare en onbevaarbare waterlopen die behoren tot het openbaar hydrografisch net, of van de aanleg van nieuwe waterinfrastructuur. Volgens VLAREM moet je dan de rubrieken 2.2.8 en 2.3.7 aanvragen. Voor de opslag en fysico-chemische behandeling van andere slibs (zoals bv. afkomstig van waterzuivering), moet je de VLAREM-rubrieken 2.2.5 en 2.3.2 aanvragen. 5 M.E.R.-PLICHT VOOR SPECIALE INRICHTINGEN OF ACTIVITEITEN 5.1 AFVALWATER In de definitie van afvalstof (zie 4.1) staat in punt c) dat verontreinigd water dat na een in-situ-behandeling geloosd wordt in oppervlaktewater of in de openbare WZI, geen afvalstof is. De memorie van toelichting bij het materialendecreet geeft meer toelichting over deze bepaling. Met de insitu-behandeling van afvalwater bedoelt het decreet de behandeling op de plaats of binnen de milieutechnische eenheid waar het ontstaat. In deze context wordt ook de ontwatering van het bij die behandeling ontstane slib aanzien als een geïntegreerde stap van het waterzuiveringsproces. Installaties, bedrijven of inrichtingen die via een pipe-line met elkaar verbonden zijn waarlangs het afvalwater van de ene naar de andere getransporteerd wordt, beschouwen we in deze context als een milieutechnische eenheid. Dit impliceert dat we afvalwater dat extern aangevoerd wordt (bv. via tankwagen, schil, ), wel moeten beschouwen als een afvalstof, zelfs als de verwerking leidt tot een lozing. 5.2 BIOLOGISCHE EN MECHANISCHE BEHANDELING Biologische en mechanische behandeling voor afvalstoffen zijn uitgesloten in de mer-rubrieken van bijlage I door de expliciete verwijzing naar punt D9 van het VLAREMA. Punt D8 handelt namelijk afzonderlijk over de biologische behandeling. In bijlage II zijn evenmin biologische en zuiver mechanische handelingen opgenomen. 1.06.2017 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking pagina 9 van 13

Deze lijn trekken we door naar bijlage III. De biologische en mechanische behandeling van afvalstoffen vallen bijgevolg niet onder het toepassingsgebied van de m.e.r.-plicht. 5.3 GEVAARLIJKE UITGEGRAVEN VERONTREINIGDE BODEM Om te bepalen of je de uitgegraven verontreinigde bodem moet beschouwen als een gevaarlijke afvalstof, kan je beroep doen op de EURAL handleiding Europese afvalstoffenlijst van OVAM. Uitgegraven verontreinigde bodem valt onder de subcategorie 17.05. De gevaarlijke uitgegraven bodem heeft de EURAL-code 17.05.03*. Als je de bodem niet als gevaarlijke afvalstof moet beschouwen, dan heeft hij de EURAL-code 17.05.04. Om de EUAL-code te bepalen heeft OVAM de Euralwizard ontwikkeld. Dit is een online tool die je terugvindt op de website van OVAM 6. 5.4 OPSLAG VAN AFVAL EN SLIBSTORTPLAATSEN VAN BIJLAGE III Voor de opslag van afvalstoffen zoals bv. schroot (bijlage III, 11e) en slibstortplaatsen (bijlage III 11d) zijn m.e.r.-plichtig volgens bijlage III, dus er moet minstens een project-m.e.r.-screening opgemaakt worden. Deze rubrieken vermelden geen capaciteitsdrempel. Om te bepalen vanaf wanneer je een screening moet opmaken, gebruiken we de interpretatie voor opslag van afvalstoffen, nl.: Afvalverwijderingsterrein voor het storten van afvalstoffen op of in de bodem (d.w.z. onder de grond), met inbegrip van: - interne afvalstortplaatsen (d.w.z. stortplaatsen waar een afvalproducent zijn eigen afval op de plaats van de productie verwijdert), en - een terrein dat permanent (d.w.z. meer dan een jaar lang) wordt gebruikt voor de tijdelijke opslag van afval, maar met uitsluiting van: o voorzieningen waar afvalstoffen worden uitgeladen ter voorbereiding van verder transport voor terugwinning, behandeling of verwijdering elders, en o van opslag van afval voorafgaand aan terugwinning of behandeling voor een periode van in de regel minder dan drie jaar, of o van opslag van afvalstoffen voorafgaand aan verwijdering, voor een periode van minder dan een jaar; Dit betekent dat terreinen voor de opslag van schroot of slibstortplaatsen m.e.r.-plichtig zijn, tenzij één van de uitsluitingen van toepassing is op het project. In dat geval geldt er geen m.e.r.-plicht. Slip moet je meestal op een stortplaats categorie 2 storten. Dat betekent dat je sowieso een MER moet maken op basis van cat. 2 stortplaats (vb. filterkoek van een WZI). 5.5 ASBESTCEMENT Asbest moet je beschouwen als gevaarlijke afvalstof, maar kan je onder bepaalde voorwaarden toch storten op een categorie 2 stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen. Het storten van asebestcementhoudend bouwafval is echter MER-plichtig volgens rubriek 13 van bijlage I, omdat in deze rubriek gaat over het storten van gevaarlijke afvalstoffen zonder de aard of categorie van de stortplaats te specifiëren. 6 http://www.ovam.be/euralwizard // pagina 10 van 13 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking 1.06.2017

5.6 STEEKVAST MAKEN VAN SLIBS Om te bepalen of het steekvast maken van slibs door toevoeging van hulpstoffen mer-plichtig is, moet je rekening houden met het proces dat optreedt na toevoeging van de hulpstof. Als de toegevoegde stof het vocht onttrekt uit het slib door het te absorberen, dan is dit een zuiver fysische handeling (zie ook Basel convention technical guidelines ), dus is het niet mer-plichtig. Als echter een chemische reactie tussen het slib en de hulpstof, dan gaat het om een chemische verwerkingstechniek en valt de handeling wel onder het toepassingsgebied van de mer-plicht. In geval van twijfel kan je altijd de dienst Mer contacteren. 6 WANNEER WELKE VORM VAN MILIEUBEOORDELING 6.1 DIEPGANG VAN DE MILIEUBEOORDELING 6.1.1 Bijlage I Er is een project-mer-verplichting van rechtswege als het voorgenomen project onder rubriek 13 of 14 van bijlage II valt. Beide rubrieken vermelden dezelfde verwerkingstechnieken, nl. verbranding, fysico-chemische behandeling en storten. Het verschil tussen de twee rubrieken zit in het soort afvalstof dat verwerkt wordt. Rubriek 13 gaat over gevaarlijke afvalstoffen terwijl rubriek 14 gaat over ongevaarlijke afvalstoffen. Wie gevaarlijke afvalstoffen verwerkt op één (of meer) van de opgesomde verwerkingstechnieken moet altijd een MER maken volgens rubriek 13, ongeacht de grootte van de verwerkingscapaciteit. de verwerking van ongevaarlijke afvalstoffen geldt dat je pas een MER moet maken als je meer dan 100 ton per dag verwerkt op één van de bovenstaande technieken. 6.1.2 Bijlage II Rubriek 11 b van bijlage II gebruikt termen die we ook in bijlage I terugvinden. Dit betekent dat we aan de termen afvalstoffen, niet-gevaarlijk, verbrandingsinstallatie, op een analoge manier invulling geven als bij de rubrieken van bijlage I. De verwerking van biomassa-afval in een verbrandingsinstallatie is in bijlage II uitgesloten van de mer-plicht. De uitzondering geldt voor zuiver biomassa-afval. Als je gemengde afvalstromen verwerkt in een verbrandingsinstallatie, waarbij je naast biomassa-afval ook andere afvalsoorten verwerkt, dan moet je de toatale capaciteit toetsen aan deze rubriek toetsen. De wetgever heeft enkel de verbranding van zuivere biomassa-afvalstromen bij voorbaat expliciet uitgesloten. 6.1.3 Bijlage III In rubriek 11 b van bijlage III staat dat installaties voor de verwijdering van afval mer-plichtig zijn. Er werden geen extra criteria gespecificeerd in deze rubriek. Toch kunnen we er vanuit gaan dat de wetgever de uitgezette lijnen uit de bijlagen I en II wil verder trekken. Dit betekent dat de verwerking van zuiver biomassaafval in verbrandingsinrichtingen of de zuiver mechanische of biologische verwerking van afvalstoffen, niet onder het toepassingsgebied van deze rubriek valt. 1.06.2017 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking pagina 11 van 13

Opslagplaatsen voor schroot of slibstortplaatsen waarvan de capaciteit lager is dan de drempel van bijlage II, vallen wel onder het toepassingsgebied van deze rubriek vanaf dat je een omgevingsvergunning moet aanvragen, tenzij één van de uitzonderingen van toepassing is. pagina 12 van 13 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking 1.06.2017 //

BIJLAGE 1 Deze bijlage somt de verwerkingstechnieken op die we onder het toepassingsgebied van chemische behandeling verstaan zoals in de rubrieken 13 en 14 van bijlage I van het m.e.r.-besluit staat volgens de technische handleiding van de conventie van Basel. CHEMISCHE VERWERKINGSTECHNIEKEN Chemische reductie/oxidatie Chemische neutralisatie Chemische precipitatie Chemische dechlorinatie Hydrolyse Elektrolyse/electrochemische destructie Flocculatie en coagulatie FYSICO-CHEMISCHE VERWERKINGSTECHNIEKEN Solvent extractie Pertractie Desorptie Chromatografie Membraanprocessen Leaching Scrubbing UV bestraling/ozonolyse Ionenwisseling 1.06.2017 Interpretatiehandleiding MER-rubrieken afvalverwerking pagina 13 van 13