Toelichting bij het boekje Vorming in de context Samenlevingsvormen'

Vergelijkbare documenten
maatschappijwetenschappen pilot havo 2016-I

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa

maatschappijwetenschappen (pilot)

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 vrijdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 donderdag 12 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

maatschappijwetenschappen (pilot) Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 2 dinsdag 16 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 woensdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 donderdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

PILOT MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO

CONCEPTSYLLABUS MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO

STAND VAN EDUCATIEF NEDERLAND

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO

PILOT MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO

Samenvatting Maatschappijleer Pluriforme samenleving. Samenvatting Maatschappijleer hoofdstuk 4 Pluriforme samenleving

Beginselen van de politieke partijen die in 2006 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren

maatschappijwetenschappen pilot havo 2016-I

Eindexamen havo maatschappijwetenschappen pilot 2014-II

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst?

maatschappijwetenschappen pilot havo 2018-I

Voorbeeld van een praktische opdracht maatschappijwetenschappen - Analyseer het nieuws -

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I

Onderzoek nieuwe examenprogramma MAW

maatschappijwetenschappen (pilot)

5 brillen. Verandert evangeliewerking de Vlaamse cultuur? (of is het andersom?)

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

LANDSEXAMEN VWO

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-I

Proeftoets periode 4 vwo

VORMING IN DE CONTEXT SAMENLEVINGSVORMEN

Arbeidsdeelname van paren

Culturele verschillen tussen België en Nederland en hun impact op jongeren en het internet. Stefan Mertens

5,9. Samenvatting door een scholier 1448 woorden 6 februari keer beoordeeld. Maatschappijleer Thema's maatschappijleer

Bij deze opgave horen de teksten 6 en 7 en de figuren 1 tot en met 3 uit het bronnenboekje.

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2017-I

Examenprograma filosofie havo/vwo

Opgave 1 Agressie op het sportveld

Examen HAVO maatschappijwetenschappen. tijdvak 1 woensdag mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 maandag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Voor eerlijke kansen en keuzes in werk en opleiding

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2016-I

Examenprogramma maatschappijleer

Opgave 3 Een nieuwe klassenmaatschappij?

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2019-II

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 2 dinsdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Argumentenkaart Deeltijdwerken 3. Samenleving. Wat zijn de voor- en nadelen voor de samenleving als vrouwen meer gaan werken?

Toelichting bij het boekje Verandering in de context Moderne samenleving

Examenprogramma maatschappijwetenschappen havo/vwo

Opgave 3 Arbeidsmigratie in goede banen

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo

Ouders op de arbeidsmarkt

Maatschappelijke participatie als opstap naar betaald werk.

Samenvatting Maatschappijleer Multiculturele samenleving

Correctievoorschrift examen VMBO-GL en TL 2003

Examenbespreking havo maatschappijwetenschappen Donderdag 23 mei 2019

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo (gemeenschappelijk deel)

Examen HAVO. Nederlands

PTA maatschappijleer 1&2 KBL Bohemen cohort

TIJD OM TE WERKEN Internationale Vrouwendag 8 maart 2014

Geschiedenis en Staatsinrichting TL Bohemen, Houtrust, Kijkduin

Het nieuwe Program van Uitgangspunten van het CDA wordt in mei op het congres een feit. Duidelijk staat daarin vermeld dat het

Samenvatting Maatschappijleer Politieke besluitvorming H9 en H10

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-II

Vraag Antwoord Scores

Examenprogramma maatschappijwetenschappen vwo

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage

MAATSCHAPPIJLEER II VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Maatschappij - wetenschappen Vernieuwd Examen- * programma

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Profielkeuzevakken C&M E&M. Ak Ec Mw. Fa/Du Ak BE Mw. N&G en N&T in de vrije ruimte. Een van de volgende vakken. Een van de volgende vakken:

Examen VWO maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Spreektekst Jaarverslag OCW

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-II

PILOT MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN VWO

Geschiedenis en Staatsinrichting TL Bohemen, Houtrust, Kijkduin

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

VOORTGEZET ONDERWIJS FIJN IN JE EIGEN LIJF

Examen HAVO. Nederlands Nederlands. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage

Examenbespreking Maatschappijwetenschappen havo pilot

BIJLAGE CULTUURDIMENSIES

Eindexamen maatschappijleer vwo I

Examen VWO maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 tijdvak woensdag 22 mei woensdag 22 mei uur uur

Vak Maatschappijwetenschappen Thema Politieke besluitvorming (katern) Klas Havo 5 Datum december Hoofdstuk 8 Stromingen en partijen

Correctievoorschrift VMBO-KB 2006

EUROPEES PARLEMENT. Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen

Gemeentelijke basisschool De Knipoog Cardijnlaan Vorselaar 014/ / /

Samenvatting Maatschappijleer Pluriforme Samenleving

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Meer of minder uren werken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Domein B. Het hoofdconcept vorming verwijst naar het proces van verwerving van een bepaalde identiteit.

Syllabus maatschappijwetenschappen havo 2014

Uit huis gaan van jongeren

Examen VWO. Maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl)

Maatschappijwetenschappen: de begrippen

Friese taal en cultuur HAVO. Syllabus centraal examen 2011

Transcriptie:

Toelichting bij het boekje Vorming in de context Samenlevingsvormen' De concept-contextbenadering is gekozen als grondslag voor het nieuwe examenprogramma maatschappijwetenschappen. Zowel de hoofd- en kernconcepten als een van de contexten zijn uitgewerkt in boekjes voorbeeldmateriaal voor havo en vwo. In juni 2013 verschenen de boekjes Maatschappijwetenschappen. Hoofdconcepten en kernconcepten; in december 2013 de boekjes die gaan over de contexten. Wederom een voor havo en een voor vwo. Een korte toelichting op het laatste boekje voor havo. De plaats van contexten in het programma Contexten zijn toepassingsdomeinen voor de concepten. Voor maatschappijwetenschappen gaat het om een eindeloos scala aan mogelijkheden uit de wetenschappelijke theorieën uit sociologie en politicologie, uit actuele gebeurtenissen in binnen- of buitenland of uit maatschappelijke processen en verschijnselen. De contexten leveren de vraagstukken waar leerlingen de hoofd- en kernconcepten op toepassen. Concepten krijgen hun specifieke betekenis binnen een context. Leerlingen verwerven op deze manier inzicht in de contexten en in de concepten zelf. De tweede vernieuwingscommissie Schnabel kreeg de opdracht een keuze te maken uit de contexten. Voor elk van deze vier domeinen koos de commissie contexten die verschillen voor havo (meer concreet en toepassingsgericht) en voor vwo (meer abstract en theoretisch). De commissie koos voor de volgende vier voorgeschreven contexten voor havo: Domein B: Vorming, toegepast op de context Samenlevingsvormen. Domein C: Verhouding, toegepast op de context Maatschappelijke verschillen. Domein D: Binding, toegepast op de context Veiligheid. Domein E: Verandering, toegepast op de context Media. Dit betreft het schoolexamen. De domeinen F (Analyse van een sociale actualiteit) en G (Analyse van een politieke actualiteit) 1 lenen zich ervoor om zelf contexten te selecteren en hierop de hoofd- en kernconcepten toe te passen. Leerlingen maken zich eerst aan de hand van een voorgeschreven context een bepaald hoofdconcept en bijbehorende kernconcepten eigen. Daarna kunnen zij de concepten ook toepassen op andere dan de voorgeschreven context. In het centraal examen wordt van leerlingen verwacht dat ze alle hoofd- en kernconcepten, ook die uit het schoolexamendomein, kunnen toepassen op de voorgeschreven contexten maar ook op nieuwe contexten. De praktijk van de pilot De pilot maatschappijwetenschappen die in september 2011 van start is gegaan, loopt eind 2014 af. De evaluatie van de havopilot berichtte over successen (tevredenheid onder pilotdocenten en leerlingen over de concept-contextbenadering) en over knelpunten (meer balans noodzakelijk in de syllabi tussen concepten en contexten). Een terugkerende vraag in de bijeenkomsten over de pilot is wat de plaats van de voorgeschreven contexten moet zijn in het nieuwe programma. De pilotdocenten voeren op dit moment het nieuwe programma uit aan de hand van het lesmateriaal dat ten behoeve van de pilot ontwikkeld is, waarbij sommige docenten kiezen voor een didactiek die start vanuit de concepten en anderen vanuit de contexten. Op verzoek van de pilotdocenten stelde SLO boekjes samen over de hoofd- en kernconcepten. Het ligt voor de hand dan ook twee boekjes over contexten samen te stellen. Voor havo is dit 1 Het havoprogramma laat een keuze uit Domein F of G toe, het vwo-programma schrijft beide voor. Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 1

'Samenlevingsvormen'. Het betreft voorbeeldlesmateriaal dat geschreven is door een schrijfgroep voor de pilotdocenten en herzien is door SLO. Dit contextboekje laat zien wat de voorgeschreven contextstof inhoudt en hoe de concepten 2 hierop toegepast kunnen worden. In eerste instantie is dit uitgewerkt voor het domein Vorming, maar er komen ook concepten uit andere domeinen aan bod. Het boekje Maatschappijwetenschappen. Hoofdconcepten en kernconcepten beschrijft de concepten die bij deze context toegepast worden. Er is per hoofdstuk een kleine selectie opdrachten toegevoegd om te illustreren wat voor type opdrachten aansluiten op de concept-contextbenadering. Tevens zijn enkele opdrachten opgenomen uit het eerste pilotexamen havo 2013 (eerste en tweede tijdvak) en een door Cito ontwikkeld voorbeeldexamen havo (september 2012). De antwoorden op de opdrachten vindt u in de bijlage bij deze toelichting. De vier boekjes laten niet-pilotdocenten kennismaken met het nieuwe programma in de vorm van voorbeeldlesmateriaal over concepten en over contexten. Dit alles bezien vanuit de stand van zaken in de pilot op dit moment. Pas als het ministerie van OCW, na afronding van de pilot, de definitieve examenprogramma s heeft vastgesteld en CvE de definitieve versie van beide syllabi heeft uitgebracht, kunnen conclusies getrokken worden over hoe het lesmateriaal het beste kan worden uitgevoerd en beschreven. Lieke Meijs en Han Noordink SLO Januari 2014 2 Hoofd- en kernconcepten zijn in vet weergegeven in de boekjes, de contextspecifieke concepten in kleur. Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 2

Antwoorden bij de opdrachten uit het voorbeeldlesmateriaal: Vorming in de context Samenlevingsvormen Hoofdstuk 1 Socialisatie in de context van het gezin Opdracht 1 Het Nederlandse gezin vanaf de jaren zestig 1. Het gezin neemt een belangrijke plaats in bij het socialisatieproces. Het is een van de belangrijkste socialisatoren. 2. Drie van de volgende kenmerken: sterk verzuilde samenleving; duidelijke en vaste rolpatronen man/vrouw; collectivistisch; kostwinners-/traditionele gezin. 3. De welvaart neemt toe en door de pil kan de vrouw zelf beslissen over gezinsplanning. Gezinnen werden kleiner. Mede daardoor kunnen vrouwen ook langer doorstuderen en het opleidingsniveau en de aanwezigheid op de arbeidsmarkt steeg daardoor. De sociaaleconomische ongelijkheid tussen man en vrouw nam af. De vrouw emancipeerde. Een traditionele rolverdeling was niet meer vanzelfsprekend. Individualisering vindt plaats; de ontwikkeling waarbij het individu de ruimte krijgt om te bepalen hoe hij/zij het leven inricht. De samenleving was minder collectivistisch. Er is sprake van ontzuiling; de verschillende zuilen kregen minder invloed. 4. Meer vrouwen gingen buitenshuis werken (mede onder invloed van de emancipatie van de vrouw). Het werd gebruikelijker dat mannen en vrouwen in deeltijd werkten en gezamenlijk verantwoordelijkheid hadden voor het gezin. De populariteit van het huwelijk nam af. In deze periode eindigden (nog steeds) veel huwelijken in een scheiding. Er komen steeds meer eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen. 5. Naast het kostwinnergezin is er in deze periode sprake van het moderne gezin. Opdracht 2 Opvoeden en media (uit het Cito-examen pilot maatschappijwetenschappen, tweede tijdvak 2013) 1. Voorbeeld van een juist antwoord is: Cultuur is het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven. Culturen zijn relatief betekent dat culturen naar plaats en tijd verschillen. In tekst 1 staat dat in de loop van de tijd de betekenis van het kind zijn veranderd is. De verandering van waarden en normen komt tot uitdrukking in de manier waarop naar kinderen gekeken wordt. Dat is een voorbeeld van een verandering van de cultuur en dus een voorbeeld van de relativiteit van een cultuur. Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 3

2. Socialiserende instituties zijn: ouders, leraren en media/televisie/internet. Toenemende individualisering leidt tot een verandering van bindingen waar mensen mee te maken krijgen. Individualisering houdt in dat mensen in toenemende mate zelf bepalen welke bindingen ze aangaan en dat ze hun identiteit meer zien als een persoonlijk project en minder als een opgelegd gegeven. De media krijgen in dat proces een belangrijker plaats en ouders en leraren boeten aan belang in. 3. Volgens de cultivatiehypothese verandert het beeld van de werkelijkheid van mensen die te veel naar bepaalde soorten programma s kijken. De beelden van seks en geweld in de media komen niet overeen met hoe in de samenleving met seks en geweld omgegaan wordt. Als kinderen te veel van die beelden zien, zouden ze daar een vertekend beeld van kunnen krijgen. Ze interpreteren de alledaagse realiteit dan vanuit het referentiekader van de mediawerkelijkheid. 4. Een kenmerk van het moderne gezin is dat het een onderhandelingshuishouding is. Dat is te herkennen in de eerste aanbeveling waarin staat dat het goed is om afspraken te maken. Een tweede kenmerk is het opvoedingsideaal waarbij de ontplooiing van het kind centraal staat, waarin hij leert om voor een eigen mening uit te komen en zich leert te ontwikkelen naar een zelfstandig handelende persoon. Dit kenmerk is te herkennen in de tweede aanbeveling die inhoudt dat met kinderen gepraat wordt over normen en waarden en dat kinderen geholpen moeten worden om media-inhoud te begrijpen. De normen en waarden worden niet opgelegd, maar het kind wordt geholpen deze te ontwikkelen. Het helpen begrijpen van de media-inhoud helpt het kind zijn eigen mening te vormen. Hoofdstuk 2 Opdracht 3 Cultuur kleurt elke samenleving Taboewoorden Verschillende antwoorden zijn mogelijk. Opdracht 4 Elfstedenkoorts 1. Er is sprake van een mediaframing omdat het onderwerp steeds vanuit een zelfde invalshoek belicht wordt. Die invalshoek is: de verwachting en hoop dat dit evenement doorgaat. Er is opwinding en het mogelijke evenement (Elfstedentocht) wordt in een positief kader belicht. 2. Het in stand houden van de cultuur. 3. Sociale cohesie. 4. Cultuur is het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven. Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 4

5. Gierig zijn; vrij zijn; land waar veel mag (blowen, prostitutie); heel veel culturen maar niet veel onderling contact (bang om bij de buren te eten); op tijd komen; niet met het hoofd boven het maaiveld uit mogen komen (ze je afkraken als je het groot gaat maken); nivellering (als je rijk wordt je zoveel inlevert); saamhorigheid (als Oranje speelt). 6. Bindende functie: er wordt bezongen dat hij zijn hart heeft verpand aan Nederland. Dit wordt overgedragen aan de luisteraars/kijkers. Het is stand houden van de (Nederlandse) cultuur, waarbij ook kritiek gegeven wordt op de Nederlandse cultuur. Eventueel goed te rekenen: Gedragsregulerende functie: je hoort in het lied wat mag en kan en aanvaardbaar is in onze Nederlandse cultuur. 7. Enculturatie 8. Acculturatie Opdracht 5 De cultuurdimensies van Hofstede 1. Dit kan gebruikt worden om de cultuur in verschillende landen met elkaar te vergelijken. 2. 1. Kleine machtsafstand en grote machtsafstand: dit geeft de mate aan waarin mensen in een land de ongelijke verdeling van macht accepteren. 2. Grote mate van collectivisme of grote mate van individualisme: dit geeft aan of in een land het collectief of het individu meer van belang is. 3. Sterk masculien of sterk feminien: dit geeft enerzijds aan dat de rollen sterk gescheiden zijn en mannelijke waarden erg belangrijk, anderzijds dat de rollen minder gescheiden en vrouwelijke waarden erg belangrijk zijn. 4. Sterke mate van onzekerheidsvermijding of kleine mate van onzekerheidsvermijding: dit geeft aan of men in een land onzekerheid zoveel mogelijk wil vermijden of dat men hier veel niet of nauwelijks op gericht is. 5. Gerichtheid op lange termijn of gerichtheid op korte termijn: dit geeft aan of een land veel oog heeft voor de toekomst of hier niet of nauwelijks op gericht is. 3. Eigen antwoord van de leerling. 4. Scores Nederland: 1. De mate van machtsafstand: score 38. 2. Collectivisme tegenover individualisme: score 80. 3. Masculien tegenover feminien: score 14. 4. Mate van onzekerheidsvermijding: score 53. 5. De gerichtheid op de lange termijn of op de korte termijn: score 44. 5. Eigen antwoord van de leerling 6. Op deze wijze plak je een stempel op de cultuur van een land en dat kan een eenzijdig en stereotype beeld opleveren, met als gevaar vooroordelen op basis van een aantal cultuurkenmerken. Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 5

7. Binnen Nederland kun je veel verschillende subculturen onderscheiden. Voorbeelden zijn de verschillen in cultuur tussen stad en platteland. Ook zijn er verschillen tussen mensen op basis van (al dan niet) een geloofsovertuiging. Verder denken ouderen op een aantal punten anders dan jongeren. Binnen een leeftijdsgroep kunnen er ook verschillen bestaan (denk aan de verschillende jeugdculturen). 8. a. Machtsafstand: deze is in gezinnen in de afgelopen decennia afgenomen. Er is niet meer zo n groot gezag bij ouders. Er is inmiddels sprake van meer gelijke verhoudingen. b. Individualisme: in gezinnen is dit de afgelopen decennia toegenomen. In het moderne gezin is het individu belangrijker geworden. c. Masculien/feminien: in de gezinnen zie je dat dit meer feminien is. De rollen en taken van vader en moeder zijn minder gescheiden. Er is meer sprake van gezamenlijke zorg voor inkomen en taken thuis. Hoofdstuk 3 Opdracht 6 De rol van de overheid en de politiek Politieke partijen over gezin 1. In A: het ideologisch uitgangspunt dat politiek gebaseerd moet zijn op gewetensvolle Bijbelse principes. In B: het ideologische uitgangspunt dat mensen zelf verantwoordelijk zijn. In C: het ideologische uitgangspunt dat mensen ongeacht hun herkomst gelijke kansen behoren te hebben. 2. A: SGP en confessionalisme. B: VVD en liberalisme. C: PvdA en socialisme/sociaaldemocratie. 3. Politieke socialisatie. 4. Mogelijke antwoorden: SGP: kinderbijslag voor grote gezinnen niet korten, geen gesubsidieerde kinderopvang, belastingvoordelen voor moeders die niet buitenshuis werken. VVD: studiefinanciering afschaffen, korten op kinderopvang, geen belastingvoordelen moeders die niet buitenshuis werken. PvdA: inkomensafhankelijke bijdragen voor studiefinanciering, kinderopvang, kinderbijslag afhankelijk van inkomen. Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 6

5. Mogelijke antwoorden: Socialisatoren Individualisering Ontzuiling Gezin Kleinere gezinnen, ieder leidt sterker zijn eigen leven. Vrouwen zijn zelfstandig en niet of minder financieel afhankelijk. Mensen van verschillende geloven en politieke voorkeuren trouwen met elkaar. Onderwijs Opleidingen toegesneden op individuele talenten. Opleiding van de ouders is niet langer allesbepalend voor opleiding kinderen. Godsdienst is minder bepalend voor de schoolkeuze. Achtergrond van leraren en leerlingen op de meeste scholen is heel verschillend. Opdracht 7 Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap doet oproep 1. De PvdA is een sociaaldemocratische partij en past bij de ideologie van het socialisme. Het socialisme/de sociaaldemocratie streeft naar gelijke kansen voor mensen. Zij zet zich onder meer in voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen. De overheid moet er volgens deze ideologie voor zorgen dat de achterstandspositie van vrouwen op de arbeidsmarkt vermindert. 2. Deze partijen vinden het gezin belangrijk; het gezin als hoeksteen van de samenleving. De Bijbelse waarden en normen zijn van toepassing op het gezin. 3. a. Individualisering. b. Een andere maatschappelijke ontwikkeling in die periode: emancipatie, ontzuiling of democratisering. 4. De docente draagt als socialisator de waarden kritisch denken, eigen keuzes maken en het schrijven van een logisch betoog over aan de toekomstige minister. 5. 1. Externe democratisering. Dit houdt in dat het hoger onderwijs binnen het bereik komt van mensen uit alle lagen van de bevolking, ongeacht de sociaaleconomische klasse. Doorleren is meer en meer voor iedereen weggelegd. 2. Interne democratisering betekent dat er binnen het onderwijs op school meer inspraak is van het personeel, de leerlingen of studenten en de ouders. Deze mogen advies geven en soms beslissingen nemen samen met het bestuur van de school. 6. a. Goed. Een gereformeerde school mag best bestaan, maar gelijkheid gaat boven vrijheid van onderwijs. b. Niet goed. Een school mag zelf bepalen welke leraren worden aangenomen en deze moeten zich aanpassen aan de identiteit van de school (homoseksualiteit past niet bij de gereformeerde en/of christelijke waarden). Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 7

Opdracht 8 Financiering van scholen door de overheid Kort betoog over de stelling: Er moet geen belastinggeld gaan naar religieuze scholen. Opdracht 9 Emancipatie: gaan vrouwen meer betaald werk krijgen? (uit het Cito-voorbeeldexamen pilot maatschappijwetenschappen, september 2012) 1. De juiste voorbeelden uit tabel 1 zijn (één van de volgende): 91% van de jonge vrouwen onderschrijft de opvatting 'Betaalde arbeid is belangrijk voor mijn zelfontplooiing en zelfontwikkeling' tegenover 77% van de vrouwen tussen de 16-64 jaar. / Het verschil in percentage tussen de groep jonge vrouwen en de groep vrouwen tussen de 16-64 jaar die de stelling 'Betaalde arbeid is belangrijk voor mijn zelfontplooiing en zelfontwikkeling' onderschrijven. 96% van de jonge vrouwen is het eens met de opvatting 'Ik vind het belangrijk om mijn eigen geld te verdienen en niet financieel afhankelijk te zijn' tegenover 74% van de vrouwen tussen de 16-64 jaar. / Het verschil in percentage tussen de groep jonge vrouwen en de groep vrouwen tussen de 16-64 jaar die de stelling 'Ik vind het belangrijk om mijn eigen geld te verdienen en niet financieel afhankelijk te zijn' onderschrijven. Uitleg Voorbeelden van een juiste uitleg (één van de volgende): Dat 91% van de jonge vrouwen betaalde arbeid belangrijk vindt voor hun zelfontplooiing tegenover 77% van vrouwen in het algemeen is een indicator van individualisering, omdat in de loop van de tijd meer jonge vrouwen vinden dat het individu het recht heeft eigen keuzen te maken die zij vinden passen bij de eigen persoonlijkheid en de eigen voorkeuren. / Dat meer jonge vrouwen (dan vrouwen in het algemeen) deze stelling onderschrijven is een aanwijzing ervoor dat de steun onder vrouwen voor deze opvatting in de loop der tijd is toegenomen en derhalve een indicator is voor het proces van individualisering. Dat bijna alle jonge vrouwen (96%) financieel onafhankelijk willen zijn tegenover 74% van vrouwen in het algemeen, is een indicator van individualisering. Individualisering heeft ertoe geleid dat meer mensen in toenemende mate zelf verantwoordelijkheid willen dragen voor hun eigen inkomen. / Dat meer jonge vrouwen (dan vrouwen in het algemeen) deze stelling onderschrijven is een aanwijzing ervoor dat de steun onder vrouwen voor deze opvatting in de loop der tijd is toegenomen en derhalve een indicator is voor het proces van individualisering. Opmerking: Het alleen noemen van een juiste stelling levert geen scorepunten op. (Extrascore:) Bindingen verwijzen hier naar de relaties en onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een gezin of familie. Voorbeeld van een juist antwoord is: Door de veranderingen in de arbeidsparticipatie van vrouwen zijn de bindingen tussen mannen en vrouwen in het gezin veranderd. Doordat meer vrouwen betaald werk verrichten, zijn zij in een gezin financieel minder afhankelijk van mannen. Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 8

2. Uitgangspunt confessionele ideologie (in die tijd): Het gezin wordt beschouwd als hoeksteen van de samenleving. / Binnen het gezin behoren mannen en vrouwen traditionele rollen te vervullen. / In het gezin is vader de baas en verdient de kost en moeder zorgt voor het huishouden en de kinderen. (Extrascore:) Bindingen verwijzen hier naar de relaties en onderlinge afhankelijkheden / onderlinge betrokkenheid tussen mensen in een maatschappelijke organisatie/sociale instituties. Voorbeeld van een juist antwoord is: De arbeidsdeelname van vrouwen is toegenomen. De meeste vrouwen hebben een baan. (In 2009 heeft 60 procent van de vrouwen een baan van minstens twaalf uur per week.) Daardoor ontstaat binding met het bedrijf of de instantie waar men werkt; binding kan zich uiten in het zich verantwoordelijk voelen voor het bedrijf, het werken binnen een organisatie geeft een gevoel van betrokkenheid met elkaar. 3. a. Er is sprake van ongelijke behandeling van vrouwen en mannen. Er zijn verschillen tussen mannen en vrouwen en deze verschillen leiden tot verschillende maatschappelijke posities. b. In toenemende mate werd deze situatie door mensen als onrechtvaardig ervaren. 4. Kostwinnersgezin Citaten uit de tekst (een van de volgende): Vrouwen werken vaak in deeltijd en maken onvoldoende uren om financieel zelfstandig te zijn. (regels 6-8) Nu werken nog veel vrouwen in deeltijd of helemaal niet. Dat komt mede doordat ze betaald werk en de zorg voor kinderen moeilijk kunnen combineren. (regels 32-36) Uitleg: Er is dan sprake van een kostwinnersgezin omdat de man het inkomen verdient en de vrouw (grotendeels) het huishouden doet en de kinderen verzorgt. Het egalitaire gezin Citaten uit de tekst (een van de volgende): Citaat uit de tekst: Mannen en vrouwen moeten hun werk kunnen combineren met zorgtaken, vrijwilligerswerk, scholing en vrije tijd. (regels 73-76) waarbij mannen en vrouwen een gelijke bijdrage leveren aan de arbeidsmarkt. (regels 25-27) Uitleg: Elk citaat past bij het egalitaire gezin waarin de taken binnen- en buitenshuis gelijk verdeeld worden en de partners financieel onafhankelijk zijn. 5. De VVD baseert zich op de liberale ideologie. Uitgangspunten (een van de volgende): In deze ideologie staan de vrijheid en verantwoordelijkheid van het individu voorop; hebben individuen het recht zich te ontplooien; stelt de overheid zich terughoudend op. Uit de tekst blijkt dat de overheid maatregelen neemt om meer vrouwen aan het werk te krijgen, maar de eigen verantwoordelijkheid van mensen en bedrijven blijft voorop staan (regels 36-48). Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 9

Het CDA baseert zich op de confessionele ideologie. Uitgangspunten (een van de volgende): In deze ideologie is een belangrijke rol weggelegd voor het maatschappelijk middenveld; heeft de overheid een aanvullende of stimulerende rol. Het kabinet vindt dat maatschappelijke organisaties en bedrijven zelf verantwoordelijk zijn om ervoor te zorgen dat vrouwen meer betaald werk kunnen doen of topfuncties gaan vervullen (regels 46-48, regels 65-71) / De overheid stimuleert de arbeidsdeelname van vrouwen (regels 49-50). Opmerkingen Per partij alleen het eerste scorepunt toekennen als zowel naam als uitgangspunt van ideologie juist zijn en alleen het tweede scorepunt toekennen als het genoemde aspect van het emancipatiebeleid past bij het genoemde ideologische uitgangspunt van de partij. 6. Voorbeelden van omgevingsfactoren die het emancipatiebeleid van het kabinet beïnvloeden: Culturele factor: hiervoor is een verandering in opvattingen nodig bij bedrijven, maar ook bij mannen en vrouwen zelf (regels 28-30). Dit is een factor die belemmerend werkt op het emancipatiebeleid. Demografische factor: de toenemende vergrijzing van de Nederlandse bevolking (regels 18-19). Dit is een factor die bevorderend werkt op het emancipatiebeleid. Economische factor: structurele tekorten op de arbeidsmarkt (regels 20-21). Dit is een factor die bevorderend werkt op het emancipatiebeleid. Politiek-juridische factor: belemmeringen in de arbeidswetgeving (regels 77-81). Dit is een factor die belemmerend werkt op het emancipatiebeleid. 7. Voorbeeld van een juist antwoord: Welke (maatschappelijke) rol mannen en vrouwen dienen te vervullen, wordt aangeleerd in socialisatieprocessen: vrouwen/meisjes leren de norm/waarde dat zij als volwassene een betaalde baan moeten hebben/economisch zelfstandig moeten zijn en mannen/jongens moeten de norm/waarde leren dat zij ook een belangrijke taak hebben in het huishouden en de zorg voor kinderen. Voorbeeld van een passend citaat: Het kabinet wil naar een tweeverdienerssamenleving. Hiervoor is een verandering in opvattingen nodig bij bedrijven, maar ook bij mannen en vrouwen zelf. (regels 28-30) 8. Aspect 1 van het moderniseringsproces Voorbeeld van een juist antwoord is: Enerzijds gaat het bij modernisering om een verandering als gevolg van de toepassing van wetenschappelijke en technologische vernieuwingen. Voorbeeld en uitleg: de ontwikkeling van de anticonceptiepil (zie 1964 in tekst 1) of het gebruik van allerlei nieuwe huishoudelijke apparaten hebben daadwerkelijk bijgedragen aan het vergroten van de keuzevrijheid en zelfstandigheid van vrouwen. Aspect 2 van het moderniseringsproces Voorbeeld van een juist antwoord is: Anderzijds gaat het bij modernisering om een culturele verandering, namelijk het streven om los te komen van traditionele maatschappelijke verhoudingen. Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 10

Voorbeeld en uitleg: volgens tekst 1 is er sprake van toenemende gelijkheid tussen mannen en vrouwen. De traditionele waarden en normen over mannen- en vrouwenrollen in de jaren vijftig zijn geleidelijk veranderd in een cultuur waarin man en vrouw gelijk zijn. Ook goed: Modernisering is ook op te vatten in normatieve zin als een ontwikkeling naar een op de rechten van de mens gebaseerde en democratisch ingerichte samenleving en Staat. Emancipatie van vrouwen is de uitdrukking van een op de rechten van de mens gebaseerde samenleving. Mensenrechten houden in dat mannen en vrouwen dezelfde rechten en mogelijkheden hebben. In de Universele Verklaring van de Rechten van de mens is gelijkheid tussen mannen en vrouwen opgenomen. 9. Twee van de volgende: Grote machtsafstand versus kleine machtsafstand met beschrijving. Individualistisch versus collectivistisch met beschrijving. Masculien versus feminien met beschrijving. Per juist antwoord indien kandidaat alleen twee juiste dimensies noemt zonder beschrijving Grote machtsafstand versus kleine machtsafstand. Voorbeeld van een juist antwoord: In de jaren vijftig van de vorige eeuw was er in de regel sprake van een grote machtsafstand tussen man en vrouw: de man/de vader was de baas in het gezin; de vrouw had een meer ondergeschikte/ dienende rol. Vanaf de jaren zestig (onder invloed van ontzuiling, democratisering, individualisering) veranderden de gezagsverhoudingen. De machtsafstand tussen mannen en vrouwen werd kleiner. Individualistisch versus collectivistisch Voorbeeld van een juist antwoord: De Nederlandse samenleving in de jaren vijftig (en zestig) vertoonde collectivistische trekken. De invloed van verzuilde organisaties en instituties op het leven van elke individu was erg groot. Je leefde sterk volgens de cultuur van de zuil waartoe je behoorde. Daartoe behoorden traditionele rolpatronen. Vanaf de jaren zestig werd de samenleving meer individualistisch. De ontplooiing, de zelfstandigheid van het individu kwam centraal te staan. Emancipatie van vrouwen gelijkheid tussen man en vrouw werd een belangrijk doel / belangrijke waarde. Masculien versus feminien Voorbeeld van een juist antwoord: In de jaren vijftig was er een overheersend masculiene cultuur: traditionele verdeling van de taken tussen mannen en vrouwen: de man zorgt voor het inkomen en de vrouw voor het gezin. Na de jaren zestig heeft de samenleving meer kenmerken gekregen die als feminien beschouwd worden: de zorgtaken zijn wat evenwichtiger verdeeld, veel vrouwen werken buitenshuis (het moderne gezin). Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 11

Opdracht 11 Kwajongens (uit het Cito-examen pilot maatschappijwetenschappen, eerste tijdvak 2013) 1. Uit tekst 5 blijkt dat zowel mannen (jongens) als vrouwen (meisjes) zacht moeten zijn/gericht op emoties/gevoelens moeten zijn. Dit past bij een feminiene samenleving waarbij de emotionele sekserollen tussen mannen en vrouwen elkaar overlappen/gelijk zijn. Juiste voorbeelden uit de tekst (twee van de volgende): o De jongen moet zich gaan gedragen als een meisje en zijn patroon van jongensachtige activiteit laten varen (regels 8-11). o De code van collectieve mannelijkheid moet worden afgeleerd (regels 12-17). o Jongens moeten emotioneel weerbaar zijn (en niet agressief) (regels 17-21). o De moeder moet haar zoon leren dat hij zijn gevoelens niet moet wegdrukken (regels 26-28). o Ook de vader moet emotioneel aanspreekbaar zijn (regels 28-30). 2. Volgens de uitspraken van Crott in de tekst moet in de opvoeding typisch jongensgedrag worden afgeleerd / jongens geleerd worden zich meer als een meisje te gedragen. Er is dus sprake van een gedragsregulerende functie van socialisatie. 3. Het kenmerk van het moderniseringsproces is het streven los te komen van traditionele maatschappelijke verhoudingen. Een toename van het aantal echtscheidingen past bij dit kenmerk omdat het wijst op een afname van de stabiliteit van het huwelijk als traditionele verbintenis. Een toename van het aantal werkende vrouwen past bij dit kenmerk omdat er minder sprake is van een traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen waarin de man kostwinner is en de vrouw het huishouden en de kinderen verzorgt. of Het kenmerk van het moderniseringsproces is individualisering. Een toename van het aantal echtscheidingen past bij dit kenmerk omdat individuen zich in toenemende mate vrij voelen hun leven naar eigen inzicht vorm te geven. Een toename van het aantal werkende vrouwen past bij dit kenmerk omdat meer vrouwen zelfstandig voor hun inkomen kunnen zorgen. 4. Twee van de volgende: Sommige opvoedingstaken (sociale vaardigheden bijvoorbeeld) worden overgeheveld van het gezin naar het onderwijs. Meer kinderen uit alle lagen van de bevolking volgen (langer) onderwijs (externe democratisering). Door de Mammoetwet werd algemene vorming uitgebreid van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. Kinderen worden in het algemeen steeds vroeger en langer buiten de directe sfeer van het gezin in een regime van educatie en socialisatie geplaatst. Door de leerplichtwet zijn kinderen verplicht naar school te gaan. Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 12

5. Datgene wat de samenleving binnen een cultuur als kenmerkend voor de man en de vrouw beschouwt / Het ideaalbeeld of de sociale definitie van wat binnen een cultuur man en vrouw is, is aan veranderingen onderhevig /is tijdgebonden. Veranderingen in de rolpatronen tussen mannen en vrouwen in de afgelopen vijftig jaar, zoals mannen die ook meer zorgtaken op zich nemen en toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen, hebben ervoor gezorgd dat de identiteit van de man minder ontleend wordt aan zijn rol als kostwinner / meer ontleend wordt aan zijn zorgtaken en die van de vrouw minder aan haar rol als verzorger van de kinderen / meer aan haar rol als deelnemer op de arbeidsmarkt. 5. Bron: http://maatschappijwetenschappen.slo.nl 13