Reclame in de wet consumentenkrediet: een onderzoek van de rechtspraak



Vergelijkbare documenten
De bescherming van de consument voor financiële diensten

Instelling. Onderwerp. Datum

Financial Law Institute

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

Betere bescherming voor de consument Wet consumentenkrediet gevoelig strenger

A. Inleiding. beroepen. 2 Hervorming verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie L158 van 27 mei 2014.

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Het consumentenkrediet. De Wet van 12 juni Pierre Lettany KLUWER RECHTSWETENSCHAPPEN BELGIE

Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten

Precontractuele informatieverplichtingen in het kredietrecht, een vergelijking tussen het gemeen recht en de Wet Consumentenkrediet

RAAD VOOR HET VERBRUIK

PRECONTRACTUELE INFORMATIEVERPLICHTINGEN IN HET KREDIETRECHT

N HANDELSPR Oneerlijke handelspraktijken A06 Brussel, MH/SL/LC A D V I E S. over een

Date de réception : 24/02/2012

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 9 juli 2004 (14.07) (OR. en) 11091/04 Interinstitutioneel dossier: 2004/001 (COD) LIMITE

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Wet van 19/12/05 betreffende precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

VERSLAG AAN DE KONING

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

INHOUD. Bladzijde A-PUNTEN

COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN ADVIES INZAKE EEN BEDING HOUDENDE EENZIJDIGE AANPASSING VAN EEN PREMIE VAN EEN VERZEKERINGSPOLIS RECHTSBIJSTAND

Rolnummers 5197, 5198 en Arrest nr. 192/2011 van 15 december 2011 A R R E S T

J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen

Doc. nr. E2:90---C36 Brussel, A D V I E S. over

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

Advies van 4 maart 2010 omtrent een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de inschrijving van auditors

EUROPEES PARLEMENT. Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid. aan de Commissie juridische zaken en interne markt

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

EUROPESE OVEREENKOMST OVER EEN VRIJWILLIGE GEDRAGSCODE BETREFFENDE VOORLICHTING IN DE PRECONTRACTUELE FASE INZAKE WONINGKREDIETEN ("DE OVEREENKOMST")

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving:

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

K het nummer van volgorde aanduidt van een kredietopneming, waarbij 1 < of = m;

Deel I. Belangrijkste basiswetgeving

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

MINNELIJKE SCHIKKING GEFORMULEERD DOOR DE AUDITEUR VAN DE FSMA EN WAARMEE GROENKRACHT CVBA IN VEREFFENING HEEFT INGESTEMD

Rolnummer Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ;

HOOFDSTUK 2. SCHULDEN EN DE WET OP HET CONSUMENTENKREDIET

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

C.O.B.A. 4 COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

* * * * * * Overwegende dat het onderzoek tot de volgende vaststellingen heeft geleid:

Datum van inontvangstneming : 03/02/2015

Ook de Memorie van Toelichting moet in die richting worden aangepast.

No.W /II 's-gravenhage, 5 november 2012

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

N Financiële planners A2 Brussel, 27 maart 2014 MH/SL-EDJ/AS ADVIES. over

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

Rolnummer Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

MINNELIJKE SCHIKKING GEFORMULEERD DOOR DE AUDITEUR VAN DE FSMA EN WAARMEE ABN AMRO BANK NV HEEFT INGESTEMD

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 september 2004 (22.09) (OR. en) 12294/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0252 (COD) LIMITE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

No.W /III 's-gravenhage, 21 augustus 2015

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna "WVP"), inzonderheid artikel 29;

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Inleiding / Doel van de vraag om advies. Belangrijkste gegevens van het dossier. Ref: Accom AFWIJKING 2004/1

De bijzondere kredietvormen

Rolnummer Arrest nr. 41/2005 van 16 februari 2005 A R R E S T

Jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen wat micro-entiteiten betreft ***I

INHOUD. Voorwoord... v Inleiding Hoofdstuk I. Relevante begrippen bij de bepaling van het toepassingsgebied... 5

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Art. 1, 26 Art. VII.67, 1 et 2 Art. 2, lid 1 Art. VII.2, 2 Art. 2, lid 2 Art. VII. 2, 3 Art. 3, 1, 1 à 3 Art. VII. 3, 2, 1 à 3

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Artikelen 10, 11 en 15 Wet Consumentenkrediet: over informatie, toelichting, advies en onthouding

N HANDELSPR Fin. diensten A 03 Brussel, MH/SL/LC A D V I E S. betreffende

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 juli 2011 (OR. en) 13263/11 CONSOM 133

Rolnummer Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T

!f0.lgemeen ~EHEERSCÇ:OMITE

ONTWERP VAN DECREET. tot wijziging van het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

A AN B E V E L I N G Nr

ECB-PUBLIC ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK. van 18 augustus 2011

Transcriptie:

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-10 Reclame in de wet consumentenkrediet: een onderzoek van de rechtspraak Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Emily Van Damme Studentennummer: 20051846 Major sociaal en economisch recht Promotor: Cathy Van Acker Commissaris: Wendy Dammans

VOORWOORD Het academiejaar loopt op zijn einde evenals de opleiding Rechten. Deze meesterproef vormt hiervan de afsluiter als zijnde een reflectie van jarenlang verworven juridische kennis. Zowel bij de uitwerking van dit schrijven, alsook gedurende de voorbije vijf jaren zijn er een aantal personen die elk individueel een speciaal woordje van dank verdienen. Vooreerst mijn promotor, professor Van Acker die mij steeds heeft bijgestaan met de nodige raad, mijn nieuwsgierigheid heeft geprikkeld en de nodige verbeteringen en opmerkingen heeft aangebracht. Tevens wil ik een aantal collega-studenten bedanken. Ten eerste wil ik mijn appreciatie voor Mélanie Sevenant en Liesbet Pluym onderstrepen voor de nalezing van deze meesterproef. Daarnaast ook mijn dank ten aanzien van Eugénie Carrez voor haar suggesties en advies in het kader van het voorliggende onderwerp. Niet te vergeten, is mijn vriend die mij steeds heeft bijgestaan in de stressvolle momenten van de voorbije jaren. Laatst vermeld, maar beslist dé belangrijkste persoon, is mijn vader die mij gedurende de volledige opleiding niet alleen financieel maar ook emotioneel heeft gesteund en gemotiveerd. Al deze personen hebben mij onvoorwaardelijk gesteund en steeds geloof gehad in mijn kunnen. Daarvoor ben ik hen allen zeer dankbaar.

INHOUDSTAFEL INLEIDING... 1 HOOFDSTUK 1: WETGEVEND KADER... 4 HOOFDSTUK 2: TOEPASSINGSGEBIED... 9 Afdeling 1: Lex specialis... 9 Afdeling 2: Ratione personae... 11 Afdeling 3: Ratione materiae... 15 Afdeling 4: Begrip reclame... 20 HOOFDSTUK 3: GEBODSBEPALINGEN... 23 Afdeling 1: Voor alle kredietvormen... 23 A. Verplichte vermeldingen... 23 1. Identificatie van de adverteerder... 24 2. Kredietvorm... 25 3. Bijzondere of beperkende voorwaarden... 26 4. Toekomstperspectieven... 28 B. Vermelding van kredietkosten... 32 C. De vorm... 36 Afdeling 2: Voor specifieke kredietvormen... 39 A. Verkoop op afbetaling... 39 B. Financieringshuur... 40 C. Lening op afbetaling... 41 D. Kredietopening... 42 Afdeling 3: De prospectus... 42 HOOFSTUK 4: VERBODSBEPALINGEN... 48 Afdeling 1: Specifieke verbodsbepalingen... 48 A. Verboden misleidende reclamevormen... 48 1. Verwijzing naar erkenning of inschrijving... 48 ii

2. Verwijzing maximale jaarlijkse kostenpercentage... 48 3. Vermelding gratis krediet... 49 B. Verboden onrechtmatige reclamevormen... 52 Afdeling 2: Algemene verbodsbepaling... 54 Afdeling 3: Toekomstperspectieven... 54 HOOFDSTUK 5: ANDERE PROMOTIETECHNIEKEN... 59 Afdeling 1: Leuren met een kredietovereenkomst... 59 A. Begrip leuren... 59 B. Toegelaten technieken... 62 Afdeling 2: Mailing... 64 Afdeling 3: Voorgewende reizen... 66 Afdeling 4: Toekomstperspectieven... 67 HOOFDSTUK 6: SANCTIONERING... 72 Afdeling 1: Administratieve sancties... 72 A. Waarschuwingsprocedure... 72 B. Minnelijke schikking... 73 C. Intrekking of opschorting van de erkenning opschorting of doorhaling van de inschrijving... 73 Afdeling 2: Gemeenrechtelijke sancties... 74 A. Wilsgebreken... 74 B. Schadevergoeding... 75 Afdeling 3: Burgerlijke sancties... 76 A. Nietigverklaring... 76 B. Vermindering van de verbintenissen van de consument... 77 Afdeling 4: Strafsancties... 77 Afdeling 5: Vordering tot staking... 78 BESLUIT... 81 iii

BIBLIOGRAFIE... 84 Rechtspraak... 84 Rechtsleer... 86 Boeken... 86 Tijdschriften... 88 iv

INLEIDING 1. Krediet is een cruciaal fenomeen voor de economie, aangezien het een gangbare wijze van betaling is geworden voor veel consumenten. Alsmaar meer Belgen hebben het evenwel moeilijk om hun kredieten tijdig te betalen en lopen al snel een grote betalingsachterstand op. De grootste betalingsmoeilijkheden komen voor bij consumentenkredieten. Het ministerie van economie geeft te kennen dat meer dan 3, 7 miljoen Belgen een consumentenkrediet hebben lopen. Daarvan kampen ongeveer 320 000 mensen met betalingsmoeilijkheden 1. Dit maakt sinds de financiële crisis een stijging van 5% uit. 2. Vele consumenten laten zich reeds vangen op het ogenblik dat ze een reclameslogan waarnemen die is gericht op de verwerving van een consumentenkrediet en al te vaak een idyllisch beeld schept. De wetgever heeft met de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (hierna: WCK ) 2 dan ook getracht de consument te beschermen in de verhouding tot kredietgevers en kredietbemiddelaars. Meer concreet, wil de wetgever de overmatige schuldenlast in hoofde van particulieren voorkomen en de transparantie van de markt garanderen. 3. Deze regelgeving blijkt evenwel ontoereikend. Onlangs gaf De Tijd immers te kennen dat één op zeven advertenties voor krediet in strijd is met de wetgeving 3. Dit bleek uit de cijfers van taskforce kredietreclame, die De Tijd kon inkijken. Deze inspectiedienst werd begin 2006 opgericht door de regering Verhofstadt II. In opdracht van minister Van Quickenborne werd het aantal controles in 2009 sterk uitgebreid. De inspecteurs hebben het voorbije jaar 692 advertenties gecontroleerd. Daarvan bleken 107 advertenties op verschillende punten niet in overeenstemming met de wetgeving 4. Er werden tal van inbreuken vastgesteld: Consumenten die hun schulden al niet de baas konden, worden toch een lening aangepraat. Er wordt onrechtmatig gewezen op het gemak of de snelheid waarmee je een lening kan krijgen. Er is zogezegd sprake van een gratis krediet. Er wordt aangeboden om lopende schulden te hergroeperen. Het maximale kostenplaatje per jaar wordt niet correct 1 http://www.quickonomie.be/nl/persberichten/25sept2009-consum.jsp (consultatie 24 april 2010). 2 BS 9 juli 1991, 15.203. 3 http://www.tijd.be/nieuws/binnenland/een_op_zeven_kredietreclames_overtreedt_wet.8898821-438.art (consultatie 24 april 2010). 4 Schriftelijke vraag nr. 4-5874 van B. TOMMELEIN aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, Taskforce kredietreclame Controles Processen-verbaal en boetes, http://www.senate.be/www/?mival=/vragen/schriftelijkevraagprint&leg=4&nr=5874&lang=nl (consultatie 24 april 2010). 1

weergegeven ( ), vaak is de identiteit of het adres van de adverteerder niet opgenomen in de advertentie. De kredietvorm staat niet altijd vermeld. Ook de prospectus is niet altijd beschikbaar. Daarbij werd tevens te kennen gegeven dat de meeste kredietgevers er met een waarschuwing vanaf kwamen. De inspecteurs schreven 92 processen-verbaal van waarschuwing uit en hebben 15 pro justitia s opgesteld waarbij een minnelijke schikking werd voorgesteld ten bedrage van gemiddeld 750 euro. 4. Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat de bestaande wetgeving tekortschiet en niet de voorgewende doelstellingen heeft kunnen bereiken. Om deze negatieve spiraal van overmatige schuldenlast tegen te gaan, is de nood aan bijsturing en verbetering derhalve hoog. De aanleiding hiertoe werd gegeven door het Europees Parlement en de Raad die op 23 april 2008 een nieuwe richtlijn inzake kredietovereenkomsten voor consumenten uitvaardigden (hierna: Richtlijn Consumentenkrediet ) 5. Deze richtlijn heeft tot doel bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkredietovereenkomsten te harmoniseren. Ter uitvoering hiervan werd op 10 maart 2010 een wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet uitgebracht. Dit werd op 29 april 2010 door de Kamer goedgekeurd. 5. Het wetgevend kader dat op het ogenblik van dit schrijven nog toepasselijk is 6, wordt gevormd door de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet die laatst werd gewijzigd in 2003. Hiervan zal worden onderzocht welke gebodsbepalingen alsook verbodsbepalingen de wetgever inzake consumentenkrediet aan de kredietgever of kredietbemiddelaar oplegt. De ratio van al deze bepalingen zal diepgaand worden geanalyseerd. De vraag stelt zich dan ook of deze bepalingen te verregaand zijn, dan wel voldoende de beoogde bescherming aan de consument bieden, op welke wijze en in welke mate deze bepalingen in de praktijk worden nageleefd en welke sancties in geval van schending worden opgelegd. Daar waar de meeste auteurs een onderscheid maken tussen enerzijds reclame in de eigenlijke zin van het woord 7 en anderzijds andere promotietechnieken 8, zullen in de meesterproef beide aspecten collectief worden behandeld. 5 Pb. L. 22 mei 2008, afl. 133, 66. 6 Dit schrijven werd afgerond op 30 april 2010. 7 Betreft de artikelen 5, 6 en 6bis WCK. 2

6. Daarnaast zal worden onderzocht welke wijzigingen de Richtlijn Consumentenkrediet ter zake aanbrengt. De implementatie hiervan zal de rode draad vormen doorheen de meesterproef. Tevens zal worden nagegaan of het wetsontwerp van 10 maart 2010 al dan niet richtlijnconform is, waarbij de nodige kritiek zal worden geuit. 8 Betreft de artikelen 7, 8 en 9 WCK. 3

HOOFDSTUK 1: WETGEVEND KADER 7. De wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet was het resultaat van een langdurig denkproces waarbij zowel consumenten als vertegenwoordigers van de kredietsector waren betrokken. Deze wet vormt de omzetting van de richtlijn van 22 december 1986 (hierna: richtlijn 87/102/EEG ) 9. Sindsdien is het consumentenkrediet sterk geëvolueerd en werd de WCK meerdere malen gewijzigd. De belangrijkste en recentste wijzigingen werden ingevoerd door de wet van 24 maart 2003 10. 8. Meer dan twee decennia na de eerste richtlijn inzake consumentenkredieten vaardigden het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie de richtlijn 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad uit. Een eerste aanzet hiertoe was in 1995 11 de start van een bevragingsprocedure door de Europese Commissie om de werking van de oorspronkelijke richtlijn 87/102/EEG te evalueren. Uit dit verslag bleek dat de wetgeving van de lidstaten inzake consumentenkrediet sterk uiteenlopend was. De gevolgen hiervan waren concurrentieverstoring tussen kredietgevers in de Gemeenschap en belemmering van de interne markt 12. Een eerste voorstel tot wijziging volgde in 2002 13, maar werd verworpen door het Europees Parlement wegens te zware verplichtingen. Deze tekst was min of meer een verzameling van de meest beschermende bepalingen van elke nationale wetgeving inzake consumentenkrediet 14. Een gewijzigd voorstel volgde in 2005 15 en werd na verdere wijzigingen en compromissen uiteindelijk aangenomen in 2008. 9 Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet, Pb. L. 12 februari 1987, afl. 42, 48-53. 10 Wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, BS 2 mei 2003, 23.749. 11 Verslag over de werking van Richtlijn 87/102/EEG betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet, COM(95)177def. 12 Overweging 3 en 4 Richtlijn Consumentenkrediet. 13 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet, COM(2002)443def. 2002/0222 (COD). 14 S. DAUSSOGNE, Consumentenkrediet: Toetsing van de huidige Belgische wet aan de nieuwe Europese richtlijn, T.Fin.R. 2008, afl. 4, (291) 292. 15 Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkredietovereenkomsten en 4

Uiterlijk op 11 juni 2010 dient de Richtlijn Consumentenkrediet te worden geïmplementeerd in de Belgische rechtsorde 16. 9. De objectieven van de nieuwe Richtlijn Consumentenkrediet zijn dezelfde als voorheen: enerzijds verbetering van de werking van de interne markt voor consumentenkrediet 17 en anderzijds harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten om te waarborgen dat alle consumenten een hoog en gelijkwaardig niveau van bescherming van hun belangen genieten 18. Voorheen trachtte men deze doelstellingen te bereiken via het principe van minimale harmonisatie. Artikel 15 van de oude richtlijn 87/102/EEG bepaalde namelijk: deze richtlijn belet de Lid-staten niet om, met inachtneming van hun verplichtingen voortvloeiend uit het Verdrag, verderreikende voorschriften ter bescherming van de consument te handhaven of aan te nemen. Opmerkelijk is dat het falen van de richtlijn 87/102/EEG grotendeels wordt toegeschreven aan haar minimale harmonisatiekarakter 19. Bijgevolg werd met de nieuwe Richtlijn Consumentenkrediet de hoop op succes gezocht in de techniek van maximale of volledige harmonisatie. Hierdoor is het voor de lidstaten onmogelijk om bepalingen te handhaven of in te voeren in hun nationale wetgeving die afwijken van die welke in de Richtlijn Consumentenkrediet zijn vastgesteld. Ook dit werd evenwel het voorwerp van uitvoerige politieke discussies. Het eindresultaat is een gerichte (totale) harmonisatie 20, hetgeen wordt weergegeven in de aanhef van artikel 22, 1 Richtlijn: in zoverre deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad (door de Commissie overeenkomstig artikel 205, lid 2 van het EG-verdrag ingediend, COM(2005)483def. 2002/0222 (COD). 16 Artikel 27 Richtlijn Consumentenkrediet, dat voorzag in een omzetting vóór 12 mei 2010, werd gewijzigd door een Rectificatie van Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad, Pb. L. 11 augustus 2009, afl. 207, 14. 17 Dit zou op zijn beurt concurrentieverstoringen tussen kredietgevers binnen de Gemeenschap moeten tegengaan, alsook het gebruik van grensoverschrijdende consumentenkredieten moeten bevorderen: overweging 4 Richtlijn Consumentenkrediet. 18 Overweging 7, 8 en 9 Richtlijn Consumentenkrediet. 19 Overweging 4 Richtlijn Consumentenkrediet. 20 T. BAES, De reglementering van consumentenkredietpromotie: recente ontwikkelingen in R. HOUBEN en S. RUTTEN (eds.), Actuele problemen van financieel, vennoots- en fiscaal recht, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2007, (5) 23, nr. 23; A.-L. EVRARD, Directive crédit à la consommation: dernière ligne droite, DCCR 2008, (117) 123; S. DAUSSOGNE, Consumentenkrediet: Toetsing van de huidige Belgische wet aan de nieuwe Europese richtlijn, T.Fin.R. 2008, afl. 4, (291) 293; M. DE MUYNCK, Consumentenkrediet: Richtlijn 2008/48/EG en de Belgische uitdaging, DCCR 2009, (5) 9-10, nr. 7; P. ROTT, Consumer Credit in H.-W. MICKLITZ, N. REICH en P. ROTT (eds.), Understanding EU Consumer Law, Antwerpen, Intersentia, 2009, (177) 186, nr. 5.3. 5

bevat.... Hieruit vloeit voort dat voor wat de Richtlijn Consumentenkrediet niet harmoniseert, de lidstaten de vrijheid behouden om nationale wetgeving te handhaven of in te voeren. Deze vaststelling wordt tevens bevestigd in de negende overweging van de Richtlijn. Derhalve moet vooreerst worden onderzocht wat de Richtlijn Consumentenkrediet al dan niet wenst te harmoniseren. Uit de tiende overweging van de Richtlijn Consumentenkrediet blijkt dat de harmonisatie zich beperkt tot het toepassingsgebied zoals dat door deze definities is omschreven. A contrario blijven de lidstaten vrij om alles wat buiten het toepassingsgebied van de Richtlijn Consumentenkrediet valt naar eigen goeddunken te regelen. 10. Toegepast op het voorwerp van deze meesterproef valt vooreerst op te merken dat de Richtlijn Consumentenkrediet geen woord rept over het begrip reclame. De lidstaten kunnen dit derhalve naar believen invullen. Daarnaast vinden de bepalingen inzake promotietechnieken, andere dan reclame in de eigenlijke zin van het woord, geen evenknie in de Richtlijn Consumentenkrediet en zullen de nationale regels dienaangaande toepasselijk blijven wegens gebrek aan harmonisatie 21. Tenslotte is niet altijd duidelijk wat nu exact geharmoniseerd is. Zoals verder zal blijken 22, zijn er verschillende interpretatiemogelijkheden met betrekking tot de harmonisatie van de bepalingen inzake de in reclame op te nemen informatie. Uit dit alles blijkt dat deze gerichte (totale) harmonisatie onvermijdelijk de doelstellingen van de Richtlijn Consumentenkrediet bemoeilijkt. Juridisch adviseur en bedrijfsjurist F. VAN DER HERTEN 23 werpt terecht additionele redenen op om het welslagen van de Richtlijn Consumentenkrediet, op het vlak van harmonisatie, in vraag te stellen. Een eerste accessoire reden ligt vervat in het feit dat de Richtlijn Consumentenkrediet zelf uitdrukkelijk uitzonderingen toelaat op het principe van harmonisatie. Bij wijze van voorbeeld bepaalt artikel 4, 2, c) dat voor reclame betreffende bepaalde kredietovereenkomsten, de lidstaten mogen bepalen of het jaarlijks kostenpercentage al dan niet moet worden vermeld. 21 Infra 67, nr. 113. 22 Infra 28-29, nr. 45. 23 F. VAN DER HERTEN, De omzetting in het Belgisch recht van de nieuwe Europese richtlijn inzake consumentenkrediet, in J. CATTARUZZA, W. KUPERS en I. PEETERS (eds.), Liber Amicorum Achilles Cuypers, Gent, Larcier, 2009, (275) 276-277, nr. 2. 6

Tenslotte hekelt hij het gehanteerde instrumentarium. Een richtlijn is immers alleen verbindend voor de lidstaten wat betreft het te bereiken resultaat. Aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen om dat resultaat te bereiken 24. Dit alles maakt de implementatie van de Richtlijn Consumentenkrediet voor de nationale wetgevers geen makkelijke opgave. 11. Op 12 november 2009 verleende de Raad van State zijn advies over een voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Uiteindelijk heeft de Belgische regering op 10 maart 2010, geen moment te vroeg, een wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (hierna: wetsontwerp 2010 ) 25 met een bijhorende Memorie van Toelichting (hierna: Memorie van Toelichting 2010 ) 26 ingediend. Dit wetsontwerp heeft tot doel de Richtlijn Consumentenkrediet in de Belgische rechtsorde te implementeren. De Belgische wetgever heeft ervoor geopteerd de structuur en het begrippenarsenaal van de bestaande WCK te behouden, zij het met een zekere bijsturing, en geen totaal nieuwe wet te ontwerpen. Het Belgische wetgever beoogt met het wetsontwerp het delicate evenwicht tussen de legitieme rechten van de kredietgevers en de consumentenbescherming in de mate van het mogelijke te handhaven. Daar waar kredietgevers hun bekommernis uiten om de economische ontwikkeling en groei te bevorderen aan de hand van een minimaal aantal regelen inzake consumentenkrediet, wensen consumentenorganisaties dat maatregelen worden genomen of worden gehandhaafd met het oog op het inperken van een overdreven kredietgebruik. De vertegenwoordigers van de productie, de distributie en de middenstand zijn van oordeel dat de omzetting van de Richtlijn Consumentenkrediet een goede gelegenheid is om de doelstelling van de WCK te herformuleren. Zij pleiten voor een richtlijnconforme reparatie van de bestaande WCK. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties menen daarentegen unaniem dat de Belgische wetgever gebruik moet maken van de vrijheid die de Richtlijn Consumentenkrediet hem laat om in de mate van het mogelijk de bestaande WCK te handhaven. Hiervoor 24 Art. 249 EG-Verdrag. 25 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl.St. Kamer 2009-2010, 2468/001, 145-192. 26 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl.St. Kamer 2009-2010, 2468/001, 4-65. 7

beroepen zij zich op de overschakeling van totale harmonisatie naar gerichte totale harmonisatie, alsook op de beoordelingsmarge, met betrekking tot gebieden die wel in de Richtlijn Consumentenkrediet aan bod komen, die de Europese wetgever aan de lidstaten toevertrouwt. Al deze bekommernissen en voorstellen komen duidelijk naar voren in het advies nummer 410 van de Raad voor het Verbruik over de voorstellen tot aanpassing van de WCK 27, dat in acht werd genomen bij de opstelling van het wetsontwerp. 27 Raad voor het Verbruik, advies nr. 410 van 14 mei 2009 over de voorstellen tot aanpassing van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet om haar in overeenstemming te brengen met de richtlijn 2008/48 van 23 april 2008, http://www.internet-observatory.be/protection_consumer/councils/consumption/pdf_adviezen_2009/ 410. pdf (consultatie 13 april 2010). (Hierna: Adv.RvV. 14 mei 2009). 8

HOOFDSTUK 2: TOEPASSINGSGEBIED 12. De WCK vindt toepassing op kredietovereenkomsten gesloten met een consument. Afdeling 1: Lex specialis 13. In het kader van promotie voor consumentenkredieten zijn algemeen gesproken twee wettelijke bepalingen van toepassing, met name enerzijds de WCK en anderzijds de wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (hierna: WHPC ) 28. Daar waar eerstgenoemde in werkelijkheid een lex specialis vormt, dient de WHPC als lex generalis te worden beschouwd 29. Bijgevolg zal daar waar de WCK bepaalde reclamevormen niet regelt, de lex generalis moeten worden geraadpleegd. Anders gezegd, de WHPC zal ten volle van toepassing zijn op consumentenkredietpromotie, tenzij de WCK hiervan afwijkt. Aangaande deze problematiek zijn de bepalingen inzake oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten uit de WHPC van belang. Reclameboodschappen alsook andere promotietechnieken maken immers een handelspraktijk uit in de zin van artikel 93, 5 WHPC. De regelgeving ligt vervat in de artikelen 94/4 tot en met 94/11 WHPC en houdt een drieledige structuur in. Er is vooreerst een overkoepelende norm, zijnde een algemene bepaling bij toepassing waarvan oneerlijke handelspraktijken worden verboden. De wet reikt dienaangaande twee voorwaarden aan 30 die cumulatief moeten zijn vervuld 31. Deze norm wordt verder geconcretiseerd door twee andere algemene normen die respectievelijk misleidende 32 en 28 Wet 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, BS 29 augustus 1991, 18.712. 29 G.L. BALLON, De informatieverplichtingen, inzonderheid de reclamebepalingen, die de wet consumentenkrediet in samenspel met de wet handelspraktijken aan de kredietverlener oplegt, Jura Falc. 1991-92, afl. 4, (43) 43, nr. 1; T. BAES, De reglementering van consumentenkredietpromotie: recente ontwikkelingen in R. HOUBEN en S. RUTTEN (eds.), Actuele problemen van financieel, vennoots- en fiscaal recht, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2007, (5) 5, nr. 1; T. VAN DYCK en V. COLAERT, Reclameregulering als vorm van consumentenbescherming inzake financiële dienstverstrekking in C. BRUYNEEL, J.-P. BUYLE, M. DELIERNEUX, J.-F. ROMAIN en E. VAN DEN HAUTE (eds.), Synthéses de droit bancaire et financier: liber amicoru André Bruyneel, Brussel, Bruylant, 2008, (33) 46, nr. 19. 30 Een handelspraktijk is oneerlijk wanneer zij (1) in strijd is met de vereisten van professionele toewijding en (2) het economisch gedrag van de consument op wie zij is gericht, met betrekking tot het product of de dienst, wezenlijk verstoort of kan verstoren. 31 Art. 94/5 WHPC. 32 Art. 94/6 WHPC. 9

agressieve 33 handelspraktijken als oneerlijk en derhalve verboden beschouwen. Tenslotte bevat de WHPC zogenaamde zwarte lijsten 34. Deze houden handelspraktijken in die onder alle omstandigheden als oneerlijk moeten worden beschouwd 35. Indien derhalve geen beroep kan worden gedaan op de WCK, kan steeds worden teruggevallen op deze bepalingen uit de WHPC. 14. Op 18 maart 2010 heeft de Senaat evenwel het wetsontwerp betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (hierna: WMPC ) 36 goedgekeurd. Deze nieuwe wet vervangt de WHPC, die dateert van 1991 en herhaaldelijk werd gewijzigd, en zal in de toekomst 37 de lex generalis vormen ten aanzien van de WCK. De WMPC neemt de regels inzake oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten uit de WHPC, die de uitvoering zijn van richtlijn 2005/29/EG 38, over, mits enkele tekstwijzigingen zonder inhoudelijke verschillen. Er wordt in een aantal artikelen nauwer aangesloten bij de oorspronkelijke tekst van de richtlijn 2005/29/EG. Verder worden er geen wijzingen doorgevoerd. Dit wordt positief ontvangen vermits artikel 4, lid 4 van de Richtlijn Consumentenkrediet bepaalt dat richtlijn 2005/29/EG onverlet blijft. Vermits de WMPC slechts vanaf 12 mei 2010 in werking treedt, maakt op het ogenblik van dit schrijven de WHPC nog steeds de lex generalis uit. Bij een eventuele verwijzing zal evenwel worden aangeduid waar de betreffende regeling uit de WHPC in de toekomst terug te vinden zal zijn in de WMPC. 15. Het verdient de voorkeur mij te beperken tot bovenstaande beknopte uiteenzetting 39, eerder dan een systematische behandeling van de algemene bepalingen inzake reclame uit de WHPC. In wat volgt, zal enkel naar die bepalingen worden verwezen die een gelijkaardige 33 Art. 94/9 WHPC. 34 Art. 94/8 en 94/11 WHPC. 35 R. STEENNOT en S. DEJONGHE, Handboek Consumentenbescherming en Handelspraktijken, Antwerpen- Oxford, Intersentia, 2007, 66, nr. 118: T. BAES, De reglementering van consumentenkredietpromotie: recente ontwikkelingen in R. HOUBEN en S. RUTTEN (eds.), Actuele problemen van financieel, vennoots- en fiscaal recht, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2007, (5) 13, nr. 13. 36 Wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, BS 12 april 2010, 20.803. 37 Inwerkingtreding op 12 mei 2010. 38 Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad, Pb. L. 11 juni 2005, afl. 149, 22-39. 39 Supra 9-10, nr. 13. 10

relevantie vertonen of minstens een interessant vergelijkingspunt vormen voor reclame inzake consumentenkrediet. Afdeling 2: Ratione personae 16. De huidige WCK omschrijft een consument als elke natuurlijke persoon die ten aanzien van de onder deze wet vallende verrichtingen handelt met een oogmerk dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteiten 40. Uit de bewoording geacht kan worden vreemd te zijn, wordt afgeleid dat ook gemengde kredieten onder het toepassingsgebied vallen. Dit zijn kredieten aangegaan deels voor private doeleinden en deels in het kader van professionele activiteiten. De Memorie van Toelichting 41 bepaalt dienaangaande dat de wil van de partijen moet worden nagegaan en indien nodig of het privaat gebruik prioritair is ten aanzien van het beroepsmatig gebruik. Enkel indien hierop bevestigend kan worden geantwoord, zal de wet toepassing vinden op een gemengd krediet. Voor deze toetsing zal het bestemmingscriterium worden gehanteerd. Dit impliceert dat de bestemming die wordt gegeven aan het goed of de dienst waarvoor het krediet werd aangegaan, bepalend zal zijn voor de hoedanigheid van de kredietnemer. De handelaar die een kredietovereenkomst sluit voor privégebruik zal derhalve ook als consument worden beschouwd. Zo verklaarde het vredegerecht van Jumet 42 de WCK niet toepasselijk op een krediet dat slechts voor 12% van het totale geleende bedrag voor privédoeleinden werd gebruikt. De vrederechter van Sint-Jans-Molenbeek 43 weigerde de wet toe te passen op een krediet verleend aan een kinesist-osteopaat in het kader van zijn zelfstandige beroepsactiviteiten als bestuurder van een vennootschap waarin hij zijn beroepsactiviteit had ondergebracht. Dit werd in hoger beroep bevestigd 44. Het vredegerecht van Bastogne 45 moest oordelen over het al dan niet private karakter van een krediet dat werd aangegaan door twee mede-ontleners en uiteindelijk werd aangewend voor de handelsactiviteit van de dochter van één van hen. De zaak werd doorverwezen naar de 40 Artikel 1, 1 WCK. 41 Memorie van Toelichting bij het ontwerp van wet op het consumentenkrediet, Parl.St. Senaat 1989-1990, 916/1, 2-3. 42 Vred. Jumet 23 januari 2001, Jb.Kred. 2001, 83; DCCR 2001, 83 en TBBR 2001, 251. 43 Vred. St-Jans-Molenbeek 17 mei 1994, T.Vred. 1996, 128. 44 Brussel 9 september 1996, T.Vred. 1998, 551-552. 45 Vred. Bastogne 12 februari 1999, T.Vred. 2000, 98. 11

arrondissementsrechtbank te Neufchâteau 46. Laatstgenoemde oordeelde dat het bieden van financiële hulp aan een kind een privaat gebruik inhoudt, ongeacht voor welke doeleinden het kind die financiering aanwendt. 17. De meerderheid in rechtsleer 47 en rechtspraak 48 verdedigt het standpunt dat de hoedanigheid van de kredietnemer moet worden beoordeeld op het ogenblik dat de kredietovereenkomst tot stand komt. De wijzigingen aan de bestemming van het krediet na de totstandkoming van de overeenkomst blijven zonder gevolg voor toepassing van de wet. Een krediet verleend voor private doeleinden blijft aldus aan de wet onderworpen, zelfs indien het nadien voor professionele doeleinden wordt aangewend; een krediet initieel aangewend voor professionele doeleinden maar nadien ten dienste van de private sfeer, blijft uitgesloten van de WCK. Dienaangaande is er nochtans tegenstrijdige rechtspraak voorhanden. Zo verklaarde de arrondissementsrechtbank van Luik 49 de WCK toepasselijk op een krediet dat voor zeven tienden werd aangewend voor privédoeleinden. Dit vonnis wordt door velen bekritiseerd 50 aangezien bij de totstandkoming van de overeenkomst werd meegedeeld dat het krediet diende ter financiering van de aankoop van een verzekeringsportefeuille. Het gebruik voor andere doeleinden dan bij de totstandkoming van de kredietovereenkomst meegedeeld, mag a posteriori bij de beoordeling van het gebruik en derhalve van de aard van het krediet niet in aanmerking worden genomen. Ook het Hof van Beroep van Gent 51 moest oordelen over de bestemming van een krediet dat beweerlijk was aangegaan voor de inrichting van een woning, hetgeen een private bestemming impliceert. Na een onderzoek naar het werkelijke doel van het krediet, bleek dat 46 Arrondrb. Neufchâteau 27 april 1999, T.Vred. 2000, 98. 47 P. LETTANY, Het consumentenkrediet: De Wet van 12 juni 1991, Deurne, Kluwer, 1993, 8, nr. 8bis; E. BALATE, P. DEJEMEPPE, en F. DE PATOUL, Le droit du crédit à la consommation: commentaires de la loi du 12 juin 1991 sur le crédit à la consommation, Brussel, De Boeck-Wesmael, 1995, 39-40, nr. 40; D. BLOMMAERT en F. NICHELS, Kroniek van het consumentenkrediet (1995-1998), TBH 2000, (90) 92; D. BLOMMAERT, De bescherming van de kredietnemer in het kredietrecht in M. TISON, C. VAN ACKER en J. CERFONTAINE (eds.), Financiële regulering: op zoek naar nieuwe evenwichten, Antwerpen, Intersentia, 2003, (85) 90, nr. 4. 48 Brugge 19 december 1995, AR 95/2563, onuitg., aangehaald door D. BLOMMAERT en F. NICHELS, Kroniek van het consumentenkrediet (1995-1998), TBH 2000, (90) 92, nr. 4; Arrondrb. Brussel 6 maart 1997, Pas. 1996, ІІІ, 42 en TBBR 1998, 255. 49 Arrondrb. Luik 9 februari 1995, Jb.Kred. 1996, 139. 50 D. BLOMMAERT en F. NICHELS, Kroniek van het consumentenkrediet (1995-1998), TBH 2000, (90) 92, nr. 4; D. BLOMMAERT, De bescherming van de kredietnemer in het kredietrecht in M. TISON, C. VAN ACKER en J. CERFONTAINE (eds.), Financiële regulering: op zoek naar nieuwe evenwichten, Antwerpen, Intersentia, 2003, (85) 90, nr. 4; E. BALATE, Le champ d application ratione materiae et ratione personae la portée de la loi in E. TERRYN (ed.), Handboek consumentenkrediet, Brugge, die Keure, 2007, (3) 9. 51 Gent 13 september 2006, RABG 2007, 495, noot D. BLOMMAERT. 12

het krediet werd aangewend om een financiële injectie te geven aan hun vennootschap. Het Hof verklaarde de WCK bijgevolg verkeerdelijk niet toepasselijk. 18. De invulling van de term consument is historisch gegroeid. De definiëring van het begrip in de richtlijn 87/102/EEG is terminologisch immers enigszins afwijkend. Deze richtlijn definieert een consument als een natuurlijk persoon die ten aanzien van de onder deze richtlijn vallende transacties handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijf of beroep 52. Hieruit blijk niet dat gemengde kredieten onder de bescherming zouden vallen. De vraag stelt zich dan ook hoe de Belgische wetgever in 1991 hiertoe kwam. In 1989 werd de Raad van State verzocht advies te geven over een voorontwerp van de WCK 53. In dit advies merkte de Raad op dat de Nederlandse en de Franse tekst van de richtlijn 87/102/EEG niet steeds analoog is. De Franse tekst definieert le consommateur immers als toute personne physique qui, pour les transactions régies par la présente directive, agit dans un but pouvant être considéré comme étranger à son activité commerciale ou professionnelle. Tegenover handelt voor doeleinden staat in het Frans dans un but pouvant être considéré. Gezien de toenmalige richtlijn 87/102/EEG uitging van het principe van minimale harmonisatie, heeft de Belgische wetgever ervoor geopteerd de bescherming zo ver mogelijk te laten reiken en heeft zich daarom aangesloten bij de Franse tekst. Deze interpretatie werd oorspronkelijk ook aangenomen in Europese context 54. De definitie die aan het begrip consument werd gegeven in artikel 5 van het EVO-verdrag van 19 juni 1980 55 stond model voor latere definities in het EEX-verdrag en diverse richtlijnen ter bescherming van de consument. In het rapport van M. GIULIANO en P. LAGARDE betreffende het EVO-verdrag werd gesteld Wanneer zo iemand deels beroeps- of bedrijfsmatig handelt 52 Artikel 1, 2, a) Richtlijn 87/102/EEG. 53 Adv.RvS., Parl.St. Senaat 1989-1990, 916/1, 166. 54 F. VAN DER HERTEN, De omzetting in het Belgisch recht van de nieuwe Europese richtlijn inzake consumentenkrediet, in J. CATTARUZZA, W. KUPERS en I. PEETERS (eds.), Liber Amicorum Achilles Cuypers, Gent, Larcier, 2009, (275) 286, nr. 22. 55 Verdrag van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Pb. L. 9 oktober 1980, afl. 266, 1-19. 13

en deels niet, valt de situatie alleen onder artikel 5 indien hij hoofdzakelijk niet beroeps- of bedrijfsmatig handelt 56. 19. In 2005 wierp het arrest Gruber 57 evenwel een nieuw licht op de zaak. In casu heeft het Hof van Justitie een beperktere interpretatie gegeven aan het begrip consument in het kader van consumentenovereenkomsten. Het geschil betrof een overeenkomst omtrent de aankoop van dakpannen voor de boerderij van de heer Gruber, die voor 60% van de oppervlakte als particuliere woning werd gebruikt. Het Hof oordeelde dat bij gemengd gebruik alleen bescherming nodig is indien het beroepsmatige gebruik dermate marginaal is dat het in de globale context van de betrokken verrichting onbetekenend is. Dat het niet-beroepsmatig aspect zwaarder woog, achtte het Hof irrelevant. 20. De nieuwe Richtlijn Consumentenkrediet blijkt zich in lijn te leggen met deze rechtspraak. De Nederlands tekst hanteert dezelfde definitie van het begrip consument als in 1986 58. Hier werd reeds uit afgeleid dat geen gemengd krediet wordt geviseerd 59. De Franse tekst van de Richtlijn Consumentenkrediet blijkt daarentegen aangepast te zijn conform het Gruber-arrest. Ditmaal wordt le consommateur gedefinieerd als toute personne physique qui, pour les transactions régies par la présente directive, agit dans un but étranger à son activité commerciale ou professionnelle. Gelet op de expliciete aanpassing van deze tekst en de afwezigheid van de bewoording pouvant être considéré comme, kan hieruit worden afgeleid dat de Europese wetgever duidelijk te kennen geeft dat gemengde kredieten niet worden geviseerd. 21. De Belgische wetgever heeft dit in zijn wetsontwerp 2010 evenwel anders geïnterpreteerd. Hij gaat er van uit dat de materie betreffende kredietovereenkomsten die zelf maar ten dele een beroepsmatig karakter hebben niet door de Richtlijn Consumentenkrediet wordt geregeld en buiten het harmonisatiegebied valt 60. Derhalve meent hij dat de lidstaten de 56 M. GIULIANO en P. LAGARDE, Rapport betreffende het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Pb. C. 31 oktober 1980, afl. 282, 23. 57 HvJ 20 januari 2005, C-464/01, Gruber v. Bay Wa AG, Jur. 2005, І, punt 54. 58 Artikel 3, a) Richtlijn Consumentenkrediet. 59 Supra 13, nr. 18. 60 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl.St. Kamer 2009-2010, 2468/001, 11. 14

vrijheid toekomt dit naar believen te regelen. Vandaar stelt de Belgische wetgever de gemengde kredietovereenkomsten gelijk met kredietovereenkomsten gesloten door een consument die handelt voor doeleinden die volledig buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten vallen. De oude regeling wordt derhalve volledig behouden, inclusief het bestemmingscriterium en het ogenblik waarop het beroepsmatig karakter wordt beoordeeld. 22. Simpelweg stellen dat deze materie buiten de harmonisatie valt ter verdediging van het behoud van de oude regeling is mijns inziens een al te eenvoudige argument voor een gemakzuchtige oplossing. Het lijkt alsof de wetgever bij de opstelling van het wetsontwerp 2010 onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de historisch context en de Europese invulling. Opvallend daarbij is de controverse die in de Memorie van Toelichting 2010 zelf wordt aangegeven. Vooreerst wordt toegegeven dat de tekst van de definitie opgenomen in artikel 3, a) Richtlijn dergelijke brede toepassing niet toelaat 61. Bovendien wordt eveneens gewezen op de beperkte definitie die het Hof van Justitie dienaangaande hanteert 62. Daarbij merkt de wetgever op dat de nationale wetgevers de definitie (van artikel 1, 2, a) richtlijn 87/102/EEG) op verschillende manieren toepassen 63, zonder dat hij zich realiseert dat dit hoogstwaarschijnlijk het gevolg zal zijn van inconsistente vertalingen van de tekst van de richtlijn 87/102/EEG. Naar mijn mening had de Belgische wetgever de Europese tendens moeten volgen en de gemengde kredieten uit het toepassingsgebied van de WCK moeten weren. Een dergelijke definitie zou daarenboven bijdragen tot de interne coherentie van de Belgische consumentenwetgeving. Zo zou het begrip meer in overeenstemming komen met de WHPC, vermits de consument daar wordt gedefinieerd als iedere natuurlijke persoon die, uitsluitend voor niet-beroepsmatige doeleinden, op de markt gebrachte producten verwerft of gebruikt 64. Afdeling 3: Ratione materiae 23. De WCK is van toepassing op kredietovereenkomsten gesloten met consumenten. Artikel 1, 4 WCK omschrijft een kredietovereenkomst als elke overeenkomst waarbij een 61 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl.St. Kamer 2009-2010, 2468/001, 10. 62 Ibid. 63 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl.St. Kamer 2009-2010, 2468/001, 11. 64 Art. 93, 1 WHPC (toekomstig artikel 2, 3 WMPC). 15

kredietgever een krediet verleent of toezegt aan een consument, in de vorm van uitstel van betaling, van een lening, of van elke andere gelijkaardige betalingsregeling. Dit is een zeer ruime omschrijving. Een betwisting hieromtrent kwam voor het vredegerecht van Kortrijk 65. Een consument verkreeg een lening bij een kredietgever die ressorteerde onder de WCK. De dag vóór de overmaking van het bedrag op de rekening van de consument voerde deze een overschrijving uit waardoor zijn rekening een aanzienlijk debetsaldo vertoonde (438 673 fr.). Dit debetsaldo werd de dag nadien geheel aangezuiverd middels het bedrag van de verkregen lening (440 000 fr.). Dergelijk voorschot op vaste termijn, dat wordt aangewend als overbruggingskrediet in afwachting van andere financiële middelen, moet als een kredietovereenkomst in de zin van artikel 1, 4 WCK worden beschouwd 66. 24. Eveneens het toepassingsgebied van de Richtlijn Consumentenkrediet wordt omschreven als Deze richtlijn is van toepassing op kredietovereenkomsten 67. Het is pas in het volgende artikel dat een definitie wordt gegeven van het begrip kredietovereenkomst: een overeenkomst waarbij een kredietgever aan een consument krediet verleent of toezegt in de vorm van uitstel van betaling, een lening of een andere, soortgelijke betalingsfaciliteit, ( ) 68. Deze definitie is nagenoeg identiek aan degene uit de WCK, alsook degene uit de richtlijn 87/102/EEG 69. 25. Het onderscheid qua toepassingsgebied tussen de nieuwe Richtlijn Consumentenkrediet en de huidige WCK moet derhalve worden gezocht in de uitzonderingen. Een uitgebreide uiteenzetting hieromtrent lijkt mij te verregaand. Het wordt dan ook beperkt tot een overzicht van de uitzonderingen uit de huidige WCK die al dan niet behouden kunnen blijven. Wanneer de Richtlijn Consumentenkrediet in gelijke uitzonderingen voorziet, kunnen deze in de Belgische rechtsorde worden behouden. Wanneer daarentegen bestaande uitsluitingen niet zijn voorzien door de Richtlijn Consumentenkrediet zullen die moeten worden opgeheven, vermits het niet mogelijk is de uitsluitingen op het geharmoniseerd gebied uit te breiden en zodoende de werkingssfeer van de Richtlijn te beperken. 65 Vred. Kortrijk 1 februari 2000, Jb.Kred. 2000, 29, noot M. DAMBRE. 66 R. STEENNOT, Consumentenbescherming (1998-2002), TPR 2004, (1721) 1903, nr. 253. 67 Art. 2, 1 Richtlijn Consumentenkrediet. 68 Art. 3, c) Richtlijn Consumentenkrediet. 69 Art. 1, 2, c) Richtlijn 87/102/EEG. 16

Ook de Memorie van Toelichting 2010 neemt als uitgangspunt en leidraad het bestaande toepassingsgebied. Vooreerst sluit artikel 3, 1, 1, eerste lid WCK verzekeringsovereenkomsten uit. De wetgever achtte het nodig met de wet van 24 maart 2003 dergelijke overeenkomsten, ter verduidelijking 70, uitdrukkelijk in de uitzonderingen op te nemen. Verzekeringsovereenkomsten vallen evenmin onder de definitie van kredietovereenkomst vervat in de Richtlijn Consumentenkrediet 71, maar een dergelijke verduidelijking kan, gelet op het harmonisatiekarakter, worden behouden. Aangaande continu-overeenkomsten stelt overweging twaalf juncto artikel 3, c) Richtlijn Consumentenkrediet uitdrukkelijk dat dergelijke overeenkomsten niet worden beschouwd als kredietovereenkomsten in de zin van de Richtlijn Consumentenkrediet. Bijgevolg kunnen de lidstaten de regeling hieromtrent naar believen vastleggen en kan de uitsluiting behouden blijven. Evenwel vereist de WCK dat het onmogelijk is bij het sluiten van de overeenkomst een prijs of een totaal tarief vast te stellen 72. Deze voorwaarde is niet opgenomen in de Richtlijn Consumentenkrediet en dient dan ook te worden weggelaten in de mate dat deze vereiste strenger is. De wetgever past de tekst in het wetsontwerp 2010 73 terecht aan conform artikel 3, c) van de Richtlijn Consumentenkrediet. Huurovereenkomsten die op geen enkele wijze de mogelijkheid van een eigendomsoverdracht voorzien, mogen uitgesloten blijven in artikel 3, 1, 2 WCK, vermits zij eveneens worden uitgesloten door de Richtlijn Consumentenkrediet in artikel 2, 2, d). Overeenkomsten in de zin van artikel 3, 1, 3 WCK betreffen kredietovereenkomsten die binnen de drie maanden terugbetaalbaar zijn. Dergelijke kredieten worden door de Richtlijn Consumentenkrediet enkel uitgesloten indien slechts onbetekenende kosten worden aangerekend 74. Wat onder dit begrip dient te worden verstaan, wordt niet uitdrukkelijk geëxpliceerd. De Richtlijn Consumentenkrediet verwijst in overweging dertien enkel naar kredietkaarten met uitgestelde betaling (deferred debit cards). De Belgische wetgever begroot 70 T. VAN DYCK, De hervormde wet op het consumentenkrediet kritische analyse van het vernieuwd algemeen deel van de W.C.K., RW 2003-04, (681) 687. 71 Overweging 12 Richtlijn Consumentenkrediet. 72 Art. 3, 1, 1, tweede lid WCK. 73 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl.St. Kamer 2009-2010, 2468/001, 150. 74 Art. 2, 2, f) Richtlijn Consumentenkrediet. 17

deze onbetekenende kosten op vijftig euro. Additioneel wordt de termijn van drie maanden gereduceerd tot twee maanden omdat deze periode in de praktijk overeenstemt met de termijn waarbinnen voor accreditiefkaarten of eindemaandkaarten een afrekening wordt gemaakt en betaling gevraagd 75. Zodoende zullen kredietovereenkomsten met onbetekenende kosten en terugbetaalbaar binnen drie maanden, hoewel ze door de Richtlijn Consumentenkrediet worden uitgesloten, niettemin onder de WCK ressorteren. De Belgische wetgever heeft immers de mogelijkheid om de uit het geharmoniseerde gebied gesloten kredieten alsnog aan de bepalingen van de Richtlijn Consumentenkrediet te onderwerpen. Opvallend is de concrete begroting van onbetekenende kosten op vijftig euro. Het valt te betreuren dat de Europese wetgever hier geen concrete berekeningswijze heeft aangegeven eerder dan een vage notie. De Belgische wetgever gaat mijns inziens te ver door op dergelijke kosten een concreet bedrag vast te pinnen. Zoals M. DE MUNCK 76 stelt, verdient het de aanbeveling eerder een berekeningswijze of yardstick in verband met deze kosten te incorporeren (bijvoorbeeld een jaarlijks te herzien minimum jaarlijks kostenpercentage). Te verwachten is dat het Hof van Justitie dit begrip in de toekomst verder zal preciseren en dan zal blijken of de Belgische wetgever het al dan niet bij het rechte eind heeft. De artikelen 3, 1, 4 en 5 WCK betreffen respectievelijk kredietopeningen waarvan het kredietbedrag lager is dan 1 250 euro en die binnen de drie maanden terugbetaalbaar zijn en kredietovereenkomsten die toevallig én zonder winstoogmerk worden verleend. Beide bepalingen worden opgeheven, vermits deze uitsluitingen niet als dusdanig 77 worden uitgesloten door de Richtlijn Consumentenkrediet. Artikel 2, 2, a) van de Richtlijn Consumentenkrediet sluit kredietovereenkomsten die worden gewaarborgd door een hypotheek of door een in een lidstaat gebruikelijke andere vergelijkbare zekerheid op een onroerend goed, of gewaarborgd door een recht op een 75 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl.St. Kamer 2009-2010, 2468/001, 26. 76 M. DE MUNCK, Consumentenkrediet: Richtlijn 2008/48/EG en de Belgische uitdaging, DCCR 2009, (5) 18, nr. 19. 77 De uitsluiting van artikel 2, 2, f) Richtlijn Consumentenkrediet (kredietovereenkomsten zonder rente en andere kosten) bevat niet de voorwaarde van toeval. Vermits dit in de WCK cumulatieve voorwaarden betroffen, kunnen de betrokken bepalingen niet zomaar worden gelijkgesteld. Tevens stelt de Raad van State (Adv.RvS., Parl.St. Kamer 2009-2010, 2468/001, 136) dat zonder winstoogmerk verwijst naar een subjectief oogmerk in hoofde van de kredietgever en niet kan worden gelijkgesteld met een krediet zonder kosten. 18

onroerend goed, uit. De uitsluitingen vervat in de artikelen 3, 1, 6 en 7 WCK kunnen bijgevolg behouden blijven. De uitsluiting inzake huwelijksbemiddeling waarin artikel 3, 1, 8 WCK voorziet, wordt niet uitgesloten door de Richtlijn Consumentenkrediet en zou normalerwijze moeten worden geschrapt 78. De Belgische wetgever heeft dit evenwel zo niet gezien en tracht deze uitzondering te behouden op grond van artikel 2, 2, f) Richtlijn Consumentenkrediet: kredietovereenkomsten zonder rente en zonder kosten. Dit strookt evenwel niet met de uitlating dat de indieners van het wetsontwerp geen uitsluiting willen voorzien met betrekking tot kredietovereenkomsten gesloten zonder rente en andere kosten, vermits de bestaande WCK het zogenaamde «gratis krediet» regelt en deze regelgeving uitdrukkelijk wordt behouden en zelfs versterkt 79. 26. Artikel 3, 2 WCK geeft een overzicht van kredietovereenkomsten die aan bepaalde drempels moeten voldoen om slechts gedeeltelijk onder de WCK te vallen. Het betreft enerzijds kredietovereenkomsten waarvan het kredietbedrag minder is dan 200 euro en anderzijds kredietovereenkomsten vastgesteld bij authentieke akte waarvan het kredietbedrag hoger is dan 20 000 euro. De enige wijziging die de Richtlijn Consumentenkrediet dienaangaande teweegbrengt 80, is een verhoging van de grens van 20 000 euro naar 75 000 euro. Er dient echter te worden opgemerkt dat dergelijke overeenkomsten desalniettemin onderworpen blijven aan de bepalingen betreffende reclame en kredietpromotie. 27. Betreffende andere kredietovereenkomsten die de Richtlijn Consumentenkrediet volledig uitsluit, is de Belgische wetgever vrij daaromtrent een regeling te treffen. Het is zelfs mogelijk dat de wetgever alsnog beslist de bepalingen van de Richtlijn Consumentenkrediet ook op die kredietovereenkomsten toepasselijk te verklaren, maar hij is daartoe geenszins verplicht. Bij wijze van voorbeeld kan de uitsluiting van artikel 2, 2, d) Richtlijn Consumentenkrediet aangaande leasingovereenkomsten die geen verplichting tot aankoop van het leasingobject inhouden, worden aangestipt. Dienaangaande verklaart de Belgische wetgever de bepalingen van de WCK, en derhalve de bepalingen van de Richtlijn 78 M. DE MUNCK, Consumentenkrediet: Richtlijn 2008/48/EG en de Belgische uitdaging, DCCR 2009, (5) 16, nr. 14. 79 Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl.St. Kamer 2009-2010, 2468/001, 27. 80 Enkele legistieke aanpassingen buiten beschouwing gelaten. 19

Consumentenkrediet die in de WCK worden geïncorporeerd, alsnog toepasselijk op dergelijke overeenkomsten. 28. Tenslotte voorziet de Richtlijn Consumentenkrediet voor bepaalde overeenkomsten slechts in een gedeeltelijke uitzondering 81. Voor deze overeenkomsten kunnen de lidstaten er niet voor opteren de andere bepalingen van de Richtlijn Consumentenkrediet alsnog van toepassing te verklaren. Wel kunnen ze die aspecten regelen waarvoor de Richtlijn Consumentenkrediet geen geharmoniseerde bepalingen kent 82. Afdeling 4: Begrip reclame 29. De WCK definieert het begrip reclame door een verwijzing naar de WHPC: elke mededeling zoals gedefinieerd in de wetgeving op de handelspraktijken 83. Dit is een toepassing van het lex specialis-beginsel. De bepalingen van de WHPC zijn immers van toepassing wanneer de WCK geen afwijkende regeling bevat 84. Artikel 93, 3 WHPC 85 omschrijft reclame als elke mededeling die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel heeft de verkoop van producten of diensten te bevorderen, ongeacht de plaats of de aangewende communicatiemiddelen. Dit betreft een bijzonder ruime begripsomschrijving, aangezien de meeste mededelingen wel tot doel hebben de verkoop of, in het kader van de WCK, het sluiten van een consumentenkrediet te bevorderen. Deze ruime toepassing, voornamelijk door de gebruikte term mededeling, komt tot uiting in drie aspecten. Vooreerst is de mate van kennisoverdracht irrelevant 86. Secundo wordt algemeen aangenomen dat het aantal personen tot wie de reclame is gericht, onbeduidend is. Zo zal een mededeling die niet voor het publiek is bestemd, principieel als reclame worden aanzien 87. Ten slotte is evenmin het gebruikte verspreidingsprocédé relevant bij de 81 Art. 2, 3 en art. 2, 4 Richtlijn Consumentenkrediet. 82 Overweging 11 Richtlijn Consumentenkrediet. 83 Art. 1, 7 WCK. 84 Supra 9, nr. 13. 85 Toekomstig artikel 2, 19 WMPC. 86 D. BLOMMAERT en F. NICHELS, Commentaar bij art. 1, 7 Wet op het consumentenkrediet in artikelsgewijze commentaar, Antwerpen, Kluwer, losbl., (161) 162. 87 Luik 11 februari 1999, JT 1999, 370; Gent 17 juni 1999, Jb.Hand. 1999, 536; Brussel 21 maart 2000, Jb.Hand. 2000, 104; Brussel 7 november 2000, DCCR 2003, 69, noot P. DE VROEDE. 20