ONDERZOEK NAAR DE RECHTMATIGE BEKOSTIGING VAN NIET-EER-STUDENTEN AAN DE HANZE HOGESCHOOL GRONINGEN Rapport 4994861 Utrecht, maart 2017
INHOUD Aanleiding 5 1 Verzoek om verificatie 7 2 Verloop van de verificatie 8 3 Wettelijke bepalingen 9 4 Conclusies en gevolgen naar aanleiding van uitkomsten van de verificatie 10 Bijlagen 11-14
Aanleiding De inspectie heeft op 15 maart 2016 aandacht gevraagd voor een juiste registratie en verificatie van type verblijfsvergunningen en specifieke redenen voor verblijf van studenten die een andere nationaliteit hebben dan studenten die behoren tot de Europese Economische Ruimte (niet-eer-studenten). In principe komen niet-eerstudenten niet voor bekostiging in aanmerking, tenzij zij een specifieke reden voor verblijf hebben op grond waarvan zij volgens de Vreemdelingenwet en de Wet studiefinanciering recht hebben op studiefinanciering. Uit een analyse van gegevens uit het centrale register BRONHO heeft de inspectie een indicatie gevonden dat er bij de Hanze Hogeschool Groningen inschrijvingen/graden van niet-eer-studenten zijn bekostigd (kalenderjaar 2016) of zullen worden bekostigd (kalenderjaar 2017), terwijl zij op basis van de verblijfsvergunning mogelijk geen specifieke redenen voor verblijf hebben (of hadden) waaraan een recht op studiefinanciering kan worden ontleend. De Hanze Hogeschool is derhalve verzocht een aantal onderdelen van deze inschrijvingen/graadverleningen van deze studenten te verifiëren. Pagina 5 van 13
Pagina 6 van 13
1 Verzoek om verificatie Met de brief van 15 september 2016 (kenmerk 4920364/25BE) heeft de inspectie de Hanze Hogeschool gevraagd de volgende onderdelen van bekostigde inschrijvingen/graden van niet-eer-studenten (opgenomen in de bijlage bij dat verzoek) te laten verifiëren, teneinde te kunnen vaststellen of er sprake is van een recht op bekostiging voor deze inschrijvingen/graden: Welke specifieke redenen voor verblijf hebben/hadden deze studenten volgens hun verblijfsvergunning? Zijn zij op basis van deze specifieke redenen terecht voor bekostiging in aanmerking gebracht? Welk collegegeld is aan deze studenten in rekening gebracht en betreft dit het wettelijke collegegeld of het instellingscollegegeld. Het verzoek richtte zich op verificatie van in totaal 51 inschrijvingen/graden van niet-eer-studenten, die als volgt verdeeld waren over de onderzochte studiejaren: 50 inschrijvingen studiejaar 2014-2015 (van belang voor de rijksbijdrage 2016) 1 inschrijving studiejaar 2015-2016 (van belang voor de rijksbijdrage 2017) Volgens het centrale register BRONHO zijn deze studenten meegenomen in de berekening van de rijksbijdragen 2016 en 2017 van de Hanze Hogeschool. Pagina 7 van 13
2 Verloop van de verificatie Met de brief van 26 september 2016 (kenmerk 166043) heeft het hoofd van de studentenadministratie van de Hanze Hogeschool de uitkomst van deze verificatie meegedeeld aan zowel de inspectie als DUO. Uit de verificatie blijkt dat 50 inschrijvingen van niet-eer-studenten (49x studiejaar 2014/2015; 1x studiejaar 2015/2016) ten onrechte voor bekostiging in aanmerking zijn gekomen. Een specificatie van deze 50 inschrijvingen is opgenomen in een bijlage 1 bij dit rapport (deze bijlage wordt niet getoond bij de publicatie van dit rapport op de website van de inspectie). In de reactie gaf het hoofd van uw studentenadministratie aan dat in 2014 een lijst met 48 studenten ter attentie zou zijn aangeleverd door DUO; daarop zouden deze studenten correct zijn gecorrigeerd en geregistreerd in uw studenten informatie systeem DUO heeft de inspectie bevestigd dat de Hanze Hogeschool een correctie heeft aangeleverd, maar heeft deze gegevens destijds niet verwerkt, als gevolg waarvan de Hanze Hogeschool ten onrechte bekostiging heeft ontvangen voor deze studenten. Pagina 8 van 13
3 Wettelijke bepalingen Waarom komen deze buitenlandse studenten niet voor bekostiging in aanmerking? Volgens de WHW (art. 7.32 lid 5) staan de onderwijsvoorzieningen open voor een ieder die de Nederlandse nationaliteit heeft of daarmee volgens wettelijke bepalingen (opgenomen in de Wet studiefinanciering en de Vreemdelingenwet) wordt gelijk gesteld dan wel vreemdelingen die een rechtmatig verblijf in Nederland hebben op basis van bepalingen in de Vreemdelingenwet. Studenten met een nationaliteit binnen de zogenaamde Europese economische ruimte (EER) worden volgens Europese afspraken gelijkgesteld met de Nederlandse nationaliteit. Studenten met een nationaliteit die niet behoort tot de EER tellen alleen mee voor bekostiging als ze in aanmerking komen voor studiefinanciering (op grond van Uitvoeringsbesluit WHW, artikel 1.1, definitie van student, en artikel 4.8). Dit is het geval als ze op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander worden gelijkgesteld (artikel 2.2 Wet studiefinanciering). Het Besluit studiefinanciering regelt in artikel 3 dat met een Nederlander wordt gelijkgesteld de vreemdeling die in Nederland rechtmatig verblijf heeft op basis van de gronden opgenomen in dat artikel (zie bijlage 2); deze gronden zijn gespecificeerd in de verblijfsvergunning. Als niet aan die gronden wordt voldaan, heeft de instelling voor de desbetreffende student geen recht op bekostiging.. Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het volgen van een studie vormt geen specifieke reden voor gelijkstellen van een buitenlandse nationaliteit met de Nederlandse nationaliteit. Bij de registratie van dit soort verblijfsvergunningen heeft de inspectie regelmatig een onjuiste registratie in BRONHO geconstateerd. Uit de verificatie door uw Hogeschool blijkt dat de verblijfsdocumenten van de buitenlandse studenten niet de specifieke redenen bevatten die aantonen dat deze studenten op basis van artikel 2.2 van de Wet Studiefinanciering en daaraan gekoppelde artikelen van de vreemdelingenwet met de Nederlandse nationaliteit gelijk kunnen worden gesteld, waardoor het recht op studiefinanciering ontstaat. Daarmede vervalt gelet op (onder meer) artikel 7.43 van de Wet op het Hoger Onderwijs en de artikelen 1.1 en 4.8 lid 1 van het uitvoeringsbesluit WHW 2008, eveneens het recht op bekostiging voor deze studenten. Pagina 9 van 13
4 Conclusies en gevolgen naar aanleiding van uitkomsten van de verificatie Naar aanleiding van de verificatie concludeert de inspectie dat aan de Hanze Hogeschool: een te hoge rijksbijdrage 2016 is betaald. Op basis van de gegevens in de bijlage bij dit rapport is het verschil (berekend op basis van het studentgebonden budget in het onderwijsdeel ad 5.251 en rekening houdend met de wegingsfactor van de opleiding), bepaald op 336.064 [(30 x 1,5 x 5.251) + (19 x 5.251)]. een te hoge voorlopige rijksbijdrage 2017 is toegekend; op basis van de gegevens in de bijlage bij deze brief is het verschil (berekend op basis van het student gebonden budget in het onderwijsdeel ad 5.177. Pagina 10 van 13
BIJLAGE 2 bij rapport 4994861 Besluit studiefinanciering 2000 Geldend van 10-02-2017 t/m heden Pagina 13 van 13
Besluit studiefinanciering 2000 Geldend van 10-02-2017 t/m heden Artikel 3. Nationaliteit: gehele gelijkstelling 1 Met een Nederlander wordt gelijkgesteld de vreemdeling die in Nederland rechtmatig verblijf heeft: a. b. c. d. e. f. op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, van de Vreemdelingenwet 2000, onder de beperking: 1. 2. 3. 4. verband houdende met verblijf als familie- of gezinslid van een Nederlander of van een vreemdeling als bedoeld in de onderdelen a of b van dit artikel of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden, verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden of hiermee verband houdende niettijdelijke humanitaire gronden, anders dan genoemd in artikel 3.4, eerste lid, Vreemdelingenbesluit 2000, als bedoeld in artikel 3.4, derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden, of verband houdende met afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet als bedoeld in artikel 3.17a, onderdeel b, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden, op grond van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8, onder b, van die wet, op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van die wet, op grond van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8, onder d, van die wet, bedoeld in artikel 8, onderdelen g of h van die wet, voor zover hij reeds studiefinancieringsgenietende is, of ten behoeve van wie of aan wie een tegemoetkoming is verstrekt als bedoeld in de hoofdstukken 3 of 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.