Begroeten Les 1 第 一 课 第 一 课 1 Nǐ hǎo 课 文 kèwén Tekst 1 Nǐ hǎo!! Nǐ hǎo!! Wǒ jiào Tim. Nǐ ne? 我 叫 Tim 呢? Wǒ jiào Anne Nǐ hǎo ma? 我 叫 Anne 吗? Wǒ hěn hǎo. Nǐ ne? 我 很 好 呢? Wǒ yě hěn hǎo. Xièxie. 我 也 很 好 谢 谢 Búyòng xiè. 不 用 谢 Hallo! Hallo! Ik heet Tim. En jij? Ik heet Anne. Hoe gaat het met jou? Met mij gaat het heel goed. En met jou? Met mij gaat het ook heel goed. Dank je wel. Geen dank. 生 词 shēngcí Nieuwe woorden 1 nǐ ne xiè xie jij/jou 呢 vraagwoord 谢 谢 hǎo 好 goed wǒ hěn ik/mij 我 很 jiào 叫 heten ma 吗 vraagwoord yě 也 bù 不 zeer, erg, heel búyòng 不 用 ook búyòng xiè 不 用 谢 dank niet hoeft niet geen dank
2 Les Begroeten 1 第 一 课 注 释 zhùshì Notitie 1 Nǐ hǎo!! ma 吗 Hallo! Dag! De zin is gebruikt voor begroeting. Je kunt ook meneer, mevrouw of iemands naam voor of na (Nǐ hǎo) plaatsen. Bijvoorbeeld: 1. Tim nǐ hǎo! Tim! 2. Nǐ hǎo Xiānshēng (meneer)! 先 生! 吗 (ma) is een vraagwoord. Zet het vraagwoord aan het eind van een declaratieve zin, de declaratieve zin wordt een vraagzin. Bijvoorbeeld: Ní hǎo ma? 吗? De antwoorden kunnen zijn: 1. Wǒ hěn hǎo. 我 很 好 2. Bú cuò. 不 错 3. Hái hǎo. 还 好 4. Mǎmahǔhu. 马 马 虎 虎 5. Bù hǎo. 不 好 6. Bù hěn hǎo. 不 很 好 7. Hěn bù hǎo. 很 不 好 Met mij gaat het heel goed. Niet slecht. Het valt mee. Zozo. Niet goed. Niet zo goed. Helemaal niet goed.
Begroeten Les 1 第 一 课 第 一 课 3 ne 呢 呢 (ne ) is een vraag woord. Gebruik het woord om een korte vraagzin te maken. Voorbeeld: 1. Wǒ hěn hǎo. Nǐ ne? 我 很 好 呢? 2. Wǒ jiào Tim. Nǐ ne? 我 叫 Tim 呢? 课 文 kèwén Tekst 2 Tā shì sheí? 他 是 谁? Wie is hij? Tā shì sheí? 他 是 谁? Tā shì wǒ bàba. 他 是 我 爸 爸 Tā shì sheí? 她 是 谁? Tā shì wǒ māma. 她 是 我 妈 妈 Tā shì sheí? 他 是 谁? Tā shì wǒ yéye. 他 是 我 爷 爷 Tā shì sheí? 她 是 谁? Wie is hij? Hij is mijn vader. Wie is zij? Zij is mijn moeder. Wie is hij? Hij is mijn opa. Wie is zij? Tā shì wǒ nǎinai. 她 是 我 奶 奶 Zij is mijn oma. Tā shì sheí? 他 是 谁? Tā shì wǒ dìdi. 他 是 我 弟 弟 Wie is hij? Hij is mijn jongere broer.
4 Les Begroeten 1 第 一 课 生 词 shēngcí Nieuwe woorden 2 他 hij; hem 她 zij; haar shì 是 zijn sheí (shuí) 谁 wie wǒ de 我 的 bàba 爸 爸 māma 妈 妈 yéye 爷 爷 mijn vader, papa mama opa nǎinai 奶 奶 oma dìdi 弟 弟 jongere broer 注 释 zhùshì Notitie 2 人 称 代 词 Het persoonlijk voornaamwoord: 他 是 谁? 他 是 我 弟 弟 wǒ 我 nǐ // 他 / 她 / 它 nín 您 U ik; mij jij; jou hij; hem / zij; haar / het wǒmen 我 们 wij; ons nǐmen 们 men 他 们 jullie zij; hen sheí 谁 wie
Begroeten Les 1 第 一 课 第 一 课 5 所 有 格 Het bezittelijke voornaamwoord: 谁 ( 的 ) 爸 爸? 我 ( 的 ) 爸 爸. Als een bezittelijk voornaamwoord is gebruikt om een familie leden te beschrijven, het woord 的 (de) is vaak weg gelaten. Bijvoorbeeld, men zegt 我 爸 爸 in plaats van 我 的 爸 爸 wǒde 我 的 mijn nǐde 的 de / de 他 的 / 她 的 nínde 您 的 jouw zijn/haar uw wǒmende 我 们 的 ons nǐmende 们 的 mende / mende 他 们 的 / 她 们 的 sheíde 谁 的 jullie hun wiens 练 习 liànxí Oefening 1 听 一 听 读 一 读 Luister naar de woorden en zeg na nǐ wǒ 我 他 nín 您 nǐmen wǒmen 们 我 们 men 他 们 nínmen 您 们 nǐ hǎo nín hǎo 您 好 nǐmen hǎo 们 好 nǐ jiào 叫 wǒ jiào 我 叫 jiào 他 叫 nín jiào 您 叫 nǐ shì wǒ shì 是 我 是 shì 他 是 nǐ de 的 wǒ de 我 的 de 他 的 nǐmen de 们 的 wǒmen de 我 们 的 men de 他 们 的
6 Les Begroeten 1 第 一 课 练 习 liànxí Oefening 2 1 2 3 4 5 6 7 Nǐ hǎo!! Nǐ hǎo ma? 吗? Wǒ hěn hǎo. 我 很 好 Wǒ yě hěn hǎo. 我 也 很 好 Wǒ jiào Tim. 我 叫 Tim Nǐ ne? 呢? Nǐ jiào Mark ma? 叫 Mark 吗? 把 下 面 的 句 子 翻 译 成 荷 兰 文 Vertaal de onderstaande zinnen in het Nederlands 练 习 liànxí Oefening 3 用 吗 (ma) 字 把 句 子 变 成 疑 问 句 Maak de zinnen als vraagzinnen met het vraagwoord 吗 (ma ) 1 2 3 4 Nǐ hǎo!! Tā shì nǐ yéye. 他 是 爷 爷 Nǐ jiào Tim. 叫 Tim Tāmen hǎo. 他 们 好 Nǐ hǎo? Tā shì nǐ yéye 他 是 爷 爷? Nǐ jiào Tim 叫 Tim? Tāmen hǎo. 他 们 好?
Begroeten Les 1 第 一 课 第 一 课 7 练 习 liànxí Oefening 4 1 2 Wǒ jiào Tim. 我 叫 Tim 句 型 练 习 Patroon oefening nǐ 他 她 wǒ bàba 我 爸 爸 Mark Jack Anne Peter Nǐ shì sheí? 是 谁? Wǒ shì dìdi. 我 是 他 弟 弟 他 Tim 她 他 Tim 她 Mark yéye 他 爷 爷 wǒ māma 我 妈 妈 nǐ bàba 爸 爸 wǒ bàba 我 爸 爸 Peter
8 Les Begroeten 1 第 一 课 练 习 liànxí Oefening 5 1! 把 下 面 的 句 子 翻 译 成 荷 兰 文 Vertaal onderstaande zinnen in het Nederlands 2 吗? 3 我 很 好 呢? 4 我 还 好 谢 谢! 5 不 用 谢 练 习 liànxí Oefening 6 阅 读 并 标 出 拼 音 Leesoefening (schrijf PinYin boven elk woord)! 我 叫 Tim 他 是 我 爸 爸 她 是 我 妈 妈 他 是 我 弟 弟 我 们 很 好 练 习 liànxí Oefening 7 写 汉 字 Schrijven oefening
Begroeten Les 1 第 一 课 第 一 课 9 练 习 liànxí Oefening 8 把 下 面 的 句 子 翻 译 成 荷 兰 文 Vertaal de onderstaande zinnen in het Nederlands 1 2 3 4 5 6 7 Tā shì shuí? 他 是 谁? Tā shì wǒ bàba. 他 是 我 爸 爸 Nǐ bàba jiào Tim ma? 爸 爸 叫 Tim 吗? Nǐ māma shì sheí? 妈 妈 是 谁? Wǒ māma jiào Anne. 我 妈 妈 叫 Anne Nǐ māma hǎo ma? 妈 妈 好 吗? Tā hěn hǎo. 她 很 好 补 充 词 语 bǔchōng cíyǔ Aanvullende woorden 家 庭 成 员 Familieleden 爸 爸 (bàba) papa 妈 妈 (māma) moeder 哥 哥 (gēge) oudere broer
10 Les Begroeten 1 第 一 课 弟 弟 (dìdi) jongere broer 姐 姐 (jiějie) oudere zus 妹 妹 (mèimei) jongere zus 先 生 (xiān shēng ) man 太 太 (tàitai) vrouw 孩 子 (háizi) kinderen 儿 子 (érzi) zoon 女 儿 (nǚ ér) dochter 爷 爷 (yéye) opa 奶 奶 (nǎinai) oma 孙 子 (sūnzi) kleinkind