HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

Vergelijkbare documenten
N Beroepsregl. bouw A05 Brussel, MH/JC/LC A D V I E S. over

N Beroepsregl bouw 2018 A2 Brussel, 18 december 2018 MH/JC/AS ADVIES. over DE BEROEPSREGLEMENTERINGEN IN DE BOUWSECTOR

N BEROEPSREGL-Overgangsbepalingen A06 Brussel, MH/BL/LC A D V I E S. over een

N DIV REGL ambulante handel A04 Brussel, MH/AB/LC A D V I E S. over

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

Paritair comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn Elektriciens : installatie en distributie

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

Paritair comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en electrische bouw verwant zijn Metaalhandel

N Beroepsregl. voeding A07 Brussel, MH/JC/LC A D V I E S. over

Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 oktober 2011, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 2012

Doc. N C05 Brussel, MH/FD/LC A D V I E S. betreffende

N Limosa2018 A2 Brussel, 10 oktober 2018 MH/JC/AS ADVIES. betreffende

Doc. nr. E2:1005bC04 Brussel, A D V I E S. over een

Doc. nr. N2:10052C09 Brussel, MH/FD/LC A D V I E S. over het

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 31 mei

N Versoepeling A2 Brussel, 29 april 2015 MH/EDJ/AS ADVIES. over

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

N Landmeters A05 Brussel, MH/BL/LC A D V I E S. over DE GELIJKWAARDIGHEID VAN DIPLOMA'S VOOR HET BEKOMEN VAN DE TITEL VAN LANDMETER-EXPERT

ADVIES. 10 maart 2014

DE VERSCHILLENDE REGELINGEN INZAKE OUTPLACEMENT VANAF 1 JANUARI 2014

N Vastgoedmakelaar A06 Brussel, MH/BL/LC A D V I E S. over

A D V I E S. over EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE DE REGLEMENTERING VAN TATOEAGES EN PIERCINGS

Diverse Reglementeringen Brussel, MH/AB/LC A D V I E S. over

N Aard arbeidsrelatie kinderopvang A2 Brussel, 28 oktober 2015 MH/JC/AS ADVIES. over

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

Wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars (B.S. 9.III.1978) (gecoördineerd tot 3 juni 2007)

VR 2016 DOC.0943/1BIS

Pagina 1/5 Nieuwe vestigingswet gaat in op 1 september 2007

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 november 2006 (OR. en) 12131/6/06 REV 6 ADD 1. Interinstitutioneel Dossier: 2006/0005 (COD) ENV 429 CODEC 826

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

A D V I E S Nr

A D V I E S Nr

N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS ADVIES. over

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 13 juli

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

N Vert ambachten A Brussel, 13 december 2016 MH/JC/AS ADVIES. inzake

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 18 juli

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 6 december

CIRCULAIRE PPB CPB van de CBFA over de voorbereiding op de inwerkingtreding van de MiFID- richtlijn

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 14 juli

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Doc. nr. N Vest.wet HA&AMB A06 Brussel, MH/FD/LC A D V I E S. betreffende

Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen

Paritair Comité voor het garagebedrijf

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 9 maart

Podiumkunsten (Vlaams Gewest en Brussels Hoofdstedelijk Gewest Nederlandse taalrol)

A D V I E S Nr Zitting van maandag 27 april

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 10 juli

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 januari

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 72 VAN 30 MAART 1999 BETREFFENDE HET BELEID TER VOORKOMING VAN STRESS DOOR HET WERK

(1999/C 55/06) MOTIVERING VAN DE RAAD

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.

N Aard arbeidsrelaties laatste drie ontwerpen A1 Brussel, 4 juli 2013 MH/JC/AS ADVIES. over

Rusthuizen voor bejaarden, Rust- en verzorgingstehuizen, Dagverzorgingscentra voor bejaarden, Dagcentra voor bejaarden

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 31 mei

Metaalbewerkingsondernemingen - Nationaal

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 29 januari

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 21 maart

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 21 november

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 20 februari

VLAAMSE RAAD VOOR RECLAME EN SPONSORING OP RADIO EN TELEVISIE. Advies nr. 1997/04 dd. 13/10/1997

Bijlage: Transponeringstabel. Omschrijving beleidsruimte

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.

N Financiële planners A2 Brussel, 27 maart 2014 MH/SL-EDJ/AS ADVIES. over

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 6 september 2004;

Gelet op het sectoraal pensioenreglement gevoegd als bijlage bij voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 16 november 2006;

I. HET SWT-STELSEL OP 62 JAAR EN DE OVERGANGSMAATREGELEN OP 60 JAAR (artikel 2 KB) In het algemene stelsel op 62, op

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

GEMEENTERAAD - BESLUIT

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 27 februari

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 5 november

N Auto-experts A04 Brussel, MH/JC/LC

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 17 december

N HANDELSPR.huwelijksbemiddeling A03 Brussel, MH/JC/LC A D V I E S. over

VR DOC.1312/1BIS

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING

BOEKHOUDKUNDIGE BEDIENDE KAN NU OOK LID VAN HET BIBF WORDEN


Paritair Comité voor het garagebedrijf

DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE en SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling gezondheid

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

Bijdrage. Voorontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de activeringsmaatregelen van de werkzoekenden

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR

N Mobiliteit-voertuigen A05 Brussel, MH/BL/LC A D V I E S. over

OPEENVOLGENDE DAGCONTRACTEN Nieuwe regelgeving 01/10/ FAQ

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

Paritair comité voor de sectors die aan de metaal-, machine- en electrische bouw verwant zijn Koetswerk

Transcriptie:

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO N BEROEPSREGL - wijziging beroepsregl. bouw A06 Brussel, 29 september 2010 MH/JC/AS A D V I E S over EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 29 JANUARI 2007 BETREFFENDE DE BEROEPSBEKWAAMHEID VOOR DE UITOEFENING VAN ZELFSTANDIGE ACTIVITEITEN VAN HET BOUWVAK EN VAN DE ELEKTROTECHNIEK, ALSOOK VAN DE ALGEMENE AANNEMING, EN VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 28 MEI 2003 TOT VASTSTELLING VAN HET BEDRAG VAN HET INSCHRIJVINGSRECHT VOOR DE KRUISPUNTBANK VAN ONDERNEMINGEN ALS HANDELS- OF AMBACHTSONDERNEMING, EN DE VERGOEDING VAN DE ERKENDE ONDERNEMINGSLOKETTEN (bekrachtigd door de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO op 29 september 2010) ***

In haar brief van 4 februari 2009 heeft mevrouw Sabine Laruelle, Minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, het advies van de Hoge Raad gevraagd over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming, en van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 tot vaststelling van het bedrag van het inschrijvingsrecht voor de Kruispuntbank van Ondernemingen als handels- of ambachtsonderneming, en de vergoeding van de erkende ondernemingsloketten. Na vergaderingen van sectorcommissie nr. 5 - Bouw op 8 maart 2010 en 19 april 2010 heeft de Hoge Raad op 29 september 2010 volgend advies uitgebracht. CONTEXT Begin 2007 werd de beroepsreglementering voor de bouw- en elektrotechnische sector gemoderniseerd. De nieuwe reglementering is in werking getreden op 1 september 2007. Waar voorheen de toegang tot 19 verschillende beroepen in 16 verschillende koninklijke besluiten werd gereglementeerd, wordt sinds 2007 de toegang tot de beroepen in deze sector geregeld door één reglementering, namelijk het koninklijk besluit van 29 januari 2007 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming. Dit koninklijk besluit maakt een onderscheid tussen negen verschillende sectorale categorieën. Voor elke sectorale categorie worden telkens drie aspecten bepaald: (1) de activiteiten die onder deze categorie vallen en dus gereglementeerd zijn, (2) de vereiste beroepsbekwaamheid en (3) de akten die beschouwd worden als een bewijs van de beroepsbekwaamheid. De praktijkervaring die in aanmerking komt als bewijs van de vereiste beroepsbekwaamheid wordt voor de verschillende categorieën gemeenschappelijk geregeld. Daarnaast werden voor de verschillende clusters ook overgangsmaatregelen voorzien zodat zij die een welbepaalde beroepsactiviteit reeds uitoefenden voor de inwerkingtreding van het koninklijk besluit deze activiteit ook konden blijven uitoefenen na de inwerkingtreding van het besluit wanneer deze activiteit voortaan onder het toepassingsgebied van het besluit viel. Eind 2008 werd dit koninklijk besluit aangepast om enkele problemen met betrekking tot de overgangsmaatregelen aan te passen. Ondertussen is de nieuwe beroepsreglementering voor de bouw- en elektrotechnische sector dus reeds twee en een half jaar van toepassing en heeft de bevoegde administratie er een evaluatie van uitgevoerd. Op basis van die evaluatie worden er nu in het ter advies voorliggend ontwerp van koninklijk besluit een aantal wijzigingen aan de reglementering voorgesteld. Het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit is dan in de eerste plaats ook een reparatiebesluit. Het beoogt een oplossing te bieden voor een aantal problemen waarmee men bij de concrete toepassing van de beroepsreglementering geconfronteerd wordt. Daarnaast beoogt het ontwerp ook een kleine wijziging aan het koninklijk besluit van 28 mei 2003 tot vaststelling van het bedrag van het inschrijvingsrecht voor de Kruispuntbank van Ondernemingen als handels- of ambachtsonderneming, en de vergoeding van de erkende ondernemingsloketten. Deze aanpassing is echter heel beperkt en heeft uitsluitend als doel een welbepaalde aanpassing van de inschrijving in de KBO, zoals deze als overgangsmaatregel door het ontwerp-kb voorzien wordt, voor de betrokken ondernemingen kosteloos te laten verlopen. 2

BEMERKINGEN De Hoge Raad verwelkomt de evaluatie van de beroepsreglementering voor de bouw- en elektrotechnische sector. Het is belangrijk dat de beroepsreglementeringen op gepaste tijdstippen worden aangepast zodat ze beter beantwoorden aan bepaalde problemen die in de praktijk ervaren worden en ze ondermeer rekening houden met de technologische evolutie binnen de desbetreffende sector. Aangezien er geen globale wijzigingen aan het bestaande koninklijk besluit worden aangebracht, heeft de Hoge Raad geen algemene bemerkingen bij het voorstel. In een aantal van de voorgestelde wijzigingen die vaak toch een grote draagwijdte hebben, kan de Raad zich echter niet terugvinden en hij heeft dan ook een aantal belangrijke bemerkingen. Hieronder worden deze bemerkingen artikelsgewijs weergegeven waarbij telkens zowel naar het desbetreffende artikel van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 als naar het desbetreffende artikel van het ontwerp van koninklijk besluit dat ter advies voorligt wordt verwezen. In bijlage bij dit advies is tevens een gecoördineerde versie van het KB van 29 januari 2007 gevoegd waarin de door het ontwerp-kb voorgestelde wijzigingen in het rood en de door de Hoge Raad gevraagde wijzigingen in het blauw zijn aangebracht. De verschillende concrete tekstvoorstellen vindt men dan ook in die bijlage terug. In de artikelsgewijze bespreking hieronder ligt de nadruk op de motivering van de gevraagde wijzigingen. Art. 2, 1 bestaand KB / Art. 1 ontwerp-kb Volgens de Raad moeten er een aantal kleine wijzigingen aangebracht worden aan de definitie van gebouw. Dit om de definitie nog wat te vereenvoudigen maar voornamelijk om ervoor te zorgen de definitie voldoende omvattend is. Zo moeten niet alleen de aanhorigheden maar eveneens de elementen die bijdragen tot de veiligheid expliciet vermeld worden. Art. 2, 3 bestaand KB / Art. 2 ontwerp-kb Dit artikel van het ontwerp-kb wil een aantal constructies uit het toepassingsgebied uitsluiten. Een aantal van die constructies moeten volgens de Raad echter wel onder het toepassingsgebied van de reglementering vallen. Zo moet er volgens de Raad bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt worden tussen lichte en zware omheiningen. Een eenvoudige tuinomheining kan niet vergeleken worden met een zware en beveiligde omheining van een fabrieksterrein. Ook scheidingsmuren komen voor in vele verschillende vormen en hoogtes. Dus ook voor dergelijke constructies vormt een kwalitatieve plaatsing vaak een belangrijke garantie voor de veiligheid van de klant en de burger. De Hoge Raad stelt dan ook een alternatieve tekst voor art. 2, 3 van het besluit voor waarbij een verfijnder maar toch nog duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen de constructies die wel en de constructies die niet onder het toepassingsgebied van de reglementering moeten vallen. De belangrijkste voorgestelde wijziging is de invoering van een criterium met betrekking tot het risico inzake de stabiliteit van de constructie. Dat criterium kan vertaald worden in een aantal zeer concrete criteria zoals bijvoorbeeld de hoogte van het gebouw. Het is op soortgelijke criteria dat de regionale regelgevingen inzake ruimtelijke ordening zich baseren om de inschakeling van een architect bij bouw- en renovatieprojecten te verplichten. 3

Art. 5 bestaand KB / Art. 3 ontwerp-kb De Raad is van mening dat dit een goede toevoeging is aangezien het bestaande koninklijke besluit niet voldoende duidelijk is over de manier waarop de administratieve kennis moet bewezen worden. Art. 6, 1, 4 a) bestaand KB / Art. 4 ontwerp-kb Het ontwerp-kb beoogt hier te verduidelijken wat in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden, moet verstaan worden onder geschoolde arbeider. Zoals ook blijkt uit de figuur op de volgende pagina, kan in deze nieuwe CAO in tegenstelling tot de voorgaande CAO uit de titels van de verschillende categorieën van de loonclassificatie namelijk niet meer afgeleid worden welke categorieën al dan niet onder die noemer geschoold vallen. Daarom moet dat nu expliciet aangeduid worden. Met betrekking tot de manier waarop die verduidelijking door het ontwerp-kb geformuleerd wordt, stellen er zich echter enkele kleine problemen. De indruk ontstaat dat de praktijkervaring die voor de inwerkingtreding van deze CAO verworven werd, niet in aanmerking zou kunnen genomen worden, wat zeker niet de bedoeling is. Ook de manier waarop in het ontwerp-kb verwezen wordt naar de CAO in kwestie kan aanleiding geven tot enige verwarring. Op die datum zijn namelijk verschillende CAO s van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ondertekend. Het is dan ook beter een meer precieze verwijzing te gebruiken. Vandaar dat de Hoge Raad een alternatieve vermelding voorstelt in de tekst in bijlage. Daarnaast dient op deze plaats in het besluit voor de elektrotechnische sector een soortgelijke vermelding opgenomen te worden. In de CAO die van toepassing is op deze sector valt uit de benamingen van de categorieën wel af te leiden welke categorieën al dan niet onder de noemer geschoolde arbeider vallen. Hierdoor komen echter meer categorieën in aanmerking dan dat de sector initieel voor ogen had. Zoals uit de figuur op de volgende pagina blijkt, komen nu zowel de categorieën D, E en F in aanmerking. Het is echter belangrijk dat enkel die praktijkervaring in aanmerking wordt genomen die daadwerkelijk garandeert dat men het beroep als zelfstandige op een kwalitatieve en veilige manier kan uitoefenen. In het geval van de elektrotechnische sector verwerft men dit soort praktijkervaring wanneer men arbeider is in de categorieën E en F. Bovendien is het niet zo dat wanneer men zich beperkt tot die catgeorieën E en F de instroom te sterk beperkt wordt want een aanzienlijk aandeel van de arbeiders in deze sector bevinden zich juist in deze categorieën. Tot slot is het ook belangrijk dat het in de bouw- en elektrotechnische sector gevraagde minimale niveau van praktijkervaring vergelijkbaar is. Wanneer we in de figuur op de volgende pagina de vergelijking maken tussen beide sectoren zien we echter dat momenteel dat minimale niveau in de elektrotechnische sector lager ligt. Uit een inhoudelijke analyse van de loon- en beroepenclassificatie in beide sectoren blijkt namelijk dat de categorie III van de bouwsector eerder aansluit bij de categorie E dan bij de categorie D van de elektrotechnische sector. In het koninklijk besluit moet dan ook bepaald worden dat in het kader van dat besluit een geschoold arbeider in de elektrotechnische sector een arbeider van categorie E of F is. De Raad formuleert daarvoor in de tekst in bijlage een concreet tekstvoorstel. 4

oude CAO bouw ongeschoold geoefend geschoold 1 ste graad geschoold 2 de graad huidige CAO bouw Categorie I A Categorie I B Categorie II A Categorie II B Categorie III Categorie IV CAO elektriciens A. Hulpwerkman B. Geoefend werkman 2 de categorie C. Geoefend werkman 1 ste categorie D. Geschoold arbeider 3 de categorie E. Geschoold arbeider 2 de categorie F. Geschoold arbeider 1 ste categorie Art. 7, 2 bestaand KB / Art. 5 ontwerp-kb Dit artikel van het ontwerp stelt dat zowel de metaal- en houtskeletbouw als het vlechten van ijzer en het aanbrengen van bekisting niet als ruwbouwactiviteiten moeten beschouwd worden waardoor deze activiteiten dus niet langer onder het toepassingsgebied van de beroepsreglementering zouden vallen. Voor de Hoge Raad is het niet aanvaardbaar dat de metaal- en houtskeletbouw niet langer onder de reglementering zou vallen. Deze activiteiten zijn namelijk van groot belang voor de stevigheid en weerstand van gebouwen en hebben dus een directe impact op de veiligheid en de kwaliteit. Deze activiteiten vallen per definitie onder de omschrijving van de schrijnwerkersactiviteiten (van het tweede niveau) die wordt gegeven in art. 19, 1, 2 van het besluit. Het is bovendien niet omdat men voor het skelet van een gebouw eerder metaal of hout dan andere ruwbouwmaterialen gebruikt dat de activiteit niet langer gereglementeerd moet worden. De metaal- en houtskeletbouw moet dan ook gereglementeerd blijven en hoort in de reglementering thuis onder de cluster van de schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten, met dien verstande dat de ruwbouwaannemers eveneens over alle nodige bekwaamheden beschikken om deze activiteiten uit te oefenen. Vandaar dat art. 19, 2, 4 moet aangepast worden. Ook het vlechten van ijzer en het aanbrengen van bekisting moet volgens de Raad niet expliciet uit het toepassingsgebied gehaald worden. Deze activiteiten op zich zijn niet en moeten niet gereglementeerd worden aangezien de resultaten van deze activiteiten niet gelijkgesteld kunnen worden met het skelet van een gebouw waarvan sprake in art. 7, 1 van het bestaande besluit maar ze slecht een deelelement van dat skelet vormen.. Artikels 9, 12, 15, 18, 21, 2, 24 en 27 bestaand KB / Art. 6 ontwerp-kb De Hoge Raad is van mening dat dit een goede toevoeging is aan de opsommingen van de akten waarmee de beroepsbekwaamheid voor de verschillende clusters kan aangetoond worden. Art. 16, 2, 2 bestaand KB / Geen artikel terzake in het ontwerp-kb In art. 16, 2, 2 van het bestaande KB moet in de zin van dit besluit vervangen worden door in de zin van art. 19, 1, 2 van dit besluit. Het plaatsen en herstellen van het dakgebinte mag namelijk niet door alle schrijnwerkers worden uitgevoerd maar enkel door deze die over de nodige beroepsbekwaamheid beschikken om de activiteiten vermeld onder art. 19, 1, 2 uit te voeren. In het ontwerp-kb moet dus ook een bepaling opgenomen worden om deze wijziging aan het bestaande KB door te voeren. 5

Art. 19, 1, 2 bestaand KB / Art. 7, 1 ontwerp-kb Voor de duidelijkheid stelt de Hoge Raad hier een alternatieve formulering voor. Art. 19, 2, 4 bestaand KB / Art. 7, 2 ontwerp-kb Overeenkomstig de gevraagde wijziging van art. 7 van het bestaande besluit moet ook hier een wijziging gebeuren. Art. 21, 1 bestaand KB / Art. 8, 1 ontwerp-kb In de Franstalige tekst van art. 8, 1 van het ontwerp-kb meent de Hoge Raad dat de diplomatitel master en sciences industrielles vervangen moet worden door master en sciences de l ingénieur industriel of dat beide titels moeten vermeld worden. Art. 6, 2 van het ontwerp-kb voegt in het Frans de titel master en sciences de l ingénieur industriel toe aan verschillende artikels van het besluit. In de Nederlandstalige tekst wordt terecht in zowel artikel 6 als 8 van het ontwerp de titel master in de industriële wetenschappen gebruikt. De Hoge Raad stelt voor dat er samen met de onderwijsverantwoordelijken van de Franse Gemeenschap wordt bekeken welke diplomatitels juist overeenstemmen met de Nederlandstalige diplomatitel master in de industriële wetenschappen. Art. 8, 1 van het ontwerp-kb voegt dus het diploma van master in de industriële wetenschappen toe aan art. 21, 1 van het bestaand KB. Het diploma van master in de bioingenieurswetenschappen wordt echter niet toegevoegd terwijl aan alle andere lijsten van diploma s in het besluit wel beide diploma s worden toegevoegd. Het is logischer het diploma van master in de bio-ingenieurswetenschappen ook aan art. 21, 1 toe te voegen. Iemand met dat diploma van master in de bio-ingenieurswetenschappen heeft namelijk sowieso toegang tot de activiteiten in kwestie. Er bestaat namelijk een lijst van diploma s die toegang geven tot de eenvoudigere schrijnwerkersactiviteiten (diploma s art. 21, 1 geven toegang tot activiteiten art. 19, 1, 1 ) en een lijst van diploma s die toegang geven tot zowel de eenvoudigere als de moeilijkere schrijnwerkersactiviteiten (diploma s art. 21, 2 geven toegang tot activiteiten art. 19, 1, 1 én 2 ). Aangezien het diploma van master in de bioingenieurswetenschappen reeds is toegevoegd aan de lijst van diploma s die toegang geven tot de eenvoudigere én de moeilijkere activiteiten (art. 21, 2), heeft iemand met dat diploma sowieso toegang tot de eenvoudigere activiteiten. Voor de leesbaarheid van de tekst is het daarom beter dat diploma ook op te nemen in de lijst van diploma s die toegang geven tot de eenvoudigere activiteiten (art. 21, 1). Voor het diploma van master in de industriële wetenschappen voorziet het ontwerp-kb dus bovendien wel reeds deze werkwijze. Art. 21, 3 bestaand KB / Art. 8, 2 ontwerp-kb Volgens de Raad is dit geen noodzakelijke toevoeging aangezien iemand die zijn beroepsbekwaamheid kan bewijzen comform art. 21, 2 op basis van dat artikel sowieso toegang heeft tot zowel de activiteiten vermeld onder art. 19, 1, 1 als deze vermeld onder art. 19, 1, 2. Die persoon moet dus helemaal niet aantonen dat hij beschikt over de beroepsbekwaamheid comform art. 21, 1 om toegang te hebben tot de activiteiten van art. 19, 1, 1 aangezien hij reeds via art. 21, 2 toegang heeft. Het kan, mede gezien de bestaande bepaling terzake in art. 19, 1, 5 wegvalt, wel nuttig zijn deze mogelijkheid hier te onderlijnen maar dan gaat de voorkeur van de Raad uit naar de alternatieve zin voorgesteld in de tekst in bijlage. 6

Art. 25, 1, 1 bestaand KB / Geen artikel terzake in het ontwerp-kb In de Franstalige tekst moet vapeur d air hier vervangen worden door vapeur d eau. In de Nederlandstalige tekst is er namelijk terecht sprake van stoom. Art. 25, 2 bestaand KB / Art. 9 ontwerp-kb Art. 9 van het ontwerp KB wijzigt art. 25, 2 van het bestaande KB door een vierde punt toe te voegen. Volgens de Raad is dit een goede toevoeging maar moet er in deze toevoeging ook nog specifiek verwezen worden naar art. 25, 1, 4. Hoewel in art. 25, 2, 4 de tekst van art. 25, 1, 4 letterlijk wordt hernomen is deze verwijzing toch aangewezen aangezien daardoor duidelijk wordt dat de elementen in de punten 1, 2 en 3 van art. 25, 1 zeker niet bedoeld worden. Rekening houdend met de daarvoor noodzakelijke kennis, moet aan art. 25, 2, 1 toegevoegd worden dat de plaatsing of herstelling geen tussenkomst op de installatie voor transport en afgifte van warmte mag inhouden. Art. 28, 1 bestaand KB / Geen artikel terzake in het ontwerp-kb Hoewel niet voorzien in het ontwerp-kb moeten er op deze plaats in het besluit volgens de Raad toch enkele kleine aanvullingen gebeuren opdat de definitie van de elektrotechnische activiteiten voldoende duidelijk de activiteiten vermeldt die er vroeger reeds impliciet in begrepen zaten zoals de productie van elektrische energie en de elektrische aandrijving en automatisatie. Bovendien zorgen die aanvullingen ervoor dat de definitie aangepast blijft aan de technologische evolutie binnen deze sector. Art. 28, 2 bestaand KB / Art. 10 ontwerp-kb De Hoge Raad staat positief tegenover de alternatieve tekst die het ontwerp-kb voorstelt voor art. 28, 2, 3 van het besluit maar wenst wel dat verduidelijkt wordt dat het hier specifiek gaat om elektrische en elektronische toestellen. Ook het nieuwe art. 28, 2, 6 vindt de Raad een waardelvolle toevoeging. De Raad stelt ook voor om in art. 28, 2, 1 omwille van de duidelijkheid niet langer het begrip leidingen te gebruiken. Art. 30, 5 bestaand KB / Art. 11 ontwerp-kb Volgens de Raad is het goed dat het diploma van master in de industriële wetenschappen hier aan de lijst van akten wordt toegevoegd maar vraagt wel dat erbij vermeld zou worden dat het diploma betrekking moet hebben op één van de activiteiten van art. 1, 2, dus op dezelfde manier waarop in de andere clusters bij dit diploma verwezen wordt naar de activiteiten van art. 2, 1. Overeenkomstig de eerdere opmerking bij art. 21, 1 van het bestaand KB en art. 8, 1 van het ontwerp-kb meent de Raad ook hier dat de diplomatitel master en sciences industrielles vervangen moet worden door master en sciences de l ingénieur industriel of dat beide titels moeten vermeld worden. 7

Art. 35, 2 bestaand KB / Geen artikel terzake in het ontwerp-kb Art. 35, 4 bestaand KB / Art. 12 ontwerp-kb Art. 35, 5 bestaand KB / Art. 13 ontwerp-kb Art. 35, 6 bestaand KB / Art. 14 ontwerp-kb Art. 35, 7 bestaand KB / Art. 15 ontwerp-kb Art. 35, 8 bestaand KB / Art. 16 ontwerp-kb Art. 35, 9 bestaand KB / Art. 17 ontwerp-kb Art. 35, 10 bestaand KB / Art. 18 ontwerp-kb In art. 35, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 worden telkens nieuwe activiteiten toegevoegd waarop personen die in de Kruispuntbank van Ondernemingen zijn ingeschreven in deze activiteiten zich kunnen beroepen om toegang te verwerven tot de respectieve clusters. Op de manier waarop het ontwerp-kb deze activiteiten toevoegt, moet voor deze nieuw toegevoegde activiteiten gekeken worden naar de datum van de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit, dus van het voorliggend ontwerp-kb. In dit artikel staat namelijk telkens vermeld dat de personen die zijn ingeschreven in KBO op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit hun activiteiten kunnen voortzetten wanneer hun inschrijving in de KBO één of meer van de volgende activiteiten omvat. Iemand moet dus wel ingeschreven zijn op de datum van de inwerkingtreding van het besluit maar over de datum waarop men in de welbepaalde activiteit moet ingeschreven zijn wordt niets gezegd. Zo kan men zich initieel voor andere activiteiten hebben ingeschreven. Daarbij komt dat wijzigingen door een wijzigingsbesluit aangebracht, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, pas rechtskracht hebben vanaf de datum van de inwerkingtreding van dat besluit. Aangezien deze aanpassing van de overgangsmaatregelen tot doel heeft tegemoet te komen aan hiaten in het bestaande besluit, moet dat echter de datum van de inwerkingtreding van het oorspronkelijke besluit zijn, namelijk 1 september 2007. Het is dan ook erg belangrijk dat overal waar nodig in art. 35 die datum expliciet vermeld wordt. Bovendien is het belangrijk dat die datum op de juiste plaats in de desbetreffende zinnen geplaatst wordt. Het volstaat dus namelijk niet om ingeschreven te zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen maar men moet ingeschreven zijn in de desbetreffende activiteit. Vandaar dat de bestaande formulering van de desbetreffende zinnen in het besluit niet volstaat. Daarom en omwille van de eenvormigheid van de tekst, kan die datum dus best ook in art. 35, 2 vermeld worden hoewel daar geen nieuwe activiteiten worden toegevoegd. Art. 14 van het ontwerp-kb voegt metalen schrijnwerk toe aan art. 35, 6, 2 terwijl metaalschrijnwerk momenteel reeds vermeld staat in het zevende streepje van dat artikel. In het tweede lid van art. 18 van het ontwerp-kb wordt een overgangsperiode voorzien tot 31 december 2010. Aangezien niet duidelijk is wanneer het ontwerp-kb zal goedgekeurd worden en het belangrijk is dat de overgangsperiode voldoende lang is, stelt de Hoge Raad voor hier een overgangsperiode te voorzien van zes maanden na de inwerkingtreding van het besluit. Art. 2, 3 KB 28/5/2003 KBO / Art. 19 ontwerp-kb Artikel 19 van het ontwerp-kb voorziet een toevoeging aan art. 2, 3 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 tot vaststelling van het bedrag van het inschrijvingsrecht voor de Kruispuntbank van Ondernemingen als handels- of ambachtsonderneming, en de vergoeding van de erkende ondernemingsloketten opdat de ondernemers kosteloos gebruik zouden kunnen maken van de nieuw overgangsmaatregel die het ontwerp-kb voorziet in art. 35, 10 van het bestaande KB van 29 januari 2007. Deze toevoeging is volgens de Hoge Raad een goede zaak. 8

BESLUIT Het ter advies voorliggend ontwerp van koninklijk besluit beoogt een oplossing te bieden voor een aantal problemen waarmee men bij de toepassing van de beroepsreglementering voor de bouw- en elektrotechnische sector geconfronteerd wordt. In een aantal van de voorgestelde wijzigingen kan de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO zich echter niet terugvinden en daarvoor formuleert hij dan ook een alternatief. Mits rekening wordt gehouden met zijn bemerkingen, stemt de Hoge Raad in met dit ontwerp van koninklijk besluit. 9