PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van provincie Noord-Brabant. Nr. 539 9 februari 2017 Mandaatbesluit Dienst Weg Provincie Noord-Brabant Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Gelet op afdeling 10.1 Algemene wet bestuursrecht; Gelet op artikel 59a Provinciewet; Gelet op artikel 149 van de Wegenswet 1994 en artikel 9.1 van de Regeling voertuigen; Gezien de schriftelijke instemming van de algemeen directeur van de Dienst Weg d.d. 30 november 2016 nr. 4101402, bedoeld in artikel 10:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de hiervoor bedoelde algemeen directeur; Overwegende dat langzaam gemotoriseerde voertuigen incidenteel van provinciale wegen moeten kunnen berijden; Overwegende dat de bevoegd wegbeheerder ontheffing kan verlenen ten behoeve van de voertuigen als bedoeld in de hoofdstukken 5 en 9 van de Regeling voertuigen; Overwegende dat voor het behandelen van aanvragen om ontheffingen voor het berijden van provinciale wegen ten behoeve van de voernoemde voertuigen de Dienst Weg over gespecialiseerde (voertuig)kennis beschikt; Overwegende dat het uit het oogpunt van efficiency gewenst is aan de Directeur van de Dienst Weg de bevoegdheid te mandateren voor het behandelen van en beslissen op aanvragen om voornoemde ontheffingen; Besluiten vast te stellen de volgende regeling: Artikel 1. Begripsbepalingen In dit besluit wordt verstaan onder: a. directeur: algemeen directeur van de Dienst Weg; b. langzaam gemotoriseerde voertuigen: landbouw- en bosbouwtractoren en motorrijtuigen met beperkte snelheid, alsmede mobiele machines en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines en verwisselbare uitrustingstukken achter landbouw- en bosbouwtractoren en motorrijtuigen met beperkte snelheid; c. mandaatregister: openbaar register als bedoeld in de Regeling mandaat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant; d. ontheffing: ontheffing als bedoeld in artikel 149, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenswet 1994 voor zover betrekking hebbende op langzaam gemotoriseerde voertuigen; e. verslag: overzicht van door de directeur in mandaat genomen besluiten op aanvragen om ontheffing. Artikel 2. Mandaat 1. Gedeputeerde Staten verlenen aan de directeur mandaat voor het namens hen behandelen van en beslissen op aanvragen tot het verlenen van ontheffingen. 2. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, ziet uitsluitend op de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing van de eisen en voorwaarden die ingevolge de wet- en regelgeving zijn gesteld aan de inrichting van en het rijden met langzaam gemotoriseerde voertuigen waarvan de de wettelijke maxima overschrijdt. 3. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, ziet tevens op de bevoegdheid tot: a. het intrekken, weigeren of wijzigen van een ontheffing; b. de overige terzake van een aanvraag om ontheffing te nemen uitvoeringsbeslissingen; c. het ondertekenen van namens Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant genomen besluiten. 4. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, heeft in ieder geval geen betrekking op het behandelen van en beslissen op bezwaar- en beroepschriften. 1
5. De directeur is bevoegd ten aanzien van de in dit artikel aan hem verleende bevoegdheden ondermandaat te verlenen aan onder hem ressorterende leidinggevende functionarissen in dienst van de Dienst Weg. Artikel 3. Weigeringsgronden Een ontheffing wordt in ieder geval niet verleend indien de aanvraag betrekking heeft op: a. andere voertuigen dan langzaam gemotoriseerde voertuigen; b. provinciale wegen en weggedeelten in Noord-Brabant als genoemd in bijlage 1 behorend bij dit besluit, waarvoor een gesloten verklaring geldt voor langzaam gemotoriseerde voertuigen, aangeduid met een bord C08 of C09 uit bijlage 1 van het Reglement sregels en stekens 1990; c. langzaam gemotoriseerde voertuigen die breder zijn dan de in bijlage 1 behorend bij dit besluit genoemde maatvoering voor het betreffende weggedeelte. Artikel 4. Het besluit en de ondertekening 1. Onverminderd artikel 9.3 van de Regeling voertuigen en artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een ontheffing een omschrijving het voertuig waarvoor deze wordt afgegeven en de wegen en weggedeelten waarvoor de ontheffing geldt. 2. Aan een besluit tot het verlenen van een ontheffing verbindt de directeur de voorschriften opgenomen in bijlage 2 behorende bij dit besluit. 3. De directeur vermeldt in het door hem te nemen besluit de datum en het nummer van dit mandaatbesluit. 4. De ondertekening van besluiten als bedoeld in artikel 2 luidt: Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, namens deze, [naam directeur], directeur Dienst Weg. gevolgd door de handtekening van de directeur. 5. Indien ondermandaat is verleend, als bedoeld in artikel 2, zesde lid, luidt de ondertekening: Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, namens deze, gevolgd door de naam, functie en handtekening van de functionaris. Artikel 6. Rechtsmiddelenverwijzing Onder de besluiten, bedoeld in artikel 2, wordt de volgende rechtsmiddelenverwijzing opgenomen: Rechtsmiddel Bezwaren tegen dit besluit kunnen binnen zes weken na de bekendmaking ervan worden ingediend bij: College van G edeputeerde Staten van Noord-Brabant p.a. secretariaat van de Hoor- en Adviescommissie voor de behandeling van bezwaar en beroepschriften Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch U wordt verzocht om in de linker bovenhoek van de enveloppe het woord bezwaar te vermelden. Voor meer informatie over de behandeling van bezwaarschriften verwijzen wij u naar www.brabant.nl/rechtsmiddelen. Het secretariaat van de Hoor- en Adviescommissie is bereikbaar op telefoonnummer 073-680 83 04, fax 073-680 76 16. Indien onverwijlde spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzieningenrechter van de Sector Bestuursrecht Rechtbank Oost-Brabant (telefoon 073-6202750). In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend. Artikel 7 Afschrift De directeur zendt afschriften van de besluiten die zijn genomen op basis van dit mandaatbesluit per omgaande digitaal toe aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant naar meldpuntwegen@brabant.nl. Artikel 8 Instructies De directeur mt bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden algemene instructies en instructies per geval van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant in acht, bedoeld in artikel 10:6, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht. 2
Artikel 9 Informatieplicht 1. De directeur stelt Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant tijdig in kennis van krachtens mandaat te nemen of reeds genomen besluiten, waarvan hij redelijkerwijs moet aannemen dat kennisneming door hen gewenst is. 2. Kennisgeving als bedoeld in het eerste lid vindt in ieder geval plaats indien de maatschappelijke, beleidsmatige, politieke, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven. 3. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant voorzien de directeur van alle benodigde informatie ten behoeve van de invulling van zijn mandaat. Artikel 10 Verantwoording 1. De directeur brengt jaarlijks in februari verslag uit van de krachtens dit mandaatbesluit genomen besluiten in het voorafgaande jaar. 2. De directeur zendt het verslag, bedoeld in het eerste lid, digitaal toe aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant naar meldpuntwegen@brabant.nl. 3. Het verslag bevat: a. per weg of weggedeelte de aard van de besluiten; b. per of weggedeelte het aantal besluiten; c. een overzicht van de van aanvragers geheven leges. 4. Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid verschaft de directeur desgevraagd alle informatie aan Gedeputeerde Staten terzake van de uitoefening van de in dit besluit bedoelde bevoegdheden. Artikel 11 Registratie en inwerkingtreding 1. Dit besluit wordt gevoegd in het mandaatregister. 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst. Artikel 12 Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Dienst Weg. s-hertogenbosch, 24 januari 2017 Gedeputeerde Staten voornoemd, de voorzitter de secretaris prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger 3
BIJLAGE 1 behorende bij het Mandaatbesluit Dienst Weg, besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant d.d. 10 januari 2017, nr. 4115220 Wegnr N257 N257 N260 N260 N260 N262 N266 N266 N268 N269 N277 N282 Van km 3,74 9,60 2,000 4,86 8,29 31,56 39,72 40,31 40,96 45,17 45,47 46,47 50,61 51,79 67,550 71,38 4,51 3,25 102,60 3,000 Tot km 4,15 10,29 4,86 6,638 10,18 1,58 35,20 40,31 40,96 44,12 45,47 46,47 47,28 51,11 52,001 70,08 79,075 6,50 12,06 102,74 4,64 Lengte km 0,410 0,690 2,860 1,778 1,890 0,580 3,640 0,590 0,650 3,160 0,300 0,810 0,500 0,211 2,530 7,695 1,990 8,810 0,140 1,640 Mandaat RDW langzaam gemotoriseerde voertuigen Gesloten Max. ontheffing verlening Inhaalverbod deels doorgetrokken doorgetrokken Opmerking ri2 onderbord ontbreken? 10,05 en 9,43 45,410 R2 bord excl. langzaam gemotoriseerd bij doorgetrokken R1 overbodige R1 11,74 geen + excl. langzaam gemotoriseerd N283 N283 N283 N284 N284 N284 N285 0,969 11,17 15,62 3,53 4,24 12,27 6,77 1,11 11,28 15,675 4,02 4,95 12,99 7,79 0,141 0,110 0,055 0,490 0,710 0,720 1,020 Beperken tot 3,00 meter Beperken tot 3,00 meter Was 3,50 meter Was 3,50 meter Ononderbroken 4
N285 N285 N324 N324 N324 7,79 22,11 10,93 16,17 17,60 11,79 23,028 12,43 17,60 23,43 4,000 0,918 1,500 1,430 5,830 R2 vanaf 22,74 C09 excl. lang- zaam gemotoriseerd 600m kp Schaijk officieel een inhaalverbod N389 N389 N396 N605 N605 N615 N615 N618 4,27 5,46 3,97 4,90 10,76 12,76 4,964 1,530 6,603 4,51 5,46 6,74 4,90 7,91 12,76 14,357 8,516 4,190 8,94 3,04 5,33 1,76 1,190 1,280 0,930 3,010 2,000 1,597 3,552 2,660 2,337 2,040 0,820 0,760 doorgetrokken + excl landbouwvk doorgetrokken doorgetrokken N618 N622 N625 N629 N629 N629 N631 N632 N639 N69 1,76 4,80 17,19 2,25 3,00 5,50 2,30 3,40 3,90 5,64 36,50 7,994 5,724 17,61 2,25 3,00 4,86 6,899 1,55 3,31 3,40 3,90 5,64 7,01 37,25 6,234 0,924 0,420 1,250 0,750 1,863 1,399 0,550 1,010 2,400 0,500 1,740 1,370 0,750 doorgetrokken doorgetrokken Ononderbroken, R1 verschilt iets met R2 of ontbreken onderborden KOM HOEVEN 5
N69 N69 N69 37,25 41,87 43,00 40,60 42,30 52,257 3,350 0,430 9,257 doorgetrokken 6
BIJLAGE 2 behorende bij het Mandaatbesluit Dienst Weg, besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant d.d. 10 januari 2017, nr. 4115220 Voorschriften 1. De houder van de ontheffing heeft de route voordat deze verreden wordt verkend en heeft zich ervan vergewist dat er in de route geen e obstakels aanwezig zijn die het verrijden van de route belemmeren of bijzondere sregels gelden die het verrijden van de route onmogelijk maken, zoals een geslotenverklaring aangegeven door borden model C8 of C9 van bijlage 1 van het RVV 1990; 2. Indien op een provinciale weg een geslotenverklaring aangegeven door borden model C8 of C9 van bijlage 1 van het RVV 1990 geldt, vraagt de houder van de ontheffing een gemotiveerde aanvraag om ontheffing van deze geslotenverklaring aan bij Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant; 3. De toestand van de weg blijft gewaarborgd. Bij vervuiling, beschadiging of anderszins van de weg wordt onmiddellijk contact opgenomen met de provincie Noord-Brabant, 073 680 73 68. 4. Van de ontheffing mag geen gebruik worden gemaakt bij mist, suwval of andere omstandigheden, in het bijzonder van atmosferische aard, die het zicht beperken tot minder dan 200 meter. Treden deze omstandigheden op, dan moet direct naar een plaats worden gereden waar het geen hinder ondervindt van het voertuig; 5. Bij het tegemoetkomen van een ander voertuig moet het voertuig of het samenstel van voertuigen, indien nodig, aan de uiterste rechterzijde tot stilstand worden gebracht; 6. Bij het naderen van een brug, een viaduct, draden van een elektrisch net of andere boven of naast de rijbaan gelegen objecten verzekert de houder van de ontheffing zich ervan, alvorens wordt doorgereden, dat voldoende aanwezig en passeren veilig en zonder schade mogelijk is; 7. De houder van de ontheffing heeft de ontheffing of een kopie daarvan, inclusief bijbehorende bijlage(n), bij zich tijdens de gebruikmaking van de ontheffing en toont deze op verzoek van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, de politie of andere daartoe aangewezen toezichthoudende ambtenaren; 8. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant kunnen aanvullende voorschriften verbinden aan de ontheffing; 9. Het niet naleven van één of meerdere aan de ontheffing verbonden voorschriften kan leiden tot wijziging of intrekking van de ontheffing; 10. De provincie Noord-Brabant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade aan eigendommen van derden die het gevolg is van het gebruikmaken van de ontheffing. s-hertogenbosch, 24 januari 2017 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, de voorzitter de secretaris prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger 7