Algemene Bepalingen van Verpanding van Voorraden en/of Inventaris en/of Vorderingen bestaand uit: I II III Gemeenschappelijke Bepalingen Bepalingen voor Verpanding van Voorraden en/of Inventaris Bepalingen voor Verpanding van Vorderingen (februari 1996) 10-1940-05/versie B -1
I Gemeenschappelijke bepalingen 1. Definities 1.1 In deze Algemene Bepalingen van Verpanding en in de Pandakte wordt verstaan onder: A.B.V.: Pandakte: de Pandgever: de Bank: Pandlijst: Goederen: Voorraden: Inventaris: Vorderingen: Deze Algemene Bepalingen van Verpanding. Akte(n), in de ruimste zin, waarbij de Pandgever één of meer Goederen aan de Bank in pand geeft en/of zich daartoe verbindt en waarbij de A.B.V. van toepassing worden verklaard. De (rechts)persoon of (rechts)personen (zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk) die in de Pandakte als Pandgever wordt (worden) aangeduid. ABN AMRO Bank N.V., statutair gevestigd te Amsterdam. Formulier ter opgave en inpandgeving van Vorderingen, volgens een door de Bank vast te stellen model. Alle Voorraden, Inventaris en Vorderingen die de Pandgever bij de Pandakte of de A.B.V. aan de Bank in pand geeft danwel krachtens de Pandakte of de A.B.V. aan de Bank in pand dient te geven, alsmede alle voor zodanige goederen in de plaats tredende Vorderingen waarop van rechtswege een pandrecht ten gunste van de Bank rust. Alle huidige en toekomstige voorraden behorende tot het bedrijf van de Pandgever, waaronder in ieder geval begrepen grondstoffen, halffabrikaten en gerede produkten, al of niet na verwerking, bewerking, natrekking, vermenging of zaaksvorming, één en ander in de ruimste zin. Alle huidige en toekomstige inventaris en uitrusting (voor zover geen registergoed) behorende tot het bedrijf van de Pandgever, waaronder in ieder geval begrepen machines, installaties, werktuigen, gereedschappen, auto's en ander rollend materieel, telecommunicatie-, kantoor- en computerapparatuur (inclusief software), één en ander in de ruimste zin. Alle huidige en toekomstige vorderingen die de Pandgever nu of te eniger tijd op (een) ander(en) dan de Bank heeft en/of zal hebben, al dan niet opeisbaar, onder voorwaarde of tijdsbepaling, en ongeacht de valuta waarin deze luiden, één en ander met inachtneming van het in artikel I.4.2 bepaalde. 1.2 Artikelen waarnaar in de A.B.V. wordt verwezen, zijn steeds artikelen uit de A.B.V., tenzij anders is vermeld. 2. Vestiging van pandrecht 2.1 De vestiging van het pandrecht geschiedt: - door registratie van de Pandakte (bij Voorraden of Inventaris); - door registratie van de Pandlijst (bij Vorderingen); of naar keuze van de Bank op enige (andere) rechtens mogelijke wijze, waaronder begrepen vestiging bij authentieke akte. De Pandgever zal ter zake van de vestiging van het pandrecht de aanwijzingen van de Bank opvolgen. 2.2 De Pandgever verleent hierbij onherroepelijk en onvoorwaardelijk volmacht aan de Bank om steeds wanneer de Bank dit wenst, namens de Pandgever de Goederen bij authentieke akte aan zichzelf te verpanden. -2-
2.3 Indien de Bank dit wenst zal de Pandgever eraan meewerken dat op (een deel van) de Goederen overeenkomstig een door de Bank aan te wijzen buitenlands rechtsstelsel een pandrecht wordt gevestigd of, naar keuze van de Bank, een met pandrecht vergelijkbaar zekerheidsrecht uit dat rechtsstelsel. 3. Onaantastbaar eerste pandrecht 3.1 De Pandgever is verplicht de Bank op de Goederen een onaantastbaar eerste pandrecht te verschaffen en staat ervoor in dat op de Goederen geen ander beperkt recht (zoals een ander pandrecht dan het onderhavige of een recht van vruchtgebruik) en geen beslag of retentierecht rust of zal rusten. Indien de Pandgever ter zake van de Goederen jegens een ander dan de Bank een prestatie verschuldigd is, zal hij deze prestatie tijdig en deugdelijk verrichten. 3.2 Indien ter zake van de Goederen bewijzen van opslag en/of vervoer, cognossementen, celen, wissels, cheques en/of andere (waarde- of handels-)papieren zijn of worden afgegeven, dienen deze documenten op verlangen van de Bank terstond aan de Bank te worden overhandigd en, indien overdraagbaar, te worden verpand door deze in de macht te brengen van de Bank. Endossabel handelspapier dient te zijn voorzien van een onbeperkt endossement, zo mogelijk in blanco en indien niet mogelijk aan de Bank of aan order. 4. Meer dan één (rechts)persoon als Pandgever 4.1 De (rechts)personen die ter zake van één of meer dezelfde Goederen als Pandgever optreden, zijn hoofdelijk verbonden voor alle verplichtingen die de Pandgever dienaangaande jegens de Bank heeft of zal hebben. Indien een (commanditaire) vennootschap onder firma of een maatschap (mede) als Pandgever optreedt, zijn bovendien de (beherende) vennoten respectievelijk de maten hoofdelijk voor bedoelde verplichtingen verbonden. 4.2 Indien meer dan één (rechts)persoon als Pandgever optreedt, worden onder Vorderingen mede verstaan alle vorderingen die zij op elkaar hebben. 5. Beschikking Zonder schriftelijke toestemming van de Bank is de Pandgever niet bevoegd de Goederen over te dragen, met een beperkt recht te bezwaren of anderszins daarover te beschikken, onverminderd hetgeen voor de Voorraden en Inventaris in artikel II.4 en voor de Vorderingen in artikel III.5 is bepaald. 6. Informatieplicht Pandgever 6.1 De Pandgever is verplicht de Bank op eerste verzoek van de Bank alle informatiedragers, informatie en medewerking te verschaffen die de Bank voor de uitoefening van het pandrecht nuttig of nodig acht. De Bank is bevoegd ter verkrijging van bedoelde informatie de administratie van de Pandgever te (laten) onderzoeken. 6.2 De Pandgever zal de Bank terstond in kennis stellen van iedere omstandigheid die de verhaalsmogelijkheden van de Bank krachtens het pandrecht kan aantasten en van al hetgeen overigens voor de Bank van belang kan zijn met betrekking tot de Goederen respectievelijk de persoon van de Pandgever, zoals: - met betrekking tot de Goederen: vordering tot afgifte; inroeping van een (vermeend) retentierecht; beslag; bewind; verlies, diefstal of verduistering; beschadiging; abnormale waardevermindering; het sluiten van een verzekering of het ontstaan van een recht op een verzekeringsuitkering; gebrekkigheid waardoor schade aan milieu, zaken of personen ontstaat of kan ontstaan; -3-
- met betrekking tot de persoon van de Pandgever: (aanvraag van) surséance van betaling of faillissement; curatele; aangaan van fusie, maatschap, vennootschap onder firma of (andere) belangengemeenschap; overname; bedrijfsbeëindiging; ontbinding; statutenwijziging; wijziging van rechtsvorm. 6.3 De Pandgever zal in de in het vorige lid bedoelde gevallen bovendien terstond mededeling doen van het pandrecht van de Bank aan de eventueel betrokken derde, zoals degene die de afgifte vordert, de retentor, de beslagleggende deurwaarder, de bewindvoerder (bij bewind cq surséance), de curator (bij faillissement cq curatele) cq de vereffenaar (bij ontbinding). 6.4 Indien de Pandgever gehouden is van enige onmogelijkheid tot betaling van belasting- en/of premieschulden mededeling te doen aan het desbetreffende uitvoeringsorgaan, is hij verplicht daarvan tevens terstond mededeling te doen aan de Bank. 7. Pandgever in gebreke; executie 7.1 Indien de Pandgever tekortschiet in de nakoming van enige verplichting uit hoofde van de Pandakte en/of de bijbehorende A.B.V. is hij door dit enkele feit in gebreke, zonder dat daartoe enige ingebrekestelling is vereist. 7.2 Indien de Pandgever jegens de Bank in gebreke is met de voldoening van enige vordering tot zekerheid waarvoor het pandrecht is gevestigd, worden ook al zijn overige verplichtingen jegens de Bank door dit enkele feit opeisbaar. 7.3 Indien de Pandgever jegens de Bank in gebreke is met de voldoening van enige vordering tot zekerheid waarvoor het pandrecht is gevestigd, is de Bank -onverminderd het in artikel III.6 bepaalde- bevoegd de Goederen te verkopen of te doen verkopen en zich uit de opbrengst te voldoen. De Bank bepaalt in welke volgorde de vorderingen van de Bank op de Pandgever (of gedeelten van die vorderingen) uit de opbrengst worden voldaan. 7.4 De Bank is niet gehouden aan de Pandgever mededeling te doen van de verkoop danwel mede te delen hoe, waar en wanneer deze zal plaatsvinden. 7.5 De Pandgever zal uitsluitend gebruik maken van zijn bevoegdheid aan de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te verzoeken om een van artikel 3:250 BW afwijkende wijze van verkoop te bepalen, indien de Bank hem dit verzoekt. 8. Overschot na executie 8.1 Indien nadat de Bank zich op de opbrengst heeft verhaald, nog een aan de Pandgever toekomend overschot resteert, is de Bank gerechtigd dit overschot onder zich te houden totdat vaststaat dat de Bank geen vorderingen op de Pandgever meer heeft of zal verkrijgen tot zekerheid waarvoor het pandrecht is/was gevestigd. 8.2 De Bank is gerechtigd de vordering die de Pandgever ter zake van dit overschot op haar mocht hebben, te verrekenen met de in lid 1 bedoelde vorderingen van de Bank op de Pandgever, ongeacht de opeisbaarheid van de wederzijdse vorderingen, de valuta waarin deze luiden, en ongeacht eventueel aan die vorderingen verbonden voorwaarden en/of tijdsbepalingen. 8.3 De Pandgever geeft hierbij zijn recht op dit overschot reeds nu voor alsdan aan de Bank in pand tot zekerheid voor alle in lid 1 bedoelde vorderingen van de Bank op de Pandgever, welk pandrecht door de Bank wordt aanvaard. Deze akte strekt tot mededeling van het pandrecht aan de Bank. 9. Kosten 9.1 Alle kosten verbonden aan de vestiging van het pandrecht cq het in artikel I.2.3 bedoelde buitenlandse zekerheidsrecht komen voor rekening van de Pandgever. -4-
9.2 Alle kosten die de Bank, in of buiten rechte, tot vaststelling, behoud en/of uitoefening van haar rechten ter zake van de Goederen mocht maken, komen voor rekening van de Pandgever. 9.3 Onder de in het vorige lid bedoelde kosten worden mede begrepen de interne kosten van de Bank. Deze interne kosten worden berekend op basis van het aantal te dier zake door de Bank bestede uren tegen een door de Bank vast te stellen uurtarief. Bij executie (onderhandse verkoop en -bij vorderingen- inning daaronder begrepen) is de Bank gerechtigd de interne kosten in plaats daarvan vast te stellen op 5% van de totale bruto-opbrengst van de verkochte Goederen (cq geïnde Vorderingen); de Bank kan dit percentage verhogen tot maximaal 10% indien de bewerkelijkheid van de zaak en/of de hoogte van bedoelde opbrengst daartoe naar haar oordeel aanleiding geeft. 10. Bewijskracht bankadministratie Een door de Bank ondertekend uittreksel uit haar administratie strekt jegens de Pandgever tot volledig bewijs, behoudens tegenbewijs. 11. Einde pandrecht 11.1 Voor het geval de Bank afstand van het pandrecht doet, stemt de Pandgever daarmee reeds nu voor alsdan in. Afstand van het pandrecht door de Bank kan slechts blijken uit een daartoe strekkende schriftelijke ondubbelzinnige verklaring van de Bank aan de Pandgever. 11.2 Bij afstand door de Bank van het pandrecht zal de Pandgever op eerste verzoek van de Bank, naar haar oordeel genoegzame, andere zekerheid verstrekken, tenzij de Bank op voet van het volgende lid tot deze afstand gehouden is. 11.3 De Bank is slechts gehouden afstand van het pandrecht te doen, indien en zodra vaststaat dat de Bank geen vorderingen op de Pandgever meer heeft of zal verkrijgen tot zekerheid waarvoor het pandrecht is gevestigd. 12. Adressering; woonplaatskeuze 12.1 De Pandgever kiest voor alle aangelegenheden die verband houden met of voortvloeien uit het in de Pandakte en/of de bijbehorende A.B.V. bepaalde, woonplaats aan het in de Pandakte voor hem genoemde adres, welk adres door hem kan worden gewijzigd door schriftelijke opgave aan de Bank. 12.2 Indien meer dan één (rechts)persoon als Pandgever optreedt, kiezen zij voor alle aangelegenheden die verband houden met of voortvloeien uit het in de Pandakte en/of de bijbehorende A.B.V. bepaalde mede woonplaats op elkaars adres. 13. Nederlands recht; bevoegde rechter 13.1 Op het in de Pandakte en de bijbehorende A.B.V. bepaalde is Nederlands recht van toepassing. 13.2 Geschillen voortvloeiend uit of verband houdend met het in de Pandakte en/of de bijbehorende A.B.V. bepaalde, zullen worden beslecht door de bevoegde Nederlandse rechter. Indien de Bank als eisende partij optreedt is zij, in afwijking daarvan, bevoegd een geschil niet aanhangig te maken bij de Nederlandse rechter maar bij de voor de Pandgever in aanmerking komende buitenlandse rechter. -5-
II Bepalingen voor Verpanding van Voorraden en/of Inventaris 1. Reikwijdte De artikelen II.2 tot en met II.8 zijn slechts van toepassing voor zover zij betrekking hebben op Voorraden en/of Inventaris die de Pandgever bij de Pandakte aan de Bank in pand heeft gegeven. 2. Zorg voor Voorraden en Inventaris 2.1 De Pandgever is gehouden de Voorraden en Inventaris in goede staat te houden en daartoe ook ter zake van de locatie(s) waar deze zich bevinden de nodige voorzieningen te treffen. Ook overigens is de Pandgever gehouden ten aanzien van de Voorraden en Inventaris de nodige zorg te betrachten en niets te doen, nalaten daaronder begrepen, wat de belangen van de Bank kan schaden. 2.2 De Pandgever zal de Inventaris slechts in zijn bedrijf en naar de aard en bestemming van die Inventaris gebruiken. Beschadigde, versleten, verouderde of onbruikbaar geworden Inventaris of delen daarvan zal de Pandgever door nieuwe vervangen. 2.3 Indien de Pandgever tekortschiet of dreigt tekort te schieten in de nakoming van enige in dit artikel bedoelde verplichting, is de Bank gerechtigd om voor rekening van de Pandgever zelf maatregelen te (doen) nemen ter uitvoering van die verplichting en/of tot ongedaanmaking van de gevolgen van die tekortkoming, onverminderd de overige rechten van de Bank. 3. Verzekering 3.1 De Pandgever is gehouden de Voorraden en Inventaris, zodra deze tot zijn bedrijf behoren, onverwijld ten genoegen van de Bank tegen de gebruikelijke risico's te verzekeren en verzekerd te houden, alsmede de daarvoor verschuldigde premies en andere lasten tijdig te voldoen. Op eerste verzoek van de Bank dient de Pandgever de polissen van de desbetreffende verzekering(en) aan de Bank ter inzage te verstrekken, alsmede ten genoegen van de Bank aan te tonen dat bedoelde betalingen zijn verricht. 3.2 Indien de Pandgever tekortschiet in de nakoming van enige in het vorige lid bedoelde verbintenis, is de Bank gerechtigd de desbetreffende Voorraden en Inventaris zelf, indien zij dit wenst op haar eigen naam, voor rekening van de Pandgever te verzekeren. 3.3 De Pandgever zal op verzoek van de Bank de verzekeraar terstond schriftelijk mededeling doen van het pandrecht van de Bank op de Voorraden cq de Inventaris, en door de verzekeraar aantekening van dit pandrecht op de desbetreffende polis doen plaatsen. De Pandgever zal ten genoegen van de Bank aantonen hieraan te hebben voldaan. De Bank is bevoegd te allen tijde ook zelf deze mededeling te doen en deze aantekening te doen plaatsen. 3.4 De Bank is gerechtigd ter zake van alle Vorderingen uit hoofde van de in dit artikel bedoelde verzekeringen in en buiten rechte nakoming te eisen, betalingen in ontvangst te nemen, kwijting te verlenen alsook schikkingen te treffen, onverminderd het in artikel III.8 bepaalde. 4. Beschikking (zie ook artikel I.5) 4.1 De Pandgever is uitsluitend bevoegd Voorraden te vervreemden, indien dit gebeurt binnen zijn normale bedrijfsuitoefening en overeenkomstig de aard en bestemming van die Voorraden. Deze bevoegdheid bestaat totdat de Bank anders aangeeft. 4.2 De Pandgever is uitsluitend bevoegd Inventaris te vervreemden, indien en voor zover hij dit doet ter uitvoering van de in artikel II.2 lid 2 bedoelde verplichting tot vervanging. Deze bevoegdheid bestaat totdat de Bank anders aangeeft. -6-
4.3 De Pandgever is bij -bevoegde of onbevoegde- vervreemding van Voorraden en/of Inventaris verplicht de opbrengst te laten voldoen op een door hem bij de Bank aangehouden rekening en, indien niettemin op andere wijze wordt betaald, de desbetreffende bedragen onverwijld op zodanige rekening te voldoen. Indien de transactie anders dan tegen onmiddellijke betaling geschiedt, zal de Pandgever terstond tot zekerheid voor de vorderingen waarvoor het pandrecht is/was gevestigd alle vorderingen uit hoofde van die transactie aan de Bank in eerste pand geven en/of de wissels of andere handelspapieren, aan de Bank geëndosseerd, ten titel van verpanding aan haar overhandigen. De Pandgever is niet bevoegd anderszins over deze vorderingen te beschikken. 5. Verhuur, gebruik etcetera Het is de Pandgever niet toegestaan Voorraad of Inventaris zonder toestemming van de Bank te verhuren, in huurkoop of in lease te geven, of buiten zijn bedrijf in gebruik te geven. 6. Opgave van Voorraden en Inventaris De Pandgever zal, steeds wanneer de Bank dit verlangt, de Bank terstond een door de Pandgever gedateerde en ondertekende opgave verstrekken van de Voorraden en Inventaris, onder vermelding van de locatie(s) waar deze zich bevinden. De Pandgever zal hierbij de aanwijzingen van de Bank opvolgen. Het ontbreken van een correcte opgave laat de geldigheid van het pandrecht onverlet. 7. Inspectie De Pandgever is gehouden te allen tijde aan door de Bank aan te wijzen personen terstond toegang te verschaffen tot de locatie(s) waar zich de Voorraden en/of Inventaris bevinden, opdat de Bank zich kan vergewissen van de samenstelling en de waarde daarvan, van de staat waarin deze verkeren, en de Bank (andere) maatregelen kan treffen tot vaststelling, behoud en/of uitoefening van haar rechten. 8. Vuistpand De Pandgever is verplicht, indien en voor zover de Bank dit verlangt, de Voorraden en Inventaris terstond over te brengen in de macht van de Bank of die van een door de Bank aan te wijzen derde, op een door de Bank te bepalen plaats. De Bank is bevoegd die maatregelen ook zelf te treffen; de Pandgever zal indien de Bank die maatregelen treft, daaraan zijn medewerking verlenen. -7-
III Bepalingen voor Verpanding van Vorderingen 1. Reikwijdte 1.1 De artikelen III.2 tot en met III.8 zijn van toepassing, voor zover zij betrekking hebben op Vorderingen die de Pandgever krachtens de Pandakte en/of de bijbehorende A.B.V. aan de Bank in pand dient te geven. 1.2 Met betrekking tot Vorderingen die in de plaats van één of meer Goederen zijn getreden en waarop van rechtswege een pandrecht ten gunste van de Bank rust, zijn de artikelen III.2 tot en met III.8 van toepassing voor zover hun strekking zich daartegen niet verzet. 2. Doorlopende verplichting; aanvaarding 2.1 Op de Pandgever rust een doorlopende verplichting om de Vorderingen steeds zo spoedig mogelijk maar in ieder geval bij het ontstaan daarvan aan de Bank in pand te geven, waartoe hij zich van Pandlijsten dient te bedienen behoudens instemming van de Bank met een andere wijze van inpandgeving. 2.2 De inontvangstneming van de Pandlijst danwel enig ander voor de Bank acceptabel document strekkende tot verpanding, geldt als blijk van aanvaarding door de Bank van de verpanding. 3. Verpandingsbevoegdheid Een ieder die bevoegd is over de rekening(en) van de Pandgever bij de Bank te beschikken, is tevens bevoegd tot inpandgeving van de Vorderingen. 4. Afhankelijke rechten; nevenrechten De verpanding geschiedt met alle aan de Vorderingen verbonden afhankelijke rechten en nevenrechten. 5. Betaling op rekening bij de Bank (zie ook artikel I.5) De Pandgever is verplicht de verpande Vorderingen te laten voldoen op een door hem bij de Bank aangehouden rekening en, indien niettemin op andere wijze wordt betaald, de desbetreffende bedragen onverwijld op zodanige rekening te voldoen. 6. Mededeling aan schuldena(a)r(en) De Bank is bevoegd te allen tijde van het pandrecht mededeling te doen aan de betrokken schuldena(a)r(en). 7. Mededeling aan verzekeraar Indien ter zake van één of meer van de Vorderingen een verzekering is of wordt afgesloten, zal de Pandgever op verzoek van de Bank de verzekeraar terstond schriftelijk mededeling doen van het Pandrecht van de Bank op de Vorderingen, en door de verzekeraar aantekening van dit pandrecht op de desbetreffende polis doen plaatsen. De Pandgever zal ten genoegen van de Bank aantonen hieraan te hebben voldaan. De Bank is bevoegd te allen tijde ook zelf die mededeling te doen en deze aantekening te doen plaatsen. -8-
8. Inning; schikkingen 8.1 De Bank is bevoegd ter zake van de Vorderingen waarop zij een pandrecht heeft, in en buiten rechte nakoming te eisen, betalingen in ontvangst te nemen en daarvoor kwijting te verlenen. De Bank is voorts bevoegd en onherroepelijk en onvoorwaardelijk door de Pandgever gevolmachtigd de Vorderingen door opzegging of anderszins opeisbaar te maken, met de betrokken schuldena(a)r(en) van de Vorderingen zowel minnelijke als gerechtelijke akkoorden aan te gaan en alle overige op de Vorderingen betrekking hebbende rechten, waaronder (bank)garanties, hypotheken, borgtochten, pandrechten en andere zekerheden, uit te oefenen. Ook overigens is de Bank bevoegd en onherroepelijk en onvoorwaardelijk door de Pandgever gevolmachtigd met betrekking tot de Vorderingen al hetgeen te verrichten de Pandgever zelf zou hebben kunnen doen indien hij de Vorderingen niet zou hebben verpand. 8.2 De Bank is niet verplicht rechtsmaatregelen tegen de betrokken schuldena(a)r(en) te nemen. De Bank is vrijgesteld van de formaliteit van het protest van het (endossabel) handelspapier. -9-